Naar aanleiding van enkele be-
richten in de dagbladen betreffende steenen,
in gebouwen geplaatst, die min of meer merk
waardige feiten uit het lang verleden her
inneren of de nagedachtenis van personen
eerbiedigen, deelt men ons uit Waddingsveen
mede, dat in de voormalige pastorie der Ned.-
Herv. kerk ook een steen werd aangetroffen,
die aan den goeden onden tyd herinnerde.
'tOpschrift luidde aldus:
De jonkheer Jacob, d' eer van Noorder-WaddinxveeD,
Reepmakers eedle telg, Tan Bolle'a loet on leven,
Heeft in zftn vierde jaar, om meerder glanB te geven
Aan dit gebouw alhier, golegd den eersten steen,
Toen juist do langste dag do guldon zonnestralen
Had twee-en-vflfrigmaal in de achttiende eeuw zien
[dalen.
J. Van Es en H. Sfuxe.
Tot opheldering diene 't volgendeIn 't
laatst der zeventiende eeuw gingen de heerlijk
heden Noord-Waddinxveen en St.-Hubrechts-
gerecht door verkoop over aan Josua Van
Bello, Baljuw, Burgemeester, Raad en Vroed
schap van Rotterdam. Hy was gehuwd met
Vrouwe Ida Oatharina Van der Moyde. Zyn
soon Mr. Jacob Van Belle had eene dochter,
die gehuwd was met Mr. Adriaan Reepmaker,
Burgemeester van Rotterdam, Heer van Hees-
wyk en Strevel6hoek, die in 't midden der
18de eeuw beide heerlijkheden bezat. Hy be
steedde een deel van zyn vermogen, om den
bloei van Waddings veen te doen toenemen,
en grootendeels op zfc'ne kosten werd de toen
maals zeer fraaie pastorie gebouwd. Zyn zoon
Jacob, die later ambachtsheer werd, legde
daarvan den eersten steen, welk feit in boven
staand versje werd herdacht.
In het jaar 1870 i6 die pastorie aan hare
bestemming onttrokken en werd een deel daar
van gebruikt tot stichting der Cbr.-Geref.
kerk. De gevel, waarin die steen prykte, is
verdwenen. Den steen echter heeft men be
houden, althans voor 't grootste gedeelte,
want de kleinste helft is er afgebikt. De rest
ligt nu als voetveeg vóór eene turfschuur.
Sic transit gloria mundil
Voor eenige dagen is een aan
vang gemaakt met het metselwerk voor de
Öieuwe sluis te Roelof-Arendsveen. Indien dit
at vlugger opschiet dan het nu gelukkig
voltooide grondwerk, bestaat er nog kans, dat
deze sluis op don vastgestelden tyd zal worden
opgeleverd. De drukke vaart in de zomer
maanden en de groote behoefte aan schutten
in dien tyd doet mot ongeduld en spanning
wachten op het eind van dit werk. In ieder
geval geeft deze sluis alle biyken van soliditeit
en zal best een paar geslachten zien voorbijgaan.
Te Aalsmeer is een begin gemaakt
met de verzending der eerste aardbeziën naar
Amsterdam. Hoewel het weder het rijpen der
vruchten niet in de hand werkt, belooft do
oogst voordeelig te zullen worden. De planten
hebben van de nachtvorst weinig geleden en
zyn ryk beladen met vrucht. Bijzonder vroeg
mag het zeker genoemd worden, wanneer in
Mei met den pluk een begin kan worden
gemaakt.
De „Illustrirto Briefmarken-
Zeitung" deelt mede dat de Nederlandsche
postzegels, welke thans eene rose kleur
hebben, rood zullen worden; alsmede dat ook
de andere postzegels eene verandering van
kleur zullen ondergaan.
Van andere zyde verneemt genoemd blad
dat er een nieuw postzegel-type zal worden
vervaardigd, daar de jonge Koningin thans
ouder is geworden dan zy op het postzegel
beeld wordt voorgesteld.
