PERSOVERZICHT.
g
0
Het behoud van den boeren
stand.
Vroeger zeide men: „Heeft de boer geld,
dan heeft iedereen het", dooh tegenwoordig
schijnt dit niet meer waar te zijn. Thans re
deneert men: „de industrie, de handel (de
vrijhandel) brengt geld in het land en geeft
den boer winst." Maar wat baat den boeren
echter eene industrie, die, om zoo goedkoop
te werken als mogelijk is en haren arbeiders
zoo goedkoop mogelijk levensbehoeften wil
verschaffen, alsgraan, vleesch, beworkt hout.
gemaakte kleederen, schoenen, van de goed-
kooper produceerende buitenlanders betrekken
wil, die in elk opzicht roofbouw plegen? Wat
baat den boeren een handel, die zich belast
met het exporteeren van buitenlandsche arti
kelen en met het importeeren van buiten
landsche nijverheidsartikelen, die de stedelijke
bevolking en de arbeiders met de goedkoopere
buitenlandsche levensmiddelen bedient en daar
door de vaderlandsche industrie verdringt,
tegelijk met de vaderlandsche landelijke bo-
volking, of het inkomen van deze laatste zóó
drukt, dat den boer geen geld meer overblijft
om de voortbrengselen der industrie te koopen,
want met elk last graan, dat over onze gren
zen komt en dat bij behoorlijke prijzen ook
in het binnenland geproduceerd kon worden,
worden een aantal arbeidsdagen en met den
verloren arbeidstijd ook de arbeiders ver
drongen.
Slechts zij, die de wijze van productie in den
landbouw niet kennen, zullen beweren dat
alles den boer maar vanzelf toegroeit. Maar
hoeveel arbeid en arbeidstijd kost de bewerking
van het land en de behandeling van elk stuk
vee nietl Als dit den landman niet betaald
wordt in voldoenden prijs van zijne producten,
dan moet do boer natuurlijk schulden maken
om zijn bedrijf aan den gang te houden en
om te kunnen blijven leven, want van de op
brengst van zijne producten, van zijnarbeids
loon dus, heeft de landman pacht, belasting,
kleeding, assurantie, enz., enz. te betalen.
De geringe opbrengst van zijn arbeid is nu
oorzaak, dat talrijko landlieden naar de steden
trekken, om betere verdiensten te zoeken, van
de ontvolking van het platteland en het aan
groeien der groote steden dus. Zij, die den
landbouwers den raad geven om meer en betere
producten voort te brengen om met het bui
tenland te kunnen concurreeren, moeten be
denken, dat dit zonder bedrijfskapitaal niet
mogelijk is. Zij moesten eerst maar eens gron
dig onderzoeken naar de toestanden in den
landbouw, die toestanden bestudeeren, om te
zien en te weten wat noodig is te doen voor
den landbouw. Den handel geeft men alle
mogelijke faciliteiten, maar men denkt er
niet aan, dat ook den boer eene behoorlijke
winst toekomt voor zijn arbeid. Zorgt men
hiervoor, dan zal men eens zien wat een
bloeiende landbouw vermag. Slechts naast een
bloeienden landbouw zal de industrie grooteren
afzet voor hare producten vinden en het
binnenlandsch verkeer toenemen.
Omgekeerd niet, want eene bloeiende indus
trie zal slechts in betrekkelijk rijke landen
bare producten in goud kunnen omzetten.
Daarom gaan ook lage graanprijzen of slechte
oogsten gepaard aan handelscrisis, waarbij het
verkeer gestremd en duizenden industrie-
arbeiders werkeloos worden.
De landman kan met volle recht eischen,
dat aan den buitenlandschen arbeid, die in
den vorm van landbouwproducten wordt inge
voerd, dezelfde lasten te dragen gegeven
worden, welke de boer voor zijn arbeid, dus
met zijn inkomen, verkregen uit producten
en uit zijn vee, aan Staat en gemeente heeft
te betalen.
Hoe is het nu te rijmen, dat do vrijhandel
verlangt, dat de Amerikaan, de Rus, de Indiër
zijn arbeid op de markt koopen mag, zonder
iets te moeten betalen, terwijl de geduldige
Hollandsche boer met allerlei oude en nieuwe
Staats- en gemeente-belasting wordt aange
vallen, neergedrukt en in een hoek gejaagd?
