No. 10526. feze (Courant wordt 'dagelijks, met uitzondering van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven. Dierenbescherming. Leiden, 16 Juni. Feuilleton. De Misdaad lil de Rue Lafltte. Maandag 1® Juni. A°. 1894. LEILSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTTEN: Van 1 i> regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten do stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Officieel© Kennisgevingen. Directe Belastingen. De Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene konnia, dat aan den Ontvanger der Direote Belastingen ie ter hand gesteld het primitief kohier der Poreoneele Belasting No. 1 van de wijken I en II, van den dienst 1894/95, en exeoutoir vorklaard den 14don Juni Jl., en herinnert voorts den bolfcughebbon- den aan hunne verplichting om den aanslag op den bij de Wet bepaalden voet te voldoen. De Burgemeester voornoemd, F. WAS. Leiden, li Juni 1894. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden Gelet op do wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95) Brengen ter kennis van belanghebbenden dat by Koninklijk Besluit van 19 Mei 1894 No. 29 is ver nietigd het besluit van hun college van 27/30 Novem ber 1893, waarby nieuwe voorwaarden zijn verbonden aan hunne verguDnlDg van 27 Mei 1889, verleond aan de directie van do Koninklyke Nederlaudsche Grof- emederij tot het oprichten van eene ijzer- en metaal- gietory op het terrein aan den Zijlsingel, kadastraal bekend Seotie A No. 617, en beslist dat eene nieuwe vergunning kraohtens art. 14, lo. der Loven ver molde wet, noodig zal zijn ten aanzien van een oven, die gebouwd is na verloop van den bij de vergunning van 27 Mei 1889 voor de voltooiing der ijzer- on metaalgietery gestelden termyn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester, 15 Juni 1894. KIST, Secretaris. ui. We hadden in mijne jeugd een tijdschrift, genaamdDe Recensent ook der Recensenten, 't Heugt me nog goed, dat ik 't een mooien titel vond, ook reeds, toen 'k nog niet wist, wat voor 'n ding dat is: een recensent. Mis schien wel, omdat ik 't Diet wist; want er is eene soort van menschen en tot die soort behooren ook de aankomende kDapen en die juffertjes, die men bakviscbjes noemt van die lui, die een woord mooi vinden, om dat het vreemd en geleerd is en omdat zjj 't niet begrijpen. Nu ja, maar 't klinkt toch ook zoo eigenaardig, zoo pikant, dat censent en consenten. Enfin, dat 's een punt van smaak, maar als een paal boven water staat, dat de advocaat mr. Citers, de derde woord voerder, in zake het onderwerp Dierenbe scherming, een tegenspreker ook der tegen sprekers mag heeten. In 't voorbijgaan zij opgemerkt, dat een recensent niet hetzelfde is als een tegenspreker. Neen, maar 't scheelt toch niet veel. Men kan recenseeren 1 zonder iets of iemand tegen te spreken, 't Komt zelden voor, maar mogelijk is 't. Als de criticus een schrijver d faire neemt, met wien hij 't volkomen eens is, voor wien hy niets dan lof heeft, dan is zijn Hoogedelgestrenge geen tegenspreker. Maar men zal mij toestemmen: zoo iets komt, ik zal niet zeggen, alleen voor met Sint-Jutmis, als de kalvers op 't ijs dansen, of als Paschen en Pinksteren op één dag komen, maar dan toch hoogst zelden. Zoovoel is zeker, dat een tegenspreker een recensent, een beoordeelaar moet zijn. Wij spraken daar ook van een advocaat. Als die geen tegenspreker is, dan kan hy gerust zijne matten oprollen, de bajonet afslaan, de praktijk neerleggen en dus ruiter te voet worden. Een advocaat, die niet kan tegenspreken, is een voerman, die niet mennen, een schutter, die niet schieten kan. Maar om kort te gaan zooals Oom Zeur- meyer zegt, als hjj honderd uit praat, en van den tekst raakt ik wilde dan maar zeggen, dat mr. Citers een tegenspreker is ook der tegensprekers. „Ziet u, mijnheer!" zoo be toogt hij, „die redeneeringen van Arends en Beronds hebben niet veel om 't ljjf. 