PERSOVERZICHT. Er beetaat, dunkt ons, zegt de Eaageche Courantover het nieuwe ministerie sprekende, geene bijzondere aanleiding om in breedvoerige beschouwingen te treden over het nieuwe ministerie. Het is ongeveer geworden zooals het ten gevolge van den verkiezingsstrijd worden moest, al klinkt 't schijnbaar vreemd, dat juist de man, die 't krachtigst door zyne kiezers werd ver oordeeld, nu de belangrijkste portefeuille kreeg. Maar de heeren Röell, Van Houten en Van der Eaay hebben, vóór en na 9 Maart, den heer Tak tot aftreden gedwongen; zij moesten dus de erfenis aanvaarden. Z(j hebben nu, en thans niet negatief, maar positief te toonen, dat zij 't beter weten en beter kunnen. Dat was, afgescheiden van bijzaken, het hoofdpunt der oplossing. En daarom kwam deze voor niemand onverwacht. Ze sprak zoowat vanzelf. Maar al was dit agglomeraat-ministerie Röell Van Houten noodzakelijk, daaruit volgt nog niet dat het levenskracht zal hebben. In dat opzicht laat zijne conceptie althans aanleiding tot gegronden twijfel. Maar dat hebben de heeren vooruit geweten en moeten zU nu ook maar ondervinden. Spraken alle organen zoo, d. w.z. zoo kort, over het nieuwe ministerie, dan was er nog beginnen aan om hunne besprekingen in een overzicht op te nemen, maar dit is geenszins het geval; integendeel, lange redeneeringen worden aan dat onderwerp gewijd, waarvan zaakrijke uittreksels zelfs te uitvoerig zouden worden. Daarom moeten we ons daarvan ont houden en, geene scherpe lijn kunnende trek ken tusschen of opgave naar staatkundige richting kunnende doen van tevredenen en ontevredenen met de samenstelling, maar af wachten wat de nieuwe regeering doen zal. Mr. Antonio gaf in het Zondagsblad van de Amsterdamsche Courant een schete van j h r. mr. Röell, den Kabinetsformeerder, waaraan wij het volgende ontleenen: In een z{Jnor „Brieven" zegt Multatuli, dat men in de figuur van „graaf Eylar" uit „Klaasje Zevenster" een lid der familie Röell moet zien. Het kan beet zJJnl Want wie Van Lenneps roman gelezen hoeft en meneer Röell, uit Utrecht, kent jhr. mr. J. die zal moeten toegeven, dat hij zeer wel beantwoordt aan het portret, dat Van Lennep van „Graaf Louis Napoleon Peter" geeft. Meneer Röell is &1 vriendelijke deftigheid, al hoffelijke welwillend heid, kl aristocratische zachtheid wat er aan is. Zelfs wanneer hij soms wat in vuur komt en wat harder spreekt, dan kan men gerust zijnhjj gaat nooit de grenzen te buiten van de strengste, parlementaire beleefdheid. Meneer Röell is oene tamelijk kleine, vrij magere figuur. De tint van z\jn gelaat is wat bleek, wat vaal. Zyn neus is licht gebogen, zachtmoedig van teekening, even hellend over een klein, grijzend gladgestrekon kneveltje. Hij begint wat „uit zijn haar" te groeien. Maar toch ligt er oene uitdrukking van jeugdige opgewektheid en van door veel be schaving ingetoomden levenslust over zijn type. De blik zijner grijze oogen is uiterst vriende lijk en tegemoetkomend, maar niettemin met een „ick en weet niet wat", hetwelk den edelman 6tempelt, dio zich om den dood niet met Jan en Alleman zou afgoven. Wanneer hij niet aan het woord is, zit meneer Röell te luisteren met over elkaar geslagen armeD, achteruitleunend in zijn bankje; of hy heeft zijn zwart-ivoron lorgnet op den neus ge drukt en maakt aanteekeningen voor zijne speech, met groote, stevigo lettors, wijd uit elkaar, op lange vellen papier. Meneer Röell is iemand van orkeudo talenten en van groote loyauteit tegenover eiken tegen stander. Zou hij zich genoopt voolen om eens iets hards of kras-bestrijdende te gaan zoggen, dan weet hy niet in hoeveel „windselen" zyne uitlating te