N». 10491,
Maandag 7" Mei.
A°. 1894
$eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Leiden, 5 Mei.
Feuilleton.
IN BLOEI GEKNAKT.
LEIDSCH
DAaBLA
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1*0.
Afzonderlijke Nommersn 0.05.
PRUS DER AD VERTEN T.LÖN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
"Wy vestigen de aandacht van belang
hebbenden op de in dit nummer voorkomende
aankondiging van den inspecteur der registratie
en domeinen te Leidenbetreffende het door
hem geven van inlichtingen omtrent de ver
mogensbelastingzoowel hier ter stede als
in de gemeenten RoelofsarendsveenWou-
.brugge, Bodegrave, Nieuwkoop en Oudewater.
Heden is te 's-Gravenhage uit Beriyn
aangekomen jhr. mr. J. C. N. Van Eys, ge-
zantschapsraad van de Nederlandsche legatie
aldaar.
De Engelsche gezant sir Horace Rum-
boldt is hedenochtend uit het buitenland in
de residentie teruggekomen.
Burggraaf De Beughem de Houthem,
secretaris van legatie le klasse van Belgiö
te 's Gravenhage, is, naar men mededeelt,
als zoodanig verplaatst naar Madrid.
De Haag6che gemeenteraad kwam gister
middag bijeen tot benoeming van 10 stem-
bureaux voor de nieuwe Kamerverkiezing,
waarvan 8 voor de eerste Stemming en 8
voor de event ueele herstemming. De Raad
was zoodanig doordrongen van de juistheid
der meening van B. en Ws., dat geen zoodanig
gemeentebelang by de voorgenomen paarden-
tentoonstelling der Yereeniging tot aanmoedi
ging der paardenfokkerij is betrokken, dat de
gemeente deze met de penningen der belasting
schuldigen zou kunnen ondersteunen, dat hy
zonder eenige discussie eene afwijzende be
schikking op het subsidie-verzoek nam. Voorts
heeft de vergadering gisteren nog eens uit
drukkelijk beslist, dat te Scheveningen dezen
zomer slechts één caroussel zal mogen draaien,
en het lawaai van dezen éénen draaimolen
was den heeren Hoogenraad en Knoester,
welke laatste tevens het goed recht van den
kerkeraad verdedigde om voor de zedelijkheid
te waken, reeds te veel voor de omgeving,
waarin de mallemolen zal geplaatst worden.
In het verleenen van de vergunning aan
bedoelden carousselhouder zag de heer Van
Sandick juist eene reden om, overeenkomstig
rechtvaardigheid en billijkheid, geene stand
plaats te weigeren aan een anderen adres
sant, tenzy ook de eerstverleende vergunning
werd ingetrokken, waartoe, zooals uit zyne
eigen bekentenis bleek, de heer Hoogenraad
zelf had medegewerkt, denkende dat hy met
een verzoek om standplaats voor eene limonade
kiosk te doen had, waarover adressant hem
kort te voren had gesproken.
De Raad handhaafde zyn besluit om geen
tweeden draaimolen toe te laten.
Het aantal manschappen der lichting
voor de nationale militie van het jaar 1893,
die niet aan de oproeping ter aflevering hebben
voldaan, bedraagt 117.
Door H. M. de Koningin is eene gift van
f 100 en door H. M. de Koningin-Regentos
eene gift van f 50 geschonken voor den her
bouw der synagoge by de Ned. Israölietische
gemeente te Monnikendam, welke doorbrand
vernield werd.
Het „H. Dbl." verneemt ook dat de heer
Röell zich „onledig" boudt met do samen
stelling van een Kabinet. Het denkbeeld,
om den heer Pynacker Hordyk in zyne plaats
te schuiven, is dus niet in goede aarde ge
vallen. Is het „Vad." wel ingelicht, dan wil
do formatie daarom nog niet recht vlotten,
omdat de heer Roöll liever niet zelf de por
tefeuille van Binnenland8cbe Zaken op zich
neemt, maar aan die van Buitenlandsche de
voorkeur geeft, en het vinden van een titu
laris voor Binnenlandsohe Zaken nu moei-
ïykheden baart. Den heer Van Houten, die
er na den heer Róell voor zou zyn aange
wezen, zou flnanciön zyn toegedacht. Voor
Justitie heeft men zich o. a. gewend tot het
lid der Eerste Kamer den heer Van Zinnicq
Bergmann. Voor Oorlog en Waterstaat zyn
besprekingen gevoerd met den gepens. ge
neraal Schneider en den inspecteur van den
waterstaat Leemans. Eerstgenoemde heeft
stellig bedankt, evenals toen hy indertyd
door den heer Mackay is gepolst, maar of
hy weder als toen den heer Bergansius heeft
aanbevolen, thans om naast den heer Van
Houten zitting te nemen, durft het „Vad."