't Is kippetjespraat, wat zij uitkramen; de haantjes lachen er om. Dat men, zooals Arends be weert, voor eene zaak niet zou mogen ijveren, omdat sommigen overdrijven en er een cari- catuur van maken, dat gaat niet door, dewijl men dan nergens meer voor mocht ijveren, daar er niets ter wereld is, ook het ernstigste en heiligste niet, of men kan 't door dweperij bespottelijk maken. En wat Berends betreft, die wel wil strijden, maar ieder op zijn eigen houtje, zoo op de manier van de francs tireurs van 't jaar '70, tot hem zeg ik: Je praat, met permissie, als een kip zonder kop, maar al kon je kallen als Brugman, ik kom niet in je schuitje, want mag en moet er gevochten worden, dan, alsjeblieft, met een leger. Maar ik zeg, op mijne beurt, niet: De zaak der dierenbescherming kan overdreven worden, maar zij is het per se. Zullen wij zeggen: De liefhebberij der Flagellanten (1) ofGeesel- broeder8 kan overdreven worden? Immers neenl Zoodanige zelfkastijding, al wordt ze ook nog zoo matig toegepast, is altijd iets ziekelijks, een bewijs van de afdwaling van den menschelijken geest. Welnu, zoo is 't ook met de dierenbe schermers. Kwaad doen ze niet, maar dat doen eigenlijk de volgelingen van Damiani ook niet. Maar het goede, dat ze doen, is niet goed genoeg, om er zooveel omslag voor, zooveel woorden om vuil te maken. Ik zeg niet, dat de dieren niet mishandeld worden, ook niot dat die mishandeling niet afkeurens waardig is, maar alleen, dat de zaak te on beduidend is, om er het harnas voor aan te trekken. Het sop is de kool niet waard. Als ik de lui hoor uitvaren tegen de mishandeling der dieren, dan denk ik aan een storm in een glas water, aan 't zoeken van spijkers op laag water en in ieder geval moeten we zeggen: Tant de bruit pour une omelette. (2) Talia voce refert, d. i. zoo sprak hij. Waarom ik dat niet gewoon in 't Hollandsch zeg? Omdat 't hier de rede geldt van den heer mr. Seba8tianus Citers. Zoo sprak hy, dat kun nen we schrijven, na 't weergeven eener uitboe- zeming van een gewoon burgerman, desnoods na 't vereeuwigen van een relaas, opgeteekend uit den mond eener baker mits men in 't laatste geval van hij een zij maakt en schrijft zoo sprak zij. Maar Citers is geen burgerman, althans geen gewone dito. Hy is vooreerst een gestudeerd man. Nu ja, dat is een hulponderwijzer ook: 'k verzeker je, om zoo'n akte gewoon L. O. te halen, moet er tegen woordig heelwat gestudeerd wordenDe meeste doctoren, in welk vak ook gepromo veerd, zouden afgewezen worden, als zij op stel en sprong dat examen moesten doen. Denk maar eens aan de jaartallen en de successie-oorlogen, aan de bergen van Midden- Azië en de waaroms in de taalkundewaarom schrijft men vandaag en niet vanavond Alles goed en wel, maar Citers is juris utriusque doctor. Dat zegt niets, want dat is mijn neef Yan Sukkelen ook; ja, men zou kunnen zeggen, datDat zou je kunnen zeggen, maar je houdt die hatelijkheden voor jel Mr. Citers is geen ordinair advocaatje; hij is specialiteit, autoriteit, celebriteit. Hy is lid van den gemeenteraad, niet