PERSOVERZICHT.
MENGELWERK.
De Amsterdammer gaf onder het opschrift
„Samenwerken en Samensmelten" een viertal
artikelen over eene m o g e 1 y k e fusie
van de radicalen met de geavan
ceerd-liberalen. Het blad ging daarby
uit van een opstel in De Nederlander (orgaan
Kerdyk-Borgeslus), waarin de onvermyde-
lflkheid van eene schifting in de liberale go-
lederen was betoogd en de wensch naar eene
fusie met de radicalen was uitgesproken.
„Mogen allen, ovor en weer, doordrongen
zioh betoonen van het plichtbesef om, ver
getend wat vergeten mag worden, te streven
naar samenwerking, zoo mogeiyk naar samen
smelting," schreef De Nederlander.
De Amst. betoogt nu, dat men aan de
uiterste linkerzj) der liberalen eindelijk over
komt tot de door haar reeds lang verkondigde
beginselen. De uitnoodiging tot samenwerking
op nieuwen gemeenschappelyken bodem,
zonder omzien, neemt zy aan, mits - en
dat is de eenige, maar ook nadrukkelijke
voorwaarde men dan ook ten volle radicaal
ztJ. „Aan den naam van radicaal is ons
niets gelegen, maar het radicaal z (J n be
teekent voor ons des te meer. Daaronder
wordt verstaan De Amst. neemt deze formu
leering gaarne van De Nederl. over - het
bestrijden van voorrechten, het dienen der
democratie met volle toewijding, het voeren
van eeno sociale politiek. Kunnen w(J het
nu ten opzichte van de zaak eens worden,
waarom zou de toenadering behoeven uit te
blijven
De Amst. is echter vol vreeze, dat er niet
veel van zal komen. Zal er een begin van
samenwerking zijn, dan houde allo dubbel
zinnigheid op by het gebruik van woorden
en uitdrukkingen. Daar is bijv. do schei
ding van Kerk en Staat, het hoog
geroemde beginsel, dat al de programma's
der onvervalscht liberale party sierde,
maar welks toepassing voor haar, die
in den grond eeno protestantsch-kerkelyke
party is, „geiyk zou staan met het plegen
van verraad aan hare beste vriendon en hot
begaan van een diofstal jegens zichzelve."
De Amst. ziet dan ook de grooto meerder
held der liberalen, die tot deze nieuwe party
worden ultgenoodigd, achterblyven.
Allereerst is althans noodig, niet alleen dat
men duideiyk aanwyze, waarvoor men op dit
oogenblik meent to moeten y veren, maar ook
welko men de meest in hot oog springende
consequenties acht. Niet ieder Takkiaan, of
wil men lieverniet ieder voorstander van do
definitieve kiesrechtultbreiding is beroid de
democratie te dienen, laat staan „met volle
toewyding" te dionen. Misschien zyn de
meesten door opportunistische overwegingen
van allerlei soort aan Tak'B zyde gebracht.
Wil men uit den geheelen z.g. linkervleugel
eene nieuwe party maken, dan zou dit eene
uiterst zwakke politieke party zyn, veel
zwakker dan de liberale in hare slechtste
dagen ooit geweeBt is.
Het is aan geene tegenspraak onderhevig,
de politiek zal eene sociale politiek worden
en de sociale leus der democratie iets anders,
geiyk men weet, dan de leus dor sociaal demo
cratie met hare opheffing van privaat-bezit
der arbeidsmiddelen is: betere ver-
deeling van ket maatschappelp
inkomen, wat ingrypende maatregelen zal
vorderen en groote offers zal vragen van den
bezittenden, d. i. van den hoogeren en van
den middenstand. Zal men daarmee medegaan
Men bogrypt wel, zegt De Amst., dat er
onzerzyds van besnoeiing onzer beginselen
noch van staking in onzen yver voor de toe
passing van ons program sprake kan zyn.
wy mogen verwachten dat ztf, die tot „samen-
8 mei ting" geneigd zich betoonen, inderdaad
met ons denzelfden koers wenschen uit te
gaan en dat met ongeveer gelijke snelheid.