Men trachte, zegt de Leeuwarder Courant
waaraan dit artikeltje is ontleend, niet den
handel kunstmatig op te heffen ten koste
van den landbouw, want daarbij groeien de
steden aan met armen en werkloozen, zooals
de ervaring dat leert. Veel beter is bet om
het streven van den landbouwer naar zelf
behoud te bevredigen door begunstiging van
den landbouw. Men geve daarom den land
bouwer de gelegenheid om zelf te verdienen,
waarmede nu het buitenland door den invoer
van landbouwvoortbrengselen strijken gaat.
Daarmede is niet alleen de landbouw ge
holpen, maar ook de industrie, de winkelier,
de land- en fabrieksarbeider.
Het is niet te zeggen, welke groote som aan
volkskracht voor het vaderland behouden
blijven zou, als men den landbouw steunde,
bevorderde, beschermde.
De Provinciale Groninger Courant schrijft
over onderwijzersnood
Er is groot gebrek aan onderwijzeressen
en onderwijzers in den lande, evenals aan
predikanten. Als straks de examens voor
onderwijzers (w\j begrijpen daaronder in 't
vervolg de onderwijzeressen ook) zijn afge-
loopen, vrij zeker reeds eerder, zal men
in onderwijzersbladen, maar ook in andere
couranten, tal van oproepingen zien, daar er
zeer vele gemeentebesturen zijn, die hebben
gewacht om eene oproeping te doen, totdat
de voorjaarsexamons weer nieuwe onderwij
zers zouden hebben geleverd. Het is echter
zoo goed als zeker, dat niet alle plaatsen
zullen worden bezet, ook als w\j aannemen,
dat een groot percent van de examinandi
slagen. 't Spreekt vanzelf, dat het groote
gebrek aan personeel zeer ten nadeele van
het onderwijs moet zijn. Dezen winter waren
er in ons land tal van scholen, waar één of
twee onderwijzers te weinig waren, juist in
een tijd, dat de klassen het best bezet zijn
van het geheele jaar en vele kinderen uit
den arbeidersstand hun onderwijs voor een
geheel jaar moeten opdoen. Is het niet vreemd,
zal misschien menigeen vragen, die meent
dat een onderwijzer nogal een goed trakte
ment heeft en dat meenen ten platten lande
de meeste menschen dat er, terwijl er voor
bijna alle andere betrekkingen overvloed van
personen zijn, juist gebrek i6 aan onderwijzers?
Wie eohter weet, hoe de Regeering met de
wet op het lager onderwijs heeft omgespron
gen - hoe er koninklijke besluiten werden
genomen en weer ingetrokken en tevens be
denkt, hoe weinig belangstelling vele gemeente
besturen voor het lager onderwijs hebben,
zal het verschijnsel kunnen verklaren.
Zoo werd, om maar iets te noemen, bij
koninklijk besluit van 17 Januari 1880 den
gemeentebesturen de verplichting opgelegd
op 1 Januari 1884 aan scholen met niet meer
dan 70 leerlingen het volle getal en op alle
andere scholen ten minste de grootste helft
en op 1 Januari 1886 aan alle scholen het
volle gotal der bij art. 24 gevorderde onder
wijzers te hebben. Tal van normaalscholen
werden er toen opgericht, maar al spoedig
zag men in, dat men op 1 Januari 1884
minstens een paar duizend onderwijzers te
weinig zou krijgen. Vandaar dat men in 1883
een uitstel verleende tot 1 Januari 1886.
Ook ging men inmiddels nog eens de wet
wijzigen, waardoor er minder personeel in de
school noodig was.
Geen wonder, dat er in 1885 en '86 in
zekeren zin personeel te veel kwam, daar
de gemeentebesturen niet zorgden voor eene
geleidelijke uitvoering der wet, omdat zij daar
toe niet waren verplicht, en waaruit dus de
geringe belangstelling, die zij in 't lager onder
wijs hebben, blijkt. De traktementen der onder
wijzers daalden toen snel en op een salaris
van f 400 en even hooger kwamen verschei
dene sollicitanten. Velen liepen er met eene
akte in den zak on konden geene betrekking
krijgen en toch wa6 er inderdaad niet aan
het voorschrift van art 24 der wet voldaan.
