A'. 1894.
§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 21 Juni.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco por posti 1-40*
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Ofüciëele Keuuisgevingen,
Burgc-meoeter en Weihouder» van Leiden brengen
naar aanleiding van art. 21 der Verordening op de
keuring van voe en vleesch in deze gemeente ter
algemeene kennis, dat:
K. F. W. VAN LUIJKEN op don 18den Mei 1.
ie bekeurd en den 4den Juni d. a. v. ie veroordeeld,
■wegens het ale slager, niet door de bevoegde ambte
naren laten onderzoeken van vleeech, dat zich in
zijn bezit of beheer bevindt.
E. J. A. ALOF3, op den 27sten April j. 1. is be-
kourd en den 4den Juni d. a. v. is voroordeeld,
wegens het invoeren van vleesch op verboden tijd.
O. DISSELDORP, op den 24sten April j.l. is be
keurd en den 4den Juni d. a. v. is veroordeeld:
lo. wegens het invoeren van vleeech langs verboden
weg; 2o. wegens bg ingevoerd vleesch niet ee e
duidelijke sohrifielijbe aanwijzing hebben van den
persoon, voor wicn hoi bestemd iaon 3o. wegens
als vleeschverroerder, vleesch, dat zich in zgn bezit
of beheer benndt, niet aan de bevoegde ambtenaren
op hunne vordering aanwijzen.
JAN VAN DER LELIE, op den lOden April j.l.
is bekeurd en den 28steo Mei d. a. v. is veroordeeld,
wegens het invoeren van vleesch op verboden tijd.
PETRUS VAN HAASTEREN, op den 20sten April
j.l. is bekeurd en den 28eton Moi d. a. v. is veroor
doeld, wegens het voorhanden hebben van afgehakt
vleesch zonder goedkeuiingsmerk, en van afgehakt
vleesch, dat tot bederf was overgegaan.
EAREL REIJNEVELD, op den 17den April j.l.
ie bekeurd en den 28btcn Mei d. a. v. is veroordeeld,
wegen» het voorhanden hebben van afgehakt vleesch,
dat tot bederf was overgegaan.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
20 Juni 1894. E. EIST, Secretarie.
Onze stadgenoot de hoogleeraar dr. Jan
Ten Brink is door de Koninklijke Ylaamsche
Academie benoemd tot eerelid, met overgroote
meerderheid van stemmen.
Gisternamiddag werd de uitslag bekend
van de eerste helft van het eindexamen aan
het Leidsche gymnasium. De geheele ploeg,
twaalf leerlingen der zesde klasse, ontving de
gevraagde getuigschriften.
Yoor afdeeling A, in alphabetische orde, de
volgende hoerenA. D. Fockoma Andreao, H.
C. Briót, H. A. Coebergh, J. Kosters, A.
Rutgers van der Loeff, R. Oort, J. H. Roessingh
en H. D. Verdam.
Voor afdeeling B: J. D. Blankenberg en H.
K. Offerhaus.
Voor de b e i d e afdeelingenW. C. Schuylen-
burg en J. H. Zaa\jer.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft dr. J. G. Boerlage, onder-directeur by
's Ryks herbarium te Leiden, toegelaten als
privaat-docent in de faculteit der wis- en
natuurkunde aan de Ryks-universiteit alhier,
tot het geven van demonstration van Indische
planten.
Vrijdag, den 22sten dezer maand, is de
heer J. A. Van Dyk 25 jaren secretaris van
de commissie der bewaarscholen alhier. Naar
wy vernemen, geeft de jubilaris op dien dag
van 2 tot 4 uren receptie te zynon huize,
Oude Vest N°. 35.
Voor het examen in de vrye- en orde
oefeningen zijn geslaagd de heeren W. F. De
Gunst, H. Th. v. d. Krogt en A. Meerburg,
allen van Leiden.
