N°. 10520.
Maandag XX «Juni.
A°. 1894
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dierenb escher ming.
Leiden, 9 Juni.
Feuilleton.
Een Londensche straatroman.
IEIBSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1-10.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTETTTIEN
Van 1 6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17 J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt 0.05 berekend.
Eerste Blad.
ii.
De hoer Berends is aan 't woord. Ook deze
heer is tegenspreker, en ook hy heeft alweer,
tot op zekere hoogte, gelyk. Dierenbescher
ming", zoo verklaart hy, „is zeker nuttig en
noodig, maar die zaak kan ieder voor zich op
eigen gelegenheid voorstaan en bevorderen, en
ieder kan dat niet alleen, maar hy doet 't ook
op zyne manier. Eene vereeniging tot dat doel
op te richten, is, op zyn zachtst gesproken,
totaal overbodig. Eilievel waar zal dat heen,
als men voor elke goede zaak, die gesteund,
tegen elk misbruik, dat bestreden moet wor
den, eene vereeniging moet stichten l "Waarlijk,
dan komen we er onder om, onder alle die
genootschappen en maatschappijen. Dan mogen
wy, om te beginnon, wel vereenigingen in 't
leven roepen ter bescherming van planten,
glasruiten en politie agenten. Zeer zeker, want
de lust om boomen te schenden en bloemen
te vernielen is nog overheerschend by de jeugd
in onze groote steden, bij de jongeheeren zoo
wel als by de straatjongens, en als diezelfde
liefhebbers naar hartelust te werk konden
gaan, dan was er binnen drie dagen in heel
Leiden geene ruit meer heel. En wat de dieüder-
bescherming betreft, 't woord is wat vreemd
en wat leelyk, maar de zaak, die wy op 't
oog hebben, is nog leeiyker en helaas I niet
vreemd aan onze natie. Dit toch bedoelen wy,
dat de politie aanspraak heeft, zoo dan niet
op de bescherming, dan toch zeker op den
steun van het welgezinde deel van 't publiek,
en dit te meer, daar er nog zoovele kwaad
willigen zyn en ziehier het verschynsel,
waarop wy zinspeelden, en dat niet vreemd,
maar wel treurig is zoo vele kwaadwilligen,
die den gerechtsdienaar belemmeren en tegen
werken in de uitoefening van zyn zoo moeiiyk
beroep.
„Neen", zoo roept onze vriend Berends uit,
„neen, dierenbescherming is niet overbodig,
want de dieren worden mishandeld. Maar
worden de kinderen 't soms niet? Worden
de kinderen niet dikwyis, en dat nog wel
door eigen vader en moeder, geslagen, ge
schopt en afgebeuld op eene barbaarsche
manier?1) Waarom dan niet liever eene ver
eeniging opgericht tot bescherming der
kinderen?"
Zooals ik de eer had reeds op te merken,
heeft de heer Berends tot op zekere hoogte
gelyk. Maar die hoogte is niet hoog genoeg.
Dit laatste zal ik thans trachten aan te toonen.
Dat ieder voor zich en op zyne manier eene
goede zaak kan bevorderen, is zeker, maar
even zeker is 't, dat eene vereeniging meer
vermag dan een individu. De leuze onzer
vaderen heeft nog hare beteekenis behouden:
Eendracht maakt macht.
Wy merkten 't bereids in onze circulaire
■)p, hoe 't bestaan eener vereeniging tot be
scherming der dieren reeds een protest is
tegen hunne mishandeling. Doch daar is meer.
Zoöphilus heeft een kwaad ontdekt, dat
hy wenscht bestreden, oen misbruik, dat hy
wenscht opgeheven te zien. Maar hyzelf is
niet in staat het ontworpen plan te verwezen-
ïyken. Bestaat er nu eene vereeniging, die een
zoodanig bestryden en opheffen als Zoöphilus
beoogt, zich ten doel stelt, dan weet hy, tot
wien hy gaan moet om nadero inlichting en
rechtstreeksche medewerking te erlangen. Dat
dit laatste werkelyk gebeurt, heb ik dezer
dagen nog ondervonden. Voorts bedenke men,
dat een genootschap eene taak kan aanvaarden,
die voor een enkel mensch veel te zwaar is.