In den afgeloopon nacht is op
de spoorbaan der Hollandsche IJzoren-Spoor
weg-Maatsch. naby de werkplaats to Haarlem
in het afgaand spoor het verminkto lyk van
oeno vrouw gevondon, door een der treinen
overreden. De naam der ongelukkige en do
oorzaak van het ongeval zyn niet bekend.
Hedenochtend is door trein 6 derzelfde
Maatschappij tusschen het station Haarlem en
de Spaarnobrug een man aangereden, die zich
voor don trein wierp.
Hy werd licht aan het dybeen gewond.
De zaak van Machiel Lampior,
door de rechtbank te Middelburg tot levens
lange gevangenisstraf veroordeeld wegens den
moord te Marolleput, zal Donderdag 28 Juni a. s.
voor het gerechtshof te 's-Gravenhage in
hooger beroep worden behandeld. Als verdedi
ger is aan den beklaagde toegevoegd mr. H.
Smissaert.
De Maatschappy Zeebad Sche-
veningen is door aankoop eigenaresse geworden
van de groote villa naast het Kurhaus langs
het zeestrand, bewoond geweest door wyien
vrouwe H. Jacobson, mot do daarby behoorende
uitgestrekte porceelon gxonds, ter gezamenlijke
grootte van ruim 40 aren.
Door de politie te 's-Grav enhage
is aangehouden de bode K. van een begrafe
nisfonds, verdacht van oplichting van gelden
ten nadoele van dio instelling.
Hot g o r ec h t s h o f t e A m s t er d a m
heeft gisteren vernietigd het vonnis der rocbt-
bank aldaar, waarby Geel en De Schaaf wer
den vrygesproken van de aanklacht van het
werpen met steenen op Twoeden Kerstdag
naar politie agenten, die, naar het oordeel der
rechtbank, by het uiteendryven der menigte
niet waren geweest in de rechtmatige uit
oefening hunner functie.
Het Hof heeft het den beklaagden ten laste
gelogde wettig en overtuigend bewezen geacht
en beklaagden, met vryspraak van de aan
klacht te hebben gehandeld met vereende
krachten, op grond van art. 180 W. v. St.
wegens weerspannigheid veroordeeld tot eene
gevangenisstraf van eene maand.
In dit arrest heeft het Hof ten aanzien van
het aangevoerde onrechtmatig optreden der
politie overwogen, dat zoo geeno sommatie
heeft plaats gehad hetgeen niet is go-
bleken art. 180 toch zulk eene sommatie
niet kent als vereischte om het daar bedoelde
feit op te leveren.
In den nacht van Zaterdag op
Zondag brandde onder de gemeente Aarden-
burg af de boerenschuur van Hyp. De Graeve.
Alles wat er in was ging verloren, waaronder
vyf paarden, twee veulens en zes kalveren.
De oorzaak van den brand is onbekend.
Eene dynamietontploffing heeft
plaats gehad te Valenciennes. Men had v(jf
patronen by een slachter aldaar geplaatst.
Eene lag naast de slaapkamer en ontplofte
met een geweldigen knal. De bewoners
sprongen uit het bed en hadden nog den tyd
de lonten der andere kardoezen uit te dooven.
Er zyn geeno personen getroffen, maar de
schade is zeer groot.
Zaak-De Joog.
Het gerechtshof te Amsterdam behandelde
gisteren de bekende oplichterszaak van De
Jong in hooger beroep. Op de Heerengracht
stonden vele menschen te wachten totdat de
gevangenwagen zou komen met den veel
besproken misdadiger.
De behandeling leverde weinig nieuws op.
Do 'kastelein Kramer, zyne vrouw en zyne
dochter logden onder eede de bekende getui
genissen af; de huwelijksplannen, het testament
van den vader van De Jong, diens landgoederen
te Duivendrecht, de Nieuwer AmBtelsche
notaris, de antiquaar, het landmeterschap en
hot achtereenvolgens leonen van f 25, f 35
en f 40, alles kwam weer op het appèl.
