A'. 1894. §eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 21 Juni. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco por posti 1-40* Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Ofüciëele Keuuisgevingen, Burgc-meoeter en Weihouder» van Leiden brengen naar aanleiding van art. 21 der Verordening op de keuring van voe en vleesch in deze gemeente ter algemeene kennis, dat: K. F. W. VAN LUIJKEN op don 18den Mei 1. ie bekeurd en den 4den Juni d. a. v. ie veroordeeld, ■wegens het ale slager, niet door de bevoegde ambte naren laten onderzoeken van vleeech, dat zich in zijn bezit of beheer bevindt. E. J. A. ALOF3, op den 27sten April j. 1. is be- kourd en den 4den Juni d. a. v. is voroordeeld, wegens het invoeren van vleesch op verboden tijd. O. DISSELDORP, op den 24sten April j.l. is be keurd en den 4den Juni d. a. v. is veroordeeld: lo. wegens het invoeren van vleeech langs verboden weg; 2o. wegens bg ingevoerd vleesch niet ee e duidelijke sohrifielijbe aanwijzing hebben van den persoon, voor wicn hoi bestemd iaon 3o. wegens als vleeschverroerder, vleesch, dat zich in zgn bezit of beheer benndt, niet aan de bevoegde ambtenaren op hunne vordering aanwijzen. JAN VAN DER LELIE, op den lOden April j.l. is bekeurd en den 28steo Mei d. a. v. is veroordeeld, wegens het invoeren van vleesch op verboden tijd. PETRUS VAN HAASTEREN, op den 20sten April j.l. is bekeurd en den 28eton Moi d. a. v. is veroor doeld, wegens het voorhanden hebben van afgehakt vleesch zonder goedkeuiingsmerk, en van afgehakt vleesch, dat tot bederf was overgegaan. EAREL REIJNEVELD, op den 17den April j.l. ie bekeurd en den 28btcn Mei d. a. v. is veroordeeld, wegen» het voorhanden hebben van afgehakt vleesch, dat tot bederf was overgegaan. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 20 Juni 1894. E. EIST, Secretarie. Onze stadgenoot de hoogleeraar dr. Jan Ten Brink is door de Koninklijke Ylaamsche Academie benoemd tot eerelid, met overgroote meerderheid van stemmen. Gisternamiddag werd de uitslag bekend van de eerste helft van het eindexamen aan het Leidsche gymnasium. De geheele ploeg, twaalf leerlingen der zesde klasse, ontving de gevraagde getuigschriften. Yoor afdeeling A, in alphabetische orde, de volgende hoerenA. D. Fockoma Andreao, H. C. Briót, H. A. Coebergh, J. Kosters, A. Rutgers van der Loeff, R. Oort, J. H. Roessingh en H. D. Verdam. Voor afdeeling B: J. D. Blankenberg en H. K. Offerhaus. Voor de b e i d e afdeelingenW. C. Schuylen- burg en J. H. Zaa\jer. De minister van binnenlandsche zaken heeft dr. J. G. Boerlage, onder-directeur by 's Ryks herbarium te Leiden, toegelaten als privaat-docent in de faculteit der wis- en natuurkunde aan de Ryks-universiteit alhier, tot het geven van demonstration van Indische planten. Vrijdag, den 22sten dezer maand, is de heer J. A. Van Dyk 25 jaren secretaris van de commissie der bewaarscholen alhier. Naar wy vernemen, geeft de jubilaris op dien dag van 2 tot 4 uren receptie te zynon huize, Oude Vest N°. 35. Voor het examen in de vrye- en orde oefeningen zijn geslaagd de heeren W. F. De Gunst, H. Th. v. d. Krogt en A. Meerburg, allen van Leiden. In het aanstaande studiejaar zal ook op het seminarie te Warmond geopend worden een cursus voor sociologie, zooals er reeds een te Rolduc bestaat. Met de leiding hiervan zal, naar het „Centr." meldt, de heer Van Noort zich belasten. Opnieuw is aan de openbare school B te Waddingsveen eene vacature ontstaan door het vertrek van den heer Emeis, die sinds 1882 aan die school werkzaam was. Sollici tanten tegen f 500 zyn reeds opgeroepen. Door het bedanken van den heer F. Van der Breggen als lid van den gemeenteraad te Waddingsveen zal eene verkiezing plaats heb ben op Dinsdag 