wikkelen, opdat 't toch maar niet kwetsen zal. Men heeft hier vermoede lijk te doen met eene tot tweede natuur geworden gewoonte; met de hoffelykheid van iemand, die gewoon is in hoogbeschaafde kringen te debatteeren; in salons van die schertsende twistgesprekjes to houden, lucht hartig en meer voor tyddoodiog dan uit ernst waarbj) alle scherpo kautjes zorgvuldig ont weken worden. Meneer Röell spreekt niet zoo byzonder aantrekkoiyk. Hy heeft iets gemaakts in zyne stem, iets iymerig3, wat telkens denken doet aan een mat-aristocratisch toontje; doch wat hy zegt, is uiterst degelyk, doorwrocht en wel bestudeerd. Soms wordt hy wat duister in zyne juridische of staatsrechtelijke omdo lingen, en wat vermoeiend voor dengene, die zyn betoog op den voet moet volgen maar het is altyd dubbel waard om over wogen te worden en bevat schier steeds eene kern, dio als element in het debat een der hoofdpunten vormt. Menoor Röell zal nooit over eene zaaks preken, die hy niet grondig heoft bestudeerd. In dat opzicht ia hy een van de hoogutstaande loden der Kamer. Vorvelend is meneer Röell volstrekt niet to noemen, als spreker. Hy houdt er wel van, om nu en dan zoo'n „bloempje" door zyne speech te gooien. Altyd even gekui6cht, altyd even beschaafd, iets over de sohoone natuur, of over eene fraaie instelling, nooit ruw of hard, altyd zoo fijn en zoo gepolyst, by voorkeur lof schenkend of roemend in één woord, wat meu oeu „gentleman" noemt) van top tot teen, en van den ouden stempel. Onder den titel Verkorting van Werk- tyd bevat de Hengotooscke Fabrieksbode, weekblad voor het personeel der machine fabriek van gebrs. Stork Oo., eenige be schouwingen en mededeelingen, waaraan het volgende is ontleend. Vooraf ga de opmerking, dat in alle werkplaatsen volop werk is. „Toen de machinefabriek in Borne stond, was de werktyd 12 uren per dog. Toen zy naar Hengeloo werd verplaatst, werd deze werktyd tot 11 uren ingekrompen. Later werd de ochtendschafttyd ingesteld, in 1889 einde- ïyk werd tot de middagachaft besloten in overleg met de Kern. Wy werken dus thans negen uren en veertig minuten per dag en wy doen niemand te kort, als we beweren, dat, het verlies van tyd na de schaften in aanmerking nemende, negen en een half urn- per dag wordt gewerkt. En nu wilden wy in de Kern ter bespre- kiüg brengen het denkbeeldden werktyd tot negen uren per dag in te krimpen, dat wil dus zeggen's avonds te zes uren in plaats van om halfzeven stop te zetten." De vraag of verkorting van werktyd met vermindering van loon werkeiyk in noodzake- lyk verband zouden staan, beantwoordt de directie der fabriek met een volmondig „neen". „De werklieden onzer fabriek werken byna allen op stuk; zooals we weten, genieten ook de voorslagere, poetsers en sjouwers der gietery stukgeld en voor sommige werkzaam heden der werklieden voor algemeen© diensten, wordt op stuk betaald. Er bly ven dus slechts zeer enkelen der eigenlyke werklieden over, die per uur betaald worden en wier dagloon eene vastbegrensde verdionste is. Voor hen moet eene verkorting van werktyd met eene verhooging van het uurloon gepaard gaan. Indien de firma, de Kern gehoord, tot verkor ting van werktyd mocht willen besluiten, zal zy hierin zeker moeten voorzien. De werklieden echter, die op stuk werken, moeten voor zichzelven weten te zorgen, al zal oen overgangsmaatregel ook hen in hot genot van hun tegenwoordig weekloon moeten laten. Zy moeten voor zichzelven weten te zorgen, herhalen we, er by voegend, dat we overtuigd zyn, dat ze dit kunnen doen. In het algemeen kan men gerust beweren, dat wie acht of negen uren per dag met overleg flink doorwerkt, evenveel kan