niet verzekeren.
De retourkaarten der S. S., N. C.-S. en
N. B. D. S.# afgegeven naar Antwerpen tydens
de wereldtentoonstelling aldaar, zullen een
geldigheidsduur hebben van acht dagen.
Het Uitvoerend Comité der Internationale
Bakkery-Tentoonstelling, dezen zomer te Am
sterdam te houden, verzoekt ons te molden
dat zyn bureel, Paleis voor Volksvlyt, a. s.
Maandag, wegens de begrafenis van den voor
zitter, den heer S. W. Siemons, gesloten zal zyn.
Te Brielle heeft jhr. P. L. Ortt, die by
herstemming tot lid van den gemeenteraad
aldaar was verkozen, voor zyne benoeming
bedankt.
De minister van w., h. en n. heeft be
noemd tot adspirant-ingenieur der telegrapbie
S. J. J. H. Van Embden, E. J. Kist en J. J.
F. C. Visser.
De heer A Brummelkamp, onderwyzer aan
de school der Martha-stichting te Alfen aan den
Ryn, is benoemd tot onderwyzer aan eene
Chri8telyke school te Amsterdam en heeft die
benoeming aangenomen.
Het stoomschip „Obdarn", van Rotter
dam naar Nieuw-York, passeerde 3 Mei
Lizard; de „Schiedam" arriveerde 5 Mei van
Nieuw-York te Amsterdam; de „Edam", van
Nieuw-York naar Rotterdam, passeerde 4 Mei
Wight; de „Conrad", van Batavia naar Am
sterdam, passeerde 4 Mei St.-Vincent; de
„Glaucus", van Amsterdam naar Java, vertrok
3 Mei van Algiers; de „Patroclus", van Am
sterdam, arriveerde 4 Mei te Batavia; de
„Soerabaia", van Java naar Rotterdam, ver
trok 3 Mei van Port Said.
Praatjes over Hnnst.
Vlokken.
XXVII.
Zeer juist heeft prof. dr. Jan Ten Brink,
m. i., op eene onlangs door hem gehouden
lozing hier ter stede beweerd dat dikwerf
van Letterkunde werd gesproken, waar
de expressie „Letterkundige Kunst" beter
op hare plaats zoude zyn geweest.
Het is die herinnering aan des hoogleeraars
woorden, welke my thans doet reppen van
een zeer lezenswaard stuk in den „Courrier
Frangais" (11° Anuée N° 16, 22 Avril) „Un
O u b 1 i door Edmond Pilon geschreven.
Zeer jammer wil ik het echter biyven
noemen (want reeds vroeger zeide ik dit
hier), dat een der beste Fransche artistiek-
uitgevoerde periodieken, waaraan (zooals in
dit jongste nummer van den „Courrier") door
Forain, Willette, Louis Legrand, Lunel,
Vallotton en Raphael Gaspari, wat illustratie
betreft, werd medegewerkt, en waarin voor
een groot gedeelte ook de geschreven inhoud
van een zeer stellig superieur gehalte is,
niet straffeloos ter lezing kan worden gelegd
op do tafels van onze inheemsche salons.
En, dat humoristische inhoud, met zeer knap-
artistieke uitingen samengaand, niet „per se"
op „gewaagde" toestanden behoeven te doelen,
de heerlijk geslaagde uitingen van een
Oberl&nder in de „Fliegende Blatter" b. v., die
door elkeen zonder blozen kunnen worden
gelezen en bekeken, zijn ons daarvoor o. a.
een onomstooteiyk bewys. Mais „revenon6
a nos moutons", en daarom dit uittreksel
van Pilon's artikel:
„A 1' heure ou se multiplient les manifes
tations d' Art, je crois qiie le public de ce
journal s'intéressera au souvenir d'un mort
qui fut un trés beau poèteEphraïm Mikbaél.