26 Juni a. s. Tot veler teleurstelling heeft ds. Hulscher het beroep naar Waddingsveen (Ned. Herv. Kerk) niet aangenomen. De minister van buitenlandsche zaken, jhr. mr. Roell, bood gisteren ten zynent het tweede gedeelte van het corps diplomatique een gastmaal aan. De Commissaris der Koningin in deze provincie zal by de a. s. zomerbyeenkomst der Staten den leden dier vergadering in vier gedeelten een diner aanbieden en wel Pp 3, 5, 10 en 12 Juli. Naar het „Utr. Dbl." verneemt en door Weener bladen wordt bevestigd, zyn er eenigen tyd geleden zeer ernstige pogingen in het werk gesteld om professor A. Von Eiselsberg te Utrecht voor den leerstoel van wyien zyn grooten leermeester Billroth te winnen. Ge lukkig voor Utrecht hebben die pogingen niet tot het te Weenen gewenschte resultaat geleid, en blyft de uitstekende, algemeen beminde hoogleeraar ook thans weder voor de Utrecht- eche universiteit behouden. By koninklijk besluit van 11 dezer is agreatie verleend: lo. aan do onderlinge op klimming van de commandeurs der Ridderiyke Dmt6che Orde Balye van Utrecht; E. J. baron Van Pallandt, A. E. L. C. baron Von Bodelschwingh Plettenberg, J. A. Z. graaf Van Rechteren Limpurg, F. baron Van Pal- landt van Hagen, F. L. baron Van Heeckeren van Brandsenburg, R. baron Van Heeckeren van Brandsenburg, A. baron Schimmelpenninck Van der Oye van de Poll en Nyenbeek en H. A. Z. baron Van Knobelsdorfl van Nyen- huis2o. aan de opklimming van den eersten kapittelridder C. J. E. graaf Van Bylandt tot jongsten commandeur; 80. aan de opklimming van den tweeden kapittelridder G. W. graaf Van Rechteren van Appeltern tot eersten kapittelridder; en 4o. aan de admissie van den oudsten ridder expectant F. J. baron Von Alvensleben tot tweeden kapittelridder. Naar de „Bred. Ct." uit een particulier schrijven omtrent Atjeh verneemt, zou de geconcentreerde linie worden ingekrompen en eene buitenlinie worden ingericht. Kroeng- Tjoet, Lamreng, Lampeneroet, Blang, thans luitenantsposten, zouden worden opgedoekt. De tegenwoordige kapiteinspos'en Lamjong, Roempit, Lampermé, Ketapan Doewa, Lam- djamoe zouden luitenantsposten worden. Tjot Iri een blokhuis; blokhuis aan de Kroeng Lingkar opgedoekt. De bezetting der tegenwoordige kapiteins- posten zoude naar buiten gaan en Toeng Koeb, Tjot Rang, Kroeng Gloempang, Senelop Anagaloeng, Tjot Goe en Boekit Daroe, nu buiten onze linie gelogen, kapiteins- of groote luitenantsposten worden. Die toestand zou dan één jaar duren en dan alles aan de be volking worden overgegeven en wü ons weer verstoppen achter den tramdyk. Te Utrecht werd gistermiddag met militaire eerbewyzen ter aarde besteld het stoffelyk overschot van den heer Seeuwen, majoor, provinciaal-adjudant. Onder treurmuziek van het 1ste regiment veld artillerie bewoog zich de stoet naar de algemeene begraafplaats. De slippen van het lykkleed werden ge dragen door vier majoors, de heeren Polvliet, Giesbers, Winkel en Ter Beek. De lykkist was bedolven onder eene menigte kransen, waaronder een van het garnizoen te Utrecht. Het officierscorps bewees door zyne talryke vertegenwoordiging de laatste eer aan den ontslapene. De heer Chr. Timmner zal van af 1 Sept. a. 8. de plaats van concertmeester van het Concertgebouw te Amsterdam weder innemen. Waarscbyniyk zal de heer Timmner ook optreden als leeraar van de hoogste viool klassen der Orkestschool. Uit Indië is het bericht ontvangen van den dood van den resident van Soerakarta, den heer O. A. Burnaby Lautier. Byzonderheden omtrent dit onverwachte sterfgeval zyn nog niet bekend. Zeker is het, dat het heengaan van den heer Lautier een groot verlies is voor ons koloniaal bestuur. Zyn gewest toch eischte eene groote mate van zelfbeheerschmg en kennis