N°. 10489.
Vrijdag 4 Mei.
A0. 1894,
<Beze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
ÏPeulllexon.
IN BLOEI GEKNAKT.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COUR.ART;
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Traneo per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17J. Grootere
letterB naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de Btad
wordt f 0.05 berekend.
Dezer dagen werd ons gezonden het Neder-
jondsch Landbouw- Weekbladmet het verzoek
daaruit in het persoverzicht het „omhaalde"
op te nemen. Aan dat verzoek voldoen wy
hedon. Ziehier het „omhaalde.":
In het Maandblad tegen de vervalschingen
pchryft de Redacteur, de heer Van Hamel Roos
„Sedert geruimen tyd kan men schier
dageiyks in verschillende couranten de vol-
flfende annonce lezen:
Delft3che Roomboter.
Vaste prt)8 tot 1 October a. 8., franco rem
bours door geheel Nederland10 EG. f 12,
KG. f 6.85, 21/, KG. f 3 25.
Overtuigt U van de geurige, fijne qualiteit
n vraagt Monster a f 1.40 per KG. Buiten-
'trd 5 cents per hooger.
Nette, frissche verpakking en vlugge ver
zending.
"Willem Van Santen Jaczn.,
Rijswijksche wegncbij Den Raag."
Tot twee keer toe liet genoemde heer, door
Lemidde'ing van derden, een monster van deze
boter komen en vond, dat ter verzadiging
■nor vluchtige vetzuren van 5 gr. boter noodig
waren: den eersten keer 10.8 en den tweeden
heer 10.2 cM'. „Als men nu nagaat" zoo zegt
hy ten slotte „dat natuurboter, met 50 a
i,0 proc. margarine vermengd, dezelfde resul
taten geefc als de bovenbedoelde door ons
jnderzochte monsters, achten wy ter nadere
inlichting van het publiek alle verdere commen
taren overbodig".
Onder „Uit Het Haagje" in het Zondagsblad
der Amsterdamsche Courant lichten wy hier
hot volgende:
Sommigen hebben het bericht, dat ds.
Van der Flier de geesteiyke leidsman
van H. M., de opvolger van wyien ds. Van
Koetsveld, zal worden, niet zoo bijzonder aan
genaam gevonden. Deze geachte Predikant
is htar bekend als een der meest rechtzinnigen
onder de ultra-orthodoxenmen ziet dominees
portret voor geen winkelraam hangen, zonder
het officiëele en plechtige tooisel van toga
en baret. Er zijn velon, die gewenscht hadden,
dat de religieuze opleiding van onze jeugdige
Koningin ware opgedragen aan een minder
eonzydig en minder stokstijf aan zijne strenge
overtuigings-beginselen vasthoudend man als
deze. Van andere zijde wordt nu beweerd,
dat het bericht aangaande Ds. Van der Flier
voorbarig is. Ik heb echtor alle reden om 't
als geloofwaardig te beschouwen. Doch hoe
het zij de verdraagzaamheid op stuk
van geloof, die alle leden van het Oranjehuls
kenmerkte, zal ook Koningin Wilhelmina wel
zijn ingeboren; slechts is te hopen, dat de
zwaarmoedige leer van de ultra-Dordtsche
vaderen geene schaduw moge werpen op de
darteleen zonnige stemming van haar jong hart.
Dit ware toch in hooge mate te betreuren!
De Haagsche Kouter der Provinciale Q-ro-
ninger Courant vertelt het volgende:
Haagsche moeders, zusters en echtgenooten
beginnen zich ongerust te maken over hare
zonen, broers en mannen, die, dood-onschuldig,
de3 avonds een oogenblik het oor mochten
neigen naar het zoet gefluit eener vogelaarster
in Spui-, Veene- of Hoogstraat.