Pour beaucoup, ce nom eöt une róvólation,
k quelques una seulement ii rappelle les pre
miers jours des lattes passées et commencóes
en faveur d'un art idóaliste, hautainement beau,
que la plupart ont qualifló de décadent, mais
que 1' appellation de symboliste aanctifiera aux
yeux des génórations k venir. Une école qui,
après des maitres comme MM. Verlaine et
Mallarmó s'honore d'aussi nobles artistes que
MM. Henri De Régnier, Vielé Griffin, Verhaeren,
Stuart Mevrill, Adolphe Retté, Ferdinand Hérold,
St.-Pol Roux et combien d'autres, occupera
certainement en la littérature de ce siècle,
une grande place. Et il sied je crois de repenser
k ceux, qui, les premiers, ont combattu pour
la renaissance de la poésie avilie et ont óté
les Siegfrieds de la chimère captive d'un réa
lisme souvent douteux. Ces derniers temps
ont valu une belle revanche de gloiro a ces
deux trés grands que furent Baudelaire et Vil-
liers de 1' Isle Adam, et 1' acclimatation, en
notre terre de vaudeville, des chefs-d'oeuvre
des Ibsen, des -Bjornson et des Maeterlinck
est le dernier coup porté k ceux qui n'ayant
pas l'envergure du grand Balzac, onttentési
vainement de copier la vie dans toutes ses
laideurs.
Ephraïm Mikhaël fut certainement un des
plus nobles et des plus sincères parmi ceux
qai tentèrent une rónovation en faveur d' une
poésie que les Parnassiens avaient affaiblie
jusqu' a l'appauvri88ement. Mais il est mort
k vingt-quatre ans. Nó en 1866, 11 mourut
en 1890.
II est certaine8 ames qui ne sont pas cróées
pour demeurer ioi-bas, et que l'essence des
cho8es divines, dont elles sont animées,
emporte prómaturóment vers ces regions d'oü
l'on ne revient pas et oü vont rester ceux
qui ne surent jamais la viellesseles Raphaël,
les Mozart, les Chónier, les Byron.
Car la viellesse est souvent la laideur et
raffaiblissement du réve et il fut accordó k
ceux la d'être óternellement jeunes et éternelle-
ment fiers. Je tenais simplement k rappeler une
minute l'attention sur celui qui n' endormit;
Jamais son ajme triste
Dans la sérénüé des réves accomplis:
„Of ik geslaagd ben?"' vraagt Pilon ten
slotte. Hy wenscht bet, en dankt hen, die wel
naar hem hebben willen luisteren.
En hy eindigt z(jn artikel:
„Jeune Mage do sa propro harmonie, il
mourut lui-même èfl'ège oü beaucoup ne se
sont pas encore révólés, trop tót pour la
bonne cause, qu'il avait embrassóe, trop tót
pour nous-möme8 qui eussions ceuilli sur
sa lèvre tous les nouveaux poèmes, dont il
se füt complu a nous charmer."
Enkele dichtregelen worden aangehaald.
Onderstaande vinden hier eene plaats:
„Obère, mon &me obeonre eat comme nn oiel myetiqne,
Uo oiel d'aatomne oü nol aetre oe reeplondit,
Et ton eeal souvenir, ce soir mosto et gT&ndit
Ea moi comme tine lane immense et fantietiqae
Vos yeux qne j'emplieB&is de mee propree peneéos
Inconeoients et doax, dans le bmieeement
Da eilenoe, parlaieDt des henrea dépenséee
Et je me confeaaaia a voub, myetiquement
De heer Jan Veth verzoekt my in de „Vlok
ken" te melden dat hy aan het uit Utrecht
voor de „Nieuwe Rotterdamsche Courant"
geschreven artikel, omtrent het door Der-
kinderen's geschilderd glasraam, „part noch
deel" heeft. Er blyft my dus niets anders
over dan 't op rekening van een zyner ge
trouwe volgors te schryven. Uit „Ge
meenschapskunst" is 't tegenwoordig lastig
wys te worden. In de jongste aflevering van
de „Oude Gids" bezigt de heer Veth dit woord
echter ten ander male.
