De afhaal-kotter No. 7, d i e n a b y de Wielingen is gestationneerd om schepen van loodsen te voorzien of daarvan te halen, haalde ook Maandag met hare roeiboot den loods Vilefin van eene stoomboot af, welke hy van Ylis8ingen naar zee had gebracht. Daar echter de loodssohoener No. 9 ter «elfder hoogte kwam, koersende naar Vlissin- gen, werd besloten hem niet naar den afhaal- kotter No. 7, maar naar den loodsschoener No. 9 te brengen. Door eene tot heden onbekende oorzaak werd de roeiboot van kotter No. 7 door den loodssohoener No. 9 overzeild, met het gevolg dat de loods bekneld geraakte tusschen den schoener en de boot en zwaar werd gekwetst een der matrozen verdronk; de andere sprong over op den schoener. De verdronkene moet onder het schip doorgegaan zfin, en het is daarom, dat men niet spoedig genoeg by hem kon zyn, om hem te redden; hy verdween in de diepte en werd niet meer gezien. De „Pest her Lloyd" deelt mede dat op het oogenblik, waarop de beide keizers (nl. die van Duitschland en Oostenryk) Vrydag het station te Weenen verlieten, een zware hamer, zooals de stratenmakers dien gebruiken, van het dak viel, gelukkig zonder iemand te kwetsen. Het voorval heeft een zeer diepen indruk gemaakt op de menigte. De justitie heeft een onderzoek ingesteld. Te Rostoff, aan de Don, hebben 1800 arbeiders van den WladilofTska-spoorweg het werk gestaakt. Zy eischen eene verhooging der loonen en vermindering der geldboeten. Te Sylvania in den StaatOhio (Ver. Staten) is de lynchwet weer toegepast. Een neger, die eene blanke vrouw had ver moord, zou worden terechtgesteld, maar de volksmenigte overrompelde de gevangenis en schoot den moordenaar dood, voordat de rechter iflu vonnis kon uitspreken. Toen de gevangenis door de menigte werd belegerd, riep de Sheriff de militie te wapen, maar deze bleef weg, zooaat hem niets overbleef dan het veld te ruimen en den gevangen neger aan de woede van het volk over te geven. Gisteren hebben te Weenen de werklieden by bet bouwvak een aanvang ge maakt met hunne aangekondigde algemeene werkstaking. De werklieden eischen loonsver- hooging en vaststelling van den dagelykschen werktyd op 8 uren, een eisch, die door de werkgevers uitdrukkeiyk is -geweigerd. De werkstaking werd ingewyd met een optocht van ongeveer 2000 werkstakers door de straten. De orde werd echter niet gestoord. De leiders dor beweging beweren dat over eenige dagen het aantal der werkstakers 18,000 zal be dragen. In de Fransohe gemeente Sens is dezer dagen eene oude jongejuffrouw over leden, die by het overiyden van haron ge liefde de gelofte aflegde, hem haar geheole leven te zullen betreuren. Zy is den doode getrouw geblevon, 50 jaren lang ging zy met niemand om. Zy verliet hare woning slechts in de hoogste noodzakeiykheid. Daar men haar in eenige dagen niet gezien had, werd een onderzoek ingesteld. Men vond haar dood in bed liggen. In de woning werd voor 600,000 fr. aan papieren van waarde ge vonden, eene erfenis, die een neef ten deel valt, welke zyne erftante nooit gezien beeft. Een Amerikaansoh geneesheer heeft den invloed van het gebrnik van tabak op den wasdom nagegaan. Door een groot aantal personen, waarvan eenigen niet, anderen geregeld rookten, te meten, kreeg hy de over tuiging dat by de eersten het gewicht met gemiddeld 10.4 pet., de omvang der taille met 24 pot., der borstkas met 26.7 pet. en de oapaciteit der longen met 17.6 pot. meer toe genomen was dan by de laatsten. Met het oog op do moeiiykheden, waartoe het overiyden en de teraardebestel ling van Kossuth aanleiding hebben gegeven, verdient wel vermelding het politieke testa ment, dat de Hongaarsche patriot heeft nage laten. Ten minste een der