te Zuurdijk, Zoetermeer of Zoutkamp, maar in eene groote stad, en hy is ook al candidaat voor de Tweede Kamer geweest. Wat blief je? Al6 zoo iemand zijn advies heeft uitgebracht, dan zegt men niet: zoo sprak hij, maar talia voce refert zoo deed zijne stem zich hooren, zoo stelde hy de zaken voor, en zoo is het ook. Dat laatste voegen velen er by, de vrienden en bewonderaars, die op Citers toepassen: het avxi; ï<pa, de Heer en Meester heeft 't gezegd. (3) Maar dat doen wy niet. Wy zeggen niet ja en amen op de bewering van Mr. Citers. Integendeel, wy gaan dien heer bestryden, en dat niet met de wapenen van courtoisie, maar met de schorpté des zwaards. 't Is een stryd op leven en dood, dien wy aan vaarden, en onze leuze is: overwinnen of stervenl Aanteekeningen. Deze aanteekeningen geef ik niet ten bate der geleerden en geletterden, niet dus voor de massa der lezers. De massa, zeg ik, want de Leidenaren, althans de courantenlezers onder hen, zyn, uit den aard der zaak, meeren- deels eenigszins ontwikkeld, wat kennis en wetenschap betreft Nu, daarvoor hebben we hier eene academiestad! 't Zit 'm hier in de lucht, zullen we maar zeggen, dat de menschen zoo knap zyn. Maar voo:- die knappen schryf ik niet. Ook niet voor de onverschilligen en botteriken, die lezen, zonder te denken, zonder ooit naar den oorsprong of de beteekenis van eene uitdrukking te vragen. Myne annotaties zyn bestemd voor de weetgierigen, die gaarne het naadje van de kous weten, en, als ze eene klok hooren, ook liefst vernemen, waar de klepel hangt. 1. In do 13do eeuw ontstond in Italië, vooral door het yveren van zekeren Damiani, eene sekte van geloovigen, die zich, ter eere Gods en tot eigen behoudenis, by nacht en dag, ten bloede toe geeselden. 2. Desbarreaux, een Fransch dichter, die ten tyde van Lodewyk XIV leefde en als vrygeest bekend stond, bestelde in eene her berg op vastendag eene omelette met spek. De vrome waard maakte, hoewel tegen zyn z n, het bestelde gereed en kwam het bevende opdragen. Juist echter, toen hy den schotel op tafel zette, viel er een zware donderslag. De herbergier zag hierin een teeken van Gods misrfoegen en viel sidderende op de knieën. Toen nam Desbarreaux, om den goeden man gerust te stellen, den eierkoek en wierp hem 't venster uit, met de woordenzooveel leven voor een omelettel 3. De leerlingen van den wysgeer Pythagoras zwoeren by het woord huns meesters, dat zy aanhaalden, ten bewijze dat iets onloochen baar zeker was, met de verklaring: De baas heeft 't gezegd. Wordt vervolgd.) R. Koopmans Van Bobkeren. Voor het examen voor onderwyzeres zyn toegelaten de damesJ. J. Bos, M. Van Vliet en D. A. Dobbe, allen van Leiden. Door de vereeniging „de Practische Am bachtsschool" alhier was prysopgaaf gevraagd voor het maken der houten fundeering, het metsel- en lood gieters werk voor den bouw van een machine-lokaal. De laagste inschry ver was de heer P. Hasselbach, alhier, voor ƒ1141.50 de massa. Aangaande den heer mr. Ph. H. Verbeek, wiens overly den, te 's Gravenhage, roeds met een enkel woord werd gemeld, is nog het volgende mede te deelen: Na te Leiden tot meester in de rechten te zyn gepromoveerd, vertrok de overledene in 1856 naar Suriname als commies op het parket van den procureur-generaal. Spoedig daarop werd hy bevorderd tot advocaat-gene raal by het Hof van Justitie aldaar Meermalen werd hy belast met de functiën van procureur- generaal. In 1880 kwam- hy tot herstel van gezond heid hier te lande