Geen wonder, dat de lust, om onderwijzer of
onderwijzeres te worden, langzamerhand ver
minderde. Het volgende staatje diene tot bewijs.
Er meldden zich aan
voor de rijkskweekscholen voor de normaallessen
in 1881 527 cand 786 m en 397 vr cand.
1882 614
1027
558
0
1883 508
1217
0
625
0
1884 524
D
1081
0
683
0
1885 461
843
0
434
0
1886 337
0
638
P
367
1887 287
V
415
0
339
0
1888 279
f
363
0
296
0
1889 168
tl
368
0
278
1890 164
290
0
to
CO
a
0
1891 146
398
0
co
0
1892 272
Een natuurlek
gevolg hiervan was
weer,
dat er zich steeds minder voor 't onderwijzers
examen aangaven en er dus ook minder
onderwijzers kwamen, hetgeen blijkt uit het
volgende staatje
Er meldden zich aan
in 1881
1441
cand.,
van
wie
865 slaagden.
1882
1660
0
963
1883
1921
0
0
0
1156
0
0 1884
2191
0
0
1223
1885
2847
0
0
1259
0
CO
00
00
2323
0
0
1152
0
1887
2259
0
0
0
1167
0
1888
2199
0
0
D
1100
0
1889
2083
0
0
0
1137
0
1890
1701
0
0
961
1891
1107
0
0
669
0
1892
1232
0
0
826
0
1893
1219
0
0
845
0
Doch er is
meer,
wat
er
toe meewerkt,
dat er gebrek aan onderwijzend personeel
komt. De kans, om bi) 't lager onderwas
vooruit te komen en eenmaal hoofd eener
school te worden, wordt steeds kleiner.
Waren er in 1880 aan de openbare scholen
nog 2697 mannelijke hoofden tegen 3573
onderwijzers en 54 vrouwelijke hoofden tegen
812 onderwijzeressen, in 1891 waren er 2882
mannelijke hoofden tegen 6166 onderwijzers
en 77 vrouwelijke hoofden tegen 2428 onder
wijzeressen.
Ook verliezen velen, die anders hunne zonen
nog wel tot onderwijzer zouden willen oplei
den, om verschillende andere redenen, die wij
hier niet alle billen opnoemen, de sympathie
er voor, daar zij gedurig merken, dat hoofden
van scholen, hoe degelijk en flink ze ook
onderlegd zijn, èn bij de Regeering dn bij
sommige autoriteiten èn bij vele personen van
invloed steeds worden beschouwd al6 perso
nen, die anders nergens voor deugden dan
om kleine kinderen te onderwijzen.
Ten slotte nog een paar staaltjes, hoe er
met de onderwijzers der lagere scholen en
met instellingen voor 't lager onderwijs wordt
omgesprongen. Toen in 1889 in de wet de
vrije- en orde-oefeningen als een leervak was
opgenomen, spanden tal van onderwijzers
stafoude zoowel als jonge zich in, om de
acte voor dat vak te verkrijgen. Tijd en geld
moesten daarvoor worden besteed; de stijve
leden der ouden van dagen moesten zuiver
lenig worden gemaakt; uit de bijna leege
beurs moest geld worden genomen, om zich
boeken aan te schaffen. Kreeg men toch de
akte niet, zoo kon men worden ontslagen;
kreeg men haar echter wel, dan mocht men
niet rekenen op één cent belooning meer. En
*t mooiste van de geschiedenis is, dat het vak
tot dusver niet op de soholen is Ingevoerd
(wij hopen van nimmer.) Normaalscholen"
verdwijnen en verrijzen. Nu leest men in de
bladen: De „normaalschool" te W. is opge
heven. Later ziet men, dat te W. alles zijn
gang gaat, precies alsof er nooit een besluit
is genomen, dat de inrichting niet langer zou
blijven bestaan. De normaallessen te A. wor
den op zekeren dag met een derde verminderd,
omdat 't gotal leerlingen te klein is. (Wie
verstand van de zaak heeft, zal dat een aller
dwaast besluit noemen.) Later krijgt men den
vroegeren toestand terug, 't Is precies alsof
men met die normaallessen een loopje wil
nemen.
De eene minister begrijpt, dat alle voorbe
reidende klassen voor de normaallessen moe
ten worden opgedoekt; een ander denkt, dat
ze overal moeten zijn, ook waar 't volstrekt
niet noodig is.