Naast onze sociale oischen staan de poli
tieke: algemeen kiosrecht, evenredige ver
tegenwoordiging, invoering van het referen
dum, afschaffing van eene Eerste Kamer op
plutocratischen grondslag. Dezen laatsten
oisch by v., een dor eerste punten op het
program der waarachtig domocratische party,
heeft men slechts te noemen, om van le 36
heeren, die den linkervleugel heeten uit te
maken, er minstens 26 te zien deinzen. En
gaan we van deze 36 terug op de kiezers,
ook hier zullen na de tienduizenden slechts
enkele duizenden zich der nieuwe party ge
negen betoonen. De bezittende klasse kan
alleen voor een zeer gering gedeelte
zich van ganscher harte aansluiten by een
democratisch streven. Het volk echtor begeert
dat zonder eenigen twyfel. Is er dus voor de
heeren Kerdyk c. s. een groot werk te ver
richten, zy hebben om te slagen minder te
letten op de 36 heeren en hunne kiezers, dan
op het volk, dat tot heden nog geen kies
recht ontving.
Wat er van de liberale party worden zal,
acht De Amst. eene vraag van zeer onderge
schikt belang. Door alle partyen heen zal de
scheiding loopen: rechts de plutocratische
conservatieven, links de democratische radi
calen. Alles, wat er in de eigoniyke poli
tiek te doen is, brengt geene noemenswaarde
verandering in het lot der honderdduizenden.
Of Van der Kaay dan wel Smidt ons wat
administratief recht geeft, Pierson dan wel
Sprenger van Eyk ons personeel herziet, Van
Dodem of Bergsma onze koloniën beheert,
dit alles valt weg by do eischen der sociale
politiok. En welk vertrouwen zou hot volk
kunnen stellen in eene democ 'atischo hervor
mingsparty, waartoe mannen als Zyp en Ferf,
Knyfi" on Bonman, Van Kerawyk en De Kanter
behoorden naast Kerdyk on Heldt.
De echte democraten als Kerdyk c. s. had
den een wel omschreven en goed geformuleerd
program aan hunne uitnoodiging moeten doen
voorafgaan. Op dat program hadden ze de
mannen van halve, kwart, achtste of zestiende
toewyding moeten wegzenden. Dan kan er
een zuivere toestand ontstaan, waarby het
vertrouwen des volks behouden biyft. Daarom
alleen is het te doen. Zonder dat, besluit De
Amst., zullen wy nooit worden eene echte
hervormingsparty.
De Tijd heeft zich ook, evenals zoovele
andere organen, gemengd in de gedachten-
wisseling over het herstel der Pau-
seiyke legatie, en wel om te waar
schuwen tegen het doorzetten van „eene
ontydige beweging."
Na in een hoofdartikel betoogd te hebben,
hoe weinig kans er bestaat, om het herstel van
het Nederlandsch gezantschap by den Paus
verwezeniykt te zien, vervolgt De Tijd aldus:
„Waar wy echter op meenen te moeten
wyzen, en in het belang der zaak-zelve op
aandringen, is: dat men zich vooraf duideiyk
rekenschap geve van de eventueele schadeiyke
gevolgen, die uit eene ongetwijfeld edelmoe
dige, maar ontydige bewoging zouden voort
vloeien Niet iedereen, gelooven wy te mogen
zeggen, is daartoo evenzeer in staat. Maar
daarom ook achten wy het plicht van voor
zichtigheid, althans by belangen, die van zoo
teederen en algemeenen aard zyn als het hier
bedoelde, het eerste woord te laten aan, of
ten minste vooraf ernstig overleg te plegen
met personen, die door iedereen moeten geacht
worden, daartoe het meest en het best in
staat te zyn.
„Wy vertrouwen dat niemand, ook niet
onder de aanvankeiyke voorstanders der voor
bereide beweging, ons dit rondborstig woord
ten kwade zal duiden. Wy meenden het te
moeten spreken, ten einde te verhoeden, dat
hetgeen oprechteiyk bedoeld word als eene
daad van katholieken moed en offervaardige
liefde, zou worden ter hand genomen en go
bezigd als een welkom wapen in een arm
zaligen stryd, die, zonder het gezantschap by
het Vaticaan te herstellen, menig ander voor
deel, door ons behaald, in ernstig gevaar zou
brengen
„Dat onze vrees in dit opzicht ongemoti
veerd zou wezen, gelooven wy niet, Reeds rui
meenen wy ten bewyze daarvan te mogen
herinneren aan den betreurenswaardigon uit
slag der herstemmingen te 's Gravenhage en
te Katwyk. Dat in beide districten de radicale
tegenstanders van allerlei gadiDg yverig in
de weer waren om, door het oproepen van het
„clericale spook", de weifelende kiezers voor
hunne candidaten aan de stembus te winnen,
staat vast. Hoeft men natuuriyk volkomen
ter goeder trouw 1 van onzen kant hun de
taak niet wat al te gemakkeiyk gemaakt
De Standaard schryft hieromtrent:
Onze Roomsche landgenooten zouden wat
liofs geven, indien het Nederlandsch gezant
schap by den Paus kon worden hersteld.