De Jong zat in het midden voor de groene
tafel, als heer gekleed, mot zyn hood naast
zich. Blykbaar was hy niet zoo luimig gestemd
als gewoonlyk. Hy luisterde steeds scherper
toe, soms met de hand aan het oor, en nu en dan
glinsterden zyne oogen van verontwaardiging.
Eenige malen onderhield hy zich mot zyn
verdediger, en een oogenbïik stond hy half op,
om naar buiten te zien, waar nog steeds velen
waehtten op zyn vertrek.
Na elke getuigenis verklaart De Jong de
beweringen voor laster, voor praatjes, geboren
uit „schreeuwende wraakzucht." Er heeft geen
testament van zyn vader bestaan, hy heeft
geen geld afgezet aan Kramer, alleen leende
hy van hem tien ryksdaalders, niet zooals do
Kramers verklaardon, een bankje van f 25,
en dat geld gaf hy spoedig terug. Meer leende
hy niet.
Hy zeide verder dat de getuigen thans heel
andere verklaringen afleggen dan voor den
rechter-commissaris. Kramer heeft hem aan
gespoord tot leenen en tot trouwen. Hy zei
„Ga je gang maar, ik zal het wel betalen, zoo
kryg je je vroeger verzopen dubbeltjes terug."
De advocaat generaal mr. Jolles meende in
zyn requisitoir, dat het onomstootolyk bewezen
is, dat men hier te doen heeft met een oplichter.
Spr. gelooft dus dat de belangstelling voor
deze zaak niet zoo groot behoeft to zyn. Do
Jong wordt beschuldigd den kastelein Kramer
in drie keeren f 100 te hebben ontvreemd.
De Jong boweert slechts f 26 te hebben iu 10
rijksdaalders, welke hy echter terugschonk.
Spr. schetste de geslepen manier, waarop
Do Jong zich nostelde in dit bnrgeriyk huis
houden, waarvan hy de dochter het hof
maakte, engageerde en wilde trouwen.
Spr. wees op het testamont van den vader,
waardoor de zoon by de familie vertrouwen
wist te wekken. De Jong boweert geen af
schrift van het testament te hebben gehad.
Daartegenover staan de getuigenissen van vyf
onder oode gehoorde personen.
Kortom, spr. meent hier dus te doen te
hebben mot een samenweefsel van verdichte
on listige kunstgrepen, die vallen onder art.
326 \V. v. Strafrecht.
Do drie kunstgrepen heeft de rechtbank be
schouwd als ééne voortgezette zaak. Hiermede
kon spr. zich vereonigen, maar vier jaren
straf met aftrek van preventief, acht spr. niet
te zwaar voor dezen persoon, een recidivist,
een der diepst gezonken individuen, volgens
technici, oen wezen, dat zoovele vrouwen onge
lukkig maakte om er geld uit te slaan.
Spr. achtte de uitspraak van vier jaron
door de rechtbank dan ook niet te lang en
hy requireerde dit vonnis te bekrachtigen,
met veroordeeling in de kosten van appellant.
De verdediger, mr. L. H. J. Lamberts Hurrel-
brinck, hechtte niet zoovoel waarde aan het
rapport der deskundigen.
Pi. meent dat deze vervolging niet is in
gesteld uit beleedigd rechtsgevoel, maar door
een beleedigd persoon uit wraakzucht en haat.