bladen te Pesth, de „Magyar Orszag", deelt eenige by zonder beden mede, welke Kossuth betreffende den pohtieken toestand in Hongarye vóór zyn overiyden heeft te boek gesteld. Het merkwaardigste van Kossuth's mede- deelingen is, dat hy zich verklaart voor het staken van het verzet der nationale party tegen het huis Habsburg. Kossuth raadt den Hongaren aan zich te sohikken naar de omstandigheden en er alleen naar te streven de voorrechten der Hongaren zooveel moge- lyk uit te breiden, evenwel onder erkenning van de Unie tusschen .Oostenryk en Hongarye onder het bestuur van het huiB Habsburg. Daarom geeft Kossuth dan ook zyn zonen den raad, indien zy zich op politiek terrein willen bewegen, zich aan te sluiten by de linkerzyde, doch den bestaanden toestand als wettig te erkennen. Indien de mededeelingen van het Hon gaarsohe blad inderdaad mogen beschouwd worden als Kossuth's „politiek testament", dan is het zeker voor de Hongaren wel te betreuren, dat dit niet eerder bekend is ge maakt. Wellicht zou daardoor een groot deel van het rumoer, waartoe Kossuth's dood aan leiding heeft gegeven, voorkomen zyn. Te Beriyn en omstreken heerscht natuuriyk groote opschudding wegens het gisteren vermelde drama, dat plaats had te Grünewald, een lief plaatsje, geheel met villa's bebouwd. Twee uren later had in dezelfde plaats naar men weet oen dergeiyke aanslag plaats. Eene vrouw werd door een onbekende aan gerand, maar kon gelukkig nog ontsnappen. Zy heeft echter van den aanvaller eene be- sohryving gegeven, die geheel overeenkomt met die, door vrouw Buchtemann gegeven van den moordenaar van juffrouw Schweizer. Gisteren is de vermoedeiyke dader, een metselaarsknecht, gevathy is reeds door de vrouw, die hem ontkomen is, herkend. Eene algemeene werkstaking dreigt tegen Zaterdag a. s. uit te breken in de bitumineuse-kolendistricten in Pennsyl- vanië. Omstreeks 200,000 mynwerkers zullen dan het werk staken, omdat de loonsverhoo- ging van 20 26 pOt., die zy gevraagd hebben, geweigerd is. De myndirectiën zyn er op bedacht geweest, bytyds de markt te voorzien. Te Hamburg heeft Zaterdag een brutale diefstal plaats gehad in een magazyn van uurwerken. De dief heeft den electrischen wekker afgesneden, daarna den horlogemaker, zonder dat deze het bemerkte, in eene kamer achter den winkel opgesloten, en zich toen van 09 gouden en 97 zilveren horloges meester gemaakt, ter waarde van 8600 mark. De mee8te dier uurwerken dragen voorop den naam van de firma Trilke. Voor het hof van Orleans stond deze week terecht de anarchist Huard, instl- tuteur van beroep. Met twee compagnons, waarvan de een niet minder dan dertien ver oordeelingen had ondergaan, had hy zich te verantwoorden wegens het verboden bezit van ontplofbare stoffen. Ter terechtzitting bleek dat deze fraaie onderwyzer een artikel had geschreven, waarin hy Ravachol verheerlijkte en zyn oorlogskreet noemde: „Weg met alles 1 Leve de restl" Bovendien had hy verschillende recepten uit gedacht voor het maken van bommen, welke hy alle beschreven had in eene handleiding, getiteld: „Produits antibourgeois". In de voor rede luidde het, dat voor den aanstaanden stryd ieder een weinig scheikundige moest zyn. Met behulp van deze handleiding en onder toezicht van den schoolmeester hadden de beide andere anarchisten een aantal bommen gemaakt, die zy, om zich te oefenen, in de bosschen lieten spriDgen. By eene huiszoeking ten zynent waren niet alleen allerlei ontplofbare stoffen gevonden, maar ook geheele pakken met anarchistische bladen, o. a. de „Père Reinard" en verschil lende liedjes van eigen maaksel, waarin sprake was van het ophangen der burgers, het in brand steken der kerken en het