Wat deert hun het verlies van drie, vier
Kamerzetels, indien dit voor hen boven alles
gaande doel kon worden bereikt 1
Uit dien hoofde was het volkomen natuur
iyk, dat, nu zy op 10 en 24 April het hoofd
leger voor den politieken veldslag tegen do
finale kiesrechtuitbreiding leverden, de stille
wensch by hen opkwam, of thans, als loon
voor den gepresteerden dienst, de missie op
hot Vaticaan niet van Kabinet en Kamer te
vergen ware.
Immers, het geldt ook van deze quaestie:
Nu of nooit.
Zoodra ons kiesrecht is uitgebreid, en onze
politiek zich in meer domocratische richting
ontwikkelt, is alle uitzicht op het herstel van
deze missie onhorroepeiyk voorbygegaan.
Het laat zich dus zeer wel begrypen, dat
De Maasbode c. s. thans op ernstiger toon
op contra-prostatie voor bewezen diensten aan
dringen.
En toch, het Kabinet schynt de zaak niet
aan te durven. Zyne toch reeds zoo moeilyke
positie zou er te ernstig door bodreigd worden.
Dat zag men al dadeiyk uit het krasse
non pos8urau8 van de N. Rott Cour., en
later nog duidelijker uit de houding van De
Tijd en van De Residentiebode.
Om de geleden nederlaag te verbloemen,
palmt men zelf, van| Roomsche zyde, reeds in,
en vermaant De Maasbode en consorten, om
zich desgelyks in te binden.
Zetels verloren.
Geene enkele portefeuille buiten den tradi
tioneelen éénling.
Nu ook de Missie by het Vaticaan van tafel.
Waariyk, men kan niet zeggen, dat het
den Roomschen politici, onder hunne nieuwe
constellatie, meeloopt.
Wyi de kiesrechthervorming van minister
Van Houten ook de gemeenteraden zal
omvatten, en de vrees voor oen uitgebreid
kiezerscorps voor deze lichamen hoofdzakoiyk
is gelegen in de bezorgdheid voor de gemeente-
financiën, zal de regeling hiervan volgens de
Delflsche Opmerker aan kiesrechtherziening
voorafgaan, en „oene goede regeling van
het gemeenteiyk financiewezen is niet denkbaar
zonder voorafgaande herziening van het
personeel."
Het werkplan, zooals het uitgevoerd zal
worden, kan dus kwalyk anders zyn dan dit:
1°. het personeel
2°. de gemeente-financiën;
3°. het kiesrecht.
Dit vooropstellend, vraagt de schryver:
„Hoe echter stelt men zich de zaak nu voor?
Zal men het gemeenteiyk financiewezen en
het gemeentelijk kiesrecht regelen met het
oog op en in verband met de bestaande ge
meentewet? En dus: óf de bestaande in vele
opzichten verbetering behoevende toestanden
bestendigen, óf wel, na de vaststelling van
belastingwezen en kiesrecht, den werkkring
en de bevoegdheid der gemeentebesturen wy-
zigenen zoodoende dadeiyk het pas gelegde
verband weer op losse schroeven stellen?"
Ziedaar eene quaestie, die het kabinet mag
overwegen in de drie weken rust, door de
Kamer genomen.
In Het Centrum wydt dr. Schaepman een
artikel aan het Koninkiyk Besluit van 20
December 1893, waarby, door tusechenkomst
van Minister Tak van Poortvliet, uitstel werd
verkregen van de bepalingen omtrent het
aantal onderwyzers, dat op 1 Januari
1894 en in den loop van dat jaar by do by-
zondere scholen had mooten worden aange
steld. Dit Koninkiyk Besluit was, zooals
schryver uit het in de Kamer gesprokene
aanhalende in herinnering brengt, uitge
vaardigd om aan de werkeiyk bestaande be
hoefte aan onderwyzers te gemoet te komen.
