Naar aanleiding van enkele be- richten in de dagbladen betreffende steenen, in gebouwen geplaatst, die min of meer merk waardige feiten uit het lang verleden her inneren of de nagedachtenis van personen eerbiedigen, deelt men ons uit Waddingsveen mede, dat in de voormalige pastorie der Ned.- Herv. kerk ook een steen werd aangetroffen, die aan den goeden onden tyd herinnerde. 'tOpschrift luidde aldus: De jonkheer Jacob, d' eer van Noorder-WaddinxveeD, Reepmakers eedle telg, Tan Bolle'a loet on leven, Heeft in zftn vierde jaar, om meerder glanB te geven Aan dit gebouw alhier, golegd den eersten steen, Toen juist do langste dag do guldon zonnestralen Had twee-en-vflfrigmaal in de achttiende eeuw zien [dalen. J. Van Es en H. Sfuxe. Tot opheldering diene 't volgendeIn 't laatst der zeventiende eeuw gingen de heerlijk heden Noord-Waddinxveen en St.-Hubrechts- gerecht door verkoop over aan Josua Van Bello, Baljuw, Burgemeester, Raad en Vroed schap van Rotterdam. Hy was gehuwd met Vrouwe Ida Oatharina Van der Moyde. Zyn soon Mr. Jacob Van Belle had eene dochter, die gehuwd was met Mr. Adriaan Reepmaker, Burgemeester van Rotterdam, Heer van Hees- wyk en Strevel6hoek, die in 't midden der 18de eeuw beide heerlijkheden bezat. Hy be steedde een deel van zyn vermogen, om den bloei van Waddings veen te doen toenemen, en grootendeels op zfc'ne kosten werd de toen maals zeer fraaie pastorie gebouwd. Zyn zoon Jacob, die later ambachtsheer werd, legde daarvan den eersten steen, welk feit in boven staand versje werd herdacht. In het jaar 1870 i6 die pastorie aan hare bestemming onttrokken en werd een deel daar van gebruikt tot stichting der Cbr.-Geref. kerk. De gevel, waarin die steen prykte, is verdwenen. Den steen echter heeft men be houden, althans voor 't grootste gedeelte, want de kleinste helft is er afgebikt. De rest ligt nu als voetveeg vóór eene turfschuur. Sic transit gloria mundil Voor eenige dagen is een aan vang gemaakt met het metselwerk voor de Öieuwe sluis te Roelof-Arendsveen. Indien dit at vlugger opschiet dan het nu gelukkig voltooide grondwerk, bestaat er nog kans, dat deze sluis op don vastgestelden tyd zal worden opgeleverd. De drukke vaart in de zomer maanden en de groote behoefte aan schutten in dien tyd doet mot ongeduld en spanning wachten op het eind van dit werk. In ieder geval geeft deze sluis alle biyken van soliditeit en zal best een paar geslachten zien voorbijgaan. Te Aalsmeer is een begin gemaakt met de verzending der eerste aardbeziën naar Amsterdam. Hoewel het weder het rijpen der vruchten niet in de hand werkt, belooft do oogst voordeelig te zullen worden. De planten hebben van de nachtvorst weinig geleden en zyn ryk beladen met vrucht. Bijzonder vroeg mag het zeker genoemd worden, wanneer in Mei met den pluk een begin kan worden gemaakt. De „Illustrirto Briefmarken- Zeitung" deelt mede dat de Nederlandsche postzegels, welke thans eene rose kleur hebben, rood zullen worden; alsmede dat ook de andere postzegels eene verandering van kleur zullen ondergaan. Van andere zyde verneemt genoemd blad dat er een nieuw postzegel-type zal worden vervaardigd, daar de jonge Koningin thans ouder is geworden dan zy op het postzegel beeld wordt voorgesteld. In den afgeloopon nacht is op de spoorbaan der Hollandsche IJzoren-Spoor weg-Maatsch. naby de werkplaats to Haarlem in het afgaand spoor het verminkto lyk van oeno vrouw gevondon, door een der treinen overreden. De naam der ongelukkige en do oorzaak van het ongeval zyn niet bekend. Hedenochtend is door trein 6 derzelfde Maatschappij tusschen het station Haarlem en de Spaarnobrug een man aangereden, die zich voor don trein wierp. Hy werd licht aan het dybeen gewond. De zaak