afdoen als een ander, die even goed meent aan te pakken, in tien of twaalf uren. Minder lang te moeten werken, maakt ons frisscher, scherpt ons overleg, doel ons meer woekeren met den tydna oenige weken, maanden des noods, zullen we in negen uren evenveel kunnen doen als thans in negen en één half. Wie heeft ooit in de stukgelduitbetalingen den invloed van de schaften, 's morgens en 's middags, toruggevonden? Wie werkt niet met dubbelen lust en dubbel goed gevolg als hy in het voorjaar of in den zomer een of meer dagen voriof heeft genomen en zich buiten het bereik van den rook der fabriek eens op goede manier heeft verfrischt in de natuur of goede indrukken opgedaan, die hy in de eenvormige dagtaak niet kan ver- krygon? En nu niet in het algemeen, maar in het byzonder over onze verschillende bedryven sprekende, zouden wy durven beweren, dat na vry korten tyd, door allon, die zonder machine werken, dus door modelmakers en vormers met aanverwante bedryven, door smeden en ketel makers, door bankwerkers en monteurs zeker in 9 uren zooveel zal worden gedaan als thans in 9'/, uur. Wie reeds thans zooveel mogeiyk woekert met den tyd, moge dit voor het oogenblik betwyfelen, een feit is het, dat juist by hem, die heol hard werkt, het overleg by korter werktyd nog zal worden verscherpt, en dat juist hy na volbrachte dagtaak het meest zal genieten van de lange rust". Voor de bestuurders dor werktuigen, de draaiers, schavers, boorders, enz., is de over gang tot kortor werktyd het moeilijkst. „Maar toch was dezer dagen een dei genen, die dit het best kan beoordoolon, het met ons eens, dat ook hier overleg en vlugheid by oordeel kundige, langzame verkorting van werktyd, in minstens even groote mate zullen winnen, als de duur van hunne inspanning vermindert. Zullen ten slotte de beambten der werk plaatsen, een half uur korter werkende, hierby niet evenveel af kunnen doen?" In de eerstvolgende Kern vergadering hebben de vertegenwoordigers van het personeel ge- legonheid over den negen-uren-dag hunne mee ningen uit te spreken. De directie hoopt, dat algemeen de beslissing valle in bovenstaanden geest; zy meent dat de fabriek er wöl by zal varen en dat het huiseiyk leven er by zal winnen. In De Boodschapper lezen wo: De kie8recht-bowegiDg, geiyk die thans door alle partyen geleid wordt, heeft zeer zeker schaduwzyden. En óón daarvan is stellig wel dit, dat schier allo aandacht gevestigd wordt op óéne zaak en andere belangen min of meer op den achtergrond worden geschoven. Mot name de belangen van de christelijke 6chool, of wil menvan het byzonder onderwijs. De „Unie" heeft hare jaarvergadering ge houden, „Schoolraad" kwam by een men had het te druk met het kiesrecht om in de pers op die byeenkomsten iets meer dan terloops te wijzen, en nog veel minder om ernstig te bespreken de onderwerpen, welke daar aan de orde waren. En evenzoo echynt het te gaan met een denk beeld, door het Christelijk Schoolblad geopperd, een denkbeeld, dat evenwel biykbaar in onze onderwy zere-kringen met sympathie is begroet. Het betreft de salarissen van onze chnstelyke onderwijzers. Onnoodig er aan te herinneren hoe onze schoolbesturen klagen over gebrek aan onderwyzers. In vacatures kan schier niet meer voorzien worden. De lust toch by onze jongelui om in het vak van onderwijzer te worden opgeleid, schynt er niet byster op vooruit te gaan. De oorzaak is niet verre te zoeken. De salarissen zyn, in vergelijking met die van de openbare soholen, te laag. Op dit punt bestaat er waariyk geene rechts- geiykheid. Het Christelijk Schoolblad wyet er terecht op, dat het byzonder onderwijs gelde- ïyk verre achterstaat