PERSOVERZICHT. g 0 Het behoud van den boeren stand. Vroeger zeide men: „Heeft de boer geld, dan heeft iedereen het", dooh tegenwoordig schijnt dit niet meer waar te zijn. Thans re deneert men: „de industrie, de handel (de vrijhandel) brengt geld in het land en geeft den boer winst." Maar wat baat den boeren echter eene industrie, die, om zoo goedkoop te werken als mogelijk is en haren arbeiders zoo goedkoop mogelijk levensbehoeften wil verschaffen, alsgraan, vleesch, beworkt hout. gemaakte kleederen, schoenen, van de goed- kooper produceerende buitenlanders betrekken wil, die in elk opzicht roofbouw plegen? Wat baat den boeren een handel, die zich belast met het exporteeren van buitenlandsche arti kelen en met het importeeren van buiten landsche nijverheidsartikelen, die de stedelijke bevolking en de arbeiders met de goedkoopere buitenlandsche levensmiddelen bedient en daar door de vaderlandsche industrie verdringt, tegelijk met de vaderlandsche landelijke bo- volking, of het inkomen van deze laatste zóó drukt, dat den boer geen geld meer overblijft om de voortbrengselen der industrie te koopen, want met elk last graan, dat over onze gren zen komt en dat bij behoorlijke prijzen ook in het binnenland geproduceerd kon worden, worden een aantal arbeidsdagen en met den verloren arbeidstijd ook de arbeiders ver drongen. Slechts zij, die de wijze van productie in den landbouw niet kennen, zullen beweren dat alles den boer maar vanzelf toegroeit. Maar hoeveel arbeid en arbeidstijd kost de bewerking van het land en de behandeling van elk stuk vee nietl Als dit den landman niet betaald wordt in voldoenden prijs van zijne producten, dan moet do boer natuurlijk schulden maken om zijn bedrijf aan den gang te houden en om te kunnen blijven leven, want van de op brengst van zijne producten, van zijnarbeids loon dus, heeft de landman pacht, belasting, kleeding, assurantie, enz., enz. te betalen. De geringe opbrengst van zijn arbeid is nu oorzaak, dat talrijko landlieden naar de steden trekken, om betere verdiensten te zoeken, van de ontvolking van het platteland en het aan groeien der groote steden dus. Zij, die den landbouwers den raad geven om meer en betere producten voort te brengen om met het bui tenland te kunnen concurreeren, moeten be denken, dat dit zonder bedrijfskapitaal niet mogelijk is. Zij moesten eerst maar eens gron dig onderzoeken naar de toestanden in den landbouw, die toestanden bestudeeren, om te zien en te weten wat noodig is te doen voor den landbouw. Den handel geeft men alle mogelijke faciliteiten, maar men denkt er niet aan, dat ook den boer eene behoorlijke winst toekomt voor zijn arbeid. Zorgt men hiervoor, dan zal men eens zien wat een bloeiende landbouw vermag. Slechts naast een bloeienden landbouw zal de industrie grooteren afzet voor hare producten vinden en het binnenlandsch verkeer toenemen. Omgekeerd niet, want eene bloeiende indus trie zal slechts in betrekkelijk rijke landen bare producten in goud kunnen omzetten. Daarom gaan ook lage graanprijzen of slechte oogsten gepaard aan handelscrisis, waarbij het verkeer gestremd en duizenden industrie- arbeiders werkeloos worden. De landman kan met volle recht eischen, dat aan den buitenlandschen arbeid, die in den vorm van landbouwproducten wordt inge voerd, dezelfde lasten te dragen gegeven worden, welke de boer voor zijn arbeid, dus met zijn inkomen, verkregen uit producten en uit zijn vee, aan Staat en gemeente heeft te betalen. Hoe is het nu te rijmen, dat do vrijhandel verlangt, dat de Amerikaan, de Rus, de Indiër zijn arbeid op de markt koopen mag, zonder iets te moeten betalen, terwijl de geduldige Hollandsche boer met allerlei oude en nieuwe Staats- en gemeente-belasting wordt aange vallen, neergedrukt en in een hoek gejaagd? Men trachte, zegt de Leeuwarder Courant waaraan dit artikeltje is ontleend, niet den handel kunstmatig op te heffen ten koste van den landbouw, want daarbij groeien de steden aan met armen en werkloozen, zooals de ervaring dat leert. Veel beter is bet om het streven van den landbouwer naar zelf behoud te bevredigen door begunstiging van den landbouw. Men