N°. 10512.
"Vrijdag; 1 Juni.
A0. 1894-
<§eze [Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Dierenbescherming.
jPenilleton.
Leiden, 31 Mei.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. i f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer/" 0.17{. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
„Wat deze sekte aangaatons is bekend
dat zij overal tegengesproken wordt Deze
woorden, waarmee de Joodsche aristocraten
in 't oude Rome hunne voorname minachting
voor het jeugdig Christendom uitspraken,
kunnen wy, met geringe wijziging, overnemen,
als wy de publieke opinie zullen kenschetsen
ten opzichte van de Vereeniging tot bescher-
I- ming van dieren. Immers, van de genoemde
vereeniging zou men ook kunnen zeggen, dat
k zu overal tegengesproken wordt. Die tegen-
Kj spraak echter wel verre van ons te ontmoe
digen, vuurt veeleer den yver aan tot ver
dediging der goede zaak.
Mag ik bierbtf in herinnering brengen bet
verband, waarin het aangehaalde woord voor
komt? Paulus is te Rome aangekomen en
heeft daar het door hem gehuurde huis be
trokken. Niet alleen echter heeft hy daarin
z\jn intrek genomen, want hy is gevangene
en dus nacht en dag vastgeketend aan den
krijgsman, die hem bewaakt, en 't is slechts
bij booge gunst, dat hij in deze afzonderlijke
li woning verblijf houdt. Daar noodigt hij na
drie dagen de voornaamsten der Joden, om
hen te zien en met hen te spreken over de
hope Israëls, waarvoor hij zijne boeien draagt,
't Antwoord der broederen is niet zeer broe
derlijk. Van uw persoon, zeggen zij, hebben
wy goed noch kwaad geboord, en nu ja, bij
gelegenheid willen wij uwe gevoelens wel
eens hooren, maar wat die sekte betreft,
die de hoop, waarvan gy spreekt, meent ver-
wezeniykt te zien, ons is bekend, dat zij
overal tegengesproken wordt.
Trekt Paulus zich nu terug, en laat hy 't
plan tot verdere samenspreking varen, daar
't zich laat aanzien, dat alle verdere pogingen
zullen afstuiten op 't vooroordeel en den
twijfelzucht dier mannen? Geenszinsl Op een
bepaalden dag ontvangt de apostel die heeren
opnieuw, en tracht hen met al de kracht,
die in hem is, te bewegen, om toe te treden
tot die sekte, die wel door velen werd tegen
gesproken, maar alleen uit onkunde en ver
keerde opvatting harer beginselen.
Wat Paulus nu deed voor de groote, de
heilige zaak, die hy voorstond, dat tracht ik
r to doen voor het streven der dierenbescher
mers en dus voor eene zaak, die, in vergelyking
van die des apostels, uiterst klein en gering
mag boeten, maar die toch ook hare beteekenis
en wezeniyke waarde heeft.
De christelijke zedeleer schrijft ook kleine
plichten voor. Paulus kende die ook en nam
ze in acht. In deze zelfde gevangenis schreef
hy om den reismantel, dien hy te Troas, by
Carpus, achtergelaten had. Tot die kleine
plichten behooren ODgetwyfeld ook die, welke
wy tegenover onze redelooze medeschepselen
te vervullen hebben en welker verwaarloozing
groote gevolgen heeft en tot schade en schande
leidt. Hier geldt in vollen nadruk het woord
van Jezus: Die getrouw is in het minste,
die is ook in bet groote g6trouw, en die in
het minste onrechtvaardig is, die is ook in
het groote onrechtvaardig.
De glimliicli der Kouingin.
i)
I.
De „Mercure de France," eon pcëüsch-
letterkundig tydschnft, dat eiken Zaterdag
met een blauw omslag verschoen, had in
September 1788 eene aandoeniykeidylle: 0De
liefde op het land" geleverd, een gedicht van
do sentimenteole soort, geiyk destyds in de
modo was en by dozynen gemaakt werd. De
schryver had zich geteekond „vicomte Francois
I Auguste De Chateaubriand." Deze jonge
I Bretonsche edelman was eerst voor zeer
I korten tyd te Parys gekomen, om luitenant
1 in het regiment Navarra te worden. Hy had
echter veel meer neiging voor poëtische fan
tasieën en avontuuriyke reisplannen dan voor
het militair, en zyne schry vers vreugde was
niet te bescbry ven, toen hy zyn eerste gedicht,
bovonbedoelde idylle, gedrukt zag. Eerst ver
beeldde hy zich dat geheel Frankryk daarover
in verrukking moest geraken en eenigen tyd
later was het voor hem eene recht pynlyke
gewaarwording, toen hy bemerkte, dat nie
mand, niet eens de critiek, zich om zyne
verzon bekommerde.