Zeer teleurgesteld (waarom het te verbloe
men) keerde ik onlangs terug van een bezoek
in de Stadsgehoorzaal, waar o. a. de teekenin-
gen waren tentoongesteld van de leerlingen
van het Genootschap „Mathesis Scientiarum
Genitrix"; zeer teleurgesteld, want ter-
wyi daar bouwkundige- en machine teekenin-
gen en vooral werkstukken waren geëxpo
seerd, die waariyk met „zeer goed" en „uit
muntend" konden worden bestempeld (van
bevoogder zyde dan demynewerd dit volmon
dig erkend), waren er een paar boetseerwerken
tentoongesteld, die noodwendig den lachlust
moesten opwekken van eenieder, wien „kunst"
ter harte gaat.
En nu is uit de afwezigheid van modeléin
het liggtnd leeuwtje, dat ik hier op 't oog
heb, myne bedoeling wel allerminst, de on
macht van den leerling te distilleeren, maar
wel allereerst eene grief te maken aan het
adres der leeraren, die een élève, die blykbaar
nog niet gewoonweg een eenvoudige contour
kon teekenen, al dadeiyk schijnen te zett6n
aan een werk, dat al verbazend veel knap
heid vereischt.
En dit drakerige leeuwtje (of was 't mis
schien een hond), dat mot eene dusdanige
machtige pretentie was opgesteld, alsof 't een
nimmer af te breken monument gold, was daar
m. i. een monumenteel paskwil èn voor don
onderwyzenden leeraar, èn voor den, diens
onderwys genietenden, leerling. „Mathesis"
heeft een naam hoog te houden. Door expo
sitie van dergeiyke werkstukken doet zy eene
schrede op het pad der onbetrouwbaarheid van
arti8tieken zin.
Daarvoor, en daarvoor alléén, dit waarschu
wend woord.
Op de a. 8. tweede Kunstbeschouwing hier
ter stede (waarschyniyk Woensdag 16 Mei a. s.),
zal beeldhouwwerk van de heer Zyi te zien
zyn, terwyi tevens photographieën naar diens
grooten werken ter bezichtiging zullen worden
gesteld. C. V.
Verkiezingen.
In het hoofdkiesdistrict Katwfik is door de
roomsch kath. centrale kiesvereeniging voor
de Tweede Kamer, na het bedanken door
graaf Van Limburg Stirum, candidaat gesteld
mr. F. J. M. A. Reekers, die in Haarlemmer
meer niet werd herkozen.
De liberale kiesvereeniging „Volksbelang"
in hetzelfde district heeft in de hedenmiddag
in het Nutsgebouw alhier gehouden vergadering
tot candidaat geproclameerd mr. A. D. Van
Assendelft De Coningh, burgemeester van Lei
derdorp.
Do anti-revolutionnairen te Sneek hebben als
candidaat voor de Tweede Kamer gekozen
mr. Th. Heemskerk.
Door de Chr. Hlst. kiesvereeniging „Recht
en Vrybeid," in het district Sneek, is tot can
didaat gestold mr. Huber, oud-lid voor Dokkum.
In de vryzinnige kiesvereeniging „'s-Graven
hage" is gisteren, na eene discussie, waarin
ook een der leden de candidatuur Kielstm
voorstelde, de heer J. M. Pynacker Hordyk,
oud-lid, tot candidaat geproclameerd.
Nader wordt gemeld, dat by den heer J.
M. Pynacker Hordyk alsnog pogingen zfin
aangewend om eene Kamer candidatuur voor
Den Haag te aanvaarden.
In de liberale kiesvereeniging „Rotterdam"
werden gisteravond alleen de namen van do
hoeren P. R. Mees en D. Do Kier als canoi-
daten voor de vacature Gleiohman genoemd,'
terwyi laatstgenoemde zich onmiddeliyk terug
trok. De canclidatuur-Mees werd verdedigd door
de heeren Bevers, Haverkorn, Van Ryswyek
en mr. S. Muller Hz., die vrezen op zijne
volkomen overeenstemming met deze veroeni-
ging omtrent do opvatting van art. 80 do*.