Er wordt wel geklaagd over den geest van
ontevredenheid, die er heerscht onder het
onderwijzend personeel; maar als men weet,
hoe met de onderwijzers der lagere scholen
en met 't lager onderwijs zelf wordt omge
sprongen, dan mag men wel eens de vraag
stellen: Aan wie de schuld? En aan wie de
schuld, dat er gebrek is aan personeel? Aan
wie de schuld, dat er geen voldoend lager
onderwijs wordt gegeven?
De schrijver van de Haagsche Kroniek der
Nieuwe Groninger Courantover de journa
listiek in de residentie sprekende, kan
niet nalaten er op te wijzen hoezeer de toe
standen zijn veranderd. Het Dagblad, dat voor
heen ook flnantiëel eene lucratieve onderneming
was, keert over 1893 drie procent uit, en
Het Vaderlandhetwelk zulk eene lange
periode van strijd bad te doorworstelen om
't bestaan, kon zijn aandeelhouders zes procent
toekennen. Te verwonderen is 't dan ook niet,
dat in de jongste algemeene vergadering van
aandeelhouders in het conservatieve blad, ook
met het oog op de te verwachten concurrentie
van 't met 1 Mei verschijnende Katholieke blad
De Residentie bode denkbeelden zijn aan de
hand gedaan om gelijk Caprivi—een nieuwen
koers uit te gaan, politiek zoowel als materieel.
Men wilde een tweeden hoofdredacteur be
noemen, die aan 't blad eene meer liberale
tint zou geven; en men prees het verlagen
van den abonnementsprijs aan, om het steeds
afnemend getal lezers niet meer te doen ver
minderen. Geen van beide gedachten vielen
evenwel in goede aarde; althans voorloopig
zal men de kat nog maar eens uit den boom zien.
Thans deelt de redactie van Gelria mede
dat de pogingen, om van dit orgaan een dagblad
te maken, zijn mislukt. Het zal echter niet op
houden te bestaan, zooals vroeger werd verteld,
maar voortaan niet twee-, doch éénmaal per
week verschijnen.
„De inrichting van het blad, de voorwaarden
van inteekening, enz., ziedaar punten, waarom
trent wij de bevoegdheid niet hebben den lezer
in te lichten", zegt de redacteur, de leiding aan
den opvolger overdragend, die in een volgend
nummer het noodige licht zal verschaffen.
Uit inrichting en inhoud van het laatste num
mer is, naar De Telegraaf doet opmerken, reeds
op te maken dat het Arnbemsche weekblad zal
gaan behooren tot de combinatie der Kopflose
Blütter, waarvan de te Vlaardingen ver
schijnende Nederlander (met medewerking der
vooruitstrevende liberale Kamerfractie) den
hoofdinhoud verstrekt.
Men doet de Haagsche Courant (men herin-
nere zich hetgeen in ons vorig overzicht voor
kwam over wanbetalers) opmerken dat
de belastingwetten voor 't voldoen van ach
terstallige termijnen drie k a n t o o r-dagen
na den datum der „waarschuwing" geven en
dat in dien zin de toepassing dan ook steeds
geschiedt.
't Komt die courant voor, dat het dan
zeer wenscheliJk ware, dit ook op de „waar
schuwing" te plaatsen. Daar staat: „binnen
drie dagen", waaruit ieder mensch, die al de
bepalingen der belastingwetten niet in 't hoofd
heeft, leest: drie dagen.
Verbeterde rimprimés" voor de „waarschu
wingen" schynen dus wenscheljjk, ter wille
van publiek en kantoorpersoneel beiden.
Gemeenteraad van Oegstgcest.
Zitting van 16 April.
Voorzitter de heer E. Groen, wethouder,
wegens afwezigheid van den Burgemeester.
Tegenwoordig alle leden, behalve de Burge
meester.
De notulen der vorige vergadering worden
door den secretaris gelezen en goedgekeurd.
De volgende ingekomen stukken worden
ter tafel gebracht en met de loopende zaken
afgehandeld
1. Eene missive van Gedeputeerde Staten
dezer Provincie, dd. 27 Maart/2 April B. No. 973,
3de Afd. G. S. 92/1, waarbij goedgekeurd
wordt teruggezonden het besluit van den Raad,
dd. 15 Februari jl., waarbij machtiging ie
verzocht tot afschrijving van eene som van
f 6000 van het Grootboek der N. W. S. tot
bestrating van verschillende gedeelten der
gemeente, als: Aloèlaan, Marendijk, Morsch-
singel en Schoolsteeg;
2. eene missive van hetzelfde college dd.