van Machiel Lampior, door de rechtbank te Middelburg tot levens lange gevangenisstraf veroordeeld wegens den moord te Marolleput, zal Donderdag 28 Juni a. s. voor het gerechtshof te 's-Gravenhage in hooger beroep worden behandeld. Als verdedi ger is aan den beklaagde toegevoegd mr. H. Smissaert. De Maatschappy Zeebad Sche- veningen is door aankoop eigenaresse geworden van de groote villa naast het Kurhaus langs het zeestrand, bewoond geweest door wyien vrouwe H. Jacobson, mot do daarby behoorende uitgestrekte porceelon gxonds, ter gezamenlijke grootte van ruim 40 aren. Door de politie te 's-Grav enhage is aangehouden de bode K. van een begrafe nisfonds, verdacht van oplichting van gelden ten nadoele van dio instelling. Hot g o r ec h t s h o f t e A m s t er d a m heeft gisteren vernietigd het vonnis der rocbt- bank aldaar, waarby Geel en De Schaaf wer den vrygesproken van de aanklacht van het werpen met steenen op Twoeden Kerstdag naar politie agenten, die, naar het oordeel der rechtbank, by het uiteendryven der menigte niet waren geweest in de rechtmatige uit oefening hunner functie. Het Hof heeft het den beklaagden ten laste gelogde wettig en overtuigend bewezen geacht en beklaagden, met vryspraak van de aan klacht te hebben gehandeld met vereende krachten, op grond van art. 180 W. v. St. wegens weerspannigheid veroordeeld tot eene gevangenisstraf van eene maand. In dit arrest heeft het Hof ten aanzien van het aangevoerde onrechtmatig optreden der politie overwogen, dat zoo geeno sommatie heeft plaats gehad hetgeen niet is go- bleken art. 180 toch zulk eene sommatie niet kent als vereischte om het daar bedoelde feit op te leveren. In den nacht van Zaterdag op Zondag brandde onder de gemeente Aarden- burg af de boerenschuur van Hyp. De Graeve. Alles wat er in was ging verloren, waaronder vyf paarden, twee veulens en zes kalveren. De oorzaak van den brand is onbekend. Eene dynamietontploffing heeft plaats gehad te Valenciennes. Men had v(jf patronen by een slachter aldaar geplaatst. Eene lag naast de slaapkamer en ontplofte met een geweldigen knal. De bewoners sprongen uit het bed en hadden nog den tyd de lonten der andere kardoezen uit te dooven. Er zyn geeno personen getroffen, maar de schade is zeer groot. Zaak-De Joog. Het gerechtshof te Amsterdam behandelde gisteren de bekende oplichterszaak van De Jong in hooger beroep. Op de Heerengracht stonden vele menschen te wachten totdat de gevangenwagen zou komen met den veel besproken misdadiger. De behandeling leverde weinig nieuws op. Do 'kastelein Kramer, zyne vrouw en zyne dochter logden onder eede de bekende getui genissen af; de huwelijksplannen, het testament van den vader van De Jong, diens landgoederen te Duivendrecht, de Nieuwer AmBtelsche notaris, de antiquaar, het landmeterschap en hot achtereenvolgens leonen van f 25, f 35 en f 40, alles kwam weer op het appèl. De Jong zat in het midden voor de groene tafel, als heer gekleed, mot zyn hood naast zich. Blykbaar was hy niet zoo luimig gestemd als gewoonlyk. Hy luisterde steeds scherper toe, soms met de hand aan het oor, en nu en dan glinsterden zyne oogen van verontwaardiging. Eenige malen onderhield hy zich mot zyn verdediger, en een oogenbïik stond hy half op, om naar buiten te zien, waar nog steeds velen waehtten op zyn vertrek. Na elke getuigenis verklaart De Jong de beweringen voor laster, voor praatjes, geboren uit „schreeuwende wraakzucht." Er heeft geen testament van zyn vader bestaan, hy heeft geen geld afgezet aan Kramer, alleen leende hy van hem tien ryksdaalders, niet zooals do Kramers verklaardon, een bankje van f 25, en dat geld gaf hy spoedig terug. Meer leende hy niet. Hy zeide verder dat de getuigen