Grondwet en op het foit, dat hy by de ver
kiezing op 10 April de meeste stemmen van
de canuidaten van „Rotterdam" verkreeg. Tot
68)
„Lieve Emma t
Toen ik uw brief ontving en dien gelezen
had, kromp myn hart van smart inéén. Ach,
zoo deze slechts een paar weken vroeger
gekomen ware, hoe geheel anders zou nu
wellicht myn lot zyn l Maar het was te laat,
Emma; ik had reeds zooveel weken myn
echtgenoot eerst met verwyten overladen, en
toen met stilzwygende minachting behandeld,
dat er geen terugkeer op het ingeslagen pad
mogeiyk was.
Hy begon, ten einde raad, my myne hard
heid met onverschilligheid te vergelden. Ach,
Emma, wat zal ik verder hiervan zeggen
Ge begrypt welk een treurig bestaan ik
voortsleep. Er is iets in my, dat my voort
durend pynigt en benauwt.
Ik weet het wel: het is dat weeke hart,
dat nog maar altyd niet wennen kan aan het
gevoel van verlatenheid. Ik ben na het lezen
van uw brief tot myzelve ingekeerd. Ik weet
dat ik my niet als eene CDristin gedragen
heb. Ludwigs berouw was waariyk oprecht,
maar myn trots belette my hem vergiffenis
te schenken.
Ik had in die dagen een gevoel alsof ik,
als Ciytemne8tra Agamemnon, met eigen hand
myn echtgenoot had kunnen dooden. 16 dat
die zachtmoedige Laura, zult ge zeggen?
Ach, kiud, hevige zielesmart voert dikwyis
tot razerny.
Ik ben nu kalmer; ik zoek m(Jn troost
by lectuur.
Onze bibliotheek is ruim voorzien, maar
ik lees geene flauwe romans; de klassieken
trokken m(1 meer aan. Do gedachten van die
groote geesten, die zoo ver verheven waren
boven hot gewone wroeten in het siyk dor
aarde, zyn my vry wat moer waard dan die
onmogeiyke helden en heldinnen uit de ridder
romans.
Ik tracht de my pynigende gedachte te
onderdrukken door my met hart en ziel aan
hetgeen ik lees te wyden. Kent ge het heeriyk
treurspel „Antigone," van Sophocles?
Welk eene heldin, die Antigone; maar welk
een treurig lot wachtte haarl Verder heb ik
de „Medea" van Euridipus gelezen. Ik meen
dat dit stuk ook in het Hollandsch vertaald is.
Dus ge zult het ook kunnen genieten, als
ge wilt.
Ach, wat had Medea veel voor Jason opge
offerd, en wat was haar dank? Ik vergeiyk
myn lot met het bare, maar de Hemel beware
my ooit zulk eene wraak to nemen als zy.
Soms kryg ik boeken in handen, die my tot
myzelve doen inkeeren. Zoo las ik by70orbeeld
dezer dagen een boekje van den Perzischen
dichter Mosliheddin Saadi, die omstreeks het
eind der twaalfde eeuw leefde.
Een onzer voorvaderen, die zeer bekwaam
in het spreken van verschillende talen was,
heeft de verzen en spreuken van dien dichter
in het Duitsch overgezet
Ach, had ik dat boekje maar eerder in
handen gnkregonl Ik zou dan stellig in die
vreeselyke dagen anders gehandeld hebben.
Die dichter zegt o. a.
„De echtgenooten moeten elkanders zwak
heden en gebreken geduldig dragen. Als gy
de schoonheid van den rozestruik wilt ge
nieten, mag het u niet verdrieten, dat zyne
doornen u soms steken, enz."
Verstandig gesproken, vindt ge niet? Maar,
ach, tus8chen woorden en daden zyn soms
zulke groote afstanden.
Ik liet dezen brief eenige dagen liggen,
en toen ik heden het geschrevene overlas,
vond ik den inhoud zeer onbevredigend. Ik
heb nu een werk onderhanden, dat my zeer
boeit, daar de gedachten, er in uitgesproken,
vrywel op het heden van toepassing zyn. Het
handelt over de onsterfiykheid der ziel en
is door Plato geschreven, ruim vier eeuwen
vóór onze jaartelling. Het is de „Pheado";
maar misschien zult ge het wel aangenaam vin
den, als ik u er het een en ander van mededeel.