Kort daarna had een groot cour in het
koninklijke slot te Versailles plaats. By die
gelegenheid viel, behalve aan vele anderen,
ook aan den negentieDjarigen poëtischen luite
nant van het regiment Navarra in zyne
dualiteit als afstammeling van een der oudste
En wat zeggen ze dan al zoo, die tegen
sprekers? Welke grieven brengen zy tegen de
dierenbescherming in? Dat is er naar, wien
je voorhebt; de een heeft dit, de ander dat
aan te merken, maar allen redeneeren, alsof
zy bet grootste gelyk van de vischmarkt en
de wysheid in pacht hebbeD.
„Och!" zegt de heer Abels, „ik vind die
dierenbescherming zoo ziekelyk, zoo over
dreven en ik zeg dan maar altyd: bescherm
liever de menschen!" Daar is iets van aan,
van 't geen Abels daar zegt; want er zijn er,
die in hunne liefde voor de beesten te ver gaan
en daardoor het y veren der dierenbeschermers
bespotteiyk maken. Wel nemen wy niet voor
goede munt aan al de aardigheden, die op
naam der bedoelde dwepers gedebiteerd worden,
wel zullen we, om iets te noemen, als een
gewonen canard aanmerken, dat verzinsel
over de prysvraag: „hoe zullen wy 't best
de honden van vlooien bevryden, zonder aan
laatstgenoemde beestjes eenig leed te berok
kenen?" Maar met dat al: het feit der over-
dryving bestaat. Onjuist is echter wat wy er
by voegden over 't ridiculiseerenwant niet
het werk van anderen, maar zichzelven maken
de overdryvers bespottelijk.
Hield evenwel de bewysvoering van Abels
steek, en moet dus eene zaak afgekeurd wor
den, omdat zy voor overdryving vatbaar is
en daardoor schadelijk kan worden, dan moet
ook de Zaterdagsche reiniging afgeschaft wor
den Zeker, dan blyven we, als de aartshertogin
Izabella in hetzelfde ondergoed rondsukkelen,
want ook de verschoonings liefhebbery kan
overdreven worden. Men haalt toch het voor
beeld aan van lieden, die 't geen uur lang
in hetzelfde flanelletje koDden uithouden en
halve dagen in de badkamer doorbrachten.
En dan dat zeggen: bescherm liever de
menschen! dat staat nu immers geiyk met
het geval, dat zoo'n smeerpoes, die de water
vrees hoeft en de waschvrouw heeft bedankt,
de reiniging van kleed of lichaam ontraadt,
met den uitroep: Reinig liever je ziel!
Zeker, mynheer Abels! als wy kiezen
moeten tusschen die twee: bescherming van
menschen of van beesten, dan kiezen wij
't eerste, en stichten in ons hart eene eerezuil
voor u, die ons tot zulx eene verstandige
keuze hebt gebracht. Maar zoover zyn we
nog niet. Er behoeft geene keuze gedaan te
worden. Waar er sprake is van 't zich ont
fermen over menschen en dieren, daar kan
nog de regel geldenDeze dingen moest men
doen en de andere niet nalaten! Wil iemand
den hondekens brood toewerpen, hy behoeft
het daartoe den kinderen niet te ontstelen.
De menschenvriend kan dierenbeschermer
meteen zyn. En naast de honderd en één
OeDoemde Oostonrijkscbe voretin deed bij't beleg
van Oetonde (16011604) eene gelofte, dat zyzok^r
kleediDgetnk niet zou afleggen of verwieeolen, eer
do etad zou ingenomen zrjn. 't Gevolg hiervan wae,
dat dit gewaad langzamerhand eene zeer oigonaardige
tint kreeg (want het beleg dnnrdo drie jaren) zoo
iets van bruinachtig geel, slappe thee met melk en
een greintje saffraan, eene klenr, dio door do hove
lingen izabcl-klour werd genaamd. Bekend zrjn vooral
de izabelkleurige pa&rdon.
genootschappen van philanthropischen aard
kan er allicht eene enkele vereeniging wezen,
die zich het lot der stomme dieren aantrekt.