by het openbaar. Zoo toch een gemeentebestuur tegen het gewone salaris geen onderwijzer kan verkrijgen, het kan tot verhooging overgaan. Dat kost wel geld, maar de ingezetenen ook de vrienden van de byzondere school I zyn er goed voor. En kan ook al niet meer van de belastingplichtigen gevorderd worden, het Ryk is immers gerechtigd een buitengewoon subsidie toe te staan, geiyk dan ook ten aanzien van tal van gemeenten voor het onderwys geschiedt. De besturen van de byzondere scholen hebben echter noeh op een achterdeurtje (verhooging van belasting ook voor met voorstanders bunner school), noch op buiten gewone subsidies te rekenen. Zy hebben de kosten van verhooging der salarissen te ver halen uitsluitend op verhooging der school gelden, eene bron, die voor 't gemak door de meeste gemeentebesturen maar gesloten biyft. Gevolg van een en ander is dat de salarissen van de openbare onderwijzers allengs zyn gaan klimmen, en dat nu de besturen van de byzon dere scholen spoedig met de handen in het haar zullen zitten. Vooral als straks de on verbiddelijke wet komt met den eisch van het wettelijk voorgeschreven getal onderwyzers. Ongetwyfeld zullen er wel besturen zyn, die meer kunnen doen; de offervaardigheid van de vrienden van het byzonder onderwys kan stellig nog wel iets grooter worden. Maaralles heeft toch zyne grenzen. En zoo is het begrypeiyk, dat het orgaan onzer chriefceiyke onderwyzers het niet meer ver wacht van de besturen, maar met het denk beeld komt om eene adres-beweging van onderwyzers in het leven te roepen, ten einde de regeering te verzoeken verhooging van subsidie aan onze scholen, waardoor de salarissen zouden kunnen verhoogd worden. In hoeverre dit denkbeeld toejuiching ver dient, zullen we thans onbesproken laten. En ook of het niet aanbeveling zou verdienen om meer dan tot heden in onze pers geschiedde in te gaan op de hoogst gewichtige beschou wingen, die de heer De Savornin Lohrnan gaf in de Eerste Kamer by de ontwikkeling van het echt anti-revolutionnaire stelsel ten aanzien van de taak van den Staat togenover alle scholen. Genoeg is het, voor ditmaal, zeer ernstig de aandacht gevestigd te hebben op het denk beeld, door het Christelijk Schoolblad van 13 April 11. in oen belangryk hoofdartikel toe gelicht; een denkbeeld, dat ongetwyfeld waard is om ook door onze pers besproken te worden. Men vergete niet, dat hier niet alleen op het spel staat hot stoffelyk belang van de onderwyzers, waaronder velen niet zonder reden ontevreden wordeD; maar dat het bovenal geldt het belang van ons christe- lyk onderwys, van de opvoeding van de kinderen onzes volks. Wie zal dan mogen zwygen De Westlandsche Courant bevatte dezer dagen het volgende: Iets over var**dbzlekte. Ik luisterde eens het volgende gesprek af. Boer Maartens stond op zyn erf met zyn knecht te praten; 't was in Augustus. „Wel, Janl" vroeg de boer, „groeit je var ken goed?" „Dat gaat best, baas; maar iederen dag leven we, inyne vrouw en ik, in onrust van wege de ziekte, zie je; dat is tegenwoordig weer erg." „Wil ik je eens een goeden raad geven, Jan?" „Asjeblieft, baas." „Nu dan, luister eens goed, Jan. Vooreerst: laat je varken droog en rein liggenvoer het dan niet te stork met de warmte, geef een weinig zout by het voer en vooral, en dit is 't voornaamste, voer nooit op Zondag." Verbaasd keek Jan op. „Maar baas, moet ik dan Zondag het beest hoDger laten lyden?" „Juist, Jan, dat is de zaak. Ge weet dat ik altyd zelf myne varkens voer en zyn ze, omdat ik Zondags ook niet voer, minder dan die van rayne buren? En heb ik ooit last van zieke dieren gehad?" Jan moest zyn baas geiyk geven. Dat gesprek