Meer dan een vol jaar was verloopon tusschen
de feiten en do aanklacht. Deze zaak zou nooit
in behandeling gekomen zyn, zonder wraak
zucht, zonder de latere inhechtenisneming van
beklaagde wegens andore feiten. PI. toont
vorder aan, dat de „manoeuvre frauduleuse"
ontbreekt. Verder ontkende pleiter, dat bekl.
had gelogen om te bedriegen. De Jong liegt
altyd, alleen om to liegen. Hy liegt overal,
zelfs tegenover pleiter liegt hy, zonder dat hy
by die leugens eenig voordeel kan hebbenhy
liegt, wetende dat hy die leugen geen kwartier
kan volhouden. Het liegen is hem een harts
tocht geworden.
Om nu tot de in art. 326 bedoelde listige
kunstgrepen te behooren, moet eene leugen
zóó zyn, dat zy geloofwaardig is voor een
normaal denkend mensch, en in staat een
niet zorgloos man to verschalken. En dat
is met de leugens van De Jong niet het geval.
Mej. Kramer had geen slachtoffer kunnen
worden, als zy had nagedacht. Andere per
sonen uit den burgerstand werden dan ook
geen slachtoffer van De Jong, gelyk pl. met
voorbeelden aantoonde. Pl. drong daarom aan
op vernietiging van het vonnis en ontslag
van rechtsvervolging. Op eene mildere straf
dringt pl. niet aan. Hy vraagt alleen recht.
Uitspraak op Dinsdag 5 Juni a. s.
Glimlachend verliet De Jong de zaal.
De behandeling der rechtzaak betref
fende het Valsche Bankpapier.
Ticeede dag.
Tegen kwart over tienen worden de be
klaagden binnengeleid; evenals den vorigen
dag is de publieke tribune gevuld door eene
dicht opeengepakte menigte. Een paar minuten
later komt de rechtbank binnen. Het aantal
belangstellende advocaten is nu veel kleiner.
De heer G. J. Sieverdink zal als tolk fun-
geeren.
Allereerst werd gehoord een oom van Arnzt,
de heer M. V. O. l'Hoiste, slyter te Haarlem,
die op verzoek van Van Liemt eene brief
kaart aan Arnzt geschreven had voor de in
wisseling van twee valsche bankbiljetten.
Getuige had in die brief kaart over „ry wielen"
geschreven, en naar zyn zeggen, meende by,
dat het daarom ook te doen was, en dat Van
Liemt uit aardigheid alleen over „valsche bank
biljetten" gesproken had. Van Liemt hield
vol, dat getuige overtuigd was, dat valsche
bankbiljetten in het spel waren.
Hierna werden als deskundigen gehoord
mrs. Joh. Enschedé en Charles Enschedé,
boekdrukkers te Haarlem. Beklaagde Krausse
gaf eerst op uitnoodiging van den voorzitter
breedvoerige uitleggingen omtrent de vervaar
diging der biljetten, waarna de griffier het
rapport van de heeren Enschedé voorlas. Met
de hand aan zyn oor hoorde beklaagde Krausse
gretig naar dit voorlezen, zonder ééne beweging
te maken. Tusschenbeide verroerde hy zich
eenigszins zenuwachtig., blykbaar verraat,
wanneer het rapport zoo nauwkeurig zyne
verrichtingen raadde.
Mr. Joh. Enschedé vereenigde zich geheel
met het voorgelezen rapport, herkende de
processen verbaal en valsche bankbiljetten, en
gaf voorts te kennen, dat het papier, water
merk, druk en beeld der valsche bankbiljetten
anders waren dan van de echte. Do hand
teekoning was gelyk gedrukt met het biljet,
daar deze op alle biljetten precies op dezelfde
plaats stond.
Door mr. Simons, verdediger van Krausse,
werd getuige eene plaat voorgelegd, met de
vraag, of dio plaat langs photographischen
weg was verkTogon. Getuige geloofde van wel.
Op nadere vragen van eenige verdedigers bleek
nog, dat het grootste gedeelte van het mate
riëel, waarmede de bankbiljetten vervaardigd
werden, het eigendom waren van de firma
Enschedé, alleen de oorspronkelyke gravure
behoorde aan de Nederlandsche Bank.