Voorbeelden wekken men denke aan het
geen .eenigen tyd geleden in de Wagenstraat
is voorgevallen met den naleven provinciaal,
die door een joDg meisje werd aangesproken
en, van den prins (of liever van de prinses)
geen kwaad wetende, goedwillig naar haar
luisterde, totdat plotseling een huurling, een
onbekende straatroover, op hem afschoot en
hem geld afperste, omdat de vreemdeling,
naar de bandiet staande hield, aan het straat
madeliefje onbetamelijke voorstellen had ge
daan. Het geval heeft opzien gebaard, is
eene rechtszaak geworden, en het poezele
maagdeiyn hoeft daarby niet het mooiste
figuur gemaakt.
Nu schynt het, dat werkeiyk eenige meisjes,
in overleg met Haagsche „Alfonsen," het er
op toeleggen, argelooze jongelingen op boven
genoemde wyze af te zetten. Doch ik vraag
het u in gemoedezyn er op het laatst dezer
verlichte en alles onderzoekende eeuw nog
wel héél véél zulke onschuldige, volkomen
onwetende Jozefs?
Eenigen tyd geleden beklaagde zich een
jeugdig Delftsch student, dat hy, op dergeiyke
wyze kennismakende met eene vermomde
Haagsche Aspasia, door een paar handlangers
in eene zeer slecht befaamde buurt was af
gezet. Doch wat deed de lichtzinnige student
ook in die buurt? De politie wenschte hem
nog geluk, dat hy er zoo was afgekomen.
Met uitzondering van zeer enkele naleven
weet iedereen, dat een meisje, hetwelk u
'8 avonds aanspreekt, niet de allerbeste be
doelingen heeft. Tien van de twaalf aange
sprokenen zullen niet stil biyven staan, om
de aanspreekster aan to hooren, maar een
voudig doorstappen. Het gevaar, dat er zich
dan menschen om u heen verzamelen, dat
het meisje u luido aanklaagt en uitscheldt
en gy om opspraak te voorkomen geld offert -
dat gevaar ontstaat dan zelfs nietl En zelfs
de onervaren jonkman, die even luistert naar
het zoet gefluit der vogelaarster, behoeft niet
te vreezen, dat zyn goede naam schade zal
lyden, tenzy hy zich onmiddeliyk late over
bluffen door de aanklacht van het afgerichte
lokvinkje.
Te ontkennen is het niet, dat de wereld
in de hofstad brutaal is, en dat de onder
nemendheid van beide geslachten or buiten
gewoon groot is. Jongedames, die in andere
kleinere plaatsen des avonds gerust alleen op
straat durven komen, zonder eenige vrees van
eene onaangename ontmoeting of
bejegening, kunnen hier na zonsonder
gang moeilyk zonder manneiyk geleide uit
gaan. Veel blyft natuuriyk altyd afbangen
van de zedige en ingetogen houding der jonge
vrouw, maar hoe teruggetrokken en onzicht
baar zy zich op de straat ook tracht voor te
doen, blyft er toch altyd nog wel eenig ge
vaar bestaan, daar de Haagsche scheppings
heer buitengemeen brutaal en ondernemend Is.
Ik ken hier eene Indische dame, wierleef-
tyd en ulteriyk haar voor dergeiyke aanvallen
van de zyde van het sterke geslacht zou dienen
te behoödononder ons gezegd is zy 60 jaar
en zou hare tronie in het paleis, dat onzen
stamvaders in eiken dierentuin is aangewezen,
niet misplaatst zyn. Doch de dame heeft be
houden wat zoo velen harer leeftydgenooten
moeten derven: zy heeft nog altyd eene fijne
leest, en wie haar op de straat ziet zonder
haar gelaat te bespeuren, kan allicht in de
nog gracieuze en slanke gedaante eene jonge
vrouw veronderstellen. Vertrouwende op haren
leeftyd, gaat zy des avonds, zoo noodig, ge
rust alleen uit. Onlangs wordt zy op zekeren
avond door een heer der schepping achter
volgd en aangesproken. De aardige oude dame
verkneukelt zich van pleizier en zegt fijntjes
tegen den Lovelace:
„Kom eens even mee, daar onder de lantaren
ginds, dan zullen we mekaar nader spreken I"
En fluks naar het gaslicht loopende, licht zy
haren sluier op en toont hem haar gezicht,
dat als een mispel zoo gerimpeld is. Do don
Juan nam beschaamd de wyk en de oude
dame stapte luid lachend verder!