Vooral geldt dit voor die ondernemingen, die
door de kracht der dubbeltjes alleen kunnen
doorgezet worden, en waarop dus het bekende:
Point d'argent, point de Suisses3)
van toepassing is. 't Kan toch beter van eeno
stad dan van een dorp, en gemakkeiyker uit
de kas van een penningmeester dan uit de
beurs van een particulier.
Maar een genootschap kan dikwyis, behalve
den finantiëelen, ook anderen steun verleenen.
't Geval doet zich voor, dat de hulp van de
overheid, der rechteriyke macht of van eenig
bestuur in kerk of school moet worden inge
roepen. Zal er nu niet meer kans van wel
slagen zyn, als de aanvraag om zoodanige
hulp komt, niet van dezon of genen mede
burger, maar van den kant eener geheele
corporatie?
Laat ik eindelyk dit er nog mogen by voegen
Het bewustzyn: Ik ben vrywillig lid geworden
eener vereeniging, die eenig zedelyk doel
najaagt, dat bewustzyn verlevendigt de herinne
ring aan de verplichtingen, die zoodanig lid
maatschap, volgens reglement of daar zonder,
oplegt, en 't spoort aan tot betrachting van
die plichten.
Dat er nog meerdere vereenigingen zouden
kunnen opgericht worden, is een feit. Wat
de Prediker zei van het vele boeken maken,
dat kunnen wy ook zeggen van de vele maat-
schappyen, en dus verklaren Van vele genoot
schappen op te richten is geen einde. Maar
gelyk de Prediker, dit schryvende, er zelf
toch maar weer een nieuw boek by voegt,
zoo kunnen ook wy nog weer eene nieuwe
vereeniging in 't leven roepen. Wy kunnen
niet altyd wat wy willen; laten wy ten minste
willen wat wy kunnen 1 (Wordt vervolgd.)
R. Koopmans Van Bokkeren.
l) Zeerr zeker. Men lezo het ïn dit blad voor
komend feuilleton maart Red.
Sommigen cohrijven: point de suisse en be
roepen zioh da&rbg op R&oioe, die in zijD© Plal-
denra een portier (snisoe) laat zoggen: point
d'argent, point de saisee. Zonden die sommigen
echter wel weten, dat bet gezegde: Pas d'argent,
pas de Snieeee reeds populair was een honderd
Jaar vóórdat Racine's oomedie dit werd? Ik be
twijfel het.
- Heden ontvingon wy hot verslag der
Commissie van beheer van het Stedelyk
Museum over 1893 te Leiden.
Daariy wordt herinnerd dat do vacature,
door het overiyden van den hoer P. Du Rieu Jr.
ontstaan, aangevuld werd door den heer C.
W. H. Verster, die den 14den Januari zyne
taak aanvaardde.
In overleg met het dagelyksch bestuur,
werden nieuwe verwarmingstoestellen aan
gebracht, die aanvankelyk goede resultaten
beloofden, doch in het najaar na herhaalde
proefneming gewyzigd werden, zoodat zy
thans aan het doel schynen te beantwoorden,
n. 1. het verwarmen der lokalen, en dienten-
govolge droogte der muren.
Daar aan eenige personen de inrichting der
Kunstzaal niet beviel, besloot de commissie
dr. A. Bredius uit te noodigen zyne meening
daarover te zeggen; deze heeft welwillend
aan het verzoek voldaan en aangeraden do
lambrizeering dof eikenbout te verven en den
muur met roodbruin doek te behangen, hier
voor zyn de gelden door don Raad toegestaan.
Met de jaariykscho herstellingen aan het
gebouw werd regelmatig voortgegaan, de
voor- en achterkamer op de eerste verdieping
werden geverfd en behangen, de voorgevel
werd van de verflaag ontdaan, en zal in den
loop van dit jaar worden afgewerkt.
De belangstelling in het Museum blijft
steeds voortduren, dit blykt uit het bezoek
on de geschenken.
Het bezoek was als volgt: Januari 398,
Februari 768, Maart 767, April 1315, Moi
1059, Juni 1785, Juli 1220, Augustus 1011,
September 792, October 1015, November 550
en December 777, te zamen 11457, op Leidens
Ontzet 780 en op de werkdagen 4779, te
zamen 17016 personen.
