N°. 10512. "Vrijdag; 1 Juni. A0. 1894- <§eze [Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Dierenbescherming. jPenilleton. Leiden, 31 Mei. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. i f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer/" 0.17{. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. „Wat deze sekte aangaatons is bekend dat zij overal tegengesproken wordt Deze woorden, waarmee de Joodsche aristocraten in 't oude Rome hunne voorname minachting voor het jeugdig Christendom uitspraken, kunnen wy, met geringe wijziging, overnemen, als wy de publieke opinie zullen kenschetsen ten opzichte van de Vereeniging tot bescher- I- ming van dieren. Immers, van de genoemde vereeniging zou men ook kunnen zeggen, dat k zu overal tegengesproken wordt. Die tegen- Kj spraak echter wel verre van ons te ontmoe digen, vuurt veeleer den yver aan tot ver dediging der goede zaak. Mag ik bierbtf in herinnering brengen bet verband, waarin het aangehaalde woord voor komt? Paulus is te Rome aangekomen en heeft daar het door hem gehuurde huis be trokken. Niet alleen echter heeft hy daarin z\jn intrek genomen, want hy is gevangene en dus nacht en dag vastgeketend aan den krijgsman, die hem bewaakt, en 't is slechts bij booge gunst, dat hij in deze afzonderlijke li woning verblijf houdt. Daar noodigt hij na drie dagen de voornaamsten der Joden, om hen te zien en met hen te spreken over de hope Israëls, waarvoor hij zijne boeien draagt, 't Antwoord der broederen is niet zeer broe derlijk. Van uw persoon, zeggen zij, hebben wy goed noch kwaad geboord, en nu ja, bij gelegenheid willen wij uwe gevoelens wel eens hooren, maar wat die sekte betreft, die de hoop, waarvan gy spreekt, meent ver- wezeniykt te zien, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt. Trekt Paulus zich nu terug, en laat hy 't plan tot verdere samenspreking varen, daar 't zich laat aanzien, dat alle verdere pogingen zullen afstuiten op 't vooroordeel en den twijfelzucht dier mannen? Geenszinsl Op een bepaalden dag ontvangt de apostel die heeren opnieuw, en tracht hen met al de kracht, die in hem is, te bewegen, om toe te treden tot die sekte, die wel door velen werd tegen gesproken, maar alleen uit onkunde en ver keerde opvatting harer beginselen. Wat Paulus nu deed voor de groote, de heilige zaak, die hy voorstond, dat tracht ik r to doen voor het streven der dierenbescher mers en dus voor eene zaak, die, in vergelyking van die des apostels, uiterst klein en gering mag boeten, maar die toch ook hare beteekenis en wezeniyke waarde heeft. De christelijke zedeleer schrijft ook kleine plichten voor. Paulus kende die ook en nam ze in acht. In deze zelfde gevangenis schreef hy om den reismantel, dien hy te Troas, by Carpus, achtergelaten had. Tot die kleine plichten behooren ODgetwyfeld ook die, welke wy tegenover onze redelooze medeschepselen te vervullen hebben en welker verwaarloozing groote gevolgen heeft en tot schade en schande leidt. Hier geldt in vollen nadruk het woord van Jezus: Die getrouw is in het minste, die is ook in bet groote g6trouw, en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het groote onrechtvaardig. De glimliicli der Kouingin. i) I. De „Mercure de France," eon pcëüsch- letterkundig tydschnft, dat eiken Zaterdag met een blauw omslag verschoen, had in September 1788 eene aandoeniykeidylle: 0De liefde op het land" geleverd, een gedicht van do sentimenteole soort, geiyk destyds in de modo was en by dozynen gemaakt werd. De schryver had zich geteekond „vicomte Francois I Auguste De Chateaubriand." Deze jonge I Bretonsche edelman was eerst