N*. 10520,
Maandag 11 Juni.
A0. 1894
<§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Derde Blad.
Leiden, 9 Juni.
Feuilleton.
Een Londenscho straatroinau.
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
l.«0.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officieel© Kennisgevingen.
Directe Belastingen.
Do Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene
konnis, dat aan den Ontvanger der Directe Belastingen
zijn ter hand gesteld 3 kohieren der Peraoneele
Bolasting en 1 kohier van het Patentrecht, alle van
den dienst 1893/94 en executoir verklaard den 2den
Juni 1894 en herinnert voorts den belanghebbenden
aan hunne verplichting om don aanslag op den bg
de Wet bepaalden voet te voldoen.
De Burgemeester voornoemd,
F. WAS.
Leiden, 9 Juni 1894.
De Raad dor gemeente Leiden zal ft. s.
Donderdag eone vergadering houden.
Wy ontvingen het verslag van het w\jk-
gebouw „Geloof, Hoop, Liefde" alhier.
Het bestaat nog geen half jaar, doch in dat
half jaar is heelwat gebeurd, en nu men
bestuurderen by herhaling verzekerd heeft dat
vole monschen in Leiden, menschen uit ver
schillende kringen, belangstellen in den arbeid
op de Oranjegracht, meende de Oommissie dat
het goed was een en ander van die korte,
helaas weieens wat al te bewogen, geschie
denis te vertellen aan hen, die door hun gel-
dol yken steun het werk hebben mogelijk
gemaakt. De voorgeschiedenis, hoe het vrien
delijke gebouwtje er gekomen is, laat ze rusten.
Men weet dat het zijn ontstaan dankt aan
do overtuiging: „Er moet voor de fabrieksbevol
king meer gedaan worden" en „wij, vrijzinnige
Protestanten, hebben onder haar een gewich-
tigen arbeid te verrichten op godsdienstig-
zedelijk en op maatschappelijk gebied beide."
Eene ervaring van een viertal jaren deed de
commissie verwachten dat arbeid op ruimer
schaal kans van slagen zou hebben.
En nu staat het gebouw er, het eigendom
van de Leidsche afdeeling van den Nederland-
schen Protestantenbond. Begin Januari is het
ingewijd door den voorzitter der afdeeling, en
den Zondag daarop in gebruik genomen mot
de opening van eene Zondagsschool.
Hiervoor verschenen twee en twintig kin
deren, allen uit de wijk en meest uit fabrieks-
gezinnen, gelijk de commissie wenschte.
Enkolen, vooral van de oudere, vielen af: zy
waren uit nieuwsgierigheid gekomen en hoor
den elders thuis. Het getal klom echter voort
durend, en vier en dertig kinderen bezoeken
geregeld ioderen Zondag de school. Men kent
de bedoeling eener Zondagsschool: niet het
mededeelen van kennis, maar het bybrengen
van godsdienstig-zedelyke waarheden is hoofd
zaak, en dit tracht de commissie te doen door
middel van bybelsche en andere verhalen, al
naar ze geschikt zyn om eene waarheid of
eene deugd zicht- en voelbaar te maken. Wat
er ook zegt de commissie verder van
die kinderen wordt, in welken kring zy ook
op lateren leeftyd godsdienstonderwys ontvan
gen, hier zullen zy in elk geval, van hun
zesde tot hun twaalfde of dertiende jaar, in
drukken krygen, die hen, indien wy althans
ons werk goed doen, in hun volgend leven
bewaren kunnen voor confessionalismehier
leeren 2y dat godsdienst levenszaak en leven
gewetenszaak is. Onze kinderon zyn in drie
klassen verdeeld, zoodat iedere onderwyzeres
een gemakkeiyk te overzien troepje heeft.
Yoor het zingen hebben wy behoefte aan
flinke leiding; het is onmogeiyk, tegeiyk het
orgel te bespelen en op den zang der kinderen
te letten.
Den zangl Wat zouden wy gaarne daaraan
meer tyd en meer krachten besteden 1 Hoe
goed zou het zyn, als al onze kinderen des
Zaterdags tusschen den middag zangles
kregenEn dan de meisjes van onze clubjes
De gelegenheid is er: waar is de man of
vrouw, die tyd en lust en geschiktheid heeft
om deze kinderen, allen beneden de vyftien
jaar, door het krachtige middel van den zang
te helpen beschaven en opvoeden?
