UK 10497. Dinsdag 115 3Xei. A0. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 12 Mei. Feuilleton. m BLOEI GEKNAKT. PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden par 3 maandenf 1.10. Franco per post 1-40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1-6 regels f 1.06. Iedoro regel meer f 0.17J. Groolere lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. Met genoegen vernemen wy dat van de alhier onlangs gehouden tentoonstelling van kunstwerken van onzen stadgenoot den heer Oh J. Bos in de Lakenhal en waarvan hy er een paar zond naar de schilderij en-tentoon stelling te Zutfen, da&r is verkocht: „na afloop der markt", stier met omgevingterwijl van de ook in de Lakenhal geëxposeerd geweest zijnde schilderijen eveneens twee zijn gezonden naar de tentoonstelling van kunstwerken te Rotterdam, welke morgen geopend wordt, en dat daór reeds is aange kocht voor H. M. de Koningin-Regentes„aan den Kattenberg". Te Utrecht is overleden de hoer D. F. Van der Pant, oud-O.-I. ambtenaar en lector aan de voormalige Óóst Indische Instelling te Leiden. Voor de betrekking van secretaris van Rijnland hebben zich ruim 30 sollicitanten aangemeld. Op uitnoodiging van het bestuur der A.-R. Kiesvereeniging te "Woubrugge trad Donderdag-avond aldaar in de zaal van den heer Guldemond als spreker op de heer J. H. Donner, ter ontvouwing zyner politieke be ginselen, in verband met het Kiesrecht, en ter weerlegging van tegen hem op strooi biljetten als anderszins ingebrachte grieven, als zoude hij der Ned-Herv.. Kerk vijandig zijn, en de bijzondere belangen van hot district, gedurende zijn 13-jarig Kamer-lidmaatschap, niet hebben voorgestaan. Op eene voor allen begrijpelijke wijze verklaarde spreker zich hieromtrent en bewees door feiten juist het tegendeel. Do zaal was vol belangstellenden, kiezers en niet kiezers, van allerlei richting er heerschte eene ademlooze stilte, zijne rede werd aandachtig gevolgd. Gedebatteord werd er niet, evenmin werden op of aanmerkingen gemaakt. De heer Gijsman opende de vergade ring met gebed, welke door den heer Donner met dankzegging werd gesloten. Burgemeester en Wethouders van Hille- gom geven per publicatie kennis dat de aan gifte der schutterij zal plaats hebben van 15—31 Mei a. s. ten raadhulze dier gemeente, des voorraiddag8 van 101 uur. De gewone jaariyksche inspectie der verlofgangers van de gemeente Hillegom zal worden gehouden op Woensdag 6 Juni a. s., des middags te 12 uren, te Sassenheim. Gisterochtend heeft advocaat M. Bovieri, auditeur van de nunciatuur te 's Gravenhage, in gelijken rang verplaatst naar München, voorgoed de residentie verlaten, zich aan vankelijk begevende naar Maastricht, van waar hi) naar zijn nieuwen post zal vertrekken. Mgr. Lorenzelli, internuntius, deed zijn voormaligen legatie-secretaris tot aan het station uitgeleide. Naar men verneemt, is de hoer Bovieri door H. M. benoemd tot commandeur der orde van Oranje-Nassau. Tot lid van het bestuur van den Noord- zijderpolder onder de gemeente Bodegrave is herkozen de heer W. Yerwoerd en gekozen de heer J. Baelde Pz. Do Staatscourant van 12 dezer bevat de statuten van de vereeniging „De Alfensche Kaasmarkt", te Alfen a/d. Rijn, welke als rechtspersoon erkend is volgens de wet van 22 April 1855 (Stsbl. 32). Aangenomen is het beroep naardeChr.- Ger. gemeente te Aarlanderveon c. a. door ds. J. Yerhave, te St.