in tweeën snyden der pastoors. De gevaarlyke schoolmeester werd tot drie jaren gevangenisstraf veroordeeld, de belde andere beklaagden tot twee jaren. „Es-MoU." Er is een hemelsbreed verschil tusschen de tweede en de eerste uitvoering van deze dames zangvereeniging. Droeg het vorig concert nog in vele opzichten de karaktertrekken van eene schuchtero debutante; ditmaal gaf de Veroeniging biyk het noodige zelfvertrouwen te bezitteneen zelfvertrouwen rechtens ge baseerd op deugdeiyke studie. In de eerste plaats was de klank van het koor veel voller dan de vorige maalin dit opzicht is nog niet alles bereikt, wat bereikt kan worden; de eerste sopranen (zyn er misschien te veel krachten, die nog te jong zyn?) klonken in de hooge noten somtyds dun en de lage tonen der alten mochten nog zwaarder basi6 vormen, maar in klankschoonheid had ik aan dit koor het meeste gewonnen. In de tweede plaats echter en hierin vooral is een bewys te vinden yoor wat ik in den aanvang „zelfvertrouwen" noemde er werd zuiverder gezongen. Als sprekendst voorbeeld van dit beweren verwys ik naar No. 4 van het programma: Ges&nge fvlr Frauenchor en van deze bepaaldeiyk „Gesang auf Fingal." De begeleiding was hier opge dragen aan harp en twee hoorns (wat gaf dit eene eigenaardig weemoedige tint aan het geheel I), maar de componist laat herhaaldeiyk de begeleiding zwygen en ondanks de moeilyke harmonisatie van den componist bleef het koor - (zeer juist gezien van den directeur om dit byzonder moeilyk nummer door klein koor te laten zingen 1) voortdurend in den toon. Ten slotte was ook het programma der uitgevoerde werken veel belangryker dan op het eerste concert; in één opzicht echter was het zichzelf en dat van de meeste dames- zangvereenigiDgen geiyk gebleven: het eeuwige sprookje van Oarl Reinecke, ditmaal „Snee- weisschen und Rosenroth" ontbrak niet. O foei, er is iets zoo zoetigs en vervelends in die korte, niet doorwerkte koornummertjes, waar iedere poging tot verheffing aanstonds wordt verydeld door verzen, die te kinder achtig zyn om gedeclameerd te wordenmy dwingt het bewondering af dat eene geheele verzameling menschen geduld heeft om aan het instudeeren van zulk eene flauwiteit (met den besten wil kan ik geene zachtere uit drukking vinden) weken te besteden: want het mooiste van de grap is, dat zoo'n ding lang niet gemakkelyk is nog dat er verscheidene koortjes zyn, die eene buitengewoon losse en gemakkeiyke uitvoering vereischen, dat er een lang terzett byna geheel oapella moet worden gezongen, enz., enz. „E8-moll" heeft geen geluk met dit nummer gehadde declamatrice was ongesteld gewor den, hare taak werd op het laatste oogenblik door eene andere jonge dame zeer welwillend op zich genomenduideiyk en met veel intel ligentie werden de verzen gelezen, maar het voordragen uit het hoofd werd natuuriyk niet geheel vergoed. En ik zou op ongelukkige momenten in de uitvoering kunnen wyzen, maar ik verlang te zeer, om niet meer aan de sprookjes van Reinecke te denken en ik hoop levendig dat „Es-moll" nimmer meer myne gedachten zal dwingen daarheen terug te gaan. Neen, dan daizendmaal liever het natura listische „Pardon Breton" van Ohaminade, een fijn bewerkt muziekstukje, dat volle recht heeft op eene herhalingdan ook duizendmaal liever dat eenvoudige, diepgevoelde vrouwen koor uit „Melaenis", waarin m. i. Gottfried Mann den grootsten rykdom van zyn gemoeds leven heeft uitgestort. Zulke koorwerken geven te genieten en zonder aarzelen meen ik deze ook tot de beste nummers van het programma te mogen verklaren. Trouwens, byna alle zyn reeds besproken en het wordt meer dan tyd dat wy overgaan tot haar, die als solisten optraden. Meer dan