27 Maart/31 Maart B. No. 975, G. S. 98/1,
waarbij goedgekeurd wordt teruggezonden het
besluit model A, houdende betaling uit den
post van onvoorziene uitgaven der begrooting
dienst 1894, van de gratificatiën, verleend aan
den onderwijzer G. L. Hofsteenge en den
as ohm an Schrama;
8. eene missive van den heer jhr. A. 0.
Van Haeften, in het Terweepark, waarbij deze
bezwaar maakt tegen den aanslag van zijn
pupil 0. M. P. Kooreman in den hoofdelijken
omslag, waarop wordt besloten genoemde
pupil van dien aanslag te ontheffen;
4. een verzoekschrift van den heer J. J.
baron Taets van Amerongen, om zijn aanslag
in den hoofdelijken omslag te verminderen,
waarop besloten wordt hem in de klasse van
f 10 te plaatsen
5. een verzoekschrift van G. Van den Eykel
en W. Glasbergen, wonende beiden te Oegst-
geest, om onder overlegging hunner voor
voldaan geteekende aanslagbiljetten in de
personeele belasting over het dienstjaar
1892/93, alsnog op de kiezerslijsten te worden
geplaatst, ofschoon zij den termijn, bedoeld
b(j art. 7 der kieswet, hebben laten voorbij
gaan, om aanspraak te maken op die lijsten
te worden geplaatst.
Waarop wordt besloten op genoemd ver
zoekschrift afwijzend te beschikken, uithoofde
adressanten niet alleen bovengenoemden
termijn hebben laten voorbijgaan, maar ook
den termijn van veertien dagen om te recla
meeren.
Hierna wordt de openbare vergadering ver
anderd in eene met gesloten deuren wegens
de vaststolling van het 2de suppletoir kohier
van den hoofdelijken omslag over 1893 en
het primitief kohier over 1894. De hoogste
klasse van het suppletoir kohier bedraagt 35
en de laagste klasse ƒ1. De hoogste klasse
van het primitief kohier bedraagt f 475 en
de laagste klasse f 1.
Daarop komen de volgende zaken nog ter
behandeling
1. Praeadvies van Burgemeester en Wet
houders en de Commissie van Fabricage om
trent de overeenkomst met de wed. Wijnen
aan den Marendijk.
Met het oog op de uit te voeren werken
aan den Marendijk en de Aloólaan, als be
strating, demping van de sloot, rioleering,
enz. wordt de overeenkomst met de wed.
Wijnen tot het maken van een riool door hare
bleekerij, en het provisioneel aanleggen van
een overweg tot een behoorlijk vervoer van
materialen, die per vaartuig worden aange
voerd voor genoemde werken, bekrachtigd,
zullende haar als schadeloosstelling eene som
van f 350 daarvoor moeten worden uitgekeerd.
2. Voorstel tot het doen aanbesteden van
de bestrating, rioleering, enz.
Vervolgens wordt besloten den opzichter
der gemeente op te dragen bestek en teeke-
ning te maken van de bestrating en rioleering
van den Marendijk, Aloölaan, Morschsingel en
Schoolsteeg, en deze werken publiek te doen
aanbesteden.
Verder worden nog ter tafel gebracht: de
staat model A, houdende betaling van eene
som van f 64.55s uit den post van onvoorziene
uitgaven der begrooting voor 1894, en de staat
model B, houdende afschrijving van en over
schrijving op sommige posten der begrooting
van het dienstjaar 1893 tot een bedrag van
f 847.05.
Ten slotte wordt den Raad het verslag
van den toestand der gemeente over het
afgeloopen jaar aangeboden en wordt be
sloten dit bij de leden van den Raad te laten
circuleer en.
Niets meer te behandelen of voor te stellen
zijnde, is de vergadering door den Voorzitter
gesloten.
BUITENLAJN X>.
Belglé.