voor zeer I korten tyd te Parys gekomen, om luitenant 1 in het regiment Navarra te worden. Hy had echter veel meer neiging voor poëtische fan tasieën en avontuuriyke reisplannen dan voor het militair, en zyne schry vers vreugde was niet te bescbry ven, toen hy zyn eerste gedicht, bovonbedoelde idylle, gedrukt zag. Eerst ver beeldde hy zich dat geheel Frankryk daarover in verrukking moest geraken en eenigen tyd later was het voor hem eene recht pynlyke gewaarwording, toen hy bemerkte, dat nie mand, niet eens de critiek, zich om zyne verzon bekommerde. Kort daarna had een groot cour in het koninklijke slot te Versailles plaats. By die gelegenheid viel, behalve aan vele anderen, ook aan den negentieDjarigen poëtischen luite nant van het regiment Navarra in zyne dualiteit als afstammeling van een der oudste En wat zeggen ze dan al zoo, die tegen sprekers? Welke grieven brengen zy tegen de dierenbescherming in? Dat is er naar, wien je voorhebt; de een heeft dit, de ander dat aan te merken, maar allen redeneeren, alsof zy bet grootste gelyk van de vischmarkt en de wysheid in pacht hebbeD. „Och!" zegt de heer Abels, „ik vind die dierenbescherming zoo ziekelyk, zoo over dreven en ik zeg dan maar altyd: bescherm liever de menschen!" Daar is iets van aan, van 't geen Abels daar zegt; want er zijn er, die in hunne liefde voor de beesten te ver gaan en daardoor het y veren der dierenbeschermers bespotteiyk maken. Wel nemen wy niet voor goede munt aan al de aardigheden, die op naam der bedoelde dwepers gedebiteerd worden, wel zullen we, om iets te noemen, als een gewonen canard aanmerken, dat verzinsel over de prysvraag: „hoe zullen wy 't best de honden van vlooien bevryden, zonder aan laatstgenoemde beestjes eenig leed te berok kenen?" Maar met dat al: het feit der over- dryving bestaat. Onjuist is echter wat wy er by voegden over 't ridiculiseerenwant niet het werk van anderen, maar zichzelven maken de overdryvers bespottelijk. Hield evenwel de bewysvoering van Abels steek, en moet dus eene zaak afgekeurd wor den, omdat zy voor overdryving vatbaar is en daardoor schadelijk kan worden, dan moet ook de Zaterdagsche reiniging afgeschaft wor den Zeker, dan blyven we, als de aartshertogin Izabella in hetzelfde ondergoed rondsukkelen, want ook de verschoonings liefhebbery kan overdreven worden. Men haalt toch het voor beeld aan van lieden, die 't geen uur lang in hetzelfde flanelletje koDden uithouden en halve dagen in de badkamer doorbrachten. En dan dat zeggen: bescherm liever de menschen! dat staat nu immers geiyk met het geval, dat zoo'n smeerpoes, die de water vrees hoeft en de waschvrouw heeft bedankt, de reiniging van kleed of lichaam ontraadt, met den uitroep: Reinig liever je ziel! Zeker, mynheer Abels! als wy kiezen moeten tusschen die twee: bescherming van menschen of van beesten, dan kiezen wij 't eerste, en stichten in ons hart eene eerezuil voor u, die ons tot zulx eene verstandige keuze hebt gebracht. Maar zoover zyn we nog niet. Er behoeft geene keuze gedaan te worden. Waar er sprake is van 't zich ont fermen over menschen en dieren, daar kan nog de regel geldenDeze dingen moest men doen en de andere niet nalaten! Wil iemand den hondekens brood toewerpen, hy behoeft het daartoe den kinderen niet te ontstelen. De menschenvriend kan dierenbeschermer meteen zyn. En naast de honderd en één OeDoemde Oostonrijkscbe voretin deed bij't beleg van Oetonde (16011604) eene gelofte, dat zyzok^r kleediDgetnk niet zou afleggen of verwieeolen, eer do etad zou ingenomen zrjn. 