gaf stof tot nadenken. Onder alle goede dingen, die er op de wereld zyn, is er wel geen goediger dan zoo'n varkens maag alles laat ze zich welgevallen, uur aan uur en dag aan dag, en hoe meer zoo'n maag verteert, hoe bet or varken. Afval van groenten en vleescb, bedorven aardappelen, warm en koud, bitter en zoet, doode kippen of ander gevogelte ingewanden van viscta, wild of slachtvee, onverteerde uitwerpselen van mest- vee, harde ateenen of vermolmd hout kortom, allee komt in zoo'n varkensmaag tereoht naast het krachtvoer. Daar is wat werk aan. Hoe dankbaar moet dat lichaams deel wel zyn, als het ten minste één dag in de week, al ie bet dan ook niet juist den Zondag, vacantie houdt om nieuwe krachten te veFgaren voor den arbeid der volgende week. Waariyk, die boer was nog zoo dom niet. Zelf heb ik proeven in dien zin genomen en met uitstekend gevolg. Wel ie 't dier op het tydetip van de gewone voedering een weinig onrustig, doch dat gaat spoedig over en op het laatst biykt het dier, wanneer de eerste hongerprikkel voorby is, wel dankbaar voor de rust, die het ten minste één dag in de week aan zyne maag kan gunnen. In den regel zal het goed zyn daags te voren een ruimer krachtvoer toe te dienen, of in den morgon van den vastendag zelf, byv. */4 der gewone portie. Een feit is het naar myne meening, dat vele varkens in 't warme seizoen ziek ge voerd worden en daardoor in een toestand komen, die ze ook vatbaarder maakt voor beemettelyke ziokten. Dat draagt maar aan; 't is zoo'n „beste vreter." Hoe meer zoo'n beeBt immers opeet, hoe beter hy dit najaar in de sohaal zal kunnen wedyveren met zjjne collega's. Ja, maar men vergeet dan, dat er eene grens is, ook voor eene varkenemaag, dat men zoodoende éénmaal de grens moet over- sohryden. Dan weigert het door te oten, omdat zyne maag 't verbiedt; haar meters lang ge duld is ten einde. Zy is van streek 1 Daardoor zal dan ook het dier meer of minder vatbaar zyn voor allerlei ziekten, naarmate dat „van streek zyn" meer of minder ernstig is. En daarom ook is zoo'n wekeiyksche vastendag nog zoo kwaad niet. Ieder varkens houder kan de proef nemen. BUITENLAND. Frankryk, De heer Clómenceau heeft, al i6 hy geen lid meer der Kamer, aan de regeering van Frankryk emetigo moeilykheden berokkend door zyne onthullingen over den slechten toestand der vloot. Het ministerie moest eene enquête-commissie benoemen, die verschillende misbruiken en misslagen ontdekte en klaagde, dat zy door de regeering werd tegengewerkt. De regeering wierp de schuld op onderge schikte beambten, maar tot een openiyk con flict was het nog niet gekomen. Lang zal het niet meer kunnen worden ver meden. Admiraal Vallon had rapport uitge bracht over het pantserschip „Magenta", een der grootste en duurste van de vloot, en dat schip nagenoeg onbruikbaar genoemd. Om zyne meening nader te staven, vroeg hy van den minister van marine de teekeningen, waar naar het schip was gebouwd. Zy worden hem beloofd, maar in plaat6 van het beloofde ontviDg hy de plannen en teekeningen van twee schepen, die nog niet op stapel zyn gezet. De heeren Lockroy, Brisson en Bourgeois, die leden zyn der commissie, zullen stellig niet nalaten zich daarover in de Kamer te beklagen. De commissie zelve heeft reeds by' den minister van marine geklaagd over admiraal Gervais, die zyn officieren en beambten heeft verboden, de vragen der commissie te beant woorden. In de Kamer werd de regoering eergiste ren door den heer Habert geïnterpelleerd over de aanvraag tot uitlevering van Cornelius Herz, waartoe een verzoek door do Fransche regeering te Londen is ingediend. De inter- pellant wenschto te weten