Dr. Schaepman gelooft echter, „dat het
Bijzonder Onderwys eenigszins vermetel zal
doen door de toekomst met rustige gerustheid
af te wachten.
„In elk geval," gaat hy voort, „zal het nuttig
en noodig wezen, dat zy, die zich met het
besturen der byzondere scholen bezighouden,
den toestand eens goed onderzoeken, om het
geheel te kunnen overzien.
„Er staat zooveel op het spel in zedelyken
en in stoffdiyken zin. Zoowel onze eer als onze
subsidie Onze eer, omdat het byzonder onder
wys schryver zondert buitengewone geval
len uit toonen moet, dat het ernstig wil
voldoen aan de verplichtingen, die hot op
zich nam."
En wat die subsidiën betreft, doet dr. S.
enkele grepen„Te Tilburg b. v. staan tot een
gezameniyk bedrag van 10,000 op het spel.
Te Utrecht ƒ1800. Te Zwolle ƒ1700. Te
Maastricht ƒ1600. Te Roermond ƒ1400.
Of men weder eene overgangsbepaling zal
zien komen, als de overmacht blykt? Men kan
het hopen, indien men wil; men kan het ver
wachten, indien men durft, er op rekenen
mag men niet.
Omtrent Lombok zegt De Standaard:
Het ernstig bericht, dat te Batavia eene
expeditie naar Lombok wenschelyk
wordt geacht, wekt terecht eenige bezorgdheid.
Het oiland Lombok ligt, geiyk men weet,
vlak naast het eiland Bali; en uit Bali zyn
overheerschers naar Lombok overgestoken,
die de Sasaks, of oorspronkeiyke bewoners,
aan zich onderworpen hebben.
Nu zyn de Sasaks Mahomedanen, en de
Balineesche indringers heidenen, zoodat alle
inéénsraelting van beide stammen is uitge
sloten, overmits de Balineezen het Indische
kastenstelsel bybouden.
Dit geeft dan telkens aanleiding tot pogin
gen van de Sasaks, om het juk der Balineezen
af te schudden, on omgekeerd van do Bali
neezen, om do Sasaks te knevelen.
Daar nu de Balineezen slechts 6 pet. van
de bevolking uitmaken, zouden do Sasaks
goede kans hebben, indien niet de Balineezen
in het oogenblik van het gevaar aldoor hunne
geestverwanten uit Bali lieten overkomen,
om met hunne hulp do Sasaks ten onder te
houden.
Dat is ook nu weer geschied. De Sasaks zftn
met hulp van uit Bali overgekomen krijgs
volk verslagen; on nu moeten de verdrukte
Sasaks weer het gelag betalen.
De Sasaks roepen nu onze bescherming
in; en daar bovendien de Balineesche vorst
op Lombok onzen afgezant beleedigd heoft,
acht het Gouvernement te Batavia, dat eene
expeditie ter verlossing van de Sasaks en
tot tuchtiging van den vorst van Lombok
niet mag uitbiyven.
Op zichzelf zou dezo expeditie dus kalm
kunnen afloopen. Ruim 90 pet. dor bevolking
van Lombok is op onze hand, en slechts even
zes percent kan tegenover ons in het ge
vecht komen.
Daar zit dan ook het gevaar niet.
Maar wel kan de zaak kritiek komen te
staan, indien de vorst van Lombok de hulp
van de vorsten van Bali inroept en verkrygt.
De Vorst van Lombok is leenman van den
Radja van Karang Asam, op Bali, en kan dus
zyn leenheer te hulp roepenen reeds by den
aanval op de Sasaks is gebleken, dat er op
Bah veel neiging bestaat om handelend op
te treden.
Zelfs is het de vraag, of de Vorst van
Lombok zoo uitdagend zou zyn opgetreden,
indien hy niet uit Ball gesteund werd.
Zoo zou deze expeditie dus op een oorlog
niet met Lombok alleen, maar ook met Bali
kunnen uitloopen; en dan was er het eind
van weg.