Het „Journal de Bruxelles," het officieuze
regeeringsorgaan, schrijft over de werkstaking
te BoomDe toestand der arbeiders is inder
daad zeer bedroevend. Na de zomer-campagne,
welke den 25sten April begint en 26 October
eindigt, zijn zij gedwongen te werken voor
een loon van 1 a 1.20 fr. per dag, d. i. 7 fr.
per week of ongeveer 160 fr. voor de volle
zes wintermaanden. En met zulk een loon
moeten z(j hun vaak talrijk gezin onderhouden 1
Het is dan ook te begrijpen, dat de ouders
reeds vroeg hunne kinderen liever laten arbei
den, dan hen naar school te zenden, omdat
dit het eenige middel is om zich eenige bij
drage aan 's vaders loon te verschaffen, ten
einde in het noodzakelijk onderhoud van het
huisgezin te voorzien. De wet op den kinder
arbeid, welke niet beneden 12-jarigen leeftijd
geoorloofd is, heeft deze droevige, maar ver
klaarbare gewoonte verstoord. Er is beweerd
dat het voor de patroons volstrekt onmogelijk
zou z\jn de loonen te verhoogen; toch is de
baksteen-nijverheid niet zoo précair, als men
wel gelieft te zeggen: de prijs per 1000
steenen is 9 fr., wat waarlijk niet onvoor-
deelig is voor den steenbakker. En juist is
het om dezen wel niet bloeienden, dan toch
zeer bevredigenden toestand dier nijverheid,
dat de arbeiders, die de prij6schommelingen
nauwkeurig nagaan, thans eene verhooging
van loon hebben gevorderd.
De werkstaking op de steenbakkerijen
in de provincie Antwerpen breidt zich uit,
doordat ook de steenbakkers van Hemixen
zich bij de beweging hebben aangesloten.
Terwijl het elders rustig bljjft, is het in dit
dorp zeer woelig; er werden een aantal loodsen
vernield, en de houding der werkstakers was
zoo dreigend, dat in allerijl troepen zijn ont
boden. Men vreest dat de beweging ook naar
Rupelmonde en Steendorp zal overslaan.
Te Boom blijft de toestand onveranderd.
Opnieuw is er brand gesticht, ditmaal in een
molen en in een fouragemagazijn.
Italië.
Vrijdagochtend zijn de eerste Spaansche
pelgrims te Rome aangekomen. Volgens den
correspondent van de „Temps" zijn er eenige
merkwaardig schoone vrouwen bij, maar maken
geestelijken de meerderheid uit. De bevolking
van Rome verheugt zich in de verteringen,
die de pelgrims zullen maken, maar enkelen
zouden niets liever zien dan dat wanordelijk
heden plaats hadden.
De aartsbisschop van Sevilla is reeds door
den Paus ontvangen.
Zondag zijn te Rome nog 6000 Spaansche
pelgrims aangekomen, zonder dat daarbij iets
bijzonders voorviel. De vrees, dat dit bezoek
aanleiding zou geven tot ernstige ongeregeld
heden, bleek dus ongegrond Uit voorzorg
had de regeering twee compagnieën infanterie
gezonden naar Civita Vecchia en naar het
station, ten einde bij de landing en de aan
komst te Rome de orde te handhaven. Bij
groepjes trokken ook deze pelgrims te voet
of per rijtuig door de stad.
Brazilië.
Het is nog steeds onzeker, waar admiraal
De Mello, de leider der Braziliaansche op
standelingen, zich bevindt.
Eerst heette het dat De Mello met een
paar honderd zijner troepen in Uruguay was
geland, maar later werd weer gemeld, dat
zich alleen generaal Salgado, met wien De
Mello overhoop lag. heeft bevonden bi) de
vierhonderd ongewapende manschappen, die
zich aan de regeering van Uruguay hebben
overgegeven.
Admiraal De Mello zelf bleef aan boord vaq
de „Republica", welke op bevel der overheid
toen de kust verliet, stoomde weer noordwaarts
en beproefde zijne troepen aan wal te zetten by
de stad Rio Grande. De troepen van president
Peixoto verhinderden echter deze landing en
dreven De Mello's soldaten naar de booten
terug. De „Republica" was toen we or genood
zaakt zee te kiezen.
De lezing, welke de „Times"-correspondent
te Montevideo van de zaak geeft, is dat gene
raal Salgado oneenigheid had gehad met De
Mello en zich toen met 700 insurgenten op
de kust van Uruguay heeft ontscheept.