terug, waarna hy spoedig den kolonialen dienst met pensioen hoeft ver laten. Twee jaren na zyne terugkomst in Nederland werd hy belast met de betrekking van referendaris, chef van de afdeeling „Oost en West Indische zaken" aan het departement van koloniën, uit welke functie hy met ingang van 1 October 1892 op zyn verzoek eervol werd ontheven. Zoowel in West Indië als later hier te lande maakte de heer Verbeek deel uit van Christe- ïyke instellingen. De anti revolutionnaire party verliest in den ontslapene een harer yverigste aanhangers. Indortyd was hy bestuurslid van hare Haagsche kiesveroeniging „Nederland en Oranje". De overledene, die in Suriname ook de be trekking van lid der school commissie vervulde, was ridder in de orde van den Nederlandschon Leeuw. Vier verlofgangers uit de gem. Alkemade moeten, wegens den onvoldoenden toestand hunner kleeding- en uitrustingstukkon by de inspectie te Woubrugge op 8 dezer, op Vrydag 6 Juli a. s. n&- of herinspectie maken voor den Militie-Commissaris te Leiden in het Invalidenhuis. Deze maatregel is in die ge meente nog nooit behoeven toegepast te worden, en te hopen is het, dat het by dezen keer blyft. De collecte ten behoeve van het „fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden" zal in de gem. Alkemade gehouden wordon in de week van 1823 Juni a. 8. of volgende dagen. Naar wy vernemen, heeft ds. J. D. Sigal, predikant by de Ned.-Hcrv. gemeente te Lisse, het voornemen tegen 1 Nov. a. s. emeritaat aan te vragen. De heryk van maten en gewichten zal te Haarlemmermeer plaats hebben als volgt: Te Hoofddorp, ten huize van J. Boo a, op 16 en 17 Juli a. 8., van 8 12 on 1f. uren; te Nieuw-Vennep, ten huize van N Duiven voorde, op 13 en 14 Juli a. s., v? 9 12 en 1 3 uren; te Hoofddorp, voor do buurt „de Lynden", ten huize van J. Boom, op 18 Juli s., van 8 12 en 1 3 uren. De yk-letter is f in gewonen schrijfvorm, schuin gestold. De heer K. Siegers, benoemd onderwijzer aan de openbare lagere school te Hillegom, heeft voor die betrekking bedankt. De collecte ten behoeve van het fonds tot ondersteuning van den gewapenden dienst, te Benthuizen den 14den dezer aan de huizen gehouden, heeft opgebracht de som van f 6. Blykens de door B. en Ws. van Lisse vastgestelde lyst van inkwartiering kunnen aldaar worden ingekwartierd 16 officieren en 261 manschappen, terwyi kunnen worden ge stald des zomers 85 en des winters 62 paarden. De loting voor de rustende schuttery in die gemeente zal gohouden wordon ten Raa Jhuizo aldaar op Woensdag, 27 Juni a. s., des voor middags te 11 uren. Zooals bekend is, is onze vermaarde landgenoot Pier Pander, thans te Rome, van Drachten (Fr.) afkomstig. De hoer P. werd voor eenigen tyd bezocht door een ingezetene van Beetsterzwaag, die omtrent den heer P. het volgende meedeelt: Toen de heer P. nog te Amsterdam ver toefde, werd by aangetast door eene ontsteking van den ruggegraat en werd hy daar met de meeste liefde en toewydmg door eene pleeg zuster verpleegd. Voor eenigen tyd werd de heer P. weder door dezelfde ziekte aangetast De ontboden geneesheer beschouwde den toestand als zeer ernstig. De heer P. gaf zyn verlangen te kennen, dat hy gaarne de ziekenverpleegster uit Amsterdam weder als zyne verzorgster zou zien optreden. De geneesheer voldeed hieraan, de verpleegster was dadelyk bereid weer die taak op zich te nemen en vertrok dadelyk naar Rome. Dank zy geneeskundige hulp en zorgvolle verpleging, is de heer P. thans in zooverre hersteld, dat