geve daarom den land bouwer de gelegenheid om zelf te verdienen, waarmede nu het buitenland door den invoer van landbouwvoortbrengselen strijken gaat. Daarmede is niet alleen de landbouw ge holpen, maar ook de industrie, de winkelier, de land- en fabrieksarbeider. Het is niet te zeggen, welke groote som aan volkskracht voor het vaderland behouden blijven zou, als men den landbouw steunde, bevorderde, beschermde. De Provinciale Groninger Courant schrijft over onderwijzersnood Er is groot gebrek aan onderwijzeressen en onderwijzers in den lande, evenals aan predikanten. Als straks de examens voor onderwijzers (w\j begrijpen daaronder in 't vervolg de onderwijzeressen ook) zijn afge- loopen, vrij zeker reeds eerder, zal men in onderwijzersbladen, maar ook in andere couranten, tal van oproepingen zien, daar er zeer vele gemeentebesturen zijn, die hebben gewacht om eene oproeping te doen, totdat de voorjaarsexamons weer nieuwe onderwij zers zouden hebben geleverd. Het is echter zoo goed als zeker, dat niet alle plaatsen zullen worden bezet, ook als w\j aannemen, dat een groot percent van de examinandi slagen. 't Spreekt vanzelf, dat het groote gebrek aan personeel zeer ten nadeele van het onderwijs moet zijn. Dezen winter waren er in ons land tal van scholen, waar één of twee onderwijzers te weinig waren, juist in een tijd, dat de klassen het best bezet zijn van het geheele jaar en vele kinderen uit den arbeidersstand hun onderwijs voor een geheel jaar moeten opdoen. Is het niet vreemd, zal misschien menigeen vragen, die meent dat een onderwijzer nogal een goed trakte ment heeft en dat meenen ten platten lande de meeste menschen dat er, terwijl er voor bijna alle andere betrekkingen overvloed van personen zijn, juist gebrek i6 aan onderwijzers? Wie eohter weet, hoe de Regeering met de wet op het lager onderwijs heeft omgespron gen - hoe er koninklijke besluiten werden genomen en weer ingetrokken en tevens be denkt, hoe weinig belangstelling vele gemeente besturen voor het lager onderwijs hebben, zal het verschijnsel kunnen verklaren. Zoo werd, om maar iets te noemen, bij koninklijk besluit van 17 Januari 1880 den gemeentebesturen de verplichting opgelegd op 1 Januari 1884 aan scholen met niet meer dan 70 leerlingen het volle getal en op alle andere scholen ten minste de grootste helft en op 1 Januari 1886 aan alle scholen het volle gotal der bij art. 24 gevorderde onder wijzers te hebben. Tal van normaalscholen werden er toen opgericht, maar al spoedig zag men in, dat men op 1 Januari 1884 minstens een paar duizend onderwijzers te weinig zou krijgen. Vandaar dat men in 1883 een uitstel verleende tot 1 Januari 1886. Ook ging men inmiddels nog eens de wet wijzigen, waardoor er minder personeel in de school noodig was. Geen wonder, dat er in 1885 en '86 in zekeren zin personeel te veel kwam, daar de gemeentebesturen niet zorgden voor eene geleidelijke uitvoering der wet, omdat zij daar toe niet waren verplicht, en waaruit dus de geringe belangstelling, die zij in 't lager onder wijs hebben, blijkt. De traktementen der onder wijzers daalden toen snel en op een salaris van f 400 en even hooger kwamen verschei dene sollicitanten. Velen liepen er met eene akte in den zak on konden geene betrekking krijgen en toch wa6 er inderdaad niet aan het voorschrift van art 24 der wet voldaan. Geen wonder, dat de lust, om onderwijzer of onderwijzeres te worden, langzamerhand ver minderde. Het volgende staatje diene tot bewijs. Er meldden zich aan voor de rijkskweekscholen voor de normaallessen in 1881 527 cand 786 m en 397 vr cand. 1882 614 1027 558 0 1883 508 1217 0 625 0 1884 524 D 1081 0 683 0 1885 461 843 0 434 0 1886 337 0 638 P 367 1887 287 V 415 0 339 0 1888 279 f 363 0 296 0 1889 168 tl 368 0 278 1890 164 290 0 to CO a 0 1891 146 398 0 co 0 1892 272 Een natuurlek gevolg hiervan was weer, dat er zich steeds minder voor 't onderwijzers examen aangaven en er dus ook minder onderwijzers kwamen, hetgeen blijkt uit het volgende staatje Er meldden zich aan in 1881 1441 cand., van wie 865 slaagden. 1882 1660 0 963 1883 1921 0 0 0 1156 0 0 1884 2191 0 0 1223 1885 2847 0 0 1