thans heel andere verklaringen afleggen dan voor den rechter-commissaris. Kramer heeft hem aan gespoord tot leenen en tot trouwen. Hy zei „Ga je gang maar, ik zal het wel betalen, zoo kryg je je vroeger verzopen dubbeltjes terug." De advocaat generaal mr. Jolles meende in zyn requisitoir, dat het onomstootolyk bewezen is, dat men hier te doen heeft met een oplichter. Spr. gelooft dus dat de belangstelling voor deze zaak niet zoo groot behoeft to zyn. Do Jong wordt beschuldigd den kastelein Kramer in drie keeren f 100 te hebben ontvreemd. De Jong boweert slechts f 26 te hebben iu 10 rijksdaalders, welke hy echter terugschonk. Spr. schetste de geslepen manier, waarop Do Jong zich nostelde in dit bnrgeriyk huis houden, waarvan hy de dochter het hof maakte, engageerde en wilde trouwen. Spr. wees op het testamont van den vader, waardoor de zoon by de familie vertrouwen wist te wekken. De Jong boweert geen af schrift van het testament te hebben gehad. Daartegenover staan de getuigenissen van vyf onder oode gehoorde personen. Kortom, spr. meent hier dus te doen te hebben mot een samenweefsel van verdichte on listige kunstgrepen, die vallen onder art. 326 \V. v. Strafrecht. Do drie kunstgrepen heeft de rechtbank be schouwd als ééne voortgezette zaak. Hiermede kon spr. zich vereonigen, maar vier jaren straf met aftrek van preventief, acht spr. niet te zwaar voor dezen persoon, een recidivist, een der diepst gezonken individuen, volgens technici, oen wezen, dat zoovele vrouwen onge lukkig maakte om er geld uit te slaan. Spr. achtte de uitspraak van vier jaron door de rechtbank dan ook niet te lang en hy requireerde dit vonnis te bekrachtigen, met veroordeeling in de kosten van appellant. De verdediger, mr. L. H. J. Lamberts Hurrel- brinck, hechtte niet zoovoel waarde aan het rapport der deskundigen. Pi. meent dat deze vervolging niet is in gesteld uit beleedigd rechtsgevoel, maar door een beleedigd persoon uit wraakzucht en haat. Meer dan een vol jaar was verloopon tusschen de feiten en do aanklacht. Deze zaak zou nooit in behandeling gekomen zyn, zonder wraak zucht, zonder de latere inhechtenisneming van beklaagde wegens andore feiten. PI. toont vorder aan, dat de „manoeuvre frauduleuse" ontbreekt. Verder ontkende pleiter, dat bekl. had gelogen om te bedriegen. De Jong liegt altyd, alleen om to liegen. Hy liegt overal, zelfs tegenover pleiter liegt hy, zonder dat hy by die leugens eenig voordeel kan hebbenhy liegt, wetende dat hy die leugen geen kwartier kan volhouden. Het liegen is hem een harts tocht geworden. Om nu tot de in art. 326 bedoelde listige kunstgrepen te behooren, moet eene leugen zóó zyn, dat zy geloofwaardig is voor een normaal denkend mensch, en in staat een niet zorgloos man to verschalken. En dat is met de leugens van De Jong niet het geval. Mej. Kramer had geen slachtoffer kunnen worden, als zy had nagedacht. Andere per sonen uit den burgerstand werden dan ook geen slachtoffer van De Jong, gelyk pl. met voorbeelden aantoonde. Pl. drong daarom aan op vernietiging van het vonnis en ontslag van rechtsvervolging. Op eene mildere straf dringt pl. niet aan. Hy vraagt alleen recht. Uitspraak op Dinsdag 5 Juni a. s. Glimlachend verliet De Jong de zaal. De behandeling der rechtzaak betref fende het Valsche Bankpapier. Ticeede dag. Tegen kwart over tienen worden de be klaagden binnengeleid; evenals den vorigen dag is de publieke tribune gevuld door eene dicht opeengepakte menigte. Een paar minuten later komt de rechtbank binnen. Het aantal belangstellende advocaten is nu veel kleiner. De heer G. J. Sieverdink zal als tolk fun- geeren. Allereerst werd gehoord een oom van Arnzt, de heer M. V. O. l'Hoiste, slyter te Haarlem, die