Men schryft aan de Haagsche Courant (we
zyn ditmaal toevallig erg Haagsch) uit Ylis-
singen over de klasse van discipline:
Toen onlangs aan den jeugdigen tamboer
P. werd medegedeeld, dat hy ontheffing had
gekregen van zyn verderen straftyd by de
klasse van discipline alhier, omdat zyn mede
plichtige, sergeant T. v. A., was vrygespro-
ken, dacht hy, dat men hem voor den gek
hield. Hy had toch zyne schuld volmondig
bekend en verschillende zyner kameraden
hadden immers omtrent intimiteiten tusschen
hem en T. v. A. verklaringen afgelegd. Intus-
schen, 't was toch zool Dat P. in zyn schik
was met het kruimpje, dat hom van de tafel
des ryken ten deel viel, begrypt ge.
De medeplichtige van sergeant v. d. S.,
de tamboer J. F., die ook in „de klas" is
geplaatst, schynt verwacht te hebben, dat
ook hem het buitenkansje zou te beurt val
len. Hierin teleurgesteld, waagde hy 't er op,
zelf zyne vryheid te veroveren, en deserteerde,
doch werd op weg naar Belgiö door eene
patrouille achterhaald en zal nu voor den
krygsraad moeten terechtstaan, tegeiyk met
nog een anderen „klassiaan", die terzelfder
tyd er van door ging en ook werd gepakt.
By de klasse van discipline is 't in den laat-
sten tyd ook op andere wyze zeer rumoerig,
niet alleen met reclames tegen disciplinaire
straffen, waarmede men hier voor de klein
ste vergrfipen byzonder mild is, maar ook
ten gevolge van insubordinaties uit baloo-
righeid. Vyf „klassianen" zyn in de laatste
weken naar Den Haag opgezonden wegens
het toebrengen van slagen aan hunne meer
deren in rang.
Zou 't niet tyd worden om die „klasse
van discipline", een samenraapsel van alle
slechte elementen uit de militaire wereld in
Nederland, eene deugdelyke reorganisatie te
doen ondergaan? Waarom van die elemen
ten geen koloniaal depot gemaakt? Menig
weerbarstig soldaat, die aan de nesteryen
van eene strengere krygstucht nooit zal ge
wennen, doch daar steeds moeite geeft, kan
nog een goed soldaat worden, als hy in
actie komt, in het vuur. Van deskundige
zyde is het depot van discipline dan ook
meermalen veroordeeld, waar de manschap
pen letteriyk niets doen mogen, niet lachen,
niet praten, niet omkyken, zonder provoost
of politiekamer op te loopen, en daarby voort
durend kwartierarrest!
Is het te verwonderen dat dit depot een
broeinest is van reclames, desertie en insubor
dinatie?
Theodoor Van Opmeer schryft in het
Zondagsblad van Het Centrum.
Als men in enkele bladen ingezonden vragen
leest en daarop betrekkeiyke inüohtlngen over
de plaatsing der postzegels op brieven,
etc., lykt het wel of menigeen in het geval
verkeert van een jong recruut, over wien ik
in myne jeugd hoorde spreken. Deze namelyk
kon maar moeilyk begrypen en onthouden,
wat links en wat rechts was. Zyn korporaal-
leermeester maakte aan zyn rechterbeen een
stroohalm en aan zyn linkerbeen wat hooi
vast en commandeerde toen: Stroobeen
voorwaarts brengen, nu hooibeent etc.; daar
was domheid in 't spel. Niet zoo by het ver
keerd plaatsen van postzegels. Hier speelt mis
verstand parten. Ik las ik meen in 't Han
delsblad dat om te weten wat met den
linkerbovenhoek van eene briefenveloppe be
doeld wordt, men zich verbeelden moet zich
achter den brief te bevinden (natuuriyk niet
met den rug er naar toe.)