ooit spyt het my op dit oogenblik geen Franschman te zyn, om voor ieder der jonge dames, die in de soli, duetten en terzetten van datstukje van Reinecke, in het Terzett uit „der Rose Pilgerfahrt" (dat moet niet zoo getrokken worden 1) meewerkten, het juiste compliment te vinden. Ik zal er dan ook met myn dorren, noordeiyken geest niet naar zoeken, uit vrees dat er vreemde, onhandige gezegden zouden opdagen. Ik bepaal my dus tot de opmerking, dat zy allen ten duidelykste hebben bewezen, dat de Yereeniging zich in het bezit van zeer goede krachten mag ver heugen, en dat die goede krachten talryk zyn. Een byzonder compliment echter verdient de jonge zangeres, die met de hoofdsoliste van den avond, Mej. Johanna Völlmar, het duett van „Rosenroth en(nu zit ik tooh alweer in dat ding I) Schneeweisscben" voor droeg en voornameiyk om den eenvoud en de muzikaliteit, waarmede door haar werd gezongen. En nu de hoofdsoliste zelve: „een ieder hing aan hare lippen", „men kon eene speld hooren vallen"; ziedaar het effect, dat zy teweegbracht; op haar toegepast worden de begrippen „lieve stem" en „lief zingen" beel- wat anders dan eene banaliteit. Laat ik zuinig zyn en my eenigszins beteugelen in myne loftuitingen. Yrydag-avond hooren wy mej. Völlmar nog eens op „Leidsche Toonkunst". Men zal haar ongetwyfeld gaarne weer hooren. Laat ik ten laatste van harte instemmen met de hulde, door de dames van het koor aan hare talentvolle accompagnatrice, mej. B. Si8singh, gebracht 1 Bravo I En nu nog met genoegen gememoreerd dat de jongens van de Kweekschool hebben meegenoten, al had ik liever gezien dat er op dit liefdadigheids concert geene plaats voor hen ware open geweest.Mb. E. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur t In de advertentie van de commissie, die eene gepaste hulde aan de nagedachtenis van den heer De Laat de Kanter wenscht gebracht te zien, lees ik dat „het voor alle burgers een kostbaar bezit zou zyn een welgeiykend portret van hem in onze voor elk toeganke- ïyk Kunstzaal achter de Lakenhal te hebben." Ik weet niet wat verder in het plan der commissie ligt, maar ik meen uit de geciteerde woorden op te mogen maken dat met een „weigeiykend portret" méér dan eene photo- graphische afbeelding wordt bedoeld. Is dit zoo, dan wordt kenneiyk gedacht aan een met olieverf geschilderd portret. Maar nu zal het m. i. zeer moeilyk zyn, omdat toch stellig naar lichtdrukken zal moeten worden gearbeid, om werk te verkrygen, dat, naast gelykenis, ook „kunstwaarde" bezit. De vraag blyftaan wien zal men het werk op dragen, en welk artist zal een werk van kunstwaarde kunnen of willen leveren naar eene photographic Zou 't daarom niet de voorkeur verdienen ('t is maar een plan, dat ik in overweging geef), dat men eene bronzen of marmeren buste liet vervaardigen en b. v. onze jongere beeldhouwers, Odé, Zyi en Keiler, onderling een wedstryd liet houden, om, evenals dit onlangs by de buste van den heer Hofstede geschiedde, daaruit dan eene keuze te doen? D&n kan gelykenis en „kunstwaarde" samen gaan. Een geschilderd portret b. v. door Neuman kan men toch bezwaariyk in eene „Kunstzaal" ophangen, en bevoegde, ernstige critiek zal men dan niet kunnen ontgaan. U dankzeggend voor de plaatsing, Mynheer de Redacteur, Hoogachtend Een belangstellende. i) Men mag er op vertrouwen dat dit plan ran alle kanten zoo raime instemming zal ondervinden, dat de oommieoie in staat zal worden gesteld van dit portret waarlik artistieke waarde to eisohen. Aan de Redactie van het Leidsch Dagblad. In het Dagblad van heden lees ik, onder het „gemengd nieuws," dat een jongeling te Zwammerdam, die een dienstplichtig nummer getrokken had, nadat hy by