In het aanstaande studiejaar zal ook op
het seminarie te Warmond geopend worden
een cursus voor sociologie, zooals er reeds
een te Rolduc bestaat. Met de leiding hiervan
zal, naar het „Centr." meldt, de heer Van
Noort zich belasten.
Opnieuw is aan de openbare school B
te Waddingsveen eene vacature ontstaan door
het vertrek van den heer Emeis, die sinds
1882 aan die school werkzaam was. Sollici
tanten tegen f 500 zyn reeds opgeroepen.
Door het bedanken van den heer F. Van
der Breggen als lid van den gemeenteraad te
Waddingsveen zal eene verkiezing plaats heb
ben op Dinsdag 26 Juni a. s.
Tot veler teleurstelling heeft ds. Hulscher
het beroep naar Waddingsveen (Ned. Herv.
Kerk) niet aangenomen.
De minister van buitenlandsche zaken,
jhr. mr. Roell, bood gisteren ten zynent het
tweede gedeelte van het corps diplomatique
een gastmaal aan.
De Commissaris der Koningin in deze
provincie zal by de a. s. zomerbyeenkomst
der Staten den leden dier vergadering in
vier gedeelten een diner aanbieden en wel
Pp 3, 5, 10 en 12 Juli.
Naar het „Utr. Dbl." verneemt en door
Weener bladen wordt bevestigd, zyn er eenigen
tyd geleden zeer ernstige pogingen in het
werk gesteld om professor A. Von Eiselsberg
te Utrecht voor den leerstoel van wyien zyn
grooten leermeester Billroth te winnen. Ge
lukkig voor Utrecht hebben die pogingen niet
tot het te Weenen gewenschte resultaat geleid,
en blyft de uitstekende, algemeen beminde
hoogleeraar ook thans weder voor de Utrecht-
eche universiteit behouden.
By koninklijk besluit van 11 dezer is
agreatie verleend: lo. aan do onderlinge op
klimming van de commandeurs der Ridderiyke
Dmt6che Orde Balye van Utrecht; E. J.
baron Van Pallandt, A. E. L. C. baron Von
Bodelschwingh Plettenberg, J. A. Z. graaf
Van Rechteren Limpurg, F. baron Van Pal-
landt van Hagen, F. L. baron Van Heeckeren
van Brandsenburg, R. baron Van Heeckeren
van Brandsenburg, A. baron Schimmelpenninck
Van der Oye van de Poll en Nyenbeek en
H. A. Z. baron Van Knobelsdorfl van Nyen-
huis2o. aan de opklimming van den eersten
kapittelridder C. J. E. graaf Van Bylandt tot
jongsten commandeur; 80. aan de opklimming
van den tweeden kapittelridder G. W. graaf
Van Rechteren van Appeltern tot eersten
kapittelridder; en 4o. aan de admissie van
den oudsten ridder expectant F. J. baron Von
Alvensleben tot tweeden kapittelridder.
Naar de „Bred. Ct." uit een particulier
schrijven omtrent Atjeh verneemt, zou de
geconcentreerde linie worden ingekrompen
en eene buitenlinie worden ingericht. Kroeng-
Tjoet, Lamreng, Lampeneroet, Blang, thans
luitenantsposten, zouden worden opgedoekt.
De tegenwoordige kapiteinspos'en Lamjong,
Roempit, Lampermé, Ketapan Doewa, Lam-
djamoe zouden luitenantsposten worden.
Tjot Iri een blokhuis; blokhuis aan de
Kroeng Lingkar opgedoekt.
De bezetting der tegenwoordige kapiteins-
posten zoude naar buiten gaan en Toeng Koeb,
Tjot Rang, Kroeng Gloempang, Senelop
Anagaloeng, Tjot Goe en Boekit Daroe, nu
buiten onze linie gelogen, kapiteins- of groote
luitenantsposten worden. Die toestand zou
dan één jaar duren en dan alles aan de be
volking worden overgegeven en wü ons weer
verstoppen achter den tramdyk.