Deze wyze van uitleggen daargelaten, meende
ik, dat 't idee juist was. Toen de eerste post
zegels met de beeltenis onzer jonge Koningin
werden uitgegeven, bleek dat het kopje op
den postzegel, juist den tegenovergestelden
kant kykende, was afgebeeld in vergelijking
van de beeltenis van wyien Z. M. Willem Hl
op de toen nog in omloop zynde postzegels.
Deze plaatste men steeds zéé, dat hot gelaat
gekeerd was naar het midden van de adreszyde
der briefenveloppe, wat tevens gemakkeiyk
was voor het vasthouden door de post ambte
naren by het afstempelen met de rechterhand.
By het gebruik maken van de postzegels
met de buste van Koningin Wilhelmina plaatsten
de lui, die goed wisten hoe of het behoorde,
deze postzegels aan de andere zyde, wyi het
niet voegde hare beeltenis den verkeerden
kant uit te laten kyken. Als ik my wèl her
inner, is er toen vanwege post ambtenaren op
gewezen, dat dit lastig was by het afstem
pelen der brieven. Een verzoek is indertyd van
de po8t-admini8tratie uitgegaan omtrent de
plaats van aanhechting der postzegels, en als
myn geheugen my niet bedriegt, met gebruik
making van de woorden rechts, links, in juist
tegenovergestelden zin als wy deze woorden
gewoon zyn te verstaan. Op eene schildery,
een portret of wapen moeten wy deze woorden
echter juist in den tegenovergestelden zin
verstaan.
By voorbeeld.
De Tribune of het weekblad De Amster
dammer (welke herinner ik my niet meer)
heeft eene plaat uitgegeven, waarop Dr.
Kuyper staat afgebeeld, zittende te schryven,
natuuriyk met zyne pen in de rechterhand.
Eene Duitsche pyp rookende onderwyi, houdt
hy die met de rechterhand vast.
Wanneer wy nu dat portret vóór ons
houden, is rechts links en links rechts. Zoo
wordt ook een wapen in zyne onderdeelen
beschreven. In dergeiyke gevallen moeteo
wy dus ons juist andersom uitdrukken, en
aanduidingen, ons gegeven, andersom verstaan,
dan wat wy gewooniyk met rechts en links
bedoelen.
De postdirecteur van Amsterdam verstaat
nu weer in zyn bericht rechts en links in
den gewonen zin. Op briefkaarten voor t
buitenland, alsmede op briefomslagen, bevindt
zich de gedrukte postzegel in den boven
hoek, die by de linkerhand is, als
deze het papier ondersteunt, ter-
wyi men met de rechter- so hryft
Is dit nu niet lastig voor de postbeambten
met het stempelen? Dit gebeurt thans machi
naal. Wellicht is dat nu geen tweehandswerk
meer, maar alleen door de rechterhand te doen.
Ten slotte. Dat de beeltenis van een vorste-
lyk persoon op een postzegel door de plaatsing
op den briefomslag zóó moet gesteld worden,
dat het gelaat zich niet van den brief afwendt*
biykt daaruit, dat een klein getal blauwe
briefkaarten met de beeltenis onzer jeugdige
Koningin in den rechter-bovenhoek (rechter
in den gewonen zin genomen) zyn afgekeurd,
toen men de vergissing bemerkte, welke brief
kaarten nu als eene zeldzaamheid alleen nog
te vinden zyn by postzegelverzamelaars en
dito handelaars.
Lezers!
Plaatst uwe postzegels dus voortaan links
boven en verstaat links in de gewone
beteekenis, dan is aan het verzoek van de
post-administratie voldaan en heeft myne
opheldering eeoig succes by het wegruimen
van 't misverstand in quaestie.
In het Rotterdam8ch Nieuwsblad van 1 Mei
komt het volgende voor over onze dienst
boden:
Men klaagt tegenwoordig steen en been,
dat het ras der oude getrouwe dienstboden
uitsterft. De tydon zyn voorby, dat eene jong
getrouwde vrouw de dienstbode meekrijgt,
die haar reeds als kind op de armen droeg.
Do tyden zyn voorby, waarin de knecht
vertelt: „De vader van myn mynheer heeft
my eerst als loopjongen op zyn kantoor
genomen, en ik dien de familie al byna eene
halve eeuw".