het corps grena diers en jagers was ingedeeld en goedgekeurd, bezwaar had gemaakt om te worden gevacci neerd dat hy daarop was overgeplaatst, aan vankeiyk naar Bergen-op Zoom en later naar Vlieringen; dat hy daarna ten gevolge van een stouten stap van den vader die zich ter audiëntie by den Minister van Oorlog des wege beklaagde onmiddeliyk weder by het corps zyner keuze te 's-Hage werd ingehaald. Dit verhaal vereischt, dunkt my, eenige toelichting. Moet hieruit worden afgeleid, dat de vaccine-dwang by het leger en misschien ook by de scholen geheel is afgeschaft en zulks, in weerwil van het feit, dat het getal ïydera aan rokken te 's-Hage tot 195 gestegen is? Of moet het misschien dienst doen als een voorbeeld ter navolging? Met dankzegging voor de plaatsing. LaiDBN, Uw bestendige lezer 18 April 1894. X. BUITENLAND. Fr a nkrijk. Zooals men weet, heeft de Kamer de ver kiezing van den beruchten Daniël Wilson ongeldig verklaard; in het district Loches, dat hem had afgevaardigd, moet dus eene nieuwe verkiezing plaats hebben, welke op 6 Mei ia bepaald. Wilson geeft den moed niet op en stelt zich opnieuw candidaat. Aan een journalist, die hem kwam polsen, verklaarde hy dat „de onwaardige manoeuvres, waarvan hy het slachtoffer was, zyne kiezers niet zouden in- timideeren," en dat hy stellig opnieuw zou gekozen worden. Mocht zyne verkiezing weer ongeldig verklaard worden, welnu, den stryd vreesde hy niet. Men ziet in deze verklaring eene toespeling op de veelbesproken dossiers, waarmede hy reeds vroeger gedreigd heeft. De Fransche regeering heeft weer een telegram ontvangen van den gouverneur van Soedan betreffende den staat van zaken in Tomboctoe. Kolonel Joffres deelt mede dat hy voort gaat met zyne operaties tegen de Touaregs, tot dusver steeds met goed gevolg. In ver scheidene gevechten zyn de plunderzieke Touaregs geslagen, waarby de Franschen een groot aantal schapen en ander vee buit maak ten, hetgeen hun by de schaarschte aan levensmiddelen zeer welkom is. Te oordeelen naar deze berichten, welke in het laatst van Maart uit Tomboctoe zyn verzonden, geeft de toestand daar nog geene reden tot eenige on gerustheid. Zola, die drie jaar geleden gekozen werd tot president van de „Société des gens de lettres", is thans, naar de bepalingen van de statuten dier vereeniging, afgetreden en was niet herkiesbaar. Hy wordt thans opgevolgd door Jean Aicard, dichter, romanschryver en dramaturg. Zeer merkwaardig is, dat Zola Juist wordt vervangen door een echten idealist. Zola en Aicard zyn beiden candidaat voor den zetel in de Académie frangaise, die openge vallen is door den dood van Maxime du Oamp. Duitsohlaud. Behalve den grootvorst-troonopvolger van Rusland, zyn ook de grootvorsten Wladimir en Sergius met hunne gemalinnen en groot vorst Paul te Coburg aangekomen, om tegen woordig te zyn by het huweiyk van prinses Viotoria Melita met den groothertog van Hessen, op a. s. Donderdag. De prins van Wales vertrok Maandag uit Londen. De stad Coburg is reeds in feestgewaad; overal wapperen vlaggen in de Duitsche, Engelsche en Russische kleuren, terwyi langs de straten bloemfestoenen zyn aangebracht. Te midden van de toebereidselen voor het feest ontstond Maandag een hevige brand in het hotel „Bellevue", naast het hertogeiyk paleis. In een oogwenk sloegen de vlammen uit het dak; de geheele stad liep uit om den brand te zien, en onder de duizenden toeschouwers waren vele gekroonde hoofden en aanzienlyke personen, tot het gevolg be- hoorende. Daar de wind in de gunstige rich ting woei, liep het paleis echter geen gevaar na anderhalf uur was de brandweer het vuur meester. Uit Stuttgart komt het bericht, dat daar is overleden de