hoe het met deze zaak stond, nu er eene dading is tot stand gekomen tusschen Horz en de erven Reinach. De minister van justitie Dubois antwoordde dat, ondanks de overeenkomst, welke tusschen de curatoren der Panama-maatschappy en Cornelius Herz is getroffen, het recht zyn loop zal hebben. Eene zaak als die van Herz verjaart in drie jaren en het parket had te zorgen dat het niet zoo ver kwam. De aanvraag tot uitlevering is nog altyd van kracht. De regeering had niets verzuimd om voldoening te krygen, en indien het antwoord der En- gelscho regeering niet zeer spoedig kwam, zou men een anderen weg inslaan en Herz by verstek vervolgen. Er waren verschillende moties van orde voorgesteld, o. a. een luidende: „De Kamor, akte nemende van de verklaringen der regee ring en besloten de strikte en onmiddellyke toepassing der wet tegen Herz te eischen, gaat ov6r tot de orde van den dag." Deze motie, waarmede de regeering ver klaard had zich te vereenigen, werd met 528 tegen 5 stemmen aangekomen. Een nieuw „Volkshuis" (maison du peuple) is opgericht te Parys op honderd meters van het oude. Het was sedert lang eene gelief koosde gedachte van abt Garnier om voor de katholieke werklieden een verenigingslokaal open te stellen, waar zy zich volkomen thuis zouden gevoelen. Deze gedachte is thans ver- wezenlykt en het nieuwe gebouw, naast de kerk van Clignancourt gelegen, is op feeste- lyke wyze ingewyd, op den dag van de Jeanne ei'Are feesten. In het ruime gebouw vinden de pensioenkas, de hulpkas, de koste- looze leenbank, enz., alle inrichtingen, tot stand gekomen door abt Garnier, eene plaats. Den naam „Maison du Peuple francais" heeft abt Garnier gekozen, zeide hy, omdat hy het niet wilde verward zien met het andere „Volks huis", waar men internationalist is. Tenvyl men op gepaste wyze zich vermaakte in het nieuwe Maison, werd in het oude des avonds eene protestmeeting gehouden tegen de ope ning van het Maison van den „Tartuffe enju- ponné", zoo werd abt Garnier aangeduid in schandelyke plakkaten, aangeplakt door heel Montmartre. Dit belette echter niet, dat des avonds het nieuwe lokaal stamp en stampvol was met arbeiders en hunne gezinnen, terwyi van veel belangstelling uit hoogere kringen tevens bleek. België. De beschermvrouwen der voornaamste in stellingen van weldadigheid te Brussel hadden zich vereenigd om prinses Josephine een kost>; baar huwelykegeschenk aan te bieden. Dg moeder der bruid heeft te kennen gegeven, dat het de bruid byzonder aangenaam zon zyn, indien het byeengebrachte geld tot lie& dadlge doeleinden werd besteed. Burgemeester en Sohepenen van Schaer^ beek hadden, zonder den Raad daarin te kennen, aan alle gemeente-ambtenaren en onderwyzers op 1 Mei vacantie gegeven. De Raad heeft daarop eene motie van afkeuring uitgebracht en nu willen Burgemeester en Schepenen hun. ontslag nemen. De 500,000 loten der eerste uitgifte voor de Antwerpscbe tentoonstellingsloteifl z\jn reeds byna allen geplaatst. De „Chronique" zegt dat men te Antwerpen nu reeds plannen maakt voor eene wereldr tentoonstelling in1903. Groot-Britaunië, By de stemming van het Lagerhuis van Engeland over de tweede lezing der begrooting zegevierde, gelyk wy reeds meldden, de reges» ring met eene meerderheid van 14 stemmen— ruimschoots voldoende om te regeeren, meent- lord Rosebery. Waarschyniyk wordt door de oppositie de nederlaag van het ministerie op dit oogenblill niet gewenscht, maar streeft zy er naar, zyn prestige en gezag te verzwakken, zoodat het by de volgende verkiezingen in de minderheid blyft. Eene parlementsontbinding wegens ver werping der begrooting zou haar ongelegen komen. Zy is