't Gevolg hiervan wae, dat dit gewaad langzamerhand eene zeer oigonaardige tint kreeg (want het beleg dnnrdo drie jaren) zoo iets van bruinachtig geel, slappe thee met melk en een greintje saffraan, eene klenr, dio door do hove lingen izabcl-klour werd genaamd. Bekend zrjn vooral de izabelkleurige pa&rdon. genootschappen van philanthropischen aard kan er allicht eene enkele vereeniging wezen, die zich het lot der stomme dieren aantrekt. Maar wy mogen nog een stap verder gaan en zeggen: De ware menschenvriend is uit den aard dor zaak ook dierenvriend, en hy, die leert, dat men barmhartig moet zyn ook voor de redelooze medeschepselen, hy kweekt in het hart dat gevoel van liefde en mode lijden, dat zich in dubbele mate tegenover den evenmensch zal uiten. 't Is niet de vraag: Tot welke klasse be hoort het schepsel, dat ïydt of geniet, is het een zoogdier of een vogel, heet het mensch of paard? Maar de vraag is: gevoelt het de pyn, lijdt het onder de slagen? Wie zonder oorzaak een levend wezen doet lyden en in den aanblik van dat lyden zich verlustigt, hy is in ieder geval de echte menschenzoon niet. Wat den mensch adelt, wat hem tot mensch maakt, 't is de liefde. Liefde heet de familie trek, waaruit onze verwantschap met God blykt. En de liefde strekt zich zoo ver mogeiyk uit, zy omvat allen en alles, wat lieven en lyden, wat gelukkig en ellendig zyn kan. R. Koopmans Van Boekeren. Aan den gemeenteraad hebben B. en Ws. overgelegd eene missive van Gedeputeerde Staten, waarin, nevens goedkeuring van eenige bepalingen in de Onderwys-Verordeningen, welke door den Gemeenteraad in zyne zittingen van 28 December 1893 en 11 en 25 Januari 11. werden vastgesteld, bedenkingen werden ge opperd tegen het laten vervallen van de leer vakken l (beginselen der Fransche taal) en s (gymnastiek) op de scholen der 3de en 4de klasse, waartoe in de Raadszitting van 28 December 1893 en 11 Jan. 11. werd besloten. Op grond van die bedenkingen geven Ged. Staten in overweging, dat de Gemeenteraad op dat besluit zal terugkomen en dat alsnog de leervakken l en s voor de scholen der 3de en 4de klasse worden opgenomen. De Plaatseiyke Schoolcommissie heeft daar omtrent advies uitgebracht en handhaaft hare meening, dat het leervak l behoort geschrapt te blyven. Zy meent echter dat het wensche- lyk is ten aanzien van het leervak s op het genomen besluit terug te komen. B en Ws. kunnen zich volkomen vereeui- gen met do gronden, door de Schoolcommissie aangevoerd voor de afschaffing van het leer vak l op de scholen 3de en 4de klasse en konden derhalve volstaan die gronden in hunne oDtwerp-missive aan Gedeputeerde Staten over te nemen. Inderdaad heeft volgens B. en Ws. de School commissie, met een beroep op de statistiek, uitnemend aangetoond, dat aan het onderwys in de Fransche taal op die scholen in deze gemeente nooit werkeiyke behoefte heeft be staan, en dat de omstandigheid, dat ongeveer 100 kinderen van dat onderwys gebruik maakten, allerminst die behoefte bewyst. Met het betoog van de Schoolcommissie ten aanzien van het behoud van de gymnastiek op de scholen 2de en 4de klasse kunnen B. en Ws. zich daarentegen in geenen deele vereenigen. De gronden voor hunne meening, die B. en Ws. reeds vroeger ontwikkelden, worden in de concept-missive aan Gedeputeerde Staten uiteengezet. Terwyi B. en Ws. in hun schryven aan Gedeputeerde Staten uit den aard der zaak minder den nadruk kunnen leggen op de finantiëele bezwaren, voor onze gemeente aan het behoud van dat leervak verbonden, meenen zy er toch den gemeenteraad nogmaals op merkzaam op te moeten maken, dat inderdaad dit finantiëel bezwaar niet gering is. Uitbreiding van de schoollokalen toch moet er een noodzakelyk