Dit cyfer is aanmerkelijk minder dan dat
van het vorige jaar, het verschil ligt voor-
namelyk in het mindere bezoek op 3 October,
toen de hoepelwedstryd een groot aantal
toeschouwers lokte.
Onder de geschenken wordt in het byzonder
vermeld oen kostbaar zilverstuk, gelegateerd
door wylen den heer P. Du Rieu Jr., een bla
zoen van de Kempener broederschap.
Doch verschillende kleinere waren der com
missie ook hoogst welkom; zy zyn alle in
het achtste supplement op den catalogus ver
meldéén is een zeer fraai fleschje, bolvormig,
geheel en al met groote trekletters, niet alleen
in styl, maar stellig van de hand van Willem
Van Heemskerk, den bekwaamsten onzer glas
graveurs uit het midden der 17de eeuw.
De overigo nummers van het supplement
zyn grootondeols te danken aan do familie
Du Rieu.
De heer Verster schonk, voor do teeke-
ningen-verzameling, een schetsboek met studie
koppen van wylen prof. Camper, afkomstig
van wylen zyn grootvader, dr. Van Kaat-
hoven.
Ook hadden er aanwinsten plaats door aan
koop: Eenigo medaillons kunsthaarwerk uit
het begin dezer eeuw, vervaardigd door F. F.
Mente 1814, in eene lyst achter glaseenige
schilderyen, als een portret door Palthe, een
monnikskop, waarschyniyk eene studie, eene
8childery van I. L. Cornet, „het atelier van
Rembrandt," een schetsje van G. J. Bos, enz.
De commissie sloot zich aan by deRembrandt-
vereeniging, en vermeerderde haren historischen
atlas met de uitgaven der graven van Holland
van Visser, de collectie der kunstprenten met
gravures van Lucas van Leydenook ontving
zy photographieën naar Leidsche meesters.
Op eene aanvrage van den archivaris om
den topographischen atlas van het Archief te
transporteeren als behoorende daar meer
eigenaardig te huis, werd besloten hieraan
gevolg te geven, onder dit voorbehoud, dat
de rangschikking dezelfde zou biyven en de
atlas van den heer Dozy daarby zou worden
gevoegd. Daar het supplement wel drie por
tefeuilles bedraagt en dit eerst moet beschre
ven worden en ingeschikt, kan de overbren
ging eerst later plaats hebben.
De heer Verster verzocht verlof om in de
Kunstzaal eenige tentoonstellingen te houden
van kunstwerk, gravures, schilderyen of tee-
keningen; de commissie zou de onkosten
dragen, die niet veel behoefden te zyn, ter-
wyi die kunstwerken, enz. zonder verhooging
van tarief te gelyk met de overige voorwerpen
van het museum kondon bezichtigd worden
hiertoe werd besloten.
Meer en meer beantwoorden deze tentoon
stellingen aan haar doel en is een uitge
breider bezoek daarvan het gevolg.
De gelden ad ƒ1400, der commissie toege
staan by de begrooting, werden allen besteed
aan oppassers, extra-schoonmaak, arbeids
loon, hout, spykers, verfwaren en herstellingen,
alsmede aankoopen.
De amanuensis was belast met het be-
schry ven der voorwerpen, en het etiquetteeren
van het supplement, het inrichten der verschil
lende tentoonstellingen onder leiding van den
conservator, het herstellen der voorwerpen,
en het assisteeren van den custos.
Op Maandag 11 Juni a. s., van des voor
middags 10 tot des namiddags 3 uren, zal in
eene kamer van het Raadhuis te Woubrugge,
worden zitting gehouden door den inspecteur
der directe belastingen te Alfen, tot het ver
strekken van inlichtingen aangaande de in
vulling der biljetten A en B der bedryfs-
belasting.
Examens L. O. 's-Gravenhage, 8 Juni.
Geëxamineerd 6; geslaagd 4, te woton de
heeren: M. P. Van Hooidonk, van Leiden;
P. H. Heytze, van Den Haag; J. Hommels,
van Alfen, en P. H. J. Ket, van Zegwaard.