by, in een toestel gezeten, weer met zfin beeldhouwen is kunnen aanvangen. Met de landgonoote, die hem bezocht, kon hy rytoertje8 maken, enkele kunstwerken bezoeken, enz. Naar men verneemt, zullen door den minister van oorlog wyzigingen worden ge bracht in de bepalingen betreffende het Reserve-kader. Naar men verneemt, zal mr. S. L. Van Royen, vice-president der rechtbank to Zwolle, als zoodanig ontslag vragon. Een telegram uit Batavia, mededeelende dat tot de expeditie besloten is, na afwyzing van het ultimatum door Lombok, meldt nog dat de expeditie drie bataljons zal tellen en den 2den Juli vertrekt. (Nieuws.) 3) „Allons", riep de schurk, „ik zal den hond vermorzeld hebben l" Met den voet schopte hy het lichaam ter zyde, waarna de deur in het slot viel. En nu volkomen veilig, dacht hy er niet aan de straat op te vluchten, maar begaf zich integendeel langs de groote marmeren trap naar de vertrekken der familie. Zoodra hy daar aankwam, weerklonk door het geheele gebouw het akelige gehuil van een hond. „Ahl" riep hy met angst en verwondering, „het was dus niet de hond, dien ik vermor zeld hebi" Neen, het was de hond niet, maar beneden by de yzeren deur lageen mensch. II. Be Parel der Schoonzonen. Wy bevinden ons thans weder in dat ge deelte van het hotel, waar feest gevierd wordt, en meer byzonder in een nevenvertrek, waar eenige speeltafels aan diegenen der gasten, die geen deel nemen aan den dans, de ge legenheid verschaffen zich op andere wyze, nameiyk met het kaartspel, te vermaken. Aan eene dezer speeltafels zyn gezeten de markies Gaston De Montgerbois en de kapitein Ca9tillac, terwyi een aantal gasteD, om hen heen geschaard, met levendige belangstelling den loop van het spel volgt. „Altyd om vyftig Louis d'or, nietwaar kapitein?" vroeg de markies. „Om vyftig Louis, sandiousl" gaf do kapitein ten antwoord. Er heerschte een oogenblik stilte, do kaarten werden verdeeld en het spel begon opnieuw. „Alweder gewonnen, voor den duivel 1" riep de kapitein met zyne zware basstem, waarin een zuidelijke klank niet te miskennen viel; „ik ben dezen nacht byzonder gelukkigmen zou zeggen, dat de zeeroovers, die ik in de Chineesche Zee heb laten opknoopen, my fortuin hadden aangebracht." „Nu, wat dat betreft, ik geloof aan voor teekenen," gaf de markies lachende ten ant woord; „en als ik geweten had, dat ge zulke moorden op uw geweten hadt, zou ik my niet aan u gewaagd hebben." „Och, ik hecht er anders volstrekt niet aan, en heb zelfs een zekeren afschuw van het spel." „Gy! en ge zyt zoo gelukkig?" „Op myn woord, er is heelwat toe noodig, om my aan de groene tafel te lokken, en als gy er niet zoo op hadt aangedrongen.... „Nu, in dit geval ben ik er ruimschoots voor gestraft," hernam de markies, terwyi hy opnieuw do kaarten schudde. Het spel begon opnieuw, toen een der gasten, de vicomte De Champsablon, het vertrek binnentrad. „Ahl Montgerbois, vind ik u eindeiyk hier?" riep hy. „Zocht ge my?" „Wel sedert een uur, de dames eischen u op en hebben my opgedragen u op te duiken, en d<>od of levend by haai' to breDgen." „Is het zoo ernstig?" „Dat zou ik denken, het geldt eene wals." „Inderdaad, eene hoogst ernstige zaak!" riep de markies lachend uit. „Mevrouw Bertin verlangt dat ge met mejuffrouw Jeanne zult dansen." „Dan volg ik u terstond.myn waarde kapitein, ge ziet het, noblesse of in dit geval, myn titel verloofde, oblige I Zullen wy het spel staken?" „Parbleu! ga dansen met de jonge dames, vriend l Ik wenschte