Het is de beschry ving van Socrates' laatsten
dag voordat hy den giftbeker moest drinken,
en het eindigt met den dood van dien wysgeer.
Hy ging met een gerust hart de onbekende
toekomst te gemoet, daar hy een vast ver
trouwen had op een zalig voortbestaan aan
gindsche zyde des grafs.
„Wanneer nu," zeide hy, „de gestorvenen
aan de plaats komen, waar ieders geleigeest
hem brengt, dan onderwerpen zich, vooreerst
zoowel zy, die schoon en heilig geleefd hebben,
als de andoren, aan een rechteriyk vonnis.
Zy nu, van wie blykt dat zy middelmatig
geleefd hebben, gaan naar den Acheron; en
de vaartuigen, die zy hebben, beklimmende,
komen zy daarin naar het meer, en wonen
daar, worden gereinigd, en, voor zoover zy
eenig misdryf begaan hebben, door het onder
gaan van straf van hunne ongerechtigheden
verlost, en dragen belooningen voor hunne
goede handelingen weg, ieder naar hy waard
is. Maar die biyken ongeneesiyk te zyn, wegens
de grootte hunner misdaden, worden, naar
hun toekomt, in den Tartarus geworpen, waar
zy nooit weder uitkomen."
„Ach, Emma, die woorden geven my troostl
Wanneer een man als Socrates kort voor zyn
dood zóó spreken en gelooven kon, waarom
zou ik dan tegen den dood opzien? Wel, deze
zal my immers verlossen van al wat my
beangst en drukt? Ik gevoel het, myn leven
zal niet lang meer duren.
Wat het door u uitgeschreven gedichtje van
Cats betreft: dat vind ik heel gepast, maar
de twee laatste regels vond ik heel moeiiyk
om in beoefening te brengen.
De knieën te buigen en berustend troost
te zoeken by het gebed, als men zóó zwaar
beproefd is geworden als ik, dat gaat boven
myne krachten.
Vrees daarom niet dat ik ooit van den
rechten weg zal afwyken. Schryf my eens
Bpoedig, lieve Emma, en geloof my,
Uwe U liefhebbende Laura."
XXXÏI.
Eenige dagen nadat de vorsteiyke familie
vertrokken was, ging Laura haar huis in de
stad weer betrekken. Zy gaf hare bevelen
met helder hoofd en kalme stem, maar de
doodeiyko bleekheid, de stiakk- die
hun oorsprong in zielesmart vmaon, waren
voor iedereen duidelyk zichtbaar.
De tocht naar de stad bracht haar het
verleden in herinnering. Ach, goene vreugd,
geene hoop was er meer voor haarl
Toen zy was aangokomen, was zy zeer
verbiyd haren vader weder te zien.
Hy omhelsde haar harteiyk en zag mot
smart de sporen, die het leed op het gelaat
van zyne geliefde dochter had achtergelaten.
Hy deed juist alsof Von Sehnwitz niet voor
hem bestond, en zoo gevoelde deze zich als
een vreemdeling in zyu eigen huis.
Zoo gingen eenige weken vooroy. Laura
had bezoeken ontvangen van hare vrienden
en kennissen en het leven ging weer z(jn
gewonen gang.
Von Sehnwitz nam z(jn dienst aan hot
hof nauwgezet waar, maar het viel Laura op,
dat de vorst hem niet mot dezelfde genegen
heid van vroeger behandelde.
Op een morgen, dat hy, als naar gewoonte,
den vorst naar zyne bevelen kwam vragen,
zeide deze:
„Von Sehnwitz, toen ik by u op het slot
vertoefde, heb ik meenen op te merken, dat
de verhouding, waarin gy tot uwe vrouw
staat, niet alleen zeer koel is, maar tevens
heb ik vernomen dat ge myn goeden raad
in den wind geslagen hebt, en blyft voortgaan
Hulda Von Hohenstein te bezoeken. Ik wilde
u niet terstond hierover spreken, maar besloot,
alvorens dit te doen, uw schoonvader dien
ik ten vollo vertrouw to raadplegen.
Wordt vervolgd.)