Er zyn reeds negen clubjes, die 's avonds
byeenkomen, ieder bestaande uit tien kin
deren, elk onder steeds dezelfde dame. Op
voeden, niet onderwyzen is ook hier de hoofd
zaak terwyi de kleintjes breien en de grooten
naaien, wordt er verteld, en wanneer te veel
moet geholpen worden, zoodat het vertellon
of samenpraten niet tot zyn recht is gekomen,
behoort de onderwyzeres het gevoel te hebben
dat zy dien avond beneden hare taak is ge
bleven. Vóórdat de oudere meisjes, zy, die
de school reeds verlaten hebben, haar naai
werk ter hand nemen, wordt een half uur
met ze gelezen. Elf, desnoods zes exemplaren,
van een frisch boek voor meisjes tusschen
12 en 15 jaar, het ware een geschenk, dat
met dankbaarheid zou worden aanvaard.
Naast de meisjes bestaan ook jongensclub
jes, of liever óéne jongensclub, want slechts
ééne bleek tot nog toe levensvatbaar.
Een toer is het aldus verzekert de com
missie vervolgens jongens bezig te houden,
en terwyi wy tamelyk wel weten hoe althans
jongere meisjes te leiden en te pakken, zyn
wy met de jongens nog steeds aan het nemen
van proeven. De minst ontwikkelden zyn alleen
door verhalen te boeien, en toch ryst de vraag,
of op den langen duur de behandeling van
een bepaalde leerstof, eene cursus dus, hoe
eenvoudig ook ingericht, niet de voorkeur ver
dient. Konde de commissie over wat ruimer
middelen beschikken, wat zou zy gaarne voor
dit doel platen en voorwerpen aankoopenl
Wat dunkt u b. v. van een tiental opge
schoten jongens, aan wie door middel van platen
en met behulp van de uitstekende handleidingen
op Zwitsersche en Engelsche scholen in ge
bruik, de nadeelige gevolgen van drankmis
bruik konden worden aanschouwelyk gemaakt?
Vooralsnog vormen do joDgens de vlottende
bevolking. Sedert enkele weken probeert de
commissie ze op Zondagavond godsdienst
onderwys te geven; doch eer8t na een paar
maanden zal zy kunnen weten, of dit gelukt,
d. w. z. of een zeker aantal van dezelfde
jongens geregeld weerkomt.
Die opgeschoten fabrieksjongens kosten
ons zoo deelt de commissie verder mede
heelwat hoofdbrekenOp de leeeszaal vorm
den zy weldra de meerderheid of juister hebben
zy van het begin af den toon aangegeven,
want een paar getrouwde mannen bleven al
spoedig weg. Welk een toon die jonge mannen
tusschen de 18 en 25 jaar aangaven? Inlezen
hadden zy, op een paar na, geen lust; naar
een verhaal, schoon boeiend verteld, luisterden
zy al naar het hun inviel. Zeker was men
nooit van ze. Maar spelen wilden ze graag:
het domino- en damspel vond aftrek; enkelen
wenschten zelfs schakeh te leeren. Doch de
ruwheid en ongemanierdheid, om niet te zeg
gen de gemeenheid, was zoo groot, dat, toen
allerlei maatregelen niet hielpen, de leeszaal
gesloten werd totdat ja totdat wy weten
wat met deze jongens, het laagste element
in de fabriekswereld, aan te vangen. Hoe men
in hunne eigen kringen oordeelt over deze mis
lukking? Volwassen meisjes, hunne aanstaande
vrouwen, drukten eenigen twyfel uit aangaande
de gezondheid onzer hersenen, nu wy ons
inlieten met „zoo'n jongen met wien niets was
te beginnen", en alle moeders hadden ons
wel vooruit kunnen zeggen dat dèit niet
gaan zout
Verontrustend en ontmoedigend ja, maar
die jongens moeten op de eene of andere
manier te boeien zy*n, en er moeten middelen
zyn te vinden om hunne belangstelling te
wekken voor iets anders dan voor geld ver
dienen, voor de herberg en voor meisjes. Wie
helpt zoeken?