Maar wy mogen nog een stap verder gaan
en zeggen: De ware menschenvriend is uit
den aard dor zaak ook dierenvriend, en hy,
die leert, dat men barmhartig moet zyn ook
voor de redelooze medeschepselen, hy kweekt
in het hart dat gevoel van liefde en mode
lijden, dat zich in dubbele mate tegenover
den evenmensch zal uiten.
't Is niet de vraag: Tot welke klasse be
hoort het schepsel, dat ïydt of geniet, is het
een zoogdier of een vogel, heet het mensch
of paard? Maar de vraag is: gevoelt het de
pyn, lijdt het onder de slagen? Wie zonder
oorzaak een levend wezen doet lyden en in
den aanblik van dat lyden zich verlustigt, hy
is in ieder geval de echte menschenzoon niet.
Wat den mensch adelt, wat hem tot mensch
maakt, 't is de liefde. Liefde heet de familie
trek, waaruit onze verwantschap met God
blykt. En de liefde strekt zich zoo ver mogeiyk
uit, zy omvat allen en alles, wat lieven en
lyden, wat gelukkig en ellendig zyn kan.
R. Koopmans Van Boekeren.
Aan den gemeenteraad hebben B. en Ws.
overgelegd eene missive van Gedeputeerde
Staten, waarin, nevens goedkeuring van eenige
bepalingen in de Onderwys-Verordeningen,
welke door den Gemeenteraad in zyne zittingen
van 28 December 1893 en 11 en 25 Januari 11.
werden vastgesteld, bedenkingen werden ge
opperd tegen het laten vervallen van de leer
vakken l (beginselen der Fransche taal) en
s (gymnastiek) op de scholen der 3de en 4de
klasse, waartoe in de Raadszitting van 28
December 1893 en 11 Jan. 11. werd besloten.
Op grond van die bedenkingen geven Ged.
Staten in overweging, dat de Gemeenteraad
op dat besluit zal terugkomen en dat alsnog
de leervakken l en s voor de scholen der
3de en 4de klasse worden opgenomen.
De Plaatseiyke Schoolcommissie heeft daar
omtrent advies uitgebracht en handhaaft hare
meening, dat het leervak l behoort geschrapt
te blyven. Zy meent echter dat het wensche-
lyk is ten aanzien van het leervak s op het
genomen besluit terug te komen.
B en Ws. kunnen zich volkomen vereeui-
gen met do gronden, door de Schoolcommissie
aangevoerd voor de afschaffing van het leer
vak l op de scholen 3de en 4de klasse en
konden derhalve volstaan die gronden in hunne
oDtwerp-missive aan Gedeputeerde Staten over
te nemen.
Inderdaad heeft volgens B. en Ws. de School
commissie, met een beroep op de statistiek,
uitnemend aangetoond, dat aan het onderwys
in de Fransche taal op die scholen in deze
gemeente nooit werkeiyke behoefte heeft be
staan, en dat de omstandigheid, dat ongeveer
100 kinderen van dat onderwys gebruik
maakten, allerminst die behoefte bewyst.
Met het betoog van de Schoolcommissie
ten aanzien van het behoud van de gymnastiek
op de scholen 2de en 4de klasse kunnen
B. en Ws. zich daarentegen in geenen deele
vereenigen.
De gronden voor hunne meening, die B. en
Ws. reeds vroeger ontwikkelden, worden in
de concept-missive aan Gedeputeerde Staten
uiteengezet.
Terwyi B. en Ws. in hun schryven aan
Gedeputeerde Staten uit den aard der zaak
minder den nadruk kunnen leggen op de
finantiëele bezwaren, voor onze gemeente aan
het behoud van dat leervak verbonden, meenen
zy er toch den gemeenteraad nogmaals op
merkzaam op te moeten maken, dat inderdaad
dit finantiëel bezwaar niet gering is.
Uitbreiding van de schoollokalen toch moet
er een noodzakelyk gevolg van zyn.
