N°. 10521, Dinsdag 13 «Juni. A0. 1894. m <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en (feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. De misdaad in de Rue de Lafitte. Leiden, 11 Juni. Feuilleton. EER ER! LIEFDE. IDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maandonf 1.10. Franco por post 1.40. Afzonderlijk,) 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1 '6 regels f 1.05. Iedere regel moor f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.05 borokend. Binnenkort zal een aanvang gemaakt worden met een nieuw, boelend FEUILliETOW, getiteld Door HH. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland werd B en Ws. bij missivo van 19 Mei jl. het volgende bericht: „Door don Raad der gemeente Leiden werd bij besluit van 29 Mei 1873 op ons verzoek besloten aan Rijnland af te staan een groot aantal reke ningen van ons Hoogheemraadschap, berus tende in het gemeente-archief, en zulks ten einde daaruit de leemten te kunnen aanvullen, die in Rijnlands archief bestonden. Wy hebbon dankbaar destijds dien afstand aangenomen. „Onder de ons overgedragen rekeningen bevonden zich echter zeer vele, die in Rijn lands archief reeds aanwezig waren. Het zijn do rekeningen over de jaren 1588 tot en met 1686 en 1689 tot en met 1793 Deze zijn dus thans in duplo ten gemeenlandshuize aanwezig. „Sedert Uwe gemeente in het bezit is ge komen van een nieuw brandvrij archiefgebouw, waarin overvloed van plaatsruimte is, meenen wij te moeten aanbieden om die dubbele exemplaren weder terug te geven ter plaatsing in het gomoente-archief. Wy zullen dan gaarne do rekeningen blijven behouden, die de destijds bestaande leemten in Rijnlands verzameling aanvulden. „Wanneer U geneigd mocht zijn om van ons aanbod gebruik te maken, dan verklaren wij ons gaarne bereid de rekeningen op onze kosten naar het gemeente-archief te laten overbrengen. „Gaarne zullen wy in dat geval de goede ontvangst dier rekeningen schriftelijk van U vernemen, en wij veroorloven ons voorts om U in overweging te geven van die terug neming kennis te geven aan den Raad der gemeente, met bijvoeging, dat Rijnland steeds erkentoiyk blyft voor de bereidwilligheid, in 1878 aan Rijnland betoond. „Vervolgens deelen wy U mede dat Ryn- land dubbele exemplaren bezit van de reke ningen over 1794 tot en met 1857, en dat, zoo U wellicht geneigd mocht zyn die in ruil voor de bovenbedoelde rekeningen te ontvan gen, wy bereid zullen zyn om aan de Ver- eenigde Vergadering voor te stellen die aan de gemeente af te staan." Na ingewonnen advies van de Commissie voor het oud-archief en van den Archivaris, is gebleken dat tegen de overneming van de daarby bedoelde stukken en de plaatsing daarvan in het archiefgebouw geen bezwaar bestaat, zoodat B. en Ws. den gemeenteraad in overweging geven hun College te machti gen hot aanbod van het Bestuur van Rynland aan te nemen, onder dankbetuiging voor do betoonde welwillendheid. - Onder overlegging van een staat van af- en overschryving op de gemeentebegrooting voor den dienst van 1893, deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede dat de daarop voor komende posten verhooging behoeven, opdat in de noodig gebleken uitgaven zal kunnen worden voorzien. Die posten zyn de navolgende: Volgn. 