Mr. Rogout (subst.-officier) vraagt, of get.
slechts ééne plaat heeft.
Get.: Neen, maar de platen zyn identiek.
Bekl. Krausse merkt, op oene vraag van
d9n voorzitter, op, dat de konmerken, waaraan
deze getuige deskundige de al of niet echtheid
herkent, gemakkeiyk waren te verholpen
geweest. Met opzet heeft hy het watermerk
van de 100-biljotten ook voor die van f 200
en f 300 gebruikt. Ook andere gebreken
dit zal get. Enschedé moeten toegeven, zegt
hy zyn het gevolg van nonchalance of
onoplettendheid.
Het plan is niet geweest om de reeds
gemaakte biljetten uit te geven; bekl. wist,
dat die fouten aan de biljetten kleefden. Bekl.
had andere, betere biljetten willen vervaardigen
met behulp van photogravure.
Pres.: "Welke bedoeling hadt gy dan met
het maken van deze biljetten?
Bekl.: „Eene firma bood my een grootkapi
taal aan (30,000 lire) voor het inrichten van
een atelier.
[Bekl. heeft deze woorden zenuwachtig uit
gesproken, zyn eergevoel komt blykbaar boven
by do critiek, dio op de door hem vervaardigde
biljetten wordt uitgeoefend. Blijkbaar is hy
overtuigd, dat hy den „steen der wyzen" voor
de vervaardiging van bankbiljetten wel zou
hebben gevondenzoo by de gelegenheid
slechts had gehad om zyne „studiën" voort
te zetten.]
Pres.: „Later komen deze byzonderheden
beter tot haar recht. Wy kunnen ze thans
wel afbreken."
Getuige Joh. Enschedé betwijfelt of door
photo-zincogravure betere biljetten zouden zyn
gemaakt.
Mr.. Charles Enschedé legde eene gelyk-
luidende verklaring af als de vorige getuige.
Op de vraag van den voorzitter, of dit de
valsche bankbiljetten waren, wyzende op een
paar echte biljetten, herkende getuige terstond
de echtheid er van. Ook deze getuigo meende
in do hem voorgelegde plaat eene photo
gravure te zien. Getuige zeide, naar aanleiding
van eene vraag van mr. Benjamins, verdediger
van de wed. Toubaerts, dat hy niets wist
van eenige publiciteit, gegeven aan het contract,
dat tusschen de Nederlandsche Bank en de
firma Enschedé bestond.
Hierna werd als getuige gehoord de keliner
Reid Comelis Leegsma, te Leiden, aangaande
het door Rempt in betaling geven van een
biljet van f300 by den heer Levedag, hotel
houder te Leiden. Hy bevestigde de den
vorigen dag door zyn patroon gedane mede-
deelingen.
De photograaf Stam verklaarde als deskun
dige het mogelyk te achten, dat door pho
tographic valsche bankbiljetten gemaakt konden
worden, ook hy zag in de hem voorgelegde
plaat eene photogravure.
De werkman Notmeyer, mede deskundige,
erkende de aanwezige pers den 8sten Februari
op üe Heerenmarkt 14 uit elkaar te hebben
genomen en overgebracht naar het Gerechts
gebouw. Dergeiyke biljetten, als aanwezig
waren, konden op die pers gemaakt
J. Barentsz erkende dit med».
Thans waren al de deskundigen gehoord,
behalve den heer E. Fischel, koopman te Am
sterdam.
Thans werd gehoord Chr. Batelt, hoofdin
specteur van de recherche der politie te Am
sterdam. Uit de door hem opgestelde en nu
voorgelezen processen-verbaal biykt hoe, toen
eenmaal de eerste biljetten waren aangehou
den, tal van andere feiten geloideiyk en zonder
dat eene byzondere inspanning of scherpzinnig
heid van de zyde der politie noodig was, aan
het licht zyn gekomen; by hunne bezoeken
aan de verschillende verdachte huizen, die door
de beklaagden werden bezocht en waarin tal
van valsche biljetten werden uitgegeven, droeg
Sinnige den valschen naam van „baron Bidet."