gevolg van zyn. Dit bezwaar klemt te meer, nu de scholen 3de en 4de klasse, zelfs ondanks bet inrichten van eenige gymnastieklokalen voor school lokalen, waardoor zy aan hunne bestemming onttrokken worden, zóó bevolkt zyn, dat slechts met de grootste moeite de leerlingen op die scholen behooilyk plaats kunnen vinden. B. en Ws. vertrouwen dat Gedeputeerde Staten ook met dit bezwaar rekening zullen houden. De gemeente Leiden getroost zich groote finantiëele offers voor het lager onderwys. De verhooging der jaarwedden van de onder- wyzers, de reorganisatie van het onderwys in de vrouweiyke handwerken, waartoe de gemeenteraad besloot, doen de uitgaven voor het lager onderwys aanmerkeiyk stygen. Met het oog op den finantieelen toestand onzer gemeente is het daarom volgens B. en Ws. dringend noodzakelyk, dat uitgaven, die niet volstrekt noodzakelyk zyn, worden vermeden en daartoe behoort volgens de overtuiging van B. en Ws. het onderwys in de vakken l en s op de scholen 3de en 4de klasse. Zy wenschen daarom by Gedeputeerde Staten eene poging aan te wenden om alsnog de door den gemeenteraad genomen besluiten tot afschaffing van de leervakken l en s op de scholen 3de en 4de klasse goed te keuren en vertrouwen dat Gedeputeerde Staten zich met de nieuwe zienswyze van B. en Ws., welke ten aanzien van de gymnastiek althans ook door den inspecteur van het Lager Onder wys gedeeld wordt, zullen vereenigen. Ten slotte heeft de aandacht van Ged. Staten getrokken de mededeeling van B. en Ws. dat de gemeenteraad besloten heeft aan don heer J. D. Van Wyk, hoofd der Jongens school 2de klasse, eene personeele toelage toe te kennen van f 200 'sjaars. Ged. Staten zouden hot meer in het belang achten van genoemden onderwyzer, met het oog op zyne eventueele latere aanspraak op pensioen, wan neer het bedrag zyner vaste wedde met die som werd verhoogd. B. en Ws. geven derhalve aan den gemeen teraad in overweging: lo. met intrekking van de aan den heer J. D. Van Wyk, hoofd der Jongensschool 2de klasse, verleende personeele toelage van f 200, de jaarwedde van het hoofd der Jongensschool 2de klasse vast te stellon op f 23002o. hen te machtigen tot Ged. Staten namens den gemeenteraad het schryven te richten, dat zy den gemeenteraad, in den geest als bovenbedoeld, in concept overleggen. De commissie van financiën heeft geene bedenkingen tegen het voorstel van Hnrg. en Weths. van 21 Mei jl. tot het in eigendom afstaan aan A. Verhoog Jz. van een gedeelte gemeentegrond van de Voldersgracht en een gebouwtje, te zamen groot 29.50 centiaren, by het kadaster bekend Sectie H. N°. 2947, tegen den prys van zes gulden per centiare. Zy stelt derhalve voor overeenkomstig het voorstel te besluiten. Op de in het Nufcsgebouw alhier gehouden vergadering van aandeelhouders in de Ver eeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen is het jaardividend over 1893 bepaald op 3 percent. De „Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde" te Leiden houdt Donderdag 21 Juni hare jaarlyksche vergadering. Aan de orde komen o. a. een voorstel om f 450 beschik baar to stellen voor eene nieuwe uitgave van Van der Schueren's „Teutohonista", en 250 als eerste bydrage voor de uitgave eener taalkaart van Nederland, door liet „Kon. Ned. Aardryksk. Genootschap". Ter vervanging van dr. W. Pleyte, die als bestuurder moet aftreden, is een dubbeltal voorgesteld: mr. H. Van der Hoeven en dr. A. E. J. Holwerda; ter vervanging van den penningmeester den heer D. Hartevelt: het dubbeltal de heeren D. Hartevelt en dr. E. F. Van Dissel. Er z\1n dit jaar 103 candidaten voorgedragen voor binnenlandsch