74. Druk en bindwerk 297.086 De overschryding is het gevolg van uitgaven voor extra-drukwerk, o. de Verordening op de vee- en vleeschkeuring, de Verordenin gen op hot lager onderwys, de rapporten in zake de Gehoorzaal, en voor bindwerk ten behoeve van het Oud Archief. Volgn 100. Onderhoud van hui zen, torens, poorten en dergeiyke 1524 55 Dit tekort vindt zyne oorzaak in de navolgende uitgaven, waarvoor in de begrooting geene gelden zyn uitgetrokken: herstelling van de trapleuningen in de Gehoorzaal ƒ280 (by Raadsbesluit van 10 Aug. 1893 werd ter zake een crediet van ƒ350 toegestaan); voorziening van de kap der Gehoorzaal 919.02* (tot welk bedrag in 1893 is beschikt over het by Raadsbesluit van 26 October 1893 ter zake toegestaan crediet van 2500); vernieuwingen aan het bordes in de vestibule van de Kunstzaal 101.175, noodzakeiyk geworden ten gevolge van vertering door champignon; het aanbrengen van een yzeren hek tot afscheiding van het Burg-terrein van de belen dende perceelen aan den Ouden Ryn ƒ154.80 (de kosten zijn van de eigenaren dier perceelen terug ontvangen en komen voor onder Volgn. 42 dor ontvangsten); eenigo kleine uitgaven, o. a. besteigering van do Gehoorzaal voor het ondor- zoek ƒ51.01. Volgn. 114. Belooning en premiön aan de brandspuitlieden en beambten 271.50 Ter voldoening van de rekening der Leidsche Duin watermaatschappy wegens geleverd water by het be proeven der brandkranen en by brand. Volgn. 122. Kosten, voortvloeiende uit het nemen van maatregelen ton behoeve van den openbaren ge- gezondheidstoestand 1380.34 Hoofdzakeiyk wegens geleverd duinwater in de poorten en stegen, waar de leiding op kosten van de gemeente is aangelegd (ƒ1193.96). Verder voor eenigo kleine uitgaven voor desinfectio, cholerahospitaal enz. Volgn. 175. Uitgaven, voort vloeiende uit het beheer der voor malige administratie van de Ver- eonigdo Gast- en Leprooshuizen 85.37 Vooraamelyk wegens kosten van vuur en licht en eenige herstellin gen aan de verhuurde huizen, waar voor de raming te laag bleek te zyn. Het totaal der voorgestelde ver hoogingen isƒ8558.846 welk bedrag kan worden gevonden uit het restant van het overschot op Volgn. 150 „Kosten van verpleging in het Ziekenhuis der Ryks Universiteit ad 1080 54s en voor het overige ad 2478.30 door afschry ving van den post „Onderhoud van bruggen en overzet veren" (Volgn. 92.) Naar aanleiding van eon desbetreffend verzoek van ds. J. Nierstrasz, te Leiderdorp, deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede dat de dochter van adressant den 17den Maart jl. voor het laatst de lessen aan het Gymnasium alhier heeft bygewoond. Zy geven mitsdien in overweging aan adressant vrystelling of terugbetaling te ver- leenen van schoolgeld voor zyne dochter, vroeger leerlinge van het Gymnasium, over het laatste kwartaal van den cursus 1893/94. Ten aanzien van een desbetreffend verzoek van den heer F. N. Knoch, doelen B. en Ws. mede dat de zoon van adressant op 31 Mei jl. de Hoogere Burgerschool voor Jongens heeft verlaten, op grond waarvan zy in overweging geven aan adressant vrystelling of terugbe taling van schoolgeld te verleenen voor zyn zoon, vroeger leerliDg der Hoogere Burgerschool voor Jongens, over het laatste kwartaal van den cursus 1893/94. De commissie van financiën heeft geene bedenkingen tegen den in hare handen ge stelden suppletoiren staat van begrooting en staat van af- en overschryving van de Stedelyke Werkinrichting over het dienstjaar 1893. Zij adviseert beide staten goed te keuren. Den gemeenteraad is aangeboden eene voordracht ter bonoeming van eene derde onderwyzeres of een derden onderwyzer aan do school der 4de klasse No. 2, op eene jaar wedde van 500, ter verandering van eene tydelyke aanstelling in eene