Naar het „Vad" verneemt, wordt aan
het dep. van binnenland6che zaken eene alge
meene onteigeningswet voorbereid.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft aan de Commissarissen dor Koningin in
de provinciën de volgende aanschry ving gericht:
Naar aanleiding van hetgeen onlangs by het
onderzoek van de geloofsbrieven van loden
van de Tweede Kamer der Staten Generaal is
gebleken, heb ik de eer U.H.E.G. to verzoe
ken, de aandacht der burgemeestors in uwe
provincie te vestigen op de bepaling van art.
60 der kieswet, welke uitdrukkelyk opteeke-
ning van den inhoud van elk stembriefje door
beide stemopnemers voorschryft, en ben uit
te noodigen, by voorkomende gelegenheden
te bevorderen, dat dit wetteiyk voorschrift
stiptelyk in acht worde genomen.
Daar hot voorts is gebleken, dat zeer Vaak
op do stembriefjes een of beide zegels ont
breken, door welk gemis die briefjes van on
waarde moeten worden verklaard, schynt het
raadzaam, de burgemeesters uit te noodigen,
byzondere zorg te willen dragen, dat alleen
behoorlyk gezegelde briefjes aan de kiezers
worden toegezonden.
Men meldt uit SassenheimDe inspecteur
der directe belastingen te Leiden zal op
Woensdag den 13den Juni a. s., des namid
dags van 1—3 uren, ton Raadhuize inlich
tingen geven omtrent de bedryfsbelasting.
De luitenant-generaal der genie Kromhout
zette gisteren zyne Inspectie-reis voort met
een bezoek aan de militaire gebouwen te
Nymegen.
Mr. G. J. Nolst Trénitó, te's Gravenhage,
heeft gisteren voor den Hoogen Raad den eed
afgelegd als advocaat en procureur.
Het Kamerlid de heer Van Kamebeek
zal by zyne terugkomst in de Tweede Kamer
plaats nemen aan de rechterzyde, naast zyne
mede-afgevaardigde voor Utrecht, don heer
Bastert, daar thans alle zetels aan de linkerzyde
zyn ingenomen.
Gemengd Nieuws.
Fr. St., een goede zestiger en
byna blind, gaat des Vrydags steeds uit
Leiden naar Loischendam, om er bat een en
ander van liefdadigen in ontvangst te nemen.
In laatstgenoemde gemeente trof de onge
lukkige het lot, dat hy wegens zyn zwak
gezichtsorgaan over een meerpaal struikelde
en in den Vliet viel, daarby een been brekende.
Hy werd gisteren onder geleide per rytuig naar
het academisch ziekenhuis te Leiden vervoerd,
In het „Hötel de France" aan de
Hoogstraat te Rotterdam is door een kellner,
thans voortvluchtig, van een collega een be
drag van ongeveer 80 ontvreemd uit een
koffer, staande op diens slaapkamertje.
Donderdag is do landbouwer W.
F., uit Herkenbosch, de vorige week aange
houden als verdacht van medeplichtig te zyn
aan den moord, gepleegd op den jachtopzich
ter Hommen, uit Vlodrop, ontslagen.
De aangehouden zwagers A. G en S. J.
blyven ontkennen.
Blykons een telegram, dat do
„New York Herald" uit Portland ontvangt,
is de Williamette-rivier in Oregon buiten de
oevers getreden. Ten gevolge van deze over-
strooming is oen gedeelte der Northern Pacific-
lyn onder water gezet. Ook de oogst en de
andere spoorweg-lynen worden met grooto
schade bedreigd.
Insgelyks wordt uit Madrid gemeld dat
do noordeiyko, noord-oosteiyke en noord-
westeiyke provinciën van Spanje door hovigo
stormen zyn geteisterd. De telegraphischo
gemeenschap tusschen de hoofdstad en deze
provinciën is daardoor grootendeels verstoord.
Evenals Weenen, werd ook Beriyn
gisteren bezocht door een on weder, dat vooral
in het westeiyko gedeelte der stad grooto
schade aanrichtto. De stortregens, waarmede
het onweer gepaard ging, veroorzaakten
vooral groote schade op do terreinen en aan
d'ö gebouwen der onlangs geopende laod-
bouw-tentoonstelling.