lid, 16 voor buitonlandsch lid. Zooals men weet, kunnen er respectieveiyk slechts 20 on 4 worden gekozen. Door den architect den heer W. F. Van der Hoyden werd te Leiden aanbesteed: het bouwen van eene stoom-leder- en schoen fabriek alhier. De hoogste inschry ving bedroeg ƒ20,000, de laagste van den heer J. N. Boter- mans ƒ15,685. Het werk is echter gegund aan den heer C. Kruis, te Katwyk, voor 17,200. Voor het examen voor onderwyzeres zyn geslaagd de dames: A. M. Overeem, van Brielle; J. C. G. Faassen, van Oudenhoorn j en M. J. C. Verbrugh, van Leiden. In de laatste zitting van de Algemeens Synodale Commissie der Nederl.-Herv. Kerk bracht de president, toen de agenda was afge handeld, allen leden eene erkentelyke hulie voor hunne toewyding aan den gemeeu- schappeJykeii arbeid, waardoor in betrekkeiyk korten tyd zeer veel is kunnen worden nfgo- daan, en voor hetgeen ieder had toegebracht tot het onderhouden en bevestigen van dun geest van wederzydsche waardeering en wel willendheid, die ook deze vergadering heefü gekenmerkt. Hierna vertolkte hy in harteiyke bewoordingen de erkenteiykheid der synodale commissie jegens de heeren mr. W. B. S. Boeles en dr. H. G. Hagen (van Leiden), wier diensttyd ten einde spoedde, voor de belangryke diensten, door hen aan de Kerk bewezen, en bood hun de beste wenschen voor hunne personen en hunne gezinnen aan, en voegde er de betuiging by van zyne dank baarheid jegens alle leden zonder onderscheid, voor de hem ook in dit jaar betoonde wel willendheid en den steun, hem zoo ruim Bretonsche adeliyke geslachten de hoogs eer te beurt aan de majesteiten persooniyk voor gesteld te worden. In de schitterende gala uniform zag de slank en sierlyk gebouwde jongeling, met het edele, bleeko en eenigszins droomendo gezicht, er werkeiyk zeer goed uit. Niettemin trok hy in de audiëntiezaal van het slot te Versailles volstrekt niet do attentie van Lodewyk XVI, die bijna onmerkbaar met het hoofd knikte, toen de vicomte hem voor gesteld werd. Chateaubriand maakte de voorgeschreven diepe buiging en gevoelde zich zeer teleur gesteld, waut hy had gehoopt dat zyne majes teit een gesprek met hem aanknoopen of hom althans eenige vragen doen zou. Dan zou hy misschien eene geschikte gelegenheid gevonden hebben, om den koning te zeggen „Uwe majesteit heeft voor ettelyke jaren den heer De Lapérouse op eene ontdekkingsreis uitgezonden in het belang der aardryks- kundige wetenschap. Ook ik, sire, koester hot vurig verlangen, dezelfde wetenschap te dienen en wel door eene ontdekkingsreis naar de Noordpool!" Misschien ware Lodewyk daarop genadig ingegaan en had hy het stoute plan grootmoedig gesteund. Maar nu kon er natuuriyk voorloopig niets van komen. Zulke gedachten gingen door het brein van den jongen man op het oogenblik, dat hy naar de voorschriften der étiquette diep voor de majesteiten boog, want koningin Marie Antoinette zat naast den koning. Nu echter was den vicomte een zoete troost, een ware triomf beschoren. De koningin zeide eensklaps met hare zachte stem: „Chateaubriand de naam is my bekend, ik heb hem ergens ge drukt gezien. Vicomte, zyt gy misschien ook dichter? Hebt gy de lieve idylle „De liefde op het land" voor den „Mercure de France" geschreven Bevend van vraugde antwoordde de edel man bevestigend. „Vicomte, gy maakt zeer mooie verzen," zeide de koningin met vriendelyken glimlach. Daarop knikte zy vriendelijk met het hoofd, zoo dat heur hoog kunstmatig kapsel zacht trilde. Volgons de regelen der étiquette trad Chateaubriand nu terug en verdween in do wolk van hovelingen, wier zacht gemurmel hem verraadde, dat do