De president vraagt, of bekl. Toubaerts niet
aan hem, getuige, heeft verklaard dat zy een
voorgevoel had, dat de zaak met den koffer
niet pluis was en dezen daarom naar Utrecht
had laten, brengen.
Antw.Ja. In de garderobe werd het kof
fertje aangetroffen, dat eene fictieve waarde
van ƒ216,000 aan bankbiljetten inhield. Tou
baerts zeide tot get., dat zy wenschte, dat zij
Krausse nooit had gezien; „zy hebben me
ongelukkig gemaakt, myn geld, alles hebben
ze genomen. Ik heb niets, ik heb alles verbrand."
Successievelyk hebben de verschillende be
klaagden aan get. bekend. Het is gebleken,
dat Krausse reeds vóór twee jaren Toubaerts
kende en dat zy zich zelfs eens samen hebben
laten photographeeren. Op 27 Jan. zeide
Toubaerts had een mynheer Charles het
koffertje by haar laten staan; deze zou te
Utrecht het koffertje in ontvangst nemen.
Wat in dat koffertje was, zeide bekl. Toubaerts
eerst niet te weten. Zy was bang dat het iets
verkeerds was; zy wildo het nietinhuishouden,
en daarom had zy het naar Utrecht gezonden.
Dienzelfden avond ging getuige naar Utrecht.
Later eerst was by het verhoor de onbekende
meneer Charles opgedoken, de zoogenaamde
vriend van Krausse. Marie Groenenberg van
de Achtergracht had het koffertje naar Utrecht
gebracht; de dames van de Achtergracht
waren doodbang voor het valiesje en spraken
van dynamiet.
Getuige herkende de door hem in beslag
genomen artikelen, zoo ook de photographieën,
door hem van de werkplaats aan de Heeren
markt 14 genomen, zooals hy die gevonden had.
Verschillende vragen, door de verdedigers
tot getuige gericht, werden door dezen op
eenvoudige wyze met volle klaarheid "beant
woord. Eeno vraag omtrent Arnzt als handelaar
werd door de rechtbank niet noodig geoor
deeld te worden beantwoord.
Alleen doelde de heer Batelt mede, dat
Arnzt behoorde tot de menschen, die koopen
en niet betalen.
Door den president gevraagd, ontkende bo-
klaagdo Van Liemt in het begin met leugens
te hebben omg»ir* do wed. Toubaerts gaf
eene andere i.g van het bezoek van
Batelt bij haar vwuuui haro woorden en Arnzt
vroeg welke feiten, die by gaarne wenschte
te vernemen, do heer Batelt wist aan te geven,
waardoor hy als ongunstig bekend werd ge
brandmerkt. Do heer Batelt achtte het niet
noodig omtrent dit laatste punt op deze plaats
in byzonderheden te treden,- daar hij anders
politie geheimen zou moeten openbaren. Er
zyn ongunstige mededeelingen over Arnzt
ingekomen, betreffende diens soliditeit.
De openbare terechtzitting werd nu ge
schorst tot halfdrie.
De houding der beklaagden was over het
algemeen minder onverschillig dan den vorigen
dag. Van Liemt is het type van een berouw
vol zondaar; alleen Frey en Sinnige keuvelen
er met elkander soms nog ongegeneerd op los.