In den tegenwoordigen tyd mag men het
eene witte raaf heeten, wanneer men leest,
dat de eene of andere dienstbode vyf en twintig
jaar trouw en eerlyk heeft gediend en daarvoor
een gedenkpenning van de Maatschappy tot
Nut van 't Algemeen heeft ontvangen. De
meeston veranderen liever wat spoedig en
bedenken niet, dat alle verandering geone
verbetering is.
61)
Nog aarzelde zy. „Laura, ztjt gy eene
dochter van my? Is dat het fiere karakter,
hetwelk ik altyd bewonderd heb? Zoudt ge
waariyk uw ontrouwen echtgenoot weer in
genade h jben aangenomen, als ik, uw vader,
u niet voor zulk eene groote dwaasheid be
hoed had?"
Laura sloeg de oogen naar haren vader
op. Dien trouwen vriend wilde zy toch niet
gaarne missen ;zy streed een zwaren stryd,
maar de uitslag er van was, dat zy haren
vader met eene door tranen verstikte stem
beloofde, nimmer vergeving aan Yon Sehnwitz
te zullen schenken voor de beleediging, haar
aangedaan.
„Gy hebt het gezegd!" zeide de graaf
ernstig; „nu laat ik alles, wat komen zal,
gerost aan u over. Gy zult de opvoeding
leiden van den kleinen Adel bert, en wanneer
Yon Sehnwitz u in het een of ander zal
willen bemoeiiyken, dan hebt ge my, om u
met raad en daad by te staan. Wanneer hy
tot u zal spreken, sta hem dan kalm en op
koele wyze te woord. Als ge u geheel naar
myn voorschrift gedragen wilt, dan zal uwe
liefde voor hem langzamerhand wel uit uw
hart verdwyneo. Laura, vertrouwt gy my?"
„Myn goede, beste vader," antwoordde zy,
terwyi zy hem hare hand toestak en een
kus Dp de Ingevallen wangen drukte; „u
weet immers dat uwe Laura u liefheeft?"
„Nu, dan is het goed," zeide de graaf. Hy
drukte haar de hand en verliet het boudoir.
Toen Laura alleen was, wierp zy zich wan
hopig op de sofa neder.
Ach, wat had zy nog van het leven te
wachten? Immers niets dan leed! Zy was
zóó verzonken in hare smart, dat zy niet
bemerkte, dat er aarzelend aan de deur ge
klopt werd.
„Laura, mag ik binnenkomen?"
„Het geluid van die welbekende stem deed
haar byna van schrik versty ven. Maar zy her
stelde zich en zeide:
„Ik heb het recht niet u te beletten, hier
binnen te treden."
Laura had niet opgezien, toen Yon Sehnwitz
binnentrad, maar toen hy hare hand wilde
grypen, trok zy met een woesten ruk haren
arm terug.
„Raak my niet aan!" riep zy driftig; „als
ge het nog eens waagt, dit te doen, dan
zoek ik eene toevlucht by myn vader, en ge
ziet my nimmer terug."
„Laura", zeide Von Sehnwitz op zachten toon,
„wanneer ik u beloof, plechtig beloof,om
nimmer een voet te zetten op de plaats, waar
ik weet dat
„Nu, waarom spreekt ge niet verder?"
spotte Laura, „durft ge den naam van uwe
geliefde niet noemendat toont ten minste
dat ge nog niet alle eergevoel hebt uitge
schud!"
„Laura, wees niet zoo wreed!" zeide Yon
Sehnwitz; „ik ben zwak geweest, maar ik
ben niet slecht! Ik ben in hare netten ver
strikt geraakt, maar myn hart heeft zy nooit
bezeten."
„Ga het haar dan nu aanbieden; ik be
dank u voor zulk een trouweloos hart!" zeide
Laura met een lach, die den toegesprokene
als een smartkreet in de ooren klonk.
Yon Sehnwitz ontstelde, toen hy Laura's
minachtenden blik op zich zag rusten. Hy
trachtte haar te kalmeeren en trad op haar
toe, maar zy weerde hem toornig af.