Nu do leeszaal dus open is gekomen, denkt
de commissie er over ze, evenals de beneden
kamers, voor clubjes te gebruiken; maar nu
de commissie ze hiervoor nog voorloopig
niet behoeft, staat het lokaal toch niet
geheel ongebruikt. Sedert een paar maan
den wordt er iederen Donderdagavond eene
voordracht gehouden, door gemiddeld een
dertigtal mannen en vrouWen bezocht. Ver
schillende onderwerpen: do Schepping, Abra
ham, de Bergrede, Dr5ï?xbostryding, enz.
werden daar behandeld voor een zeer aan
dachtig publiek. Een dameskoor besloot de
reeks met het zingen van eenige liederon:
een paar heeren speelden dien avond viool.
De commissie hoopte in den herfst -deze
spreekavonden weder te openen en geregeld
t6 doen plaats hebben.
Maar do commissie hoopt nog veel meer!
Haar eerste gebouw wordt nog niet genoeg
gebruikt om aan de oprichting van het tweede,
er achter, te denken, hoewel zy, had zy geld,
toch waarschyniyk niet lang zou aarzelen om
het o. a. voor wykverpleging in orde te maken.
Haar gebouw is vry, maar het boekjaar over
deze eerste zes maanden sluit met een tekort
van een 200 gulden. Zy spreekt den wensch
uit dat de jaarlyksche contribution voldoende
mogen zyn om niet alleen de zaken loopendo
te houden, maar ook dit tekort aan te zuiveren.
De commissie heeft echter meer menschen
en meer geld noodig. Eerst menschen, dan
het geld; immers, er zyn velen, geschikt om
hier te arbeiden, die niet by machte zyn gratis
hun tyd te geven.
Het aanstellen van een zangonderwyzer
b. v. zou het eerste gebruik zyn, dat do
commissie van giften maken zou. Recht
6)
„Ik ook niet," antwoordde Jim en kauwde
peinzend op een strootje.
„Het moot er prachtig zyn met niets dan
groene boomen en overal bloemen, ofschoon
er toch weinig straatdieven zyn, zooals men
my eens verteld heeft."
„Het kind schynt my altyd toe wat het buiten
moet zyn," ging Liz voort, meer tot zichzelve
dan tot Jim sprekend, „alles rust en vrede;
als ik het zoo in myne armen houd, is het
alsof er vrede in myn hart daalt; hoe het
komt, weet ik niet."
Jim keek voor zich alsof by bespiegelingen
hield over het buitenleven en wuifde op wel
sprekende wyze met zyn stroolje.
„Gy zyt een mensch van ondervinding, Liz
hebt gy nooit een man ontmoet, waar gy
van houden kondet?"
„Mannen!" riep zy met bitteren haat,
„mannen heb ik nooit ontmoet, wel beesten 1"
Jim keek haar verbaasd aan, maar zeide
niets. Daarop wist hy geen geschikt antwoord.
„Ik ben vandaag in eene grcote kerk ge
weest, Jim."
„Dat voorspelt niets goods." meonde Jim
veelbetoekenend. „Zoover ik er iets van weet,
dienen kerken nergens toe."
„Er was een beeld, Jim," ging Liz opern-
fltigen toon voort, „van eone vrouw, die een
kind in haro armen hield, en de menschen
knielden er voor. Wat denkt gy dat het be-
teekende?"
„Ik weet hot niet; weet gy wel zeker dat
het eene kerk was? Misschien was het oen
museum."
„Neen, neen, het was stellig eeno kerk,
want ik zag verscheidene menschen bidden."
„Ik hoop dat het hun veel goed zal doon,"
bromde Jim, „ik hoor niet tot de soort, die
bidden. Eene vrouw en een kind, zegt gy?
Haal u toch zulke gekke dingen niet in het
hoofd, Liz, vrouwen en kinderon zyn alge
meen genoeg en men ziet ze dikwyis afge
beeld, en wat dat bidden betreftJims
ongeloo7igheid en minachting op dit punt
was zóó groot, dat hy er verder geene woor
den meer voor kon vinden. Met een kort
„gooien nacht" verliet hy haar.