van plaatseiyke toestanden, omdat met den Soesoehoenan rekening viel te houden. Den heer Lautier nu is het steeds gelukt om eenerzyds het prestige van het Nederlanasch gezag in de Vorstenlanden hoog to houden en anderdeels toch ook niet deD ïnlandschen vorst onnoodig te krenken of in zyn machtsvertoon te be lemmeren. Nog onlangs, toen door het over- lyden van den sultan eene troonsverandering in Solo plaats had, gaf de resident biyk van zyn groot diplomatiek talent door het gezag van het Nederlandsche gouvernement uit te breiden, zonder daardoor den troonsopvolger tot verzet te prikkelen. Als secretarissen van de tweede inter nationale conferentie voor het privaatrecht zullen optreden de heeren: mr. J. B. Breukel man, commies van staat; jhr. mr. H. C. J. Testa, gezantschapssecretaris te Brussel; mr. J. A. baron De Vos van Steenwyk, commies by het departement van justitie, allen reed6 werkzaam by do vorige conferentie, terwyi mr. W. P. graaf Van Bylandt, commies by het departement van buitenlandsche zaken, op zyn verzoek, van de functie van secretaris is ontheven, ter wiens vervanging zal worden aangewezen mr. W. B. R. Van Weideren baron Rengers, gezantschapssecretaris, ge plaatst by het departement van buitenlandsche zaken. Men meldt uit Nieuwediep dat het pantserdekschip „Koningin Wilhelmina", na te zyn gelicht, vlot is gebracht en in de haven is gesleept, oogenschynlyk zonder schade. Volgens de „Residentiebode" zai er voor Noord-Brabant geen nieuwe Commissaris der Koningin worden benoemd vóór den afloop der gewone zomerxitting van de gewesteiyke etatep. De eerstvolgende oproeping van jonge lingen tot dienstneming by het instructie bataljon te Kampen is bepaald op 4 Julia. s. Te Avranches, in Frankryk, is den 14den Juni overleden de heer Charles Philbert, ge durende verscheidene jaren consul generaal van de Fransche republiek te Rotterdam. Het stoomschip „Conrad", van Amster dam naar Batavia, vertrok 20 Mei van Suez; de „Spaarndam" vertrok 20 Juni van Rotter dam naar Nieuw-York; de „Oranje-Nassau" arriveerde 19 Juni van Amsterdam te Para maribo; de „Prins Maurits" vertrok 18 Juni van Paramaribo naar Amsterdam; de „Gedé" vertrok 20 Juni van Batavia naar Rotterdam de „Merapi", van Batavia naar Rotterdam, arriveerde 20 Juni te M .rseille; de „Soerabaia", van Rotterdam naar Batavia, arriveerde 20 Juni te Marseille. By komnkiyk besluit is pensioen ver leend aan: M. Lieder, f 162; P. J. Van de Veke, f 269; F. J. Keyzer. eervol ontslagen commandeur der werfsjouwers by 's Ryks Werf te Willemsoord, f 526 'sjaars. Benoemd by de Rykskweekschool voor onderwyzers te Nymegen tot onderwyzer P. H. Heynen, thaüs hoofd eener openbare school te Maastrichttot tydelyk onderwyzer W. Lindenburg, te Nymegen. Maatschappij der Nederlandsche Letter kunde te Leiden. Heden hielden in het Nutsgebouw alhier de leden van bovengenoemde Maatschappy hunne jaarlyksche algemeene vergadering, welke door den voorzitter, prof. dr. W. C. Van Manen, met eene uitvoerige rede werd geopend, welke by aanving met de woorden „Dames en Heeren!" daarmede zyne vreugde te kennen gevende over het voorrecht on de eer, welke hem het eerst te beurt vielen om met dien groet de aanwezigen te mogen toespreken. Was vóór 31 jaar de vraag 't eerst ter sprake gebracht, of „eene algemeen bekende geletterde vrouw" als lid kon worden voorgesteld, twee jaar geleden was tot zyne blydschap het besluit genomen om ook dames als leden te benoemen, waaraan op de vorige jaarvergadering gevolg was gegeven. Wy juichen, en gelukkig! meende spreker, want dat is een teeken van vooruitgang, niet meer met den geschiedschryver onzer eerste honderd jaren; „nooit nam de Maatschappy vrouwen onder hare leden op, niet uit minachting, maar