Te Utrecht werd gistermiddag met
militaire eerbewyzen ter aarde besteld het
stoffelyk overschot van den heer Seeuwen,
majoor, provinciaal-adjudant.
Onder treurmuziek van het 1ste regiment
veld artillerie bewoog zich de stoet naar de
algemeene begraafplaats.
De slippen van het lykkleed werden ge
dragen door vier majoors, de heeren Polvliet,
Giesbers, Winkel en Ter Beek.
De lykkist was bedolven onder eene menigte
kransen, waaronder een van het garnizoen te
Utrecht.
Het officierscorps bewees door zyne talryke
vertegenwoordiging de laatste eer aan den
ontslapene.
De heer Chr. Timmner zal van af 1
Sept. a. 8. de plaats van concertmeester van
het Concertgebouw te Amsterdam weder
innemen.
Waarscbyniyk zal de heer Timmner ook
optreden als leeraar van de hoogste viool
klassen der Orkestschool.
Uit Indië is het bericht ontvangen van
den dood van den resident van Soerakarta,
den heer O. A. Burnaby Lautier.
Byzonderheden omtrent dit onverwachte
sterfgeval zyn nog niet bekend. Zeker is het,
dat het heengaan van den heer Lautier een
groot verlies is voor ons koloniaal bestuur.
Zyn gewest toch eischte eene groote mate
van zelfbeheerschmg en kennis van plaatseiyke
toestanden, omdat met den Soesoehoenan
rekening viel te houden. Den heer Lautier
nu is het steeds gelukt om eenerzyds het
prestige van het Nederlanasch gezag in de
Vorstenlanden hoog to houden en anderdeels
toch ook niet deD ïnlandschen vorst onnoodig
te krenken of in zyn machtsvertoon te be
lemmeren. Nog onlangs, toen door het over-
lyden van den sultan eene troonsverandering
in Solo plaats had, gaf de resident biyk van
zyn groot diplomatiek talent door het gezag
van het Nederlandsche gouvernement uit te
breiden, zonder daardoor den troonsopvolger
tot verzet te prikkelen.
Als secretarissen van de tweede inter
nationale conferentie voor het privaatrecht
zullen optreden de heeren: mr. J. B. Breukel
man, commies van staat; jhr. mr. H. C. J.
Testa, gezantschapssecretaris te Brussel; mr.
J. A. baron De Vos van Steenwyk, commies
by het departement van justitie, allen reed6
werkzaam by do vorige conferentie, terwyi
mr. W. P. graaf Van Bylandt, commies by
het departement van buitenlandsche zaken,
op zyn verzoek, van de functie van secretaris
is ontheven, ter wiens vervanging zal worden
aangewezen mr. W. B. R. Van Weideren
baron Rengers, gezantschapssecretaris, ge
plaatst by het departement van buitenlandsche
zaken.
Men meldt uit Nieuwediep dat het
pantserdekschip „Koningin Wilhelmina", na
te zyn gelicht, vlot is gebracht en in de haven
is gesleept, oogenschynlyk zonder schade.
Volgens de „Residentiebode" zai er voor
Noord-Brabant geen nieuwe Commissaris der
Koningin worden benoemd vóór den afloop
der gewone zomerxitting van de gewesteiyke
etatep.
De eerstvolgende oproeping van jonge
lingen tot dienstneming by het instructie
bataljon te Kampen is bepaald op 4 Julia. s.
Te Avranches, in Frankryk, is den 14den
Juni overleden de heer Charles Philbert, ge
durende verscheidene jaren consul generaal
van de Fransche republiek te Rotterdam.