op verzoek van Van Liemt eene brief kaart aan Arnzt geschreven had voor de in wisseling van twee valsche bankbiljetten. Getuige had in die brief kaart over „ry wielen" geschreven, en naar zyn zeggen, meende by, dat het daarom ook te doen was, en dat Van Liemt uit aardigheid alleen over „valsche bank biljetten" gesproken had. Van Liemt hield vol, dat getuige overtuigd was, dat valsche bankbiljetten in het spel waren. Hierna werden als deskundigen gehoord mrs. Joh. Enschedé en Charles Enschedé, boekdrukkers te Haarlem. Beklaagde Krausse gaf eerst op uitnoodiging van den voorzitter breedvoerige uitleggingen omtrent de vervaar diging der biljetten, waarna de griffier het rapport van de heeren Enschedé voorlas. Met de hand aan zyn oor hoorde beklaagde Krausse gretig naar dit voorlezen, zonder ééne beweging te maken. Tusschenbeide verroerde hy zich eenigszins zenuwachtig., blykbaar verraat, wanneer het rapport zoo nauwkeurig zyne verrichtingen raadde. Mr. Joh. Enschedé vereenigde zich geheel met het voorgelezen rapport, herkende de processen verbaal en valsche bankbiljetten, en gaf voorts te kennen, dat het papier, water merk, druk en beeld der valsche bankbiljetten anders waren dan van de echte. Do hand teekoning was gelyk gedrukt met het biljet, daar deze op alle biljetten precies op dezelfde plaats stond. Door mr. Simons, verdediger van Krausse, werd getuige eene plaat voorgelegd, met de vraag, of dio plaat langs photographischen weg was verkTogon. Getuige geloofde van wel. Op nadere vragen van eenige verdedigers bleek nog, dat het grootste gedeelte van het mate riëel, waarmede de bankbiljetten vervaardigd werden, het eigendom waren van de firma Enschedé, alleen de oorspronkelyke gravure behoorde aan de Nederlandsche Bank. Mr. Rogout (subst.-officier) vraagt, of get. slechts ééne plaat heeft. Get.: Neen, maar de platen zyn identiek. Bekl. Krausse merkt, op oene vraag van d9n voorzitter, op, dat de konmerken, waaraan deze getuige deskundige de al of niet echtheid herkent, gemakkeiyk waren te verholpen geweest. Met opzet heeft hy het watermerk van de 100-biljotten ook voor die van f 200 en f 300 gebruikt. Ook andere gebreken dit zal get. Enschedé moeten toegeven, zegt hy zyn het gevolg van nonchalance of onoplettendheid. Het plan is niet geweest om de reeds gemaakte biljetten uit te geven; bekl. wist, dat die fouten aan de biljetten kleefden. Bekl. had andere, betere biljetten willen vervaardigen met behulp van photogravure. Pres.: "Welke bedoeling hadt gy dan met het maken van deze biljetten? Bekl.: „Eene firma bood my een grootkapi taal aan (30,000 lire) voor het inrichten van een atelier. [Bekl. heeft deze woorden zenuwachtig uit gesproken, zyn eergevoel komt blykbaar boven by do critiek, dio op de door hem vervaardigde biljetten wordt uitgeoefend. Blijkbaar is hy overtuigd, dat hy den „steen der wyzen" voor de vervaardiging van bankbiljetten wel zou hebben gevondenzoo by de gelegenheid slechts had gehad om zyne „studiën" voort te zetten.] Pres.: „Later komen deze byzonderheden beter tot haar recht. Wy kunnen ze thans wel afbreken." Getuige Joh. Enschedé betwijfelt of door photo-zincogravure betere biljetten zouden zyn gemaakt. Mr.. Charles Enschedé legde eene gelyk- luidende verklaring af als de vorige getuige. Op de vraag van den voorzitter, of dit de valsche bankbiljetten waren, wyzende op een paar echte biljetten, herkende getuige terstond de echtheid er van. Ook deze getuigo meende in do hem voorgelegde plaat eene photo gravure te zien. Getuige zeide, naar aanleiding van eene vraag van mr. Benjamins, verdediger van de wed. Toubaerts, dat hy niets wist van eenige publiciteit, gegeven aan het contract, dat tusschen de