-Filipsland Bedolven onder tal van bloemen en kransen, werd gisteren te 's Gravenhage het stoffelijk overschot van mr. C. Van Breugel Douglas, oud-referendaris by den Raad van State en oud-lid van den gemeenteraad, grafwaarts geleid en in het familiegraf op de algemeone begraafplaats bijgezet. Naast de talrijke familieleden stonden aan de groeve vele belangstellenden uit de hoogste kringen der residontie. Onder meer werden opgemerktjhr. Van Karnebeek, oud-minister van Buitenlandsche Zaken; de wethouder jhr. mr. Reepelaar van Molenaarsgraaf; het lid van Ged. Staten mr. H. A. C. De la Bassecour Caen; de kamer heer van H. M. de Koningin, baron Taets van Amerongen; jhr. mr. E. De Brauw, rijks advocaat en lid van den gemeenteraadbaron Van Herzeele, en voorts de heeren Dos Tombe, Van Rappard, gep. kolonel, mr. J. Visser, jhr. De la Bassecour Caen, rechter in de arrondissements rechtbank, en ds. Bryce, pre dikant bij de Neder!.-Herv. gemeente. De zoon van den overledene dankte voor de betoonde belangstelling. De gemeente Lienden, in Gelderland, viert heden een schoon feest ter herinnering aan het 25-jarig bestuur van haren burge meester, den heer J. A. Verbrugh. Fraaie huldeblijken werden hem daarbij aangeboden, waaronder in de eerste plaats behoort een prachtig geschenk in zilver, dat zeer kunstrijk is ontworpen en vervaardigd in de Kon. Nod. fabriek van gouden en zilveren werken der heeren J. M. Van Kempen Zonen, te Voor schoten. Dit stuk is eene schitterende proef van kunstarbeid in beeldwerk en ornamentiek en voor de gelegenheid zeer toepasselijk geconci pieerd. De wapenschilden der gemeente Lienden en van den jubilaris zijn in de heral dieke kleuren geëmailleerd. De prachtig ge graveerde inscriptie luidt: „Den Burgemeester van Lienden Johan Adriaan Verbrugh aangeboden door de ingezetenen der Gemeente ter herinnering aan zijn 25-jarig Jubilé." Opgesteld op een fraai voetstuk met stolp, vormt het eene rijke versiering voor het salon van den jubilaris, wiens feestvreugde door een zoo kostbaar blijk van de toegenegenheid der gemeente niet weinig zal worden verhoogd. De opperceremoniemeester maakt bekend dat, ingevolge de bevelen van H. M. de Koningin-Regentes, het Hof den lichten rouw zal aannemen voor den tijd van drie dagen, ingegaan op 11 dezer, wegens het overlijden van de hertogin Amalia van BeiereD, geboren prinses van Saksen Coburg en Gotha, weduwe van hertog Maximiliaan Emanuel van Beieren. De minister van buitenlandsche zaken brengt ter algemeeno kennis van belangheb benden, dat hy eiken Vrijdag, te beginnen met 18 dezer, des namiddags tusschen 2 en 3 uren, aan het lokaal van zijn departement zal ontvangen allen, die hem over zaken, dat departement betreffende, wenschen te spreken. De oud-minister Tak van Poortvliet is gisterochtend voor een achttal dagen naar buitenslands vertrokken. Naar de „Tel." uit goede bron verneemt, is de heer A. L. W. Seijffardt, afgetreden minister van oorlog, voornemens niet weder in actieven dienst te treden, doch zal hy ont slag uit den militairen dienst aanvragen. Het voorschrift op het aanhouden der stamboeken van de militairen, dienende be neden den rang van officier, is ook van toe passing verklaard op militaire wielrijders. De ervaring heeft aangetoond dat do uitkomsten, door de opleiding van mililieplich- tigen tot opzichters der genie verkregen, in verre de moeite niet loonon, aan die opleiding besteed. De aandacht van belanghebbenden wordt door den minister van koloniën gevestigd op de in by voegsels der Staatscourant van 12 dezer opgenomen pryscourant voor de aangifte gedurende het 2de kwartaal 1894 van de waarde der daarin vermelde goederen, ter