Het stoomschip „Conrad", van Amster
dam naar Batavia, vertrok 20 Mei van Suez;
de „Spaarndam" vertrok 20 Juni van Rotter
dam naar Nieuw-York; de „Oranje-Nassau"
arriveerde 19 Juni van Amsterdam te Para
maribo; de „Prins Maurits" vertrok 18 Juni
van Paramaribo naar Amsterdam; de „Gedé"
vertrok 20 Juni van Batavia naar Rotterdam
de „Merapi", van Batavia naar Rotterdam,
arriveerde 20 Juni te M .rseille; de „Soerabaia",
van Rotterdam naar Batavia, arriveerde 20
Juni te Marseille.
By komnkiyk besluit is pensioen ver
leend aan: M. Lieder, f 162; P. J. Van de
Veke, f 269; F. J. Keyzer. eervol ontslagen
commandeur der werfsjouwers by 's Ryks
Werf te Willemsoord, f 526 'sjaars.
Benoemd by de Rykskweekschool voor
onderwyzers te Nymegen tot onderwyzer P.
H. Heynen, thaüs hoofd eener openbare school
te Maastrichttot tydelyk onderwyzer W.
Lindenburg, te Nymegen.
Maatschappij der Nederlandsche Letter
kunde te Leiden.
Heden hielden in het Nutsgebouw alhier
de leden van bovengenoemde Maatschappy
hunne jaarlyksche algemeene vergadering,
welke door den voorzitter, prof. dr. W. C.
Van Manen, met eene uitvoerige rede werd
geopend, welke by aanving met de woorden
„Dames en Heeren!" daarmede zyne vreugde
te kennen gevende over het voorrecht on de
eer, welke hem het eerst te beurt vielen
om met dien groet de aanwezigen te mogen
toespreken. Was vóór 31 jaar de vraag 't
eerst ter sprake gebracht, of „eene algemeen
bekende geletterde vrouw" als lid kon worden
voorgesteld, twee jaar geleden was tot zyne
blydschap het besluit genomen om ook dames
als leden te benoemen, waaraan op de vorige
jaarvergadering gevolg was gegeven. Wy
juichen, en gelukkig! meende spreker, want
dat is een teeken van vooruitgang, niet meer
met den geschiedschryver onzer eerste honderd
jaren; „nooit nam de Maatschappy vrouwen
onder hare leden op, niet uit minachting,
maar omdat zy de schoone sekse voor te
bescheiden hield, om in eene vergadering
van louter Heeren zitting te nemen." Daar
is meer dan eene reden om dat besluit toe
te juichen, ook deze, dat het spreker te meer
dringt tot de vraag: WiezytgyOnbekenden
en bekenden ziet hy voor zich, maar wat
spr. niet weet is, wat zy zyn als leden van
de Maatschappij der Nederlandsche Letter
kunde. Die vraag raakt ook het hart der
Maatschappy: Wat is zy? Wat wil zy wezen?
Ik weet het niet, antwoordde spr., als ik u
aanzie en dan weer denk aan hetgeen de
Maatschappy is en doet en werkt, als deze
vergadering uiteengegaan is. Is baar beeld
te vinden in u, die als hare leden hier
byeen zyt, of leeren wy veeleer haar aard
en haar wezen en haar willen en bedoelen
't meest kennen door de mannen, die aan
de spits staan van hare wakkere vrienden,
hier te Leiden?
Draagt onze Maatschappy een dubbel aan
gezicht, één op hare jaarlyksche vergadering
en één daarbuiten?
Spreker antwoordde bevestigend op die vraag,
en vandaar deze andere: Wie zyt gy als
hare leden?
Hoeveel onderscheid er tusschen ons als
leden, wat onze betrekking in de maatschappy
betreft, ook besta, hierin zyn wy allen één
als leden dezer Maatschappy, dat wy „de
Nederlandsche Letterkunde" willen steunen
en haren bloei bevorderen op de eene of andere
wyze. Dat te willen en te doen, is onze geloofs
brief voor het lidmaatschap der Maatschappy.
Dat is onze Maatschappy, als wy haar be
schouwen van het standpunt harer jaarlyksche
vergadering, beschouwen in het licht harer
128-jarige geschiedenis, enz.