In de getuïgenkamer leveren de wachtenden
intusschen een voor den socio- en psycholoog
niet oninteressanten aanblik op. Reeds op do
gangen was een sterke geur van patschouli en
andere bij een zeker deel der samenleving ge-
bruikeiyko parfumerieën waarneembaar; maar
in dit vertrek, waar langzamerhand een groot
aantal vertegenwoordigsters van de demi monde
is verzameld, zyn de welriekende dampen
schier bedwelmend. Enkele der meest „ge
vierde" vrouwen uit zekere soort van inrich
tingen in do hoofdstad verbeiden met klim
mend ongeduld het oogenbïik, waarop haar
naam door den deurwaarder zal worden afge
roepen, om dan, in het volle besef van het
gewicht harer persoonlijkheid en van de waarde
van hare verklaringen, getuigenis der waar
heid te komen afleggen, na den voorzitter
„langzaam en eerbiedig" gelyk de term
luidt het eedsformulier te hebben nagezegd.
Na de heropening der terechtzitting werd
gehoord als getuige J. B. Daman, inspecteur
van politie te Amsterdam, omtrent het vinden
van het pak bankbiljetten in de Duifjessteeg
aldaar en het in beslag nemen van verschil
lende andere valsche biljetten.
Natuurlijk werd daarby ook verhoord de
knaap zelf, die den dag na de inhechtenis
neming van Rempt, in genoemde steeg het
rolletje bankbiljetten vond. Zyn grootvader,
de by de dagbladpers zeer welbekende kruier
Buyen, had hem gezegd, de biljetten aan zyn
patroon, den heer De Bussy, to geven, en
deze gaf hem den raad ze by de politie te
deponeeren. Krausse erkent het rolletje in
de Duifjessteeg te hebben geworpen. Waarom
Omdat hy en Van Liemt in de courant de
arrestatie van Rempt gelezen hebbende, ver
moedden dat deze voor de justitie wel zou
beweren de by hem berustende bankbiljetten
te hebben gevonden. Om nu aan die bewering
een schijn van waarheid te geveD, deed
Krausse het rolletje, in zyn bezit, kwansuis
verloren gaan, opdat het door een voor by-
ganger zou worden gevonden. Waar de een'
bankbiljetten vond, kon ook Rempt ze gevondon
hebben
Vervolgens treedt een klein kereltje als
getuige op, G. C. Woudstra, onder de andere
getuigen vermeld als zincograaf. Het ventje
was 16 jaar, kende 5 der beklaagden en was
op de Heerenmarkt by Krausse werkzaam
geweest tegen 3, later f 4 per week. Volgens
zyne verklaring was er, toen hy pas kwam,
schier geen materieel en hield hy den boel
alleen een beetje schoon.
Pres.: „Derhalve fungeordet ge daar zooveel
als voor meid?"
Getuige: „Ja, mynheer."
Pres.: „Je hadt er eigenlijk een gemakke-
lyken dienst?"
Getuige: „Dat had ik zeker, mynheer."
Dit getuigetje levert geen nieuw gezichts
punt op. Hy heeft alleen voor Thiimm een biljet
gewisseld van 200. Er werd op het atelier
niet veel gewerkt.
Tegen deze laatste verklaring kwam Krausse
op, die eeno zekere soort van pedanterie
schynt te bezitten wat zyne zaken van weleer
aangaat. In weinige maanden was door hem
f 350 aan clichés afgeleverd, aan die, on aan
die, enz. enz.
De makelaar J. C. Schogt deelde mede
dat de eigenaar van het huis aan de Heeren
markt het verhuurd bad aan Thiimm, niet
aan Krausse. Door Tliümm was evenwel ver
zocht, of Krausse het bovengedeelte tot een
atelier mocht inrichten.
Een commensaal van Krausse, zekere Kostka,
weet niets te vertellen in verband met de
zaak. Eerst kende hy niemand der beklaagden,
doch later weer kende hy de helft- speziell.
Getuige sprak half Hollandsch, half Duitsch,
en noemde Krausse minder hauslich in den
laat8ten tyd.
In 1892 was getuige met Krausse, Suzanna
Toubaerts en Rika Van Veen naar Antwerpen
geweest. Hy kende eerst daarna Krausse, Frey
en Sinnige ookhy had met hen hier en daar
kennis gemaakt. Get. wist dat Krausse altyd
getracht had, eene zelfstandige zaak te krygen.