bekende letterkundige Ludwig Pfau, die, na een zeer bewogen leven, 80 jaren te Stuttgart woonde. Ludwig Pfau werd in 1821 te Heilbronn geboren, begaf zich eerst naar Frankryk met het doel om tuinier te worden en werd daarna student te Ttibmgen en te Heidelberg. In 1846 gaf Pfau zyn eersten bundel gedichten uit, maar in 1848 nam hy deel aan de alge meene revolutionnaire beweging, zoodat hy weldra genoodzaakt werd de vlucht te nemen naar Zwitserland. Van daar ging hy naar Parys, waar hy vele jaren vertoefde en zich uitsluitend aan letterkundigen arbeid wydde, vooral aan de studie der kunstgeschiedenis. Van Parys begaf Pfau zich naai* Brussel, Antwerpen en Londen, waar hy zich ophield tot 1865, toen hem de terugkeer naar Duitsch land vry stond. Pfau vestigde zich toen met terwoon te Stuttgart, waar hy optrad als redacteur van de „Stuttgarter Beobachter." Nog tot het laatst zyns levens zette Pfau, getuige de groote omvang zyner werken over poëzie en kunst, zyne letterkundige werk zaamheid voort. Eerst sedert korten tyd nood zaakte de toestand zyner gezondheid hem tot werkloosheid. Groot-Britannlë. In het Lagerhuis deelde de minister Buxton gisteren mede dat de regeling van den toe stand in Matabelenland, waarover nog tusschen de regeeringen te Londen en te Kaapstad wordt onderhandeld, weldra tot stand zal komen. Evenwel zal het niet mogeiyk zyn het ontwerp betreffende de toekomstige regeling van het bestuur in Matabelen-land vóór het einde dezer maand by het Parlement in te dienen, daar eerst nog de onderhandelingen met de Tran8vaalsche regeering betreffende den post dienst moeten worden afgesloten. Vervolgens besloot het Lagerhuis over te gaan tot de behandeling van de voorstellen tot afschaffing van het recht der universiteiten tot het kiezen van afgevaardigden voor het Parlement en tot intrekking van het recht, hetwelk het Hoogerhuis is toegestaan om wetten |te verwerpen, welke door het Lager huis zyn aangenomen. Deze beide voorstellen waren niet door de regeering ingediend. Ook kwam aan de orde het voorstel der regeering tot het benoemen eener commissie tot regeling van de aangelegenheden, welke uitsluitend Schotland betreffen. De leider der conservatieven, de heer Balfour, ver klaarde zioh tegen dit plan, maar de m0^ vie van afkeuring, welke hy voorstelde, de vai me vei verworpen met 252 tegen 219 stemmen. De beraadslaging over dit voorstel regeering werd daarna uitgesteld tot Het Hoogerhuis nam by derde lezing wetsontwerp aan, waarby de scheidsrechter! ïyke uitspraak wordt bekrachtigd in zakel^ geschil tusschen Engeland en de Ver, over do viaschery in de Behringzee. De door Sir William Harcourt ingediend begrooting maakt over het algemeen e«n w< goeden indruk in Engeland. Een tekort heef\ hy niet kunnen vermydon; hieraan is vooral schuld, de uitbreiding der vloot, die gedurenfy vele jaren groote offers eischt, maar op dij punt zal de minister aan geene ernstige aa^ vallen zyn blootgesteld, daar het juist <k unionisten waren, die verleden najaar op dty uitbreiding heftig hebben aangedrongen. Den byval der liberalen heeft Harcourt zich daar» door verzekerd, dat zyne voorstellen tot dek king van het tekort de produceerende standen het minst treffen. De herziening van het successierecht, waar door voornameiyk der ryken worden getroffen, zal waarschyniyk tegenstand vinden by dj unionisten, maar de liberalen zyn er medQ ingenomen, omdat zy meenen dat de begun» stiging van den middenstand ten koste de; ryken den aanhang der regeering by de aan» staande verkiezingen zal versterken. Hel zwakste punt der begrooting is verhooging der belasting op bier en sterken drank, omdat de Ieren er tegen zullen opkomen. Dit