Maar als deze vergadering voorby is, hoe
verandert dan alles. Dan wordt zy een geleerd
genootschap, dan verkrygt zy een meer weten
schappelijk karakter. Worden hare leden dus
opgevorderd om hun wetenschap te stellen
in den dienst der Nederlandsche Letterkunde?
Waarlyk neenl want de arbeid, die dan en
daar wordt verricht, enkelen zyn 't maar die
er zich aan wyden, enkelen ook maar, die er
van genieten; het hoofdwerk is in handen
van de kern harer leden, bestaande uit twee
maal „vyf en twee" personen, d. i. in handen
van de twee commiasiën, die gewordeo zyn
twee kleine op zichzelf staande wetenschap
pelijke gezelschappen, die zich intusschen niet
of nauwelyks bemoeien met de Nederlandsche
Letterkunde, ja, dat geldt zelfs van de Commis
sie voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde,
van wie de meerderheid, d. i. allen min één,
taalgeleerden zyn, en voor wie alles ten slotte
neerkomt op wetenschappelyk oüderzoek.
Dezen nu beschouwen zich als de wettige
erfgenamen der nu 128-jarige. Zy beschouwen
de Maatschappy als een wetenschappelijk
lichaam, niet als een kunstkring, waarin zy
zich bevestigd zien door de legende, volgens
welke onze Maatschappy een eigen tydschrift
zou bezitten, geen ander intusschen dan het
hunne, hoewel zy tot de oprichting daarvan
nooit heeft besloten, ja, terwyl zelfs een
voorstel, in dien geest gedaan, verworpen is.
I. e. w. de richting zou volgens hen moeten
zyn eene wetenschappelyke alleen, en de
leden, die zich daarmee niet kunnen bezig
houden, mogen dan maar lid blyven, om te
zorgen voor de noodigo geldelyke bydragen.
(Handel. 1893 blz. 75
Had ik dan geen recht, vroeg spr., om te
vragenWie zyt gy als leden van de Maat
schappy der Nederlandsche Letterkunde? Wie
is zy,die ons hier samenbracht en wier karakter
immers ook het uwe zal bepalen? De oudo
getrouwe, die gy hebt liefgehad, omdat zy
in haar vaandel had geschreven „de Neder
landsche Letterkunde"? of de aangekondigde
instelling van weldadigheid ten behoeve van
eenige taalgeleerden? Is het nog een eer,
onder hare leden te worden opgenomen? Of
is het zaak te breken met den ydelen waan
alsof men benoemd moest worden tot het be-
wyzen van eenige barmhartigheid?
Een en ander, door spr. meer in den breede
uiteengezet, geeft recht om de moeiiykheid
te doen begrypen, als een eerzaam lid der
Maatschappy zyn blik laat rusten op het
dubbel aangezicht van onze Maatschappy, niet
't minst als hy als voorzitter moet optreden.
Wegloopen baat niet. Maar men krygt onwille
keurig het hoogst onaangename gevoel, te
staan aan het hoofd eener Maatschappy, wier
toongevende leden u met allen eerbied voor
uw persoon en werk, als lid hunner Vereeni-
ging veeleer dulden dan achten, 't Is alsof
men gevoelt, dat men ons eigeniyk maar ge
bruiken wil, doch voor de rest als byioopers
beschouwt. De tegenwoordige toestand nu is
op den duur onhoudbaar; een eisch is her
vorming. Wat nu te doen? Zullen wy maar
meegaan met de richting onzer taalkundige
vrienden en de Maatschappy met al haar heb
ben en hoqden in hun handen overgeven?
Spreker meent, dat de tyd daartoe nog niet
is gekomen, gesteld al dat die ooit zal komen.