dat ik het ook nog kon doen, maar, voor den duivel, dat heb ik al lang moeten opgeven. In myn tyd was ik een eerste hef hebber, wals, quadrille, polo naise, pas de Castagnettes, alles heb ik ge danst, in alle werelddeelen en met danse ressen van elke kleur; dat is nu voorby, en het is uwe beurt. Willen wy onze rekening vereffenen? Ik ben u, laat zien, twee, zes, acht, tien duizend franken schuldig." „En ik u iets meer.vyftig duizend." De markies haalde eene élégante, rood lederen portefeuille, voorzien van zyn naam cijfer in kleine diamanten, te voorschyn, nam er een veertigtal bankbiljetten van duizend franken uit, die hy aan den kapitein over handigde met zulk eene voorname onver schilligheid, als waren het slechts waarde- looze papiertjes. Vervolgens nam hy afscheid van Castillac met de woorden: „Wanneer zullen wy revanche nemen, waarde kapitein?" „Dezen nacht niet meer; ik ga even myn vriend Bertin vaarwelzeggen en dan ver trekken." J „Zooals ge wiltl Tct weerziens 1" En door den vicomte De Champsablon ge volgd, verliet de markies het salon. „Mynheer", sprak thans een der gasten, die zich om de spelenden geschaard hadden, tot den kapitein, „gy hebt een van de be kwaamste spelers geslagen!" „Inderdaad, hy speelt merkwaardig, en ik begryp niet, hoe ik hot van hem heb kunnen winnen." „Het is verbazend; men zou zeggen, dat de markies met opzet verloor 1" „Met opzet? Wie, in 's Hemelsnaam, zou nu voor zyn vermaak zulk eene groote som verliezen „In elk geval zou het eene dwaasheid zyn l" Op dit oogenblik trad Maurice Bertin, de zoon van den bankier, binnen. „Maurice", vroeg hem de kapitein, „weet ge ook waar uw vader is?" „Neen, myne moeder heeft ook reeds naar hem gevraagd en ik heb hem overal vergeefs gezocht." „En mevrouw uwe moeder is. „In het kleine salon; naast de danszaal." „Dank u, dan ga ik haar vaar wolzeggen 1" De kapitein vond mevrouw Bertin in het aangeduide vertrek, waar zy met hare dochter Jeanne aan hare zyde de complimenten barer talryke gasten ontving. „Op myn woord", verzekerde eene der dames, „het groote fortuin der familie Bertin kon niet beter worden verbonden dan met den ouden adel van den markies De Montgerbois." „Inderdaad", hernam mevrouw Bertin, stralende van hoogmoedige vreugde, „zfin adel dagteekent van eenige eeuwen en wy zfin eenige millioenen ryk; dat harmonieert uitstekend." De parvemie zag eindeiyk haar droom beeld verwezeniykt. Eindeiyk zou de graven kroon, die zy in hare grenzenlooze eerzucht alff het toppunt van glorie beschouwde, door het huwelyk van hare dochter in hare familie komen' Wat klonk dat heerlfik: mfine dochter do markiezin, myn zoon do markies l Voorzeker, in schitterende salons te kunnen pronken, door hooge personages te worden geëerd en gevierd, bare dochter aan eene der oudste famihön van den Franschen adel uitgehuwelijkt te zien, men moet bekonnen dat wel sterker hoofden dan dat van mevrouw Bertin daardoor op hol zouden ge bracht worden. Voor het overige, hoewel thans de vrouw van den schatryken bankier, was zy slechts van geringe afkomst en liet hare opvoeding veel te wenschen over, zoodat men zich, hoewel openlijk haren hoogmoed streelende, in stilte vrooiyk maakte over de tallooze fouten, waaraan zy zich tegenover de manie ren der groote wereld schuldig maakte. Jeanne Bertin, naast hare moeder gezeten, scheen echter in geenen deele met hare uit bundige vreugde in te stemmen. Wordt vervolgd.) DA&BLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1