Nederlandsche Bank en de firma Enschedé bestond. Hierna werd als getuige gehoord de keliner Reid Comelis Leegsma, te Leiden, aangaande het door Rempt in betaling geven van een biljet van f300 by den heer Levedag, hotel houder te Leiden. Hy bevestigde de den vorigen dag door zyn patroon gedane mede- deelingen. De photograaf Stam verklaarde als deskun dige het mogelyk te achten, dat door pho tographic valsche bankbiljetten gemaakt konden worden, ook hy zag in de hem voorgelegde plaat eene photogravure. De werkman Notmeyer, mede deskundige, erkende de aanwezige pers den 8sten Februari op üe Heerenmarkt 14 uit elkaar te hebben genomen en overgebracht naar het Gerechts gebouw. Dergeiyke biljetten, als aanwezig waren, konden op die pers gemaakt J. Barentsz erkende dit med». Thans waren al de deskundigen gehoord, behalve den heer E. Fischel, koopman te Am sterdam. Thans werd gehoord Chr. Batelt, hoofdin specteur van de recherche der politie te Am sterdam. Uit de door hem opgestelde en nu voorgelezen processen-verbaal biykt hoe, toen eenmaal de eerste biljetten waren aangehou den, tal van andere feiten geloideiyk en zonder dat eene byzondere inspanning of scherpzinnig heid van de zyde der politie noodig was, aan het licht zyn gekomen; by hunne bezoeken aan de verschillende verdachte huizen, die door de beklaagden werden bezocht en waarin tal van valsche biljetten werden uitgegeven, droeg Sinnige den valschen naam van „baron Bidet." De president vraagt, of bekl. Toubaerts niet aan hem, getuige, heeft verklaard dat zy een voorgevoel had, dat de zaak met den koffer niet pluis was en dezen daarom naar Utrecht had laten, brengen. Antw.Ja. In de garderobe werd het kof fertje aangetroffen, dat eene fictieve waarde van ƒ216,000 aan bankbiljetten inhield. Tou baerts zeide tot get., dat zy wenschte, dat zij Krausse nooit had gezien; „zy hebben me ongelukkig gemaakt, myn geld, alles hebben ze genomen. Ik heb niets, ik heb alles verbrand." Successievelyk hebben de verschillende be klaagden aan get. bekend. Het is gebleken, dat Krausse reeds vóór twee jaren Toubaerts kende en dat zy zich zelfs eens samen hebben laten photographeeren. Op 27 Jan. zeide Toubaerts had een mynheer Charles het koffertje by haar laten staan; deze zou te Utrecht het koffertje in ontvangst nemen. Wat in dat koffertje was, zeide bekl. Toubaerts eerst niet te weten. Zy was bang dat het iets verkeerds was; zy wildo het nietinhuishouden, en daarom had zy het naar Utrecht gezonden. Dienzelfden avond ging getuige naar Utrecht. Later eerst was by het verhoor de onbekende meneer Charles opgedoken, de zoogenaamde vriend van Krausse. Marie Groenenberg van de Achtergracht had het koffertje naar Utrecht gebracht; de dames van de Achtergracht waren doodbang voor het valiesje en spraken van dynamiet. Getuige herkende de door hem in beslag genomen artikelen, zoo ook de photographieën, door hem van de werkplaats aan de Heeren markt 14 genomen, zooals hy die gevonden had. Verschillende vragen, door de verdedigers tot getuige gericht, werden door dezen op eenvoudige wyze met volle klaarheid "beant woord. Eeno vraag omtrent Arnzt als handelaar werd door de rechtbank niet noodig geoor deeld te worden beantwoord. Alleen doelde de heer Batelt mede, dat Arnzt behoorde tot de menschen, die koopen en niet betalen. Door den president gevraagd, ontkende bo- klaagdo Van Liemt in het begin met leugens te hebben omg»ir* do wed. Toubaerts gaf eene andere i.g van het bezoek van Batelt bij haar vwuuui haro woorden en Arnzt vroeg welke feiten, die by gaarne wenschte te vernemen, do heer Batelt wist aan te geven, waardoor hy als ongunstig bekend werd ge brandmerkt. Do heer Batelt achtte het niet noodig omtrent