wordt ten minste door de „Standard" verzekerd, maar zy acht het nog voorbarig eene meening uit te spreken over de practised zyde der begrooting. De „Daily News" zegt dat sir William Har. court door zyne begrooting eü door zyne rede by hare indiening den eersten rang ender de financiers des lands heeft ingenomen. De „Daily Telegraph" vindt do begrooting zeer kunstig, misschien al te kunstig. De „Times" vindt zich genoopt te verklaren, dat de begrooting, ten minste in beginse^ niet zoo slecht is, als men had verwacht. De „Morning Post" klaagt over de luohfi^ hartigheid, waarmede ernstige zaken wordaa behandeld. De „Daily Chronicle" constateert met go» noegen dat de voorgestelde belastingen vooral de ryken zullen treffen. De reden, waarom de arbeiders der jute?, fabrieken te Dundee den arbeid neergelegd hebben, bewyst dat de achtuurswerkdag hui) reeds niet meer voldoet. De normale arbeids dag was aan de fabrieken reeds eenigen tyd ingevoerd, de werklieden arbeidden 5 dagen in de week tot vyf en des Zaterdags tot éëtt uur. Met deze regeling waren zy niet tevreden zy eischten dat de wekelyksche werkuren over de vier eerste werkdagen der week ver-» deeld zouden worden, zoodat de arbeiders Vrydag, Zaterdag en Zondag geheel vryaf zouden hebben. De patroons weigerden en da werkstaking werd afgekondigd. Zweden en Noorwegen. Het Noorweegsche Storthing heeft gisteren met 60 tegen 51 stemmen het voorstel aan genomen van den afgevaardigde Engelbardt, tot benoeming eener afzonderiyke commissie, welke belast zal worden met het onderzoek der begrooting, voor zoover daarop sommen worden uitgetrokken tot het vestigen van consulaten. Tevens diende de regeering het voorstel ixj^ om bywyze van proefneming den werktyd op de marine-werven te bepalen op 48 uren per week. Voreeuigde SJtatou. Verscheidene duizenden werkliedon, afge vaardigden uit verschillende fabrieksdistricten, komen Vrydag en Zaterdag te Washington om tegen het tariefontwerp te protesteeren. De bekende senator Peffer heeft voorgesteld eene oommissie van negen leden uit de? Senaat te benoemen om hen te woord U staan. Wegens het overiyden van senator Vance, uit Noord Carolina, werd Maandag niet gede batteerd over het tarief. Deze week komt by den Senaat het nieuwe immigratieverdrag met China in behandeling. Men verwacht dat het ondanks de oppositie van de senatoren uit de Paoific-staten zal worden aangenomen. OoHteixrijlt-Iiong-.-IVloiiai-cliie. Keizer Wilhelm, die Zaterdag te Weenen geen bezoeken meer heeft afgelegd, is tegen den middag uit Weenen vertrokken. Keize7 Frans Jozef deed den keizer uitgeleide tot aan het station. Eene talryke volksmenigte, welke zich bevond in de straten, waardoor de keizers reden, en aan het station, untving de keizers met luide toejuichingen. Zaterdag werd in het Hongaarsche Huin van Afgevaardigden de interpellatie behandeld van den oppositieleider Ugron betreffende de houding der regeering ten opzichte van Kos suth's teraardebestelling. De uitslag der beraad slagingen was, dat de voorgestelde motie, waarby de houding van het ministerie jegens Kossuth werd afgekeurd, verworpen werd me*. 218 tegen 114 stemmen. De vergadering was, zooals gewooniyk, weer zeer rumoerig. Op zeer hefligen toon verweet de heer Ugron den minister president, dat hy te kort was geschoten in het vervullen van zyn plicht, wat betreft de eerbewyzen, welke de regeering aan Kossuth's nagedach tenis had gebracht. De heer Weckerlé ant woordde dat de regeering, met het oog op da bekende verhoudingen tusschen den keizer en Kossuth, niet anders had kunnen handelen •o an zy heeft gedaan. De leden der linkerzyd#

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6