„Goeden nacht," zeide Liz vriendeiyk, en
nog lang nadat by haar alleen gelaten had,
zat zy stil voor zich uit te staren, met het
slapende kind in hare armen, luisterond naar
de zware regendroppelen, die met het doffe
geluid van aardkluiten op eene doodkist neer
vielen. Zy was geene goede vrouw, verre
van datl
De reden, waartoe zy het kind huurde,
was niet te verontschuldigen, het was een
valsch voorwendsel, waardoor zy aan den kost
zocht te komen en waarmede zy meer mede
lijden trachtte op te wokken. Wanneer zy
eon onkelen dag, alleen, zonder het kind was,
gaf men haar immers veel minder? Zy was
begonnen met het kind te beschouwen als
iets, dat tot hare kostwinning behoorde, maar
getroffen door de hulpeloosheid van het schep
seltje, dat zoo onschuldig en vertrouwoiyk
tegen hare borst rustte, had zy het allengs
liefgekregen met eeno vreemde, hartstochte
lyke liefde, eeno liefde, zóó innig, dat zy
gaarne haar eigen leven zou hebben opge
offerd voor hot zyne. Zy wist dat do ouders
het slechts zoo lang zouden dulden als zy
er profijt van trokken en dikwyis reeds had
zich een plan gevormd in haar arm, vermoeid
hoofd, om zich met het kind uit de voeten
te maken en te trachten ver van de stad, in
oen of ander stil dorpje, werk te krygen en
dit ééne kleine wezentje gelukkig te maken.
Arme Liz Arme, misleide Lizl
Onwetende Londenscho heidin als zy was,
bleef er toch ééne geurige bloem bloeien
in do woe8tyn van haar bezoedeld en verdaan
leven, do lieflyke bloem der reine liefde voor
één dier kleinen, waarvan de by uitnemend
beid Barmhartige zegt: „Laat do kindorkens
tot my komen en verhindert ze niet, want
hunner is hot koninkryk der hemelen."
De donkore winterdagen kropen langzaam
voort en de bewoners van de straten uit den
omtrek van het Strand waren des avonds
reeds gewend de klagende stem eener vrouw,
dikwyis met roerenden eenvoud, de oude,
geliefde Engelsche liederon en balladen te
hooren zingen.
„The Banks of Allan Water", „The Bailiffs
daughter", Sally in our alley", „The last
rose of summer", al deze bekende wyzen
zong zy de eene na de andere, en hoewel de
tonen niet altyd even zuiver klonken, had
hare stem zóó iets teeders, vooral in het
treurige „Home, sweet Home," dat menig
gaarne zou zy betaalde onderwyskrachten
aan haar gebouw verbinden. Er is zooveel
onderwys te geven! Gesteld b. v. eens: wy
hadden eene flinke kookkachel, en iemand, die
aan een klein getal meisjes, achttien- en
twintigjarigen, gekozen uit haar, die al vyf
jaar lang in clubjes zyn vereenigd, leerde
koken zooals hot bohoort en spaarzaam zyn
onder de hand! Het ontbreekt onze fabrieks
bevolking veel meer aan overleg en orde on
kennis dan aan geld; een flink burgergezin
doet heelwat meer met dezelfde, en zelfs
met minder verdienste.
Men ziet, niet alles ging tot nog toe in dit
gebouw voor den wind. Trouwens, dat had
de commissie niet verwacht. By dergelyk
werk heeft men steeds teleurstellingen: dit
ligt in den aard der zaak. Commissarissen
zyn echter verre van ontmoedigd. En het is
voorwaar geene kleinigheid dat geregeld iedere
week moer dan honderd vijf en twintig kinde
ren aldus eindigt de commissie hare mede-
deelingen hier gezond voedsel ontvangen
voor hun verstand en voor hun hart. Om de
kinderen is het haar toch allermeest te doen.
Want, wie het kind heeft, heeft de toekomst.