oorzaak, dat de begrooting van marine aanzieniyk is verhoogd geworden en nu daarvoor dekking moet worden gevonden, bestrydt zy het budget van Sir William Har- court. Eenige sensatie maakt, na hetgeen over een geheimzinnig komplot in Indië is geschreven, dat te Agra inlandsche soldaten aan hot muiten zyn geslagen, ten gevolge van de verplaatsing van eenigen naar een ander regiment. Zty zagen daarin eene beleediging van hunne kaste. Dit laatste herinnert aan het voor wendsel van den opstand van 1857het ver strekken aan Hindoe regimenten van met dier- ïyk vet ingewreven patronen. Thans is ook bekend geworden, dat het Indisch bestuur reeds lang eene gisting onder de bevolking had waargenomen. In eene depeche van 27 December 11. aan den minister voor Indiö werd gezegd, dat de vroegere on verschilligheid was verdwenen en de Hindoes zich zoowel tegenover de EDgelschen als tegenover de Mahomedanen vyandig begonnen te toonen. De gewezen gouverneur van Bombay, Sir Richard Temple, zegt dat het mogeljjk is, dat de onrust wordt veroorzaakt door de gods diensttwisten van Hindoes en Mahomedanen en daarby aan geen verzet tegen de En gelachen wordt gedacht. Maar, voegt hy er by, weten kan men het niet en het is altyd geraden, de grootste waakzaamheid in acht te nemen. Een verzuim van slechts 24 uren kan vef* schrikkeiyke gevolgen hebben. Yereouiy;de Stutou. De leider van het „groote leger" der werk- loozen, die zich naar Washington zouden be geven, Coxey, is met zyne beide adjudanten Brown en Jones door de jury te Washington veroordeeld wegens zyne poging om door t© dringen op het verboden terrein van het Kapitool. Tegen een borgtocht van 500 dollars werden de drie veroordeelden echter op vrg® voeten gesteld, in afwachting van denuitslag van het hooger beroep, dat zy tegen het vonnis hebben aangeteekend. De aanvoerder van eene „afdeeling", die zich. nu in Minnesota bevindt, heeft medegedeeld dat te Butte, in Montana, eene som van 3000 dollars is byeengebracht, ter bestryoino van de reiskosten naar het oosten. Oi dezelfde manier worden in de steden aan ue Stille Zuidzee groote sommen byeengebracht om de werkloozen naar de oostelyke staten te zenden. Met de gevolgen wordt geen rekening gehou den men beschouwt het alleen als eene gemak kelijke manier om do leegloopcia kwyt terakeu. Overigens houden de tramps zich in de meeste staten zear kalm. Alleen in den staat Washing ton werd weer eene poging beproefd om zich van een trein meester te maken, maar de personen, die den aanslag waagden, werden zonder veel omslag door de politie agenten doodgeschoten. Ook eene andere afdeeliDg van het „leger" der werkloozen heeft zich van oen trein meester gemaakt. Eene bende onder aanvoering van „generaal" Sanders wist by Pueblo, in Colorado, eene locomotief van de Denver- en Rio Grande- maatscl.appy machtig te worden, spande die voor een tiental leege kolenwagens van de Missouri Pacific en stoomde met dezen trein in oostelyke richting. Het bericht van den diefstal was inmiddels naar de stations, welke de trein moest passet-ren, geseind, zoodat de beambten van het station Olney maatregelen hadden genomen om den trein te doen ontsporen. De locomotief viel om, maar de „werkloozen" brachten haar weer in het spoor en zetten de reis voort. Zy werden nu achtervolgd door een anderen trein met 50 politie-agenten, om den trein te be waren. Men verwachtto dat het tot een ernstig gevecht zou komen, want de bende telt een aantal niets ontziende ktrels en Sanders had er te Pueblo reeds op gesnoefd dat er bloed zou vloeien als de autoriteiten het hem lastig maakten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2