Voor het pas opgetreden Kabinet is dit
incident verre van aangenaam.
Atjeh bindt alle beschikbare troepen; en een
échec zou ons buiten staat vinden, om met
eene tweede, sterkere expeditie op te treden.
Het zal dus zeer zaak zyn, de expeditie zóó
in te richten, dat elk échec is afgesneden,
en dat onze koloniale marine Bali isoleert.
En kan dit, dan heeft deze expeditie veel,
dat ons aantrekt.
Het geldt hier de bescherming van eene
kwaadwillig onderdrukte bevolking; en op de
Mahomedaansche bevolking van den Archipel
zal het eer een gunstigen dan een ongunstigen
indruk maken, indien ze weet, dat we hare
geloofsgenooten op Lombok tegen de heiden-
sche Balineezen beschermen.
„Gelukkig Nieuwjaar."
Uit het Fransch van Pierre Salès.
I.
Arme oudjes, zy hebben den avond door
gebracht met het schikken der cadeaus, welke
zj) morgen hun vrienden hopen aan te bieden.
En toch waren zjj verre van vrooiyk; stil
zwijgend hebben zy alles in orde'gemaakt.
Nu hebben zy zich teruggetrokken in hunne
slaapkamer, met haar solide mahoniehouten
meubelen en stevig ouderwetsch ledikant,
haren grooten, een weinig lomp staanden
spiegel en hare verschoten gordijnen, het ge-
heele meubilair, dat zy zich aangeschaft heb
ben, stuk voor stuk, toen z(J zouden gaan
trouwen, want hun kolossaal vermogen, dat
z(J nu bezitten, hebben zi) eerst later door
noeste vlijt en onvermoeide werkzaamheid
weten te vergaren.
In den tijd, toen deze meubelen hun ge-
heele huishouden uitmaakten, noemden zij
elkander „manlief" en „vrouwtje," tot hun
een kind geboren werd, dat hun de namen
gaf, waarmede zij elkander voortaan altyd
zouden aanspreken„vadertje" en „moeder."
En hoewel z\J nu belden oud geworden zijn
en de tijd hunne haren heeft doen grijzen,
nog altijd noemen zU elkander zoo.
Gewoonlijk is do nieuwjaarsdag voor deze
beide oudjes de vroolykste dag van het ge
heels jaar, want hunne middelen veroorloven
hun velen op dien dag gelukkig te maken
met hunne nieuwjaarspresenten. Maar van
avond is het geheel iets anders, ditmaal zijn
zi) niet opgewekt en zien z(j elkander telkens
treurig aan, want het is voor het eerst in
twintig jaar, dat z(j niet met hun drieën den
oudejaarsavond vieren. H(J is ver weg, hun
zoon, en de kolonel heoft don vrijwilligers
slechts 48 uren verlof toegestaan. Jean had
bur. gevraagd, hoe h(j die twee dagen zou
doorbrengen en het was niet zonder voel
moeite, dat zi) zich bedwongen hadden te
schrijven„Och, al kunt gy maar één uurtje
thuis zijn, kom ons slechts even omhelzen,"
maar z(J hadden de verzoeking weerstaan en
hem zelfs uitdrukkelijk verboden, dien korten
HJd thuis te komen. Twee dagen door te
brengen in een kouden spoortrein, op eene
harde bank, en dat om enkele uren bjj zijne
ouders to kunnen vertoeven, neen, dat was
al te vermoeiend I
En nu op hunne kamer gekomen, spraken
zi) er nog eens over. En terwijl hij aan zijne
stem de noodige vastheid trachtte te geven,
zeido de oude vader ernstig: „Het is toch
maar veel beter dat de jongen rustig daar
ginds is gebleven. Want daar heeft h() zijne
kameraden en wellicht heeft eene der families,
waar hy aan huis komt, hem wel gevraagd.
En over zijne beurs behoeven wy ons niet
ongerust te maken, die is goed gevuld. Het
zou wel heerlijk geweest zijn, hem op nieuw
jaarsdag by ons te hebben, maar voor hem
is het toch beter zóó en als hij het maar
naar den zin heeft."