Uit het Evgelsch van MARIE 00 REL LI.
1)
Het was een donkere December-avond, zóó
mistig en donker, alsof de metropolis zich
een zwart lykkleed had omgeslagen. De zware,
laag neerhangende wolken ontlastten zich nu
en dan in een langzaam neervallenden, kouden
regen. De voetgangers in do straten geleken
veel op geeatverschyningen, zooals zy het
eene oogenblik uit den mist opdoken, by
het flikkerende schynsel eener gasvlam, om
weder even snel in den gelen damp te ver-
dwynen.
Ouder gesmoord, angstig geflu^ontlaadden
do treinen aan de stations jn de wereldstad
hun gewone contingent huiverppde^hoestende
reizigers. Slaperige bedienden, uit hun humeur
door het natte weder, rukten hun ruw en
haastig de kaartjes uit de handen. Omnibus
conducteurs stoven by het minste oponthoud
op en snauwden den passagiers de plaats
hunner bestemming toe; winkeliers zelfs
waren dien avond onvriendelyk en onbeleefd
on vergaten zoodoende geheel hun eigen be
lang; de koetsiers der huurrytuigen maakten
hunne haastig uitstappende vrachtjes achter
hun rug belacheiyk of riepen ze minder
vleiende epitheta achterna; in het kort:
iedereen was zoo ontevreden en boos, als
men zich maar denken kan, behalve natuurlyk
die enkele uitverkoren stervelingen, die van
alles in het leven de beste tyden opzoeken,
ook van zulk hondenweer.
In de breede Cromwell Road kon de mist
ongehinderd zyn eigen weg gaanals in
dikke rookwolken schreed hy langzaam od
statig verder en drong zelfs door de voegen
der huizen, tot in de elegante salons, waar
hy de ryken deed, huiveren by hun knappend
haardvuur; de ryken die zoo gemakkeiyk
vergaten dat er nog zooveel bittere koude
en armoede geleden wordt door die wereld
daarbuiten, waarvoor zy hunne deur gesloten
houden.
Voor een groot huis, overladen mot ver
guldsel en met gele zyden gordynen voor
de ramen, stond een gesloten rytuig, ge
trokken door twee wèldoorvoede paarden.
De deftig uitgedoste koetsier zat op don bok,
terwyl. de palfrenier in onberispelijke houding
plaveisel stond met zyne gehand-
schoende hand sioriyk geleund op den blin
kend zilveren knop van het portier. Beide
heeren zagen er recht vastberaden uit; men
zou zeggen dat zy zooeven besloten hadden
eene grootsche daad te verrichten, die do
geheele wereld zou verbazen, maar het spyt
my dat ik de waarheid moet zeggenzy
hadden juist samen ernstig verschil van
meening, daar de een vond dat lamscoteletten
des avonds gegeten gemakkeiyk te verteren
waren, en de ander volhield dat gebraden
osselapjes met uitjes wel zoo smakeiyk
waren. Deze verschillende zienswyze nu had
tusschen beiden eene heftige discussie ten
gevolge gehad, die hiermede Gindigde, dat
de koetsier zóó roerend pleitte voor zyn
lievelingsgerecht, dat de palfrenier zich eindelyk
wol gewonnen moest geven. Toen zy deze
gewichtige quaestie besproken hadden, bleven
zy verder stilzwygend nadenken over al de
heerlykheden, die zy reeds hadden genuttigd
en nog zouden nuttigen op de kosten van
anderen, en het was in deze aangename
overpeinzingen, dat wy hen aantroffen.
De paarden begonnen ongeduldig te worden
en trappelden met hunne pooten in de modder,
die hoog opspattezy schudden hunne manen
en hun glanzenden nek in den steeds dikker
wordenden mist.
Op de witte steenen treden van het bordes
zat, ineengekrompen van koude en ellende,
onopgemerkt door de beide statige personages,
onbeweeglyk eene in lompen gehulde gedaante.