De heer J. M. N. Kapteyn, boek- en
kunsthandelaar aan de Breestraat alhier, liet
ons zien de door hem in dit blad aangekon
digde verzameling photographieün naar eenige
onzer beroemde tegenwoordige schilders. Er
biykt wederom uit dat de kunst vèr gaat,
want ook aan de meeste dezer photogra-
phieën kan zeer zeker artistieke waarde niet
worden ontzegd. Sommige er van, o a. die
van Mauve, Ronner, Maris, Mesdag, enz., zyn
zelfs prachtig. Zulk eene uitgezochte collectie
heeft dit voor, dat zy, die zich de origineelen
niet kunnen aanschaffen, van deze naboot
singen althans eenigermate kunnen genieten.
Hedenmorgen te tien uren haddeplech
tige ter-aarde-bestelling plaats van den sergeant
C. C. Van den Bergh, van het 4do reg. inf.,
alhier, op het Roomsch Katholiek kerkhof te
Oegstgeest.
Do stoet, welke den overledene de laatste
eer wenschte te bewyzen, bestond, behalvo
uit de familioleden, uit de onderofficieren,
leerlingen van den cursus, waarvan vier als
slippendragersdaarna volgden de compagnie,
waartoe do overledene behoorde, daarachter
de deputation van do onderofficieren van
cavalerie, artillerie en zeemacht en vervolgens
de onderofficieren van het 2de en 4de bat.
4de reg. inf., die allen zooveel mogelyk in
de gelegenheid gesteld waren hun overloden
kameraad do laatste eer te bewyzen.
Do geheelo stoet werd voorafgegaan door
een sergeant en 12 soldaten, om to vuren,
terwyi 2 tamboers met omfloerste trom voorop
gingen.
Een 5-tal kransen bedekte het rouwkleed:
een met het opschrift„Aan onzen lieven
zoon"; een „van de onderofficieren van het
2de on 4de bat. 4de reg. inf., aan hun ge
achten kameraad"; eon „van de onderofficieren
van den cursus aan hun geachten mede
leerling"; een met het opschrift: „Van uwe
kameraden van den hoofdcursus" (deze was
van uit Kampen gezonden) en bovendien was
er nog een krans van de korporaals en sol
daten van de compagnie, waartoe de over
ledene behoorde.
Te 9 uren afgemarcheerd, bereikte men te
10 uren het R.-K. kerkhof.
Daar werd de stoet opgewacht door hel
stafmuziekcorps van het 4de reg. inf. met
omfloerste instrumenten. Ouder het spelen
van een treurmarsch werd de tocht tot aan
den ingang van het kerkhof volbracht. Zoodra
het lyk het kerkhof werd opgedragen, werd
boven de kist het eerste salvo gelost.
Hierna hadden de gebruikeiyke kerkelyke
plechtigheden plaats.
Na afloop daarvan werden treurmarschen
uitgevoerd en nam de kapitein Van Engelen
burg, commandant van de compagnie, waar
van de overledene deel uitmaakte, het woord.
Hy schetste in korte trekken den overledene
als een uitstekend onderofficier en een goed
zoon, die niet alleen tevreden was met onder
officier te zyn, maar steeds naar hooger streefde,
ten einde een sieraad voor zyne ouders te
worden.
„De tyd heelt alle wonden," zeide spr. tot
den diepbedroefden vader, den adjudant onder
officier-vaandeldrager Van den Bergh, „en
wanneer gy later eens aan dezen zwaren slag
terugdenkt, is het voor u een ware troost
getuige te zyn geweest van de grooto be
langstelling en hartelyke deelneming in uw
verdriet."
Nadat door de familie aarde in het graf was
geworpen, volgden dit voorbeeld de verschil
lende officieren, onderofficieren en enkele
korporaals.
Onder de aanwezigen werden opgemerkt
de officieren der compagnie, de kapt.-directeur
en de luitenants-onderwyzers van den cursus.
Na afloop der plechtigheid betuigde de
hoer Van den Bergh, brocaer van den atjudant,
namens de familie zyn hartelyken dank aan
allen, die den overledene de laatste eer hadden
bewezen.
Nog een lange, laatste, smartelyke blik
werd door den van smart gebogen vader in
het graf geworpen op de kist, die het over
schot van zyn oudsten, zooveel belovenden
zoon bevatte.