definitieve bo noeming. Die voordracht, door B. en Ws. opgemaakt in overleg met den arrondissements school opziener, na ingewonnen bericht V3n het hoofd der school, is als volgt samengesteld lo. mej. C D. Fortanier, sedert 15 Augustus 1893 reeds tydeiyk met de waarneming der betrokking belast; 2o. P. Scheen, werkzaam aan dezelfde school, en 3o. mej. E. J. G. Bos, werkzaam aan de Meisjesschool 2de klasse. Ter vervulling der vacature, die aan de Jongensschool 2de klasse is ontstaan, ten gevolge van het aan den heer S. Westra verleend eervol ontslag, is eene voordracht opgemaakt ter benoeming van een derden onderwyzer aan de genoemde school, bevoegd tot het geven van onderwys in de Fransche taal, op eene jaarwedde van 650. Deze jaarwedde wordt voorgesteld op grond dat de oproeping heeft plaats gehad voordat de gewyzigdo Verordening, wat de jaarwedden betreft, was goedgekeurd. Die voordracht is als volgt samengesteld: lo. J. Van Aken, onderwyzer te Dordrecht; 2o. J. M. Laban, onderwyzer aan de openbare lagere school 3de klasse No. 4; en 3o. J. Christiaanse, onderwyzer aan de openbare lagere school 4de klasse No. 1. Na ingesteld onderzoek is gebleken dat geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van A. G. Kloots, om twee stoepzerkjes te leggen voor de ingangen van zyn in aanbouw zynd perceel aan de Oude Vest, hoek Koesteeg, volgens overgelegde situatie-teekening, zoodat B. en Ws. den gemeenteraad in overweging geven de ge vraagde vergunning te verleenen, onder be paling, dat de bovenkant der zerkjes uit de straat niet hooger mag zyn dan 3 centimeters. Medegedeeld wordt dat biykens bericht van de commissie van fabricage eenige mate rialen aan de Timmerwerf aanwezig zyn, waarvan geen gebruik wordt gemaakt en dio alzoo kunnen worden verkocht, als13 ladders van 12-35 sporten, 5 schuifladders, 1 van 14 en 4 van 6 sporten, 4 brandspuiten, 42 toorts- stokken, 13 linnen slangen, 14 lederen emmers, 10 kisten en 1 kist met diverse voorwerpen. Wat de brandspuiten betreft, zy opgemerkt dat by verkoop van de 4 bovenbedoelde nog 2 brandspuiten overbiy ven, ten einde als reserve spuiten te worden gebruikt, behalve de spuiten, welke dienst doen voor het ledigen van riolen. Het verdient verder overwoging om de brand spuiten en de ladders in plaatselyke dagbladen ten verkoop aan te bieden, terwyi de overige bovengenoemde voorwerpen in het openbaar kunnen worden verkocht. B. en Ws. geven den gemeenteraad mits dien in overweging te besluiten dat tot don verkoop van de bovenbedoelde voorwerpen zal worden overgegaan. Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws. over de tweede lyst van aangeslagenen inde plaatselyke directe belasting over het jaar 1893, die in den loop van dat jaar de gemeente verlaten hebben of overleden zyn, met voor stel om aan de aangeslagenen afschry ving of restitutie te verleenen tot eon bedrag als in kolom II van die lyst is aangegeven. Tevens wordt overlegd eene lyst van nader te verhalen gebleven posten wegens plaatse lyke directe belasting over het jaar 1892, voor welke afschryving kan worden verleend op grond van nader gebleken vertrek der belasting schuldigen in den loop van dat jaar. Ten aanzien van do bezwaarschriften tegen suppletoire kohieren der plaatselyke directe belasting over het jaar 1893, stellen B. en Ws. voor af te vrijzen de reclames van M. D. Molenaar, G. L. Van den Berg, J. Den Broeder, J. Lemair, W. Snooker, J. A. Beuzemaker, Wed. A. Casparie-Friedhoff, Wed. E. J. Van Reeken, G. Dekens en