En met een blik vol teederheid keken
beidon naar een verbleekt portretje, dat een
klein ventje in zijn eerste broekje en kieltje
voorstelde en waar niemand, behalve zij, zeker
den knappen, jongen soldaat van het regiment
uit zouden herkennen. Maar den beiden oudjes
was dat portretje een dierbaar aandenken
aan hun gelukkig verleden en alsof het de
macht bezat hen te troosten, glimlachten zy
tegen elkander.
II.
Zy zijn naar bed gegaan, maar slapen kun
nen zy niet; de gedachte, dat morgen hun
jongen er niet zijn zal om hun een gelukkig
nieuwjaar te wenschen, houdt hen wakker.
Werktuiglijk richten zij zich halverwege op
en beginnen zi), op don elleboog geleund, over
den goeden ouden tijd te spreken.
„Herinnert gij u nog?"
En de herinneringen komen in menigte en
verdringen elkander.
„Weet gij nog wel dat ik hem op nieuw
jaarsdag eens een alphabet gegeven heb en
dat gy hem de letters leerdet? Ik bad hem
op mijne knieën en gy speldet hem de letters
voor, terwijl gij ze met den vinger aan-
weest.
„Ja, en dat groote stokpaard, waar by altijd
op ging zitten 1 En dan riep by„Bébé wordt
soldaat!''
„Ja, en nu is hij soldaat geworden. En
herinnert gij u nog, dat ik hem in den omni
bus van school ging halen? Dan liet ik hem
onderweg zijn nieuwjaarswensch voor u op
zeggen. En wat was dan alles, wat h(J op
nieuwjaarsdag aan zfln vader wist te wen
schen? „Gelukkig nieuwjaar", weet g(J het
nog?"
„Hoe menigmaal heb ik met hem alle
boulevards afgeloopen! Dan mocht hij twee
stukken speelgoed kiezen voor zijn nieuwjaar
en om zijne keus te kunnen doen, was het
noodig dat hy zijn vader de halve stad door
sleepte, van de eene uitstalling naar de andere."
Dienzelfden avond hadden de oudjes de
boulevards nog eens op en neder willen
wandelen, maar z(J waren spoedig weder
teruggekeerd: de vreugdekreten der kleinen
en de opgewekte gezichten der ouders her
innerden hun te veel aan hun jongen.
„Hoort gij niets vroeg de moeder plotseling.
„Neen, wat dan?"
„Ik dacht dat ik de straatdeur hoorde;
ach, ik verbeeldde het mjj natuurlijk."
ZU kan het zich maar niet indenken dat
hU zoo ver van haar verwUderd is; vroeger
waren zy immers nog geen dag van elkaar
gescheiden geweest. En het wordt bijna eene
manie, maar bU ieder kraken van de trap.
bU ieder onverwacht opengaan der deur, meent
zU haren jongen te zullen zien binnenkomen.
Hoe dikwyis is ze nog naar zyne kamer ge
gaan, als by laat thuiskwam van een of
ander feestje, om hem goeden nacht te zeggen
en om te zien dat hy rustig sliept
„Het is al laat, wy moesten liever gaan
slapen," vermaande zy.
„Hebt gy hem het gold vroeg genoeg gei
zonden, zoodat hy het morgenochtend kan
hebben?" vroeg hy.
„Ja zeker."
Het geraas op straat wordt minder, en
helder wakker, maar dit zorgvuldig voor6lk;
ander verbergend, blyven de beide oudjon
den eersten dag van het nieuwe jaar ver
beiden. Samen houdt hen dezelfdo hoop, de
zelfde gedachte bezig; maar om elkander
de mogeiyke teleurstelling te willen sparen,
houden zy zich slapend
in.
Des ochtends liet de moeder door de dienst
bode de kamer van haren Jean luchten en
er een helder vuur aanleggen. Zelve borstelde
zp zpne winterjas uit en met eigen handen
maakte zp zyn bed op en legde zy een ongor
bruikt, geung stuk zeep op de waschtafel.
Op do tafel legde zy een handvol sigaren klaar.
Midden in baar werk kwam haar echtgenoot
haar verrassen.
„Maar waarom doet gij dit, lieve?"
„Ik...."
„Hebt gU oen brief van Jean ontvangen?
„Ik, weineen, hoe komt gy daaraan?"
„Kom, gU belden hebt altyd geheimen."