omdat zy de schoone sekse voor te bescheiden hield, om in eene vergadering van louter Heeren zitting te nemen." Daar is meer dan eene reden om dat besluit toe te juichen, ook deze, dat het spreker te meer dringt tot de vraag: WiezytgyOnbekenden en bekenden ziet hy voor zich, maar wat spr. niet weet is, wat zy zyn als leden van de Maatschappij der Nederlandsche Letter kunde. Die vraag raakt ook het hart der Maatschappy: Wat is zy? Wat wil zy wezen? Ik weet het niet, antwoordde spr., als ik u aanzie en dan weer denk aan hetgeen de Maatschappy is en doet en werkt, als deze vergadering uiteengegaan is. Is baar beeld te vinden in u, die als hare leden hier byeen zyt, of leeren wy veeleer haar aard en haar wezen en haar willen en bedoelen 't meest kennen door de mannen, die aan de spits staan van hare wakkere vrienden, hier te Leiden? Draagt onze Maatschappy een dubbel aan gezicht, één op hare jaarlyksche vergadering en één daarbuiten? Spreker antwoordde bevestigend op die vraag, en vandaar deze andere: Wie zyt gy als hare leden? Hoeveel onderscheid er tusschen ons als leden, wat onze betrekking in de maatschappy betreft, ook besta, hierin zyn wy allen één als leden dezer Maatschappy, dat wy „de Nederlandsche Letterkunde" willen steunen en haren bloei bevorderen op de eene of andere wyze. Dat te willen en te doen, is onze geloofs brief voor het lidmaatschap der Maatschappy. Dat is onze Maatschappy, als wy haar be schouwen van het standpunt harer jaarlyksche vergadering, beschouwen in het licht harer 128-jarige geschiedenis, enz. Maar als deze vergadering voorby is, hoe verandert dan alles. Dan wordt zy een geleerd genootschap, dan verkrygt zy een meer weten schappelijk karakter. Worden hare leden dus opgevorderd om hun wetenschap te stellen in den dienst der Nederlandsche Letterkunde? Waarlyk neenl want de arbeid, die dan en daar wordt verricht, enkelen zyn 't maar die er zich aan wyden, enkelen ook maar, die er van genieten; het hoofdwerk is in handen van de kern harer leden, bestaande uit twee maal „vyf en twee" personen, d. i. in handen van de twee commiasiën, die gewordeo zyn twee kleine op zichzelf staande wetenschap pelijke gezelschappen, die zich intusschen niet of nauwelyks bemoeien met de Nederlandsche Letterkunde, ja, dat geldt zelfs van de Commis sie voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, van wie de meerderheid, d. i. allen min één, taalgeleerden zyn, en voor wie alles ten slotte neerkomt op wetenschappelyk oüderzoek. Dezen nu beschouwen zich als de wettige erfgenamen der nu 128-jarige. Zy beschouwen de Maatschappy als een wetenschappelijk lichaam, niet als een kunstkring, waarin zy zich bevestigd zien door de legende, volgens welke onze Maatschappy een eigen tydschrift zou bezitten, geen ander intusschen dan het hunne, hoewel zy tot de oprichting daarvan nooit heeft besloten, ja, terwyl zelfs een voorstel, in dien geest gedaan, verworpen is. I. e. w. de richting zou volgens hen moeten zyn eene wetenschappelyke alleen, en de leden, die zich daarmee niet kunnen bezig houden, mogen dan maar lid blyven, om te zorgen voor de noodigo geldelyke bydragen. (Handel. 1893 blz. 75 Had ik dan geen recht, vroeg spr., om te vragenWie zyt gy als leden van de Maat schappy der Nederlandsche Letterkunde? Wie is zy,die ons hier samenbracht en wier karakter immers ook het uwe zal bepalen? De oudo getrouwe, die gy hebt liefgehad, omdat zy in haar vaandel had geschreven „de Neder landsche Letterkunde"? of de aangekondigde instelling van weldadigheid ten behoeve van eenige taalgeleerden? Is het nog een eer, onder hare leden te worden opgenomen? Of is het zaak te breken met den ydelen waan alsof men benoemd moest worden tot het be- wyzen van