dit laatste punt op deze plaats in byzonderheden te treden,- daar hij anders politie geheimen zou moeten openbaren. Er zyn ongunstige mededeelingen over Arnzt ingekomen, betreffende diens soliditeit. De openbare terechtzitting werd nu ge schorst tot halfdrie. De houding der beklaagden was over het algemeen minder onverschillig dan den vorigen dag. Van Liemt is het type van een berouw vol zondaar; alleen Frey en Sinnige keuvelen er met elkander soms nog ongegeneerd op los. In de getuïgenkamer leveren de wachtenden intusschen een voor den socio- en psycholoog niet oninteressanten aanblik op. Reeds op do gangen was een sterke geur van patschouli en andere bij een zeker deel der samenleving ge- bruikeiyko parfumerieën waarneembaar; maar in dit vertrek, waar langzamerhand een groot aantal vertegenwoordigsters van de demi monde is verzameld, zyn de welriekende dampen schier bedwelmend. Enkele der meest „ge vierde" vrouwen uit zekere soort van inrich tingen in do hoofdstad verbeiden met klim mend ongeduld het oogenbïik, waarop haar naam door den deurwaarder zal worden afge roepen, om dan, in het volle besef van het gewicht harer persoonlijkheid en van de waarde van hare verklaringen, getuigenis der waar heid te komen afleggen, na den voorzitter „langzaam en eerbiedig" gelyk de term luidt het eedsformulier te hebben nagezegd. Na de heropening der terechtzitting werd gehoord als getuige J. B. Daman, inspecteur van politie te Amsterdam, omtrent het vinden van het pak bankbiljetten in de Duifjessteeg aldaar en het in beslag nemen van verschil lende andere valsche biljetten. Natuurlijk werd daarby ook verhoord de knaap zelf, die den dag na de inhechtenis neming van Rempt, in genoemde steeg het rolletje bankbiljetten vond. Zyn grootvader, de by de dagbladpers zeer welbekende kruier Buyen, had hem gezegd, de biljetten aan zyn patroon, den heer De Bussy, to geven, en deze gaf hem den raad ze by de politie te deponeeren. Krausse erkent het rolletje in de Duifjessteeg te hebben geworpen. Waarom Omdat hy en Van Liemt in de courant de arrestatie van Rempt gelezen hebbende, ver moedden dat deze voor de justitie wel zou beweren de by hem berustende bankbiljetten te hebben gevonden. Om nu aan die bewering een schijn van waarheid te geveD, deed Krausse het rolletje, in zyn bezit, kwansuis verloren gaan, opdat het door een voor by- ganger zou worden gevonden. Waar de een' bankbiljetten vond, kon ook Rempt ze gevondon hebben Vervolgens treedt een klein kereltje als getuige op, G. C. Woudstra, onder de andere getuigen vermeld als zincograaf. Het ventje was 16 jaar, kende 5 der beklaagden en was op de Heerenmarkt by Krausse werkzaam geweest tegen 3, later f 4 per week. Volgens zyne verklaring was er, toen hy pas kwam, schier geen materieel en hield hy den boel alleen een beetje schoon. Pres.: „Derhalve fungeordet ge daar zooveel als voor meid?" Getuige: „Ja, mynheer." Pres.: „Je hadt er eigenlijk een gemakke- lyken dienst?" Getuige: „Dat had ik zeker, mynheer." Dit getuigetje levert geen nieuw gezichts punt op. Hy heeft alleen voor Thiimm een biljet gewisseld van 200. Er werd op het atelier niet veel gewerkt. Tegen deze laatste verklaring kwam Krausse op, die eeno zekere soort van pedanterie schynt te bezitten wat zyne zaken van weleer aangaat. In weinige maanden was door hem f 350 aan clichés afgeleverd, aan die, on aan die, enz. enz. De makelaar J. C. Schogt deelde mede dat de eigenaar van het huis aan de Heeren markt het verhuurd bad aan Thiimm, niet aan Krausse. Door Tliümm was evenwel ver zocht, of Krausse het bovengedeelte tot een atelier mocht inrichten. Een commensaal van Krausse, zekere Kostka, weet niets te vertellen in verband met de zaak. Eerst