„Wat, ge wilt my kussen Ga hoen en
kus die andere; ik verbied u nogmaals my
ooit weer aan te raken!" En zy stond daar
als eene furie, met opgeheven hand en glin
sterende oogen.
Wat was zy prachtig in haren toorn! Het
lange blonde haar was door hare heftige
bewegingen losgeraakt en viel haar als een
gouden sluier om de trillende leden.
„Laira", riep hy, op de knieön vallend,
„Laura!"
Daar weerklonk in de naaste kamer een
schreiend stemmetje; Laura wendde zich
haastig om en ging naar de kinderkamer.
Yon Sehnwitz wilde haar volgen, maar zy
keerde zich met een gebaar van minachting
tot hem, terwyi zy zeide:
„Ik ontzeg u het recht ons kind in myne
tegenwoordigheid te liefkoozen. Die huichel
achtige vertooning begeer ik niet by te
wonen."
„Laura", zeide Yon Sehnwitz, haar ernstig
en met droevigen blik aanziende: „Ik heb
uwe minachtende woorden verdiend; maar
8toot my om *8 Hemels wil niet voor immer
van u af. Laat my trachten uwe vergeving
waardig te worden. Ach, Laura, de gevolgen
zullen op uw eigen hoofd neerkomen, wanneer
gy my blyft minachten."
Laura haalde de schouders op. Haar geloof
in haren echtgenoot was te hevig geschokt,
dan dat zy, vooral na het gesprek met haren
vader, er aan denken kon, hem te vergeven.
Zy sloot de deur van de kinderkamer af
en liet Yon Sehnwitz buiten zichzelven van
smart in het boudoir achter. Deze liep als
een waanzinnige door de kamer. Hy sloeg
zich op de borst, balde de vuisten en wist
niet wat te doen.
Toen by met de hand in den zak greep om
met zyn zakdoek het klamme zweet, dat op
zyn voorhoofd parelde, af te drogen, kwam
de brief, die zooveel ellende gesticht had, hem
tegeiykertyd in de band.
Hy herlas dezen en de woorden„Kom om
negen uren in de houtvesterswoning", gryns-
den hem tegen.
Hy frommelde het noodlottige briefje in
elkaar en wierp het verre van zich. Hy be
sloot niet te gaan, waar Hulda hem riep, en
vervloekte in zyne wanhoop het kind, dat in
de houtvesterswoning het eerste levenslicht
aanschouwd had.
Hy dwaalde doelloos door het slot en stond,
vóór hy het wist, voor de deur, waar de
opgang naar den spooktoren was. Hy schoof
de grendels er van af en beklom de trap.
Toen hy met loome schreden naar boven
ging, klonk hem het geluid zyntr voet
stappen hol in de ooren. Hoeveel herinneringen
kwamen er by hem op, toen hy, op de toren
kamer gekomen, den blik in het rond sloeg!
Alles was juist als vroeger en toch was het
hem, alsof alles veranderd was. Hier aan het
venster had hy met Laura gestaan, toen de
vorsteiyke familie kwam aanryden, en hier
ook was hy voor Huida's list bezweken. Ach,
het werd hem te benauwd; hy schoof het
gordyn weg en wierp den blik op bot park,
dat voor hem lag. Er was een hevige wind
opgestoken. De toppen der boomen zwiepten
en de verroeste windwyzers draaiden knarsend
op hunne spyien.
De duisternis viel in en het werd don on-
gelukkigen man bang om het hart. Hy kon
het op dien spooktoren niet meer uithouden;
hy liep yiing8 weg en wierp de deur met een
harden slag achter zich toe.
Het verdere gedeelte van den dag werd
door allen in oene treurige stemming doorge
bracht. Laura ontzegde Yon Sehnwitz den
toegang tot baar boudoir, waar zy met haren
vader verbiyf hield.
XXIX.
Den volgenden morgen ontwaakte Laura
met een zwaar gevoel in hoofd en hart, en
toen zy tot het volle besef kwam van wat
er den vorigen dag gebeurd was, stortte tty
bittere tranen over haar verloren levensgeluk,
(Wordt vervoigdj