berekening van het in- en uitvoerrecht, in het tolgebied van Nedeilandsch Indiö te heffen. By testament is door wylen den heer J. J. Langguth, onlangs te Amersfoort over leden, gelegateerd aan do Evangelisch Luther- scho gemeente aldaar een bedrag van ongeveer ƒ6000, waaruit een „Langguth-fonds" moet worden geformeerd, ten bate van de kerk der genoemde Luthersche gemeente. Het distinctief voor de korporaals en manschappen die by de infanterie of cavalerie voldaan hebben aan de eischen voor hot radi caal van scherpschutter, bestaat in eeno, van roodo wol geborduurde, vyfpuntige ster. Door do onderofficieren, die hebben voldaan aan de eischen voor het radicaal van scherp schuttor, wordt eene gouden geborduurde ster gedragen van gelyke grootte en op dezelfde plaats als voor de korporaals en soldaten, die scherpschutter zyn, is vastgesteld. De minister van oorlog heeft den autori teiten der landmacht verzocht, ingeval het voor een officier of een militair beneden den rang van officier dringend noodzakeiyk is, zich onverwyld met verlof naar het buitonland te begeven, en wanneer dan de belangen van den dienst zich daartegen niet verzetten, in dier voege te doen handelen, dat eene voor loopige aanvrage ter bekoming van dat verlof aan hem worde gedaan; rechtstreeks per tele gram, wanneer by buiten 's-Gravenhage gar nizoen houdt. Donderdagavond kwam de gemeenteraad van Zieriksee, byeen. Nadat eene besloten zitting was gehouden, werd de vergadering geopend en bleken slechts twee leden tegen woordig te zyn. Ingekomoh was een schry- ven van 9 raadsleden, mededeelende hun besluit geene besloten raadsvergadering meer by te wonen, zoolang geene afdoende pogin gen zijn gedaan om den persoon te vinden, aan wien het te wyten is dat het al6 ge heim behandelde wordt publiek gemaakt. De voorzitter verklaarde hierop, dat burge meester en wethouders al het mogelyke zullen doen tot oplossing dezer quaestie. De vergadering werd daarop wegens onvol talligheid gesloten. By koninkiyk besluit van 10 dezer is tot voorzitter van de Eerste Kamer, gedurende de buitengewone zitting der Staten Generaal, die zal aanvangen op Woensdag 16 dezer, benoemd mr. A. Van Naamen van Eemnes, lid van die Kamer. Pensioen verleend aan: P. A. A. Molenaar, ontvanger der directe belastingen en accynzen, f 950; J. H. Wiersma, id., ƒ1614. Templum Salomonis. Eene uitnoodiging der heeren Burgersdyk en Niermans tot een bezoek aan hunne woning in de Nieuwsteeg No. 1, waar zy Dinsdag 15 Mei a. s. eon antiquarischen boekhandel zullon openen, geeft ons aanleiding een en ander omtrent dit bezoek aan onze lezers mede te deelen. De byzonderheden, nader vermeld, danken wy in hoofdzaak aan de hoeren B. en N. zolven, die ons met de meeste welwillendheid gevraagde inlichtingen verstrekten en on8 verzekerden gaarne belangstellenden in de gelegenheid te willen stellen om persooniyk een blik in hun magazyn te slaan. Wy twyfolen geen oogenblik of zy, die van deze uitnoodiging gebruik maken, zullen, even als wy, verbaasd staan over den enormen voorraad boeken, hier byeengebracht, en over de eigenaardige indeeling der ruime woning, welke toeliet nagenoeg elk vak in een afzonder- lyk vertrek eeno plaatsing te geven. De broede vestibule binnengekomen, geeft eene deur ter rechterzyde toegang tot den winkel, welke door drie étalage-ramen voldoend licht ontvangt, om met do noodige nauw keurigheid boeken en platen te kunnen be zichtigen. Onmiddellyk achter den winkel bevindt zich het kantoor, waar een groot gedeelte van het