Dit bezwaar klemt te meer, nu de scholen
3de en 4de klasse, zelfs ondanks bet inrichten
van eenige gymnastieklokalen voor school
lokalen, waardoor zy aan hunne bestemming
onttrokken worden, zóó bevolkt zyn, dat
slechts met de grootste moeite de leerlingen
op die scholen behooilyk plaats kunnen vinden.
B. en Ws. vertrouwen dat Gedeputeerde
Staten ook met dit bezwaar rekening zullen
houden.
De gemeente Leiden getroost zich groote
finantiëele offers voor het lager onderwys.
De verhooging der jaarwedden van de onder-
wyzers, de reorganisatie van het onderwys
in de vrouweiyke handwerken, waartoe de
gemeenteraad besloot, doen de uitgaven voor
het lager onderwys aanmerkeiyk stygen. Met
het oog op den finantieelen toestand onzer
gemeente is het daarom volgens B. en Ws.
dringend noodzakelyk, dat uitgaven, die niet
volstrekt noodzakelyk zyn, worden vermeden
en daartoe behoort volgens de overtuiging
van B. en Ws. het onderwys in de vakken
l en s op de scholen 3de en 4de klasse.
Zy wenschen daarom by Gedeputeerde
Staten eene poging aan te wenden om alsnog
de door den gemeenteraad genomen besluiten
tot afschaffing van de leervakken l en s op
de scholen 3de en 4de klasse goed te keuren
en vertrouwen dat Gedeputeerde Staten zich
met de nieuwe zienswyze van B. en Ws.,
welke ten aanzien van de gymnastiek althans
ook door den inspecteur van het Lager Onder
wys gedeeld wordt, zullen vereenigen.
Ten slotte heeft de aandacht van Ged.
Staten getrokken de mededeeling van B. en
Ws. dat de gemeenteraad besloten heeft aan
don heer J. D. Van Wyk, hoofd der Jongens
school 2de klasse, eene personeele toelage toe
te kennen van f 200 'sjaars. Ged. Staten
zouden hot meer in het belang achten van
genoemden onderwyzer, met het oog op zyne
eventueele latere aanspraak op pensioen, wan
neer het bedrag zyner vaste wedde met die
som werd verhoogd.
B. en Ws. geven derhalve aan den gemeen
teraad in overweging: lo. met intrekking van
de aan den heer J. D. Van Wyk, hoofd der
Jongensschool 2de klasse, verleende personeele
toelage van f 200, de jaarwedde van het hoofd
der Jongensschool 2de klasse vast te stellon
op f 23002o. hen te machtigen tot Ged.
Staten namens den gemeenteraad het schryven
te richten, dat zy den gemeenteraad, in den
geest als bovenbedoeld, in concept overleggen.
De commissie van financiën heeft geene
bedenkingen tegen het voorstel van Hnrg. en
Weths. van 21 Mei jl. tot het in eigendom
afstaan aan A. Verhoog Jz. van een gedeelte
gemeentegrond van de Voldersgracht en een
gebouwtje, te zamen groot 29.50 centiaren,
by het kadaster bekend Sectie H. N°. 2947,
tegen den prys van zes gulden per centiare.
Zy stelt derhalve voor overeenkomstig het
voorstel te besluiten.
Op de in het Nufcsgebouw alhier gehouden
vergadering van aandeelhouders in de Ver
eeniging tot bevordering van den bouw van
werkmanswoningen is het jaardividend over
1893 bepaald op 3 percent.
De „Maatschappy der Nederlandsche
Letterkunde" te Leiden houdt Donderdag 21
Juni hare jaarlyksche vergadering. Aan de
orde komen o. a. een voorstel om f 450 beschik
baar to stellen voor eene nieuwe uitgave van
Van der Schueren's „Teutohonista", en 250
als eerste bydrage voor de uitgave eener
taalkaart van Nederland, door liet „Kon. Ned.
Aardryksk. Genootschap".
Ter vervanging van dr. W. Pleyte, die als
bestuurder moet aftreden, is een dubbeltal
voorgesteld: mr. H. Van der Hoeven en dr.
A. E. J. Holwerda; ter vervanging van den
penningmeester den heer D. Hartevelt: het
dubbeltal de heeren D. Hartevelt en dr. E. F.
Van Dissel.
Er z\1n dit jaar 103 candidaten voorgedragen
voor binnenlandsch lid, 16 voor buitonlandsch
lid. Zooals men weet, kunnen er respectieveiyk
slechts 20 on 4 worden gekozen.