Yolgens denzelfden berichtgever leden de
opstandelingen bij Rio Grande een verlies van
350 dooden en gewonden, terwijl de regee-
ringstroepen 100 man verloren.
Bulgarije.
Voret Ferdinand van Bulgarije vertoeft
sedert eenigen tijd te Weenen en het heet
dat hij daar de bemiddeling heeft ingeroepen
van den Russischen ambassadeur, om door den
Czaar in genade te worden aangenomen. Ook
zegt men, dat hij, hoewel niet officiéél uitgenoo-
digd, te Gotha op de feesten zal verschijnen, die
bij gelegenheid van het huwelijk van de dochter
des hertogs met den groothertog van Hessen
worden gegeven, om bij die gelegenheid den
Russischen troonopvolger te ontmoeten, die
met eenige andere grootvorsten de plechtig
heid opluistert.
Verleden Zondag bevatte de „Köln. Ztg.", die
uit Bulgarije goed wordt ingelicht, een tele
gram uit Sofia, dat door sommigen als eene
waarschuwing van Stamboeloff aan den vorst
wordt beschouwd. Het Bulgaarsche gouverne
ment, zegt dat telegram, weet niet3 van het
voornemen, eene toenadering tot Rusland te
zoeken en heeft het nooit in overweging ge
nomen. Zulk een stap, als aan den vorst
wordt toegeschreven, kan niet zonder de goed
keuring van het Bulgaarsche gouvernement
worden gedaan, dat indertijd heeft geweigerd,
prins Alexander van Battenberg als vorst te
herkiezen, omdat hy de voorwaarde stolde,
dat hem de vrije hand zou worden gelaten
om met Rusland over eene verzoening te
onderhandelen.
Rusland.
Jablochkof, de bekende uitvinder der eleo
trische lampen of „kaarsen", is te Sarata,
in Rusland, overleden. Hij was geboren in
1847, had gestudeerd aan de genieschool te
St -Petersburg en daarna gediend bij het corps
sappeure, doch was later in dienst getreden
bij de Moskou Koersk Spoorwegmaatschappij
als chef van eeu telegraafstation, waar hy bjj
toeval tot zijne wereldberoemde ontdekking
kwam.
Egypte.
Het nieuwe ministerie in Egypte is de
vrucht van een compromis tusschen den Khe
dive en lord Cromer. De president, Nubar?
pacha, is 69 jaar en heeft sedert meer dan 80
jaar eene groote politieke rol gespeeld. Z(jn
naam is verbonden aan de onderhandelingen
over het graven van het kanaal van Suez en
over de regeling der verhouding van Egypté
tot de Porte, evenals aan de invoering der
gemengde rechtbanken en der hervorming van
het finantiewezen.
Reeds verleden jaar wilde de Khedive hem
aan het hoofd der regeoring 6tellen; maar
Engeland maakte bezwaar, omdat het in de
toenmalige omstandigheden gevaarlijk kon zijn,
een christen Nubar stamt af van te Smymo
gevestigde Armeniërs en is in Zwitserland
en Frankrijk opgevoed die function op to
dragen. Dit bezwaar, of liever dit voorwendsel
bestaat thans niet meer en nadat de Khedive
schriftelijk Engelands goedkeuring had ge
vraagd, is het hem vergund, Nubar tot zijn
eersten minister te benoemen. In het ministerio
zitten overigens vrienden en vijanden van
Engeland.
HAABLEMHEBMEEB. Gehuwd: D. Donker elk
O. Yen Keulen. C. Saesen en G. Grooteman.
Bevallen: E. J. Cal&ndt geb. 8nrjder D. -*»
P. Van Gameren geb. Gooaeen D. W. Boza geb;
Van Egmond Z. I. C. Biemond geb. Erkelene Z.
O. Boeregeeet geb. Kool Z. E. Yerkaik geb.
Aatjes D. A. De Haan geb. Been Z. C. Haepelfc
geb. Kooren Z. K. Yan Alpfcon geb. Van Kenled;
D. A. Nienwenhnvae geb. Meure Z. A. v. d.
Mooren geb. Linke D. P. M. De Yriee geb. De»
Hartog D. M. O. Btjnedorp geb. Yan Bruggen Z.
E. Kooi geb. Gortzak Z.
Overleden: A. De Smeth, 4T j. E. Koo'.ma
geb. Ellerbroek, 73 j.