materiaal van den antiquaar, bibliographic en catalogi, eeno plaats heeft. Ook hier ver schaffen dno ramen, welke gedeelteiyk tot étalage gebruikt worden, het noodige daglicht. De deur tegenover den winkel brengt ons in de auctiezaal, een ruim, langwerpig vierkant vertrek van 12 meter lengte en 5 meter breedte, waarvan de wanden, in de lengte geheel met kasten betimmerd, gelegenheid geven tot borging der boeken, welke onder den hamer zullen worden gebracht. Eeno zydeur brengt ous in de gaug aau de linkerzyde, evenzeer met kasten betimmerd, alle reeds met boeken gevuld. Eeno trap opgaande komt men eindeiyk in het werkeiyke magazyn, een aantal vertrekken moer of minder groot, alle letterlyk vol kasten, zoodanig geplaatst, dat het daglicht er be- hoorlyk tusschen valt, waardoor de titels der boeken goed leesbaar zyn. Hier vindt men Juridica, Vaderlandscho Geschiedenis, Holland- sche en buitenlandsche litoratuur, klassioke philologie en oen speciaal vertrekje met Incu nabelen, Elzeviers en rariora. Eene volgende verdieping bevat de Theologie en Algemeene Geschiedenis, terwijl de derde verdiep mk «1e Natuurkunde, Mathematiek, Geneeskunde, qdz herbergt. Het aantal boekdoelen, in de verschillende lokalen byeen, werd door de heeren B. en N. op ODgeveer 250,000 bogroot. Omtrent den oorsprong dezer verzameling valt mede te deelen dat de firma E. J. Brill alhier besloot zich van haar antiquariaat met uitzondering van het Oostersche gedeelte te ontdoen, waarop deze kolossale voorraad boekon door do heeren B. en N. werd aangekocht Alvorens de laatste jaren by genoemde firma in het antiquariaat te hebben door gebracht, heeft do heer Niermans jaren lang in Duitschland, Zwitserland en Italië in den ouden en nieuwen boekhandel gewerkt, terwyi de heer Burgorsdyk zich ter verdere be kwaming naar het buitenland had begeven, om eenige jaron in Leipzig, Frankfort a/M., Parys en Londen werkzaam te zyn. Beiden zyn dus op hun gebied allesbehalve vreemdelingen, maar integendeel goed ver trouwden. De gewoonte, het huis, waarin zy hunnen handel uitoefenen, een bepaalden naam t9 geven, welke vroeger by vele boekhandelaret gebruikelyk was, deed ook thans de heeren B. en N. hieraan denken en zy besloteo tot den naam van „Templum Salomonia" naar aanleiding van het volgende: Tusschen Nieuwsteeg en Salomosteeg, ter hoogte der St.-Pieterskerk, stichtte, volgens Van Miori8, Philips Van Leyden, Vicaris van den Utrechtschon bisschop Aernout Van Hoorn in het jaar 1372 de Vicaris van St.-Andree, die „Salomo'8 Tempel" geheeten wierd, ten dienste der letteren. De kostbare verzameling, geschreven boeken in dezen tempel be waard, trok voortdurend een aantal dienaren der wetenschap tot zich, waarvan echter velen zich aan tempelroof schuldig maakten, zoodat het zeker als oen geluk mag beschouwd worden dat de kostbare schatten eindelykin het jaar 1596 in het bezit dor bibliotheek der Leidsche Hoogeschool geraakten, waar zy eene veiliger bewaarplaats verkregen in den Hof der „Faiyde Bagynen." Byna drie eeuwen zyn sinds vervlogen en alleen de naam Salomosteeg herinnert nog aan den voormaligen tempel. Een golukkig denkbeeld mag het dan ook heeten van do heeren B. en N., die thans onge voer terzelfder plaatso, waar Salomo's Tempel verrees, hunne zaak vestigden, om hun huis den naam te schenken van „Templum Salomonis", als dank bare hulde aan de nagedachtenis van den ge leerden en edelen Vicaris. Gaarne hopen wy dat het de jeugdige firma goed moge gaan en dat het haar eenmaal moge gelukken eene plaats te erlangen in de ge- schiedboeken onzer stad, die er trotsch op kau zyn mannen als Philips Van Leyden, Elzevier, Plantyn, Raphelingius, Luchtmans e. a. onder hare burgers geteld te hebben. 