G. Hoogstraten, en te verminderen den aanslag van D. Kloots met ƒ1.69, Wed. G. A. Reimeringer met f 28.12, Wed. A. Reimeringer met ƒ2, T. P. Corneli8sen met ƒ4.50, L. Spaanderman met 2.88 en A. ïteith met 2.62, te zamen tot oen bedrag van 41.81. Onder overlegging van do stukken be treffende het verzoek van mejuffrouw A. E. S. Michelsen, om eervol ontslag uit hare be trekking van tweede onderwijzeres aan de school 2de klasse voor jongens en meisjes (Leerschool), ten gevolge van hare benoeming tot leerare8 aan de Hoogere Burgorschool voor Meisjes, deelen B. en Ws. mede dat ertegen de inwilliging van het verzoek geene beden kingen bestaan, zoodat zy in overweging geven aan adressante het gevraagd ontslag eervol te verleenen, gerekend te zyn ingegaan don lsten Juni 1894. Ook bestaan er geene bedenkingen tegen de inwilliging van bet verzoek van mojuffr. A. M. Middelkoop, om ontslag uit hare be trekking van derde onderwyzeres aan de Meisjesschool der 2de klasse. B en Ws. geven dorhalve in overweging het gevraagd ontslag eervol te verleenen en zulks met ingang van 15 Augustus a. s. Evenmin bestaat er bezwaar tegen do inwilliging van het verzoek van mej. M. J. Haalobos, om ontslag uit hare betrekking van derde onderwyzeres aan de school 3de klasse No. 3, zoodat B. en Ws. in overweging geven haar het gevraagd ontslag eervol to verleenen, ingevolge haar verzoek met ingang van half Augustus a. s., uithoofde van haar aanstaand huweiyk. Wy ontvingen het verslag over den toe stand der Kweekschool voor Zeevaart to Leiden, gedurende het jaar 1893. Daaruit blykt dat het aantal aangenomen jongens in dit jaar byna even groot was als in het vorige. Terwyi gedurende 1892 een getal van 353 leerlingen hier geplaatst werd, bedroeg dit cyfer in het afgeloopen jaar 349, hetgeen dus geen noemenswaard verschil geeft. Gebrek aan adspiranten heeft in elk geval dit verschil niet veroorzaakt, want er hebben zich 1230 jongens voor dienstneming aangeboden. Van dit aantal werden echter 881 of 717a pet- afgewezen wegens iichamelyke ongeschikt heid, of wyi zy om andero redenen niet vol deden aan de gestelde eischen. Het gedrag van het mcerendeel der jongens was zeer goed, zoodat by hunne overplaatsing de conduiteboekjes, waarin de opgelegdo straffen worden aangeteekend, by velen nog geheel blank waren. Een jongen, die ongevoelig was voorgoedo woorden en straffen en een onverbeteriyk slecht sujet bleek te zyn, terwyi hy bovendien oen verderfelyken invloed op eenigen zyner kameraden uitoefende, werd, in afwachting van eene nadere beslissing omtrent hem, naar het wachtschip te Amsterdam overgeplaatst. Na het vertrek van dien knaap kwam or onmiddeliyk eene groote verbetering in het gedrag van eenigen zyner makkers, die, onder zyn invloed verkeerende, in don laatsten tyd ook veel aanleiding tot klachton hadden ge geven. Volgens het laatste jaarverslag waren den lsten Januari 1893 hier 191 jongens aan wezig. Dit cyfer vermoerderde met 349, dio, zooals gemeld is, in den zeedienst werden aan genomen gedurende den loop van het jaar, en vorminderde met 360, die naar het oplei dingsschip werden overgeplaatst. Verdor wer den nog vyf jongens voor den zeedienst ongeschikt verklaard en ontslagen, éón over geplaatst naar het wachtschip te Amster dam en moest éón ambtshalve worden afge schreven wegens overiyden, zoodat do sterkte den lsten Januari 1894 het getal van 173 jongens bedroeg. "Wy vestigen de aandacht van belang hebbenden op de in dit nummer voorkomende 1) I. Op een