hem van de koningin te beurt gevallen onderscheiding algemeen opgemerkt was. Marie Antoinette had dus zyne idylle gelezen en haar recht mooi ge vonden! Welk een geluk voor den schryver, welk eene eerl Het Noordpool-plan geraakte geheel op den achtergrond. De koningin had hem als 't ware tot dichter gezalfd. En dan haar zoo betooverende glimlach, toen zy hem zoo vriendeiyk aangekeken hadl Hy vergat dien glimlach der koningin zyn leven lang niet. Toen het onweer der groote revolutie begon, besloot Chateaubriand, wien de nieuwe toe standen onmogeiyk konden bevallen en dio nog geen lust gevoelde, evenals andere ver dreven edellieden, tegen zyn vaderland samen te spannen of het met de wapenen in de hand te bestryden, naar Amerika te gaan, om vandaar de ontdekkingsreis naar de Noord pool, waarvan hy nog altyd droomde, te ondernemen. Voorzien van eenige brieven van aanbe veling aan George Washington, zeilde hy naar Philadelphia, de toenmalige bondshoofdstad der Amerikaansche Unie, waar hy zich aan den beroemden president voorstelde. Washington, gedachtig aan de vroegere Fransche vriend schap, die in den onafhankeiykheidsooriog van zoo groot nut geweest was, ontving hem zeer voorkomend. „Wat kan ik voor u doen, mynheer?" vroeg hy. „Ik zou gaarne eene ontdekkingsreis naar de Noordpool maken," antwoordde Chateau briand. „In het belang der wetenschap ver zoek ik u, deze onderneming te steunen." Verwonderd zag Washington den teoren jongen Franschman aan. Naar zyne verstan dige meening scheen niemand hem minder geschikt voor zulk eene expeditie dan de vicomte. „Hoe stelt gy u dan eigeniyk zulk eene onderneming voor?" vroeg hy. „Zeer eenvoudig, president! Mot oenige trouwe reisgenooten marcheer ik eerst over het Amerikaansche vasteland en dan over het ys der zee naar de Noordpool." „Gy zoudt dat toch waarschyniyk wel iets moeiiyker vinden dan gy u schynt voor te stellen. Ronduit gezegd, jonge heer, het zou stellig uw ondergang zyn. Hoe zoudt gy zulke vermoeienissen kunnen doorstaan I Daarvoor zyn ruwer naturen noodig. Gy zoudt, naar ik vermoed, óf door de wilde Indianen van het noorden gescalpeerd worden, óf ergens in de IJszee omkomen. Het is beter, dat gy van hot fantastische plan afziet I In uw belang kan ik u by zulk eene onderneming niet steunen." Daar het dus met de Noordpool-expeditie niet gelukken wilde, besloot de vicomte tot eene avontuuriyke reis in do wildernissen van het binnenland, om met de Indianen nade" kennis te maken. Langen tyd vertoefde hy by de Irokeezen in het noorden on by den stam der Natchez in het zuiden. In een Indianendorp ontmoette hy zyn landgenoot Violet, een dansmeester, die de Indianen in de danskunst onderrichtte en zyn honorarium in den vorm van bever- vellen en berenhammen ontving. Chateaubriand zeide van hem: „Hy was met de bekwaam heid zyner leerlingen zeer tevredeD. Werkeiyk had ik nooit to voren zulke grootsche lucht-, sprongen gezien." In het land der Natchez verdiepte de vicomte zich in den aanblik van het wilde zuideiyke natuurschoon, en daai schroef hy in eene wigwam zyn heeriyk, ook nu nog veel gelezen boek „Atala." Over 't geheol schynt hy met de Indianen in recht goede verstandhouding geleefd te hebben. In zyne Indiaansche eenzaamheid bereikte hem op zekeren dag eene Engelsche courant, die de gevangenneming van Lodewyk XVI en Maria Antoinette meldde. Weemoedig dacht hy aan de betooverenden glimlach der koningin* hy besloot onverwyid naar Europa teru-g U koeren, om voor de koninkiyke zaak met de wapenen te vechten of met zyne welversneden pen te schryven, Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1