Krausse vertelde nooit hoe hy aan het geld
kwam voor het atelier; het moest o «geveer
7- a 8000 gulden gekost hebben. Het atelier
was zeer netjes en er was niets verdachts
te zien.
Krausse eerst zeer huiseiyk, ging pas in de
laatste maanden ongeregeld leven.
Get. .was met Krausse aan een „Stamtafel",
in de „Löwenbrau" maar in den laatsten tijd
dronk get. liever Pilsener (gelach) en kwam
daarom minder in de „Löwenbrau."
(Beklaagde Krausse keerde zich by deze
verklaring om en lachte naar de zyde der
peretafel evenals Frey).
Get. verklaarde dat hem niet is opgevallen
dat Krausse in den laatsten tyd royaler leefde.
De uithuizigheid van Krausse had getuige
toegeschreven aan meerdere werkzaamheden
van Krausse op het artelier.
In verband met de verklaring van dezen
getuige vertelde Krausse een en ander van
een tochtje naar Muiderberg met hem, waar
Krausse kennis maakte met de wed. Toubaerts,
van het nemen eener photographie in zee
aldaar, waarop ook Kostka stond in zwem-
kostuum en eenige dametjes in het water.
Op eene vraag van den verdediger, mr.
Simons, of het procédé der photogravure niet
zuiverder werk geeft dan zincographie, ant
woordt getuige bevestigend, maar ook erkent
by op eene opmerking van den officier van
justitie, dat photogravure aanzienlyk kostr
baardor is dan zincographie.
Verder kwamen als getuige voor: madams,
gouvernantes en pensinonaires, in wier inrich
tingen en gezelschap Krausse en Sinnige, na
de vervaardiging der bankbiljetten, avonden
hebben doorgebracht. Daar het meest Fransche
vrouwen zyn, hoeft het verhoor' plaats bi)
intermediair van eene tolk. Eene dezer dames
was zóó zenuwachtig, dat haar door den
president vergund werd plaats te nemen op
een stoel en een bode de last ontving haar
een glas water toe te reiken.
Uit het verhoor biykt, dat de genoemde
twee beklaagden in den nacht van 26 op 27
Januari in meerdere établissementen goede
sier gemaakt hebben. De dames antwoordden
op de vraag naar haren ouderdom fluisterend,
hoewel er eene by is, die haren leeftyd niet
behoeft te verbergen, aangezien zy pas 22
jaren is. Allen herkennen Krausse en Sinnige.
sommigen onder verzekering, dat zy slechts
éénmaal le plaisir gehad hebben hen te zien.
Hilariteit wekte de bewering van beklaagden,
dat zy mejuffr. Tbimonier, de 22-jarige, r.iefc
herkennen, terwyl deze zich hunner zeer goed
herinnert. „Het kan aan do andere kleeding
liggen" merkte Krausse op.
L. De Ryk, „gouvernante" by madame
Bourdeaux, Rokin 41, verhaalt, dat Krausse
en Sinnige in genoemd huis een biljet van
100 hebben in betaling gegevenzy hebben
drie flesschen wyn besteld, die door de „dames"
zyn uitgedronken. K. en S. waren min of
meer beschonken.
Hélène Krière, eveneens by mad. Bourdeaux,
verklaart, dat het loopmeisje het door K. en
S. uitgegeven biljet heeft gewisseld. Dit biljet
kwam in handen van de firma Joh. Kramer
Co. op den Dam, die de valschheid consta
teerden.
Désirée Gérault (als boven) bevestigt 't
vorige. Eva Quiri, ook gouvernante in die inrich
ting van N. De Roos op den Achterburgwal
heeft een biljet van ƒ300 ontvangen van Elisa
Hellinkx (destyds in hetzelfde huis woonachtig)
die het van Van Liemt had ontvangen.
By het weggaan had deze nog een fooi