kende hy niemand der beklaagden, doch later weer kende hy de helft- speziell. Getuige sprak half Hollandsch, half Duitsch, en noemde Krausse minder hauslich in den laat8ten tyd. In 1892 was getuige met Krausse, Suzanna Toubaerts en Rika Van Veen naar Antwerpen geweest. Hy kende eerst daarna Krausse, Frey en Sinnige ookhy had met hen hier en daar kennis gemaakt. Get. wist dat Krausse altyd getracht had, eene zelfstandige zaak te krygen. Krausse vertelde nooit hoe hy aan het geld kwam voor het atelier; het moest o «geveer 7- a 8000 gulden gekost hebben. Het atelier was zeer netjes en er was niets verdachts te zien. Krausse eerst zeer huiseiyk, ging pas in de laatste maanden ongeregeld leven. Get. .was met Krausse aan een „Stamtafel", in de „Löwenbrau" maar in den laatsten tijd dronk get. liever Pilsener (gelach) en kwam daarom minder in de „Löwenbrau." (Beklaagde Krausse keerde zich by deze verklaring om en lachte naar de zyde der peretafel evenals Frey). Get. verklaarde dat hem niet is opgevallen dat Krausse in den laatsten tyd royaler leefde. De uithuizigheid van Krausse had getuige toegeschreven aan meerdere werkzaamheden van Krausse op het artelier. In verband met de verklaring van dezen getuige vertelde Krausse een en ander van een tochtje naar Muiderberg met hem, waar Krausse kennis maakte met de wed. Toubaerts, van het nemen eener photographie in zee aldaar, waarop ook Kostka stond in zwem- kostuum en eenige dametjes in het water. Op eene vraag van den verdediger, mr. Simons, of het procédé der photogravure niet zuiverder werk geeft dan zincographie, ant woordt getuige bevestigend, maar ook erkent by op eene opmerking van den officier van justitie, dat photogravure aanzienlyk kostr baardor is dan zincographie. Verder kwamen als getuige voor: madams, gouvernantes en pensinonaires, in wier inrich tingen en gezelschap Krausse en Sinnige, na de vervaardiging der bankbiljetten, avonden hebben doorgebracht. Daar het meest Fransche vrouwen zyn, hoeft het verhoor' plaats bi) intermediair van eene tolk. Eene dezer dames was zóó zenuwachtig, dat haar door den president vergund werd plaats te nemen op een stoel en een bode de last ontving haar een glas water toe te reiken. Uit het verhoor biykt, dat de genoemde twee beklaagden in den nacht van 26 op 27 Januari in meerdere établissementen goede sier gemaakt hebben. De dames antwoordden op de vraag naar haren ouderdom fluisterend, hoewel er eene by is, die haren leeftyd niet behoeft te verbergen, aangezien zy pas 22 jaren is. Allen herkennen Krausse en Sinnige. sommigen onder verzekering, dat zy slechts éénmaal le plaisir gehad hebben hen te zien. Hilariteit wekte de bewering van beklaagden, dat zy mejuffr. Tbimonier, de 22-jarige, r.iefc herkennen, terwyl deze zich hunner zeer goed herinnert. „Het kan aan do andere kleeding liggen" merkte Krausse op. L. De Ryk, „gouvernante" by madame Bourdeaux, Rokin 41, verhaalt, dat Krausse en Sinnige in genoemd huis een biljet van 100 hebben in betaling gegevenzy hebben drie flesschen wyn besteld, die door de „dames" zyn uitgedronken. K. en S. waren min of meer beschonken. Hélène Krière, eveneens by mad. Bourdeaux, verklaart, dat het loopmeisje het door K. en S. uitgegeven biljet heeft gewisseld. Dit biljet kwam in handen van de firma Joh. Kramer Co. op den Dam, die de valschheid consta teerden. Désirée Gérault (als boven) bevestigt 't vorige. Eva Quiri, ook gouvernante in die inrich ting van N. De Roos op den Achterburgwal heeft een biljet van ƒ300 ontvangen van Elisa Hellinkx (destyds in hetzelfde huis woonachtig) die het van Van Liemt had ontvangen. By het weggaan had deze nog een fooi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2