Door den architect den heer W. F. Van
der Hoyden werd te Leiden aanbesteed: het
bouwen van eene stoom-leder- en schoen
fabriek alhier. De hoogste inschry ving bedroeg
ƒ20,000, de laagste van den heer J. N. Boter-
mans ƒ15,685. Het werk is echter gegund
aan den heer C. Kruis, te Katwyk, voor 17,200.
Voor het examen voor onderwyzeres zyn
geslaagd de dames: A. M. Overeem, van
Brielle; J. C. G. Faassen, van Oudenhoorn j
en M. J. C. Verbrugh, van Leiden.
In de laatste zitting van de Algemeens
Synodale Commissie der Nederl.-Herv. Kerk
bracht de president, toen de agenda was afge
handeld, allen leden eene erkentelyke hulie
voor hunne toewyding aan den gemeeu-
schappeJykeii arbeid, waardoor in betrekkeiyk
korten tyd zeer veel is kunnen worden nfgo-
daan, en voor hetgeen ieder had toegebracht
tot het onderhouden en bevestigen van dun
geest van wederzydsche waardeering en wel
willendheid, die ook deze vergadering heefü
gekenmerkt. Hierna vertolkte hy in harteiyke
bewoordingen de erkenteiykheid der synodale
commissie jegens de heeren mr. W. B. S.
Boeles en dr. H. G. Hagen (van Leiden),
wier diensttyd ten einde spoedde, voor de
belangryke diensten, door hen aan de Kerk
bewezen, en bood hun de beste wenschen
voor hunne personen en hunne gezinnen aan,
en voegde er de betuiging by van zyne dank
baarheid jegens alle leden zonder onderscheid,
voor de hem ook in dit jaar betoonde wel
willendheid en den steun, hem zoo ruim
Bretonsche adeliyke geslachten de hoogs eer
te beurt aan de majesteiten persooniyk voor
gesteld te worden. In de schitterende gala
uniform zag de slank en sierlyk gebouwde
jongeling, met het edele, bleeko en eenigszins
droomendo gezicht, er werkeiyk zeer goed uit.
Niettemin trok hy in de audiëntiezaal van het
slot te Versailles volstrekt niet do attentie
van Lodewyk XVI, die bijna onmerkbaar met
het hoofd knikte, toen de vicomte hem voor
gesteld werd.
Chateaubriand maakte de voorgeschreven
diepe buiging en gevoelde zich zeer teleur
gesteld, waut hy had gehoopt dat zyne majes
teit een gesprek met hem aanknoopen of
hom althans eenige vragen doen zou. Dan
zou hy misschien eene geschikte gelegenheid
gevonden hebben, om den koning te zeggen
„Uwe majesteit heeft voor ettelyke jaren den
heer De Lapérouse op eene ontdekkingsreis
uitgezonden in het belang der aardryks-
kundige wetenschap. Ook ik, sire, koester
hot vurig verlangen, dezelfde wetenschap te
dienen en wel door eene ontdekkingsreis naar
de Noordpool!" Misschien ware Lodewyk
daarop genadig ingegaan en had hy het stoute
plan grootmoedig gesteund. Maar nu kon er
natuuriyk voorloopig niets van komen.
Zulke gedachten gingen door het brein van
den jongen man op het oogenblik, dat hy
naar de voorschriften der étiquette diep voor
de majesteiten boog, want koningin Marie
Antoinette zat naast den koning. Nu echter
was den vicomte een zoete troost, een ware
triomf beschoren. De koningin zeide eensklaps
met hare zachte stem: „Chateaubriand de
naam is my bekend, ik heb hem ergens ge
drukt gezien. Vicomte, zyt gy misschien ook
dichter? Hebt gy de lieve idylle „De liefde
op het land" voor den „Mercure de France"
geschreven
Bevend van vraugde antwoordde de edel
man bevestigend.
„Vicomte, gy maakt zeer mooie verzen,"
zeide de koningin met vriendelyken glimlach.
Daarop knikte zy vriendelijk met het hoofd, zoo
dat heur hoog kunstmatig kapsel zacht trilde.