September-morgen van het jaar 1797 lag op de Theems eene groote bark tot vertrek goreed, waarop de oogen der menschen op den ha vendam met een mengsel van ver bazing en huivering gericht waren. Het was de „Victory," bestemd om onder commando van den kapitein John Warthon een aantal misdadigers naar do voor korten tyd gostichte kolonie Botanybay, in Australië, te transportoeren. Do vlag der admiraliteit wapperde aan den grooten mast en de „Blauwe Poter" aan den voortop; onder leiding der officieren was de bemanning bozig het schip voor de afvaart gereed te maken. De zeilen hingen los aan de raas; zy behoefden slechts den wind te vangen, om het schip aan do vaart te brengen. Tntusschen ging de kapitein, een nog jonge man in de uniform der koDinkiyke marine, op het achterdek ongeduldig op en neer, meer malen een verrekyker voor het oog houdend. Eindeiyk PDtdekto hy eene kleine boot, die, van de landingsplaats afstootend, koers zette naar het s».hip. 0Ik geloof dat zy komen," zeide hy tot een zyner officieren. „Het was tyd," antwoordde de aange sprokene, terwyi hy zyn kyker naar het land richtte, „de heeren van het gerecht hebben ons lang genoeg laten wachten I Da man, dien zy ons nu nog voor Botanybay toezenden, moet volgens de bladen een doortrapte schurk zyn, wiens geliefkoosd werk in het overvallen van postwagens bestond." „Dat is zoo; Morris is de naam van dezen gevaariyken schavuit. Nu, hier aan boord en onder de handen van den gouverneur der kolonie Sydney zal hy wel mak worden." Intu8schen was do kleine boot zóó dicht genaderd, dat de bemanning der „Victory" duideiyk kon onderscheiden wie er in zaten; groote aandacht bewezen zy echter aan don in de boot zittenden en met kettingen ge boeiden gevangene, wien twee gewapende politie-soldaten bewaakten. Een blik op do krachtige, zy het ook maar middelmatig groote gestalte van don mis dadiger was voldoende, om te beseffen, dat de strenge waakzaamheid der politie-soldaten niet overbodig was. Stevig gebouwd en ge spierd, kon hy een gevaarlyke vyand worden. Op het oogenblik echter, dat de boot aan de „Victory" aanlegde en hy over den valreep bet dek betrad, had zyn gezicht minder eene uitdrukking van trots of vechtlust dan van diepe neerslachtigheid. Het scheen, alsof hy in zyn lot berust had. De kapitein naderde den in geel linnen gekleeden misdadiger, de blikken van den zeeman en den gevangene ontmoetten en zy herkenden elkander. De kapitein rilde een oogenblik, eene donkere schaduw gleed over zyn ernstig gezicht en haastig scheurde hy den verzegelden brief open, die hem door een der politie-soldaten ter hand gesteld werd. Het waren de documenten betreffende den laatst aangekomen gevangene. „Kerry Morris," las hy halfluid, „moord met het doel om te stelen bekend hebbondo veroordeeld tot levenslange verbanning naar Botanybay." De kapitein wist voorloopig genoeg; hy herademde verlicht, terwyi de oogen van den gevangene onderzoekend op hem rustten. De sergeant der zee soldaten, die tevens cipiersdiensten aan boord verrichtte, snelde op een wenk zyner superieuren met twee manschappen toe. Tusschen hen in ging de gevangene naar het benedendek, terwyi de politie-soldaten weer in hunne boot stapten en wegroeiden. „Alle zeilen by den wind!" riep de com mandant van het achterdek, „alle zeilen los en by l Aan de achterbrassen 1" Het commando werd snol uitgevoerd en weldra zette de „Victory" zich langzaam in beweging met hare levende vracht zestig govr.ngenen en meer dan honderd matrozen en