Neen, inderdaad zy heeft geene enkele
tijding van haren zoon ontvangen, maar
indien hy eens mocht komen, dan wilde zij
toch dat alles in orde was. En daarom maakte
zU al deze toebereidselen.
En in hare verbeelding bracht zij hem
reeds zUn ontbyt op bed en overlaadde zy
hem weder met al die teedere woorden,
welke een man alleen van zyne moeder hoort.
Hiervan beeft zy echter niets aan haren
echtgenoot gezegd; hy zou haar maf uit
lachen, maar zy heeft zich vast voorgenomen
niet te gaan slapen dan na vyf uren, want
de trein uit het Zuiden komt om ualfvUf
'8 morgens aan.
Ieder geluid op straat dringt tot baat
luisterend oor door.
Men moet in Parys gewoond hebbon om
te kunnen begrypen wat het zeggen wil, op
iets te liggen wachten.
De straatdeur, welke ieder oogenblik voor
andere bewoners van het huis open en dicht
gedaan wordt; de rytuigen, welke telkens
naast eene woning of er vóór ophouden; do
stemmen, welke tot u doordringen en welke
men zich verbeeldt te herkennen; de klok,
welke ieder kwartier zich in den toren doet
hoorendit alles maakten de beide oudjes, ieder
voor zichzelf, door, want geen van beiden zouden
zy elkaar hun geheim hebben willen verraden.
Zy konden dus niet by elk rytuig, dat
stilhield, opspringen en naar het raam snellen,
en bp geen enkel geluid was het hun zelfs
vergund aan hunne kamerdeur te luisteren.
„Bagage kon hy niet by zich hebben,"
rekenden zy ieder voor zich uit; „hy behoefde
dus maar in het eorste het beste rytuig te
springen. Het station is niet ver van hunne
woning verwyderd, hy kon er dus al zyn.
Nog niets.het is waar, des morgens zyn
de paarden gewooniyk moede.".
Plotseling echter richten zy zich tegelyk
op. Nu is er toch zeker een rytuig voor hunne
deur stilgehouden en het is wel degelyk
hunne huisdeur, die nu zoo hard wordt dioht-
geworpen, dat de muren er van dreunen. Zou
by het zyn?
„Jean 1" roepen beiden onwillekeurig, ge
ïyktydig.
„Maar het is immers onmogelyk," zegt
vadertje ernstig. „Ik heb hem zelf geschre-,
ven.
Hy twyfelt nog, of liever hy doet alsof hy
twyfelt; het mocht eens niet waar wezen en
dan zou zyne vrouw immers zoo bitter teleur
gesteld zyn!
By haar is echter niet do minste aarzeling;
zy heeft zyn stap herkend, dienzelfden stap,
welke haar des nachts zoo dikwyis uit haren
diepsten slaap heeft gewekt.en dan dat
eigenaardig gekletter van eene sabel.
Zy heeft bare ochtendjapon reeds aange
schoten, als hy nog zit te luisteren, en nu
neemt zij het nachtlampje om haren jongen
op de trap by te lichten.
„Ik wist dat gy komen zoudt!"
„Hadt gy het dus geraden?"
„Zou eene moeder dat niet raden?"
Vader komt nu ook aangeloopen en steekt
zyn zoon beide handen toe.
„Ik had het u toch verboden.
„Gy weet wel, vadertje, dat ik altyd een
ongehoorzame zoon ben geweest."
Welk oene reis om een paar uurtjes hier
te kunnen zynt"
„Als men tweo maanden achtereen in de
kazerne geslapen heeft, geeft men niet meer
om eene harde bank in eene derde klasse
coupé."
Nogmaals omhelst de moeder haren jongen,
„Gy zyt er niet magerder op geworden, gy
ziet er bost uit!"
„Gy weet wel dat ik altyd zeg, dat gy
overdryft!" En lachend dreigde de oude man
zyne vrouw met den vinger.
In stilte echter wees hy even trotsch op zyn
knappen, flinken zoon, als zy, en vol belang
stelling vraagt by hem naar allerlei.
En Jean, die, eveneens als vroeger, 6en
mooien nieuwjaarswensch bedacht heeft, weet
niets anders te zeggen, terwyl hy zyne ouders
harteiyk omhelst, dan: „Gelukkig nieuwjaar,
gelukkig nieuwjaar 1"