Volgons de regelen der étiquette trad
Chateaubriand nu terug en verdween in do
wolk van hovelingen, wier zacht gemurmel
hem verraadde, dat do hem van de koningin
te beurt gevallen onderscheiding algemeen
opgemerkt was. Marie Antoinette had dus
zyne idylle gelezen en haar recht mooi ge
vonden! Welk een geluk voor den schryver,
welk eene eerl Het Noordpool-plan geraakte
geheel op den achtergrond. De koningin had
hem als 't ware tot dichter gezalfd. En dan
haar zoo betooverende glimlach, toen zy hem
zoo vriendeiyk aangekeken hadl Hy vergat
dien glimlach der koningin zyn leven lang niet.
Toen het onweer der groote revolutie begon,
besloot Chateaubriand, wien de nieuwe toe
standen onmogeiyk konden bevallen en dio
nog geen lust gevoelde, evenals andere ver
dreven edellieden, tegen zyn vaderland samen
te spannen of het met de wapenen in de
hand te bestryden, naar Amerika te gaan,
om vandaar de ontdekkingsreis naar de Noord
pool, waarvan hy nog altyd droomde, te
ondernemen.
Voorzien van eenige brieven van aanbe
veling aan George Washington, zeilde hy naar
Philadelphia, de toenmalige bondshoofdstad
der Amerikaansche Unie, waar hy zich aan den
beroemden president voorstelde. Washington,
gedachtig aan de vroegere Fransche vriend
schap, die in den onafhankeiykheidsooriog
van zoo groot nut geweest was, ontving hem
zeer voorkomend.
„Wat kan ik voor u doen, mynheer?"
vroeg hy.
„Ik zou gaarne eene ontdekkingsreis naar
de Noordpool maken," antwoordde Chateau
briand. „In het belang der wetenschap ver
zoek ik u, deze onderneming te steunen."
Verwonderd zag Washington den teoren
jongen Franschman aan. Naar zyne verstan
dige meening scheen niemand hem minder
geschikt voor zulk eene expeditie dan de
vicomte.
„Hoe stelt gy u dan eigeniyk zulk eene
onderneming voor?" vroeg hy.
„Zeer eenvoudig, president! Mot oenige
trouwe reisgenooten marcheer ik eerst over
het Amerikaansche vasteland en dan over
het ys der zee naar de Noordpool."
„Gy zoudt dat toch waarschyniyk wel iets
moeiiyker vinden dan gy u schynt voor te
stellen. Ronduit gezegd, jonge heer, het zou
stellig uw ondergang zyn. Hoe zoudt gy zulke
vermoeienissen kunnen doorstaan I Daarvoor
zyn ruwer naturen noodig. Gy zoudt, naar
ik vermoed, óf door de wilde Indianen van
het noorden gescalpeerd worden, óf ergens in
de IJszee omkomen. Het is beter, dat gy van
hot fantastische plan afziet I In uw belang
kan ik u by zulk eene onderneming niet
steunen."
Daar het dus met de Noordpool-expeditie
niet gelukken wilde, besloot de vicomte tot
eene avontuuriyke reis in do wildernissen van
het binnenland, om met de Indianen nade"
kennis te maken.
Langen tyd vertoefde hy by de Irokeezen
in het noorden on by den stam der Natchez
in het zuiden. In een Indianendorp ontmoette
hy zyn landgenoot Violet, een dansmeester,
die de Indianen in de danskunst onderrichtte
en zyn honorarium in den vorm van bever-
vellen en berenhammen ontving. Chateaubriand
zeide van hem: „Hy was met de bekwaam
heid zyner leerlingen zeer tevredeD. Werkeiyk
had ik nooit to voren zulke grootsche lucht-,
sprongen gezien." In het land der Natchez
verdiepte de vicomte zich in den aanblik van
het wilde zuideiyke natuurschoon, en daai
schroef hy in eene wigwam zyn heeriyk, ook
nu nog veel gelezen boek „Atala." Over 't
geheol schynt hy met de Indianen in recht
goede verstandhouding geleefd te hebben.
In zyne Indiaansche eenzaamheid bereikte
hem op zekeren dag eene Engelsche courant,
die de gevangenneming van Lodewyk XVI en
Maria Antoinette meldde. Weemoedig dacht
hy aan de betooverenden glimlach der koningin*
hy besloot onverwyid naar Europa teru-g U
koeren, om voor de koninkiyke zaak met de
wapenen te vechten of met zyne welversneden
pen te schryven,
Wordt vervolgd.)