zee-soldaten. Eenige dagen na het vertrek hield kapitein Warthon inspectie over de hem toevertrouwde gevangenen, tot welk doel hy, door eenige zee-soldaten vergezeld, van de eene cel naar de andero ging. Grendels en sloten werden teruggeschoven en de kapitein nam aan de deur het rapport van den betrokken gevangene in ontvangBt. Alles had daarby een streng militair karakter. Eene strakke, yzeren disci pline was hier noodzakeiyk. Daar kwamen gestalten te voorschyn, die er als de be lichaming der misdaad uitzagen; eene categorie van gevaarlyke personen, waarvan de Staat zich ontdeed door met hen het maagdeiyke Australië langs den weg der gedwongen kolo nisatie te bevolken. Op zyn rondgang kwam Warthon ook by de cel, op welker deur, naast het getraliede kykgat, nummer „47" in zwarte verf aange bracht was. De kapitein talmde een oogenblik, maar reeds rukte de geoefende hand van den sergeant de zware deur open on do klank- looze stem van den gevangene murmelde het ingeprente meldingsformulier. Het was Morris. Hy stond op den achtergrond der donkere ruimte, die in haren eenvoud schrikwekkend was. Geene bank, geene brits. De naakte en altyd vochtige bodem diende als legerstedo, en alleen by nacht verzachtte eene dunne paardedeken de hardheid van dit bed. Eene bekleeding der wanden ontbrak, en zoo drong door de slecht gekalefaterde voegen voort durend water, daar de cellen onder den water spiegel lagen. Kapitein Warthon trad binnen, terwyi zyn militair geleide op zyn teekon achterbleef. Toon hy de deur achter zich dicht trok, was het byna volkomen donker in de ruimto en nog slechts eene smalle lichtstreep viel door bet kleine kykgat op den vloer en gleed over de keten van den gevangene, die zyne rechter hand met zyn linkervoet verbond. „Ongelukkige," zeide de kapitein met zachte stem, „wat dreef je, zoon eener achtbare familie, tot die verschrikkelyke misdaden, die je naam te schande maakten?" De gevangene liet het hoofd op de borst rusten, maar toen hy zyn mager, door een verwilderden baard omiyst gezien t ophief, fonkelden zyne oogen in de duisternis als die van een tyger. „De hartstochten en hunne gevolgen," kwam het heesch van zyne op elkaar godrukte lippen, „en ook de liefde. Gy weet, sir John Warthon, hoe ik dit bedool; want gy waart myn roedeminnaar en hadt het succes en het geluk aan uwe zyde. Lichtzinnig als ik ge weest ben, verbraste ik in den vrooiyken kring van goiykgezinde vrienden myn vermogen - en terzelfder tyd, dat myn laatste goudstuk uit myne vingers de andere van vroeger narolde, leerde ik de bekooriyke Florence kennen." „Zy is doodt" murmelde de kapitein op doffen toon; „dood, verloren, verdwenent Roekelooze handen hebben zich op zekeren dag eensklaps van haar meester gemaakt. De scherpste nasporingen naar do ontvoerde bleven vruchteloos en op dit oogenblik, nu ik jou als veroordeelden misdadiger voor my zie, ontwaakt in my de gedachte, dat je ook hier misschien de hand in het spel hebt gehad." „Eene stoute gevolgtrekking, maar eene juptp." antwoordde de gevangene spottend, „w arom zal ik het ontkennen? Er bleef my immers niets anders cvor dan haar te ont voeren? Do ouders van het meisje zouden er nimmer in toegestemd hebben, den met schul den zwaar beladen Henry Lee, don woesteling en speler, als schoonzoon aan te nemen. En bovendien hoe had Florence myn aanzoek kunnen aannemen, nu heur hart reeds aan een ander behoorde den schoonon, konink- lyken marine-luitenant Warthon l" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1