eenige barmhartigheid? Een en ander, door spr. meer in den breede uiteengezet, geeft recht om de moeiiykheid te doen begrypen, als een eerzaam lid der Maatschappy zyn blik laat rusten op het dubbel aangezicht van onze Maatschappy, niet 't minst als hy als voorzitter moet optreden. Wegloopen baat niet. Maar men krygt onwille keurig het hoogst onaangename gevoel, te staan aan het hoofd eener Maatschappy, wier toongevende leden u met allen eerbied voor uw persoon en werk, als lid hunner Vereeni- ging veeleer dulden dan achten, 't Is alsof men gevoelt, dat men ons eigeniyk maar ge bruiken wil, doch voor de rest als byioopers beschouwt. De tegenwoordige toestand nu is op den duur onhoudbaar; een eisch is her vorming. Wat nu te doen? Zullen wy maar meegaan met de richting onzer taalkundige vrienden en de Maatschappy met al haar heb ben en hoqden in hun handen overgeven? Spreker meent, dat de tyd daartoe nog niet is gekomen, gesteld al dat die ooit zal komen. Liever zou hy de lyn volgen, waarlangs de ontwikkelingsgeschiedenis der Maatschappy loopt, d. w. z. aan elk, die de Nederlandsche Letterkunde bevordert, het lidmaatschap willen aangewezen zien, maar daarnevens de leden de gelegenheid geven om moer kringen te vormen zooals er nu twee zyn, waarin men een of ander vak van wetenschap kan beoefenen. Er zou goen enkele reden zyn om aan deze nieuwe groepen niet evenzeer geldelyken steun te verleenen, als aan de bestaande; men zou b. v. een 35 ex. kunnen nemen van de tydschriften, welke door die groepen worden uitgegeven, en deze in het buitenland tegen soortgelyke kunnen inruilen, wat dan meteen voor de boekery eene groote aanwinst zou zyn. Die byeenkomsten der groepen zouden dan voor alle leden toegankeiyk moeten zyn. De gemeenschappeiyke belangen zouden dan, voor zoover het bestuur en de jaarlyksche vergadering daarin niet zouden kunnen voor zien, geregeld kunnen worden door de Maande- lyksche Vergaderingen. Daarin zouden nu eens sprekers kunnen optreden, die begrepen dat 't geen vakgeleerden zyn, die daar byeenkomen, en dan weer zouden woordvoerders uit de verschillende wetenschappelyke groepen kun nen optreden, en die voordrachten zouden dus ook voor niet-leden toegankeiyk kunnen worden gesteld. Zy zouden dan de voort zetting wezen van de zoogen. openbare zittin gen, gedurende 36 jaar, van 1804—1840, geregeld 3-maaI eiken winter gehouden, daarna nu en dan, terwyl zy tegenwoordig nog slechts voortleven in art. 48 der wet als mogeiyk geachte Buitengewone Vergaderingen. Spreker heeft aan deze wenschen uitdruk king gegeven in een voorstel, al komt dat niet voor op den beschry vingsbrief. De meerder heid van het bestuur toch was er niet voor en zou liever een anderen weg zien ingeslagen, b.v. besnoeiing van de voorwaarden voor het lidmaatschap; zy zou de oplossing van de quaestie liever willen zoekon in beperking van het ledental tot een uitgelezen kring van taalkundigen. En omdat de medebestuurders by spreker krachtig hadden aangedrongen om het voorstel in deze vergadering niet ter tafel te brengen, heeft spreker daarvan afgezien, maar gaf daarom nu do toelichting cp een voorstel, waarover eerst een volgend jaar zal kunnen worden gestemd. Het voorstel luidt: „dat de beid© vasto comraissiën worden opgeheven, om krach tens eene geheele wyziging van het Achtste Hoofdstuk, te herleven in den vorm van wetenschappelyke kringen, die evengoed, vaak beter in staat zullen zyn, de oude diensten te bewyzen. Art. 1 der wet zal dan voortaan luiden: „De Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde, gevestigd te Leiden, heoft ten doel de bevordering der geestoiyke weten schappen, inzonderheid met 't oog op Neder land." Spreker eindigde met ééne bede, nl. dat de