Liever zou hy de lyn volgen, waarlangs de
ontwikkelingsgeschiedenis der Maatschappy
loopt, d. w. z. aan elk, die de Nederlandsche
Letterkunde bevordert, het lidmaatschap
willen aangewezen zien, maar daarnevens de
leden de gelegenheid geven om moer kringen
te vormen zooals er nu twee zyn, waarin
men een of ander vak van wetenschap kan
beoefenen. Er zou goen enkele reden zyn
om aan deze nieuwe groepen niet evenzeer
geldelyken steun te verleenen, als aan de
bestaande; men zou b. v. een 35 ex. kunnen
nemen van de tydschriften, welke door die
groepen worden uitgegeven, en deze in het
buitenland tegen soortgelyke kunnen inruilen,
wat dan meteen voor de boekery eene groote
aanwinst zou zyn.
Die byeenkomsten der groepen zouden dan
voor alle leden toegankeiyk moeten zyn. De
gemeenschappeiyke belangen zouden dan,
voor zoover het bestuur en de jaarlyksche
vergadering daarin niet zouden kunnen voor
zien, geregeld kunnen worden door de Maande-
lyksche Vergaderingen. Daarin zouden nu eens
sprekers kunnen optreden, die begrepen dat
't geen vakgeleerden zyn, die daar byeenkomen,
en dan weer zouden woordvoerders uit de
verschillende wetenschappelyke groepen kun
nen optreden, en die voordrachten zouden dus
ook voor niet-leden toegankeiyk kunnen
worden gesteld. Zy zouden dan de voort
zetting wezen van de zoogen. openbare zittin
gen, gedurende 36 jaar, van 1804—1840,
geregeld 3-maaI eiken winter gehouden, daarna
nu en dan, terwyl zy tegenwoordig nog
slechts voortleven in art. 48 der wet als
mogeiyk geachte Buitengewone Vergaderingen.
Spreker heeft aan deze wenschen uitdruk
king gegeven in een voorstel, al komt dat
niet voor op den beschry vingsbrief. De meerder
heid van het bestuur toch was er niet voor
en zou liever een anderen weg zien ingeslagen,
b.v. besnoeiing van de voorwaarden voor het
lidmaatschap; zy zou de oplossing van de
quaestie liever willen zoekon in beperking
van het ledental tot een uitgelezen kring van
taalkundigen. En omdat de medebestuurders
by spreker krachtig hadden aangedrongen om
het voorstel in deze vergadering niet ter tafel
te brengen, heeft spreker daarvan afgezien,
maar gaf daarom nu do toelichting cp een
voorstel, waarover eerst een volgend jaar zal
kunnen worden gestemd.
Het voorstel luidt: „dat de beid© vasto
comraissiën worden opgeheven, om krach
tens eene geheele wyziging van het Achtste
Hoofdstuk, te herleven in den vorm van
wetenschappelyke kringen, die evengoed, vaak
beter in staat zullen zyn, de oude diensten
te bewyzen. Art. 1 der wet zal dan voortaan
luiden: „De Maatschappy der Nederlandsche
Letterkunde, gevestigd te Leiden, heoft ten
doel de bevordering der geestoiyke weten
schappen, inzonderheid met 't oog op Neder
land."
Spreker eindigde met ééne bede, nl. dat de
leden het voorstel met de toelichting in over
weging mogen nemen, om 't volgende jaar
daarover te kunnen stemmen, maar met. geen
andere bedoeling, dan die spr. heeft bezield:
de bevordering van den bloei der Maatschappy.
Daarmee verklaarde by de I27stejaarlyksche
vergadering van de Maatschappij der Neder
landsche Letterkunde voor geopend.
Vervolgens bracht de secretaris verslag uit
van den staat der Maatschappy en van hare be
langrijke lotgevallen en handelingen gedurende
het afgeloopen jaar.