In de oogen van velen blonken tranen,
terwyl nu en dan een hoorbaar snikken werd
opgemerkt van kameraden en kennissen, dio
den overledene zoo goed hadden gekend en
liefhadden.
Te 11 uren was de plechtigheid afgeloopen
en keerde ieder weder terug onder d«-n indruk
een goed kamoraad, een braven, liofdovollen
zoon, eenmaal de hoop en trots zjjner ouders,
grafwaarts te hebben gebracht.
De Engelsche mail, met berichten uit
Indiö, wordt morgenochtend alhier verwacht.
De collecte voor den gewapenden dienst
in de Noderland„n zal te Zoeterwoude gehou
den worden op Maandag 18 on Dinsdag 19
Juni a. s.
Door don heer T. Canncgieter, hoog
leoraar vanwege de Ned.-Herv. K» rk te Utrecht,
is een adres aan de Synode gericht, waarin
hy deze verzoekt1°. in beginsel te besluiten,
de regeling van het beheer der kerkelyke
raam geopend werd om de straatzangeres,
altyd vergezeld van een klein kind, dat zy
met byzondere zorg scheen te dragen, enkele
pennies toe te werpen.
Dikwyis ook, op gure dagen, kon men haar
zien in de modderige straten, goluldig voort
zingend in den scherpen oostenwind, met
baren vermoeiden glimlach den voorbygangers
om eene aalmoes vragend.
Soms gaf eene moeder, die juiet voor hare
eigen kiDderen, in een der hel verlichte win
kels, oen Kerstgeschenk had uitgezocht, haar
het geld, dat zy over had. Eene dame met
oen moederiyk gelaat vroeg haar eens, terwyl
zy haar eene kleinigheid gaf, toen zy het
bleeke, verkleumde gezichtje van het kind
zag: „Is het arme kindje erg ziek?" waarop
Liz doodelyk verschrikt uitnep„O, neen, het
ziet altyd zoo bleekhet is maar oen beetje
zwak, anders niet!" De vriendelyke vraagster
zag aan den blik vol wanhoop In hare oogen,
dat het beter was niet verder te vragen, en
ging zwygend voort.
En bet Kerstfeest kwam, de geboortedag
van het Kind Jezus; voor Liz, die niets van
de beteekenis van het feest kende, was hot
niet anders dan een saaie, lange dag, waarop
er geen handel gedreven werd, maar heel
Londen naar de kerk scheen te gaan en
roastbeef en plumpudding te eten. Zy begreep
er niets van en toch stond haar droevig
gelaat vrooiyker dan gewooniyk op Kerst
avond, want had zy niet, door nog wat langer
honger te ïyden dan anders, een prachtigen
vogel van roodo en gouden wol kunnen koopen
En wat lachte haar kindje om de grappige
sprongen, die het beestje niaaüto aan zyn
draad van elastiek, en wat was hy biy met
zyn eerste speelgoed I Het was voor het eerst,
dat hy gelachen had! Een vermoeid, oudachtig
lachje. En Liz had medegolacbèn, louter uit
biydscbap over de vreugde van hel kind.
Maar toen Kerstmis voorby was en de
laatste dagen van bet jaar als de laatste slagen
van een zwakken pols langzaam voorbygingen,
kwam er op het vermagerde gezichtje van
het kind eene vreemde uitdrukking, alsof hot
zich uitgeput en afgeleefd gevoelde. Zyne
blauwe oogen keken nog ernstiger en droo-
meriger, al8of het volkomen overtuigd was
van do nietigheid der wereldsche zaken.
Het lag nu altyd rustig in Llz' armen en
builde nooit meer, maar luisterde met blik
baar welgevallen naar bare stem, als zy in
de lange, eentonige straten, eiken dag weder
van voren af aan, bare liederen zong. Emdeiyk
viel de mooie vogel ook in ongenade, tever
geefs liet Liz hem allerlei sprongen maken,
kalm keek het kind er naar met eene uit
drukking van bovenaardeche wy-heid in zyno
oogen, alsof by heel goed wist hoe ocbto
vogels or uitzagen en zich dus met dezo
armeiyke nabootsing der natuur niet tevreden
kon stellen. Liz werd ongerust, maar zy had
niemand, wien zy om raad kon vragen.
{Slot ommezijde.)