Plotseling werd de deur met luid geraas
opengeworpen en een stroom van licht en
warmte scheen in de mistige straat; ophot
zelfde oogenblik opende de palfrenier, met
het zelfde onverstoorbaar gelaat van straks,
het portier. Eene bejaarde dame, ryk gekleed,
met verschillende diamanten in het gryze
haar, daalde de stoep af. Zy verspreidde een
heeriyken geur van patchouli en violetpoeder.
Zy werd op den voet gevolgd door een levend
modeplaatje, eeno aangekleede pop met een
aardig wipneusje en schalks vooruitstekend
mondje, dat met voorname minachting haar
zyde en kant byeenhield, alsof de grond voor
hare elfengestalte te hard was om over te
zweven en zy slechts op het zachtste fluweel
mocht treden.
Toen zy haar rytuig bereikt had, stak de
vrouw, die inmiddels uit haren schuilhoek te
voorschyn gekropen was, hare hand uit om
eene aalmoes.
Twee donkere oogen vol wildo smart wer
den op haar gericht en een paar bleeke lippen,
nog trillend van het onderdrukte weenen,
zeiden
„Ach, lady, geef my eene kleinigheid, ach
lady, lady!"
Maar de „lady" was haar reeds voorby
oer zy nogmaals had kunnen vragen; onder
een vera telyk schouderophalen en een
angstig bytcntrekken harör geparfumeerde
kleederon nam zy in het rytuig plaats.
Met zwakke hoop koerdo do arme vrouw
zich naar het jonge meisje, dat er zooveel
zachter uitzag.
„O, heb toch medolyden, slechts oen kloinig-
heidje, God zal er u voor zegenen l Gy zyt
ryk en gelukkig en Ik sterf van honger. Maar
één peony, voor het kind, myn artii klein
k'ndl" en zy wilde haren ouden verëleten
omslagdoek opendoen, als om haar het kind
te toonen, toon zy terugschrikte door de hard
vochtige uitdrukking in de oogen, die zoo
jeugdig en toch zoo geheel zonder teeder-
heid waren.
„Wat hebt gy op onze stoep te maken,
ga dadeiyk heen, of ik laat een agent roepen",
zeide het jonge meisje toornig.
„Howard, hoe kunt gy toelaten, dat zulk
vuil bedelvolk by ons rytuig staat," vervolgde
zy tot den palfrenier, „ik zou wel eens willen
weten, waarvoor gy eigeniyk betaald wordt l
Het is eene schande voor ons huis."
„Het spyt my, miss," antwoordde de man
eerbiedig, „ik zag die.... die persoon niet
eerder," waarop hy het portier sloot en zich
met oen verontwaardigd gezicht naar het on
gelukkige schepsel keerde, dat nog steeds op
dezelfde plaats stond.
„Pak u weg! Hoort gy niet?" zeid6 hy vol
majesteit, met zyne goudgeborduurde mouw
zwaaiend.
Na aldus zyn plicht volbracht te hebben,
beklom hy zyne verheven zitplaats naast zyn
vriend den koetsier en de equipage rolde in
vluggen draf vorder.
De bedelares, dio om barmhartigheid ge
smeekt had aan hen, die geeno barmhartig
heid kendeD, keek het rytuig in stommo
vertwyfeling na; zy ware misschien in ver-
wenschingen losgebarsten, had mot het kind
op hetzelfde oogenblik een zacnt, klaagiyk
gekreun doen hooren.
Haaatlg liep zy voort, met snelle schreden,
onver&$il!% waarb'oón, tof 'zy' 'eindelyk stond
voui*- Jo fcHtijohekoke^k, de „Oratory". Do
nog onafgomaakto voorgevel verhief zich
somber uit don mist; er was niets vriendeiyks
aan hot gobouw, dat uitlokte tot binnentreden,
maar telkons wanneer er iemand in- of uit
ging, drong eon straal van licht door de met
rood baai bokleode tochtdeur, dio de arme
vrouw van gezelligheid en warmte sprak.
Na eenig aarzelen beklom zy de breede trap
pen en na eens naar binnen gegluurd to
hebben, scheen zy moed te vatten en trad
binnen. De plaats was haar geheel vreemd,
en zy begreep niets van de beteekenis van
het gebruik, dat er van word gemaakt.
(Wordt vervolgd.)