80) Zy wachtte even, alvorens verder te gaan. Graaf Kiehl stond zwygeud naast hare leger stede. Wie heeft in zulke oogenblikken woor den tot zyn dienst, die niet hol en zinledig kÜDken? Laura vervolgde: „Otto, zeg my, zoudt ge my vóór ik van hier ga een genoegen willen doen, ten minste, als het u niet te zwaar valt! Ge zult eene stervende niets weigereD, nietwaar?" „Alles, wat ge wilt, Laura, zal ik doen," zeide graaf Kiehl met bevende stem. „Nu dan," vervolgde de zieke; „mag ik strake, als Eline hier gekomen zal zyn, uw beider handen in elkander leggen? Het zou my zulk eene rust geven, als ik wist dat gy beiden, als ik er niet meer ben, myn armen Ludwig zyn last helpt dragen. Als Eline alleen stond, dan zou zy moeilyk hier kunnen komen om een oogje op de kinderen te houden. Maar als uwe vrouw zal dit best gaan. Ik weet dat zy u nog steeds liefheeft. De graaf kon niet antwoorden. Hy herin nerde zich den stryd, dien hy de laatsto jaren gestreden had, en dacht aan de liefde voor Laura, die hy tevergeefs had trachten te overwinnenmaar nu aarzelde hy niet langer om aan den wensch der lieve zieke te voldoen. „Laura, zeide hy, met bevende stem, „ik beloof u een goed echtgenoot voor Eline te zullen worden. Wanneer zy my als zoodanig aanneemt, dan zullon wy te zamen trachten Von Sehnwitz in alle moeilyke omstandig heden by te staan en Eline zal eene tweede moeder voor uwe kleinen zyn." „Nietwaar," zeide Laura, terwyi een droevig glimlachje om hare lippen speelde; „ik wist wel, dat gy en Eline elkander in stilte liefhadt." Graaf Kiehl zuchtte; hy zag er nu juist niet uit als iemand, die het jawoord van ge liefde lippen zou vernemen. Maar hoe kon het ook andersslechts óóne vrouw had hem eene vurige liefde ingeboezemd en die ééne verlangde nu iets van hem, dat hy beloofd had te volbrengen, hoewel het hem moeite kostte haren wensch in te willigen. „Laat my nu wat rusteD," zeide Laura, „en kom dan met Eline over een uur terug." Graaf Kiehl verliet het vertrek. Hy begaf zich naar Eline en noodigde haar uit eene wandeling met hem in het park te maken. Toen zy een eindweegs voortgewandeld waren en over Laura's toestand gesproken hadden, zeide graaf Kiehl met bevende stem „Eline, ik wilde u iets vragen 1 Zoudt ge een man, die u vroeg zyne vrouw te worden, tot echtgenoot willen aannemen, wanneer ge wist, dat hy het beeld van eene andere in zyn hart omdraagt? Zeg my, zoudt ge het be neden u achten, zulk een man te huwen, wanneer ge daardoor met hem aan het be reiken van een goed doel zoudt kunnen arbeiden?" Eline bloosde; zy begreep wat de graaf met dit gezegde bedoelde. Ach, zy had geene vrtttw moeten zyn, om niet reeds bemerkt te hebben, dat het hart van den graaf niet Hulda of haar, maar Laura toebehoorde. En toch, nu hy met die vraag tot haar kwam, aarzelde zy geen oogenblik om hem een toestemmend antwoord te geven. Zy was er immor6 van overtuigd, dat zy hom naar behooren zou kunnen bystaan tot het bereiken van het doel, waarop hy zin speelde? Toen zy niet antwoordde, zeide graaf Kiehl „Eline, zegt ge niets? Geloof my, menig man doet zyne aanstaando vrouw beloften van liefde en trouw, terwyl hy in zyn hart geheel andere voornemens koestert dau ik, die u naar waarheid zeg, dat ik de hoogst mogelyke achting en genegenheid voor u gevoel. Ik zal my steeds het door u in my betoond