Na meegedeeld te hebben do verkiezing
van prof. Van Manen tot voorzitter en van
verschillende leden voor onderscheidene com-
missiën, werd melding gemaakt van het ver
lies door den dood van één buitenlanisch lid,
den heer K. Stallaert, te Brussel, lid sinds
1857, wiens arbeid, de uitgave van het Glos
sarium van verouderde rechtstermen enz., ge
regeld zal worden voortgezet door de heeron
J. A. Van Droogenbroeck, E. Gailliard ©n
H. F. J. Deflou; en van 16 gewone leden,
nl. J. J. Backer Dirks, te 's Gravenhage, lid
sinds 1868, Dr. W. Francken Az., te Utrecht,
1860, F. Haverschmidt, te Schiedam, 1870, Dr.
J. G. De Hoop Scheller, te Amsterdam, 1858,
Mr. L. W. C. Keuchenius, te 's Hage, 1867,
W. J. Knoop, te 's Hage, 1850, Dr. C. E.
Van Koetsveld, te 's-Hage, 1849, A. C. Kruse-
raan, te Haarlem, 1856, L. M. De Laat do
Kanter, te Leiden, 1881, Dr. C. Leemans, to
Leidon, 1835, Mr. E. Du Marchie Van Voort-
huyzen, te Utrecht, 1856, M. J. Mees, te
's-Hage, 1884, J. A. Smits Van Nieuwer-
kerk, te Dordrecht, 1884, W. A. P. Verkerk
Pi8torius, te 's-Hage, 1872, Dr. M. A G. Vorst
man, te Gouda, 1879, B. G. De Vries Van
Heyst, te Nymegen, 1877, voor wie levens-
beschryver8 worden gezocht en reeds ten
deele zyn gevonden.
De Maatschappy, zoo meldt 't verslag verdor,
werd door prof. dr. J. Ten Brink ver
tegenwoordigd op het 22ste Teal- en Letter
kundig Congres te Arnhem; zy ondersteunde
het door de Vereeniging van Archivarissen
in Nederland by de Tweede Kamer ingediend
request, in zake het bouwen van een brand-
vry Ryksarchiefgebouw.
Door den heer Taco H. De Beer werd in
bruikleen afgestaan het nog aanwezig archief
van het tydschrift „Onze Volkstaal", in
bruikleen voor 't geval dat een der schryvers
zyn werk mocht terugvorderen, terwyl door
de nagelaten betrekkingen van wyien Dr
G. D. J. Schotel een autobiographie van den
overledene in manuscript werd geschonken.
Voorts deelde de secretaris mede welke be
langrijke onderworpen, en door wie, in de ver
schillende maandvergaderingen werden be
sproken.
In October deed prof. dr. Jan Ten Brink eene
mededeeling omtrent den invloed van John
Donne op Huygens en vestigde prof. dr. J. Ver
dam de aandacht op eenige uitdrukkingen in de
Middel-Nederl. Kerktaal, 0. a. op Les en vigilie.
In Nov. gaf. prof. dr. J. Verdam eenige taal
kundige beschouwingen, lo. over ongelikte aio
afgeleid van een werkwoord, dat hy in
verschillende Germaansche talen aanwyet en
dat de beteekenis had van „polysten"; 2o. over
lesschen, dat hy terugbrengt tot het Middel-
Nederl. byv. n.-w. laschd. i. los en dat waar-
schyniyk één is met het Latynsche laxus-,
3o. over ijverenwaarvan de oorspronkelyke
beteekenis is geweest: „het iemand lastig
maken."
In Dec. werd eene voordracht gehouden door
dr. J. Dyserinck, van Rotterdam, welke voor
dracht werd opgeluisterd door de vertooning
van eenige photograpbieën en teekeningen,
j over de „Vier Overlieden van den handboog-
doelen te Amsterdam in 1653," geschilderd
door R. v. d. Helst. Spreker herinnerde, dat
het Louvre te Parys eene kleinere copie van
i dit schilderstuk bezit en het Ryksmuseum
te Amsterdam het grootere, maar zeer ver
minkte originaal. Van der Helst is uit djj