leden het voorstel met de toelichting in over weging mogen nemen, om 't volgende jaar daarover te kunnen stemmen, maar met. geen andere bedoeling, dan die spr. heeft bezield: de bevordering van den bloei der Maatschappy. Daarmee verklaarde by de I27stejaarlyksche vergadering van de Maatschappij der Neder landsche Letterkunde voor geopend. Vervolgens bracht de secretaris verslag uit van den staat der Maatschappy en van hare be langrijke lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar. Na meegedeeld te hebben do verkiezing van prof. Van Manen tot voorzitter en van verschillende leden voor onderscheidene com- missiën, werd melding gemaakt van het ver lies door den dood van één buitenlanisch lid, den heer K. Stallaert, te Brussel, lid sinds 1857, wiens arbeid, de uitgave van het Glos sarium van verouderde rechtstermen enz., ge regeld zal worden voortgezet door de heeron J. A. Van Droogenbroeck, E. Gailliard ©n H. F. J. Deflou; en van 16 gewone leden, nl. J. J. Backer Dirks, te 's Gravenhage, lid sinds 1868, Dr. W. Francken Az., te Utrecht, 1860, F. Haverschmidt, te Schiedam, 1870, Dr. J. G. De Hoop Scheller, te Amsterdam, 1858, Mr. L. W. C. Keuchenius, te 's Hage, 1867, W. J. Knoop, te 's Hage, 1850, Dr. C. E. Van Koetsveld, te 's-Hage, 1849, A. C. Kruse- raan, te Haarlem, 1856, L. M. De Laat do Kanter, te Leiden, 1881, Dr. C. Leemans, to Leidon, 1835, Mr. E. Du Marchie Van Voort- huyzen, te Utrecht, 1856, M. J. Mees, te 's-Hage, 1884, J. A. Smits Van Nieuwer- kerk, te Dordrecht, 1884, W. A. P. Verkerk Pi8torius, te 's-Hage, 1872, Dr. M. A G. Vorst man, te Gouda, 1879, B. G. De Vries Van Heyst, te Nymegen, 1877, voor wie levens- beschryver8 worden gezocht en reeds ten deele zyn gevonden. De Maatschappy, zoo meldt 't verslag verdor, werd door prof. dr. J. Ten Brink ver tegenwoordigd op het 22ste Teal- en Letter kundig Congres te Arnhem; zy ondersteunde het door de Vereeniging van Archivarissen in Nederland by de Tweede Kamer ingediend request, in zake het bouwen van een brand- vry Ryksarchiefgebouw. Door den heer Taco H. De Beer werd in bruikleen afgestaan het nog aanwezig archief van het tydschrift „Onze Volkstaal", in bruikleen voor 't geval dat een der schryvers zyn werk mocht terugvorderen, terwyl door de nagelaten betrekkingen van wyien Dr G. D. J. Schotel een autobiographie van den overledene in manuscript werd geschonken. Voorts deelde de secretaris mede welke be langrijke onderworpen, en door wie, in de ver schillende maandvergaderingen werden be sproken. In October deed prof. dr. Jan Ten Brink eene mededeeling omtrent den invloed van John Donne op Huygens en vestigde prof. dr. J. Ver dam de aandacht op eenige uitdrukkingen in de Middel-Nederl. Kerktaal, 0. a. op Les en vigilie. In Nov. gaf. prof. dr. J. Verdam eenige taal kundige beschouwingen, lo. over ongelikte aio afgeleid van een werkwoord, dat hy in verschillende Germaansche talen aanwyet en dat de beteekenis had van „polysten"; 2o. over lesschen, dat hy terugbrengt tot het Middel- Nederl. byv. n.-w. laschd. i. los en dat waar- schyniyk één is met het Latynsche laxus-, 3o. over ijverenwaarvan de oorspronkelyke beteekenis is geweest: „het iemand lastig maken." In Dec. werd eene voordracht gehouden door dr. J. Dyserinck, van Rotterdam, welke voor dracht werd opgeluisterd door de vertooning van eenige photograpbieën en teekeningen, j over de „Vier Overlieden van den handboog- doelen te Amsterdam in 1653," geschilderd door R. v. d. Helst. Spreker herinnerde, dat het Louvre te Parys eene kleinere copie van i dit schilderstuk bezit en het Ryksmuseum te Amsterdam het grootere, maar zeer ver minkte originaal. Van der Helst is uit djj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1