vertrouwen weten waardig te maken. Zeg, Eline, antwoord myi" De aangesprokene legde hare hand in die van den graaf tot teeken van toestemming. Hy drukte een vluchtigen kus op het voor hoofd der schoone blondine en het verbond tusschen die twee was gesloten. Toen zy te zamen zonder veel te spreken het slot genaderd waren, kwam Laura's kamermeisje hun te gemoet en zeide: „Mevrouw heeft naar u gevraagd, freule." „Ik wilde juist naar boven gaan," ant woordde Eline, en zag by het spreken dezer woorden haren verloofde vragend aan. „Wilt ge even aan uwe mevrouw vragen of wy beiden kunnen ontvangen worden?" teide de graaf tot Gretchen. Het meisje ging heen en kwam spoedig terug met het verzoek van hare meesteres, of do freule en de graaf beiden op do zieke- kamer wilden komen. Toen Eline Laura te bed zag liggen, viel zy op de knieën by de sponde neder. Laura bemerkte zeer goed wat de reden van Eline's droefheid was. Maar evenals zy voorheen, zonder zich verbaasd te toonen, de algemeene bewondering en hulde voor hare schoonheid aannam, zoo was zy nu gewoon aan de blikken van deernis, welke op haar geslagen werden. „Eline, ik heb u iets te zeggen," zeide zy, terwyl zy hare hand nam. Toen de aangesprokene hare betraande oogen tot Laura ophief, glimlachte deze haar vriendeiyk toe. Zy had reeds uit den blik van graaf Kiehl begrepen, dat alles in orde was. „Otto," zeide Laura, „treed nader en geef my uwe hand." Het was een aandoeniyk oogenblik voor den graaf. Zyn hart klopte hevig van naam loos wee. Hy had de waarheid gesproken, toen hy tot Eline zeide dat hy haar achtte, maar méér dan achting kon hy haar niet schenken. Laura las dit alles in zyn blik, maar met het egoïsme, zieken eigen, wilde zy haren wensch doordry ven. Toen zy zyne hand aan vatte en vervolgons die van Eline greep, legde zy beide handen in elkander en strekte de hare zegenend uit. „Eline," zeide zy, „Otto heeft my verzocht den tolk zyner gevoelens te willen zyn; en ik vervul nu dien wensch door uw beider handen inéén te leggen. Het geeft my zulk eene ruat te weten, dat gy, saam vereenigd. sterk genoeg zult zyn om myn armen Ludwig te troosten. Ach, Eline, ge bebt mU dooi uw besluit het sterven zooveel minder zwaar gemaakt. Weest gelukkig te zamen l" En zy wenkte hun beiden hoen to gaan, daar zy vermoeid was van het spreken. Nooit zeker was er treuriger verloving ge vierd dan aan het bod van die stervende jonge vrouw; maar het bewustzyn, dat Laura's blik na de vervulling van haren wensch van rust en kalmte getuigde, gaf beiden een gevoel van vrede. Eline en graaf Kiehl zouden dion avond weder vertrekken, en even voordat zy weg reden, kwam Von Sehnwitz de eerste uit Laura's naam vragen haar nog even te willen komen zien. Toen Eline daarop binnentrad, en Von Sehnwitz do kamer verlaten had, zeide Laura „Lieve, ik wil met niemand dan u spreken over iets, dat my na aan hot hart ligt. Och, by al de liefde, die my door u allen betoond wordt, is het zoo hard, dat myn eigen vader my nooit komt bezosken. Ik weet wel dat wy niet als vrienden gescheiden zyn, en dat is wel treurig, maar zoudt gy hem niet eens onder bedekte termen willen te kennen geven, dat ik hem zoo gaarne nog eens wilde zien vóór ik van hior ga? Ik vrees dat hy niet van myn waren toestand op de hoogte is." Elino boloofde het; zy drukte daarop een kus op Laura's voorhoofd, waarop het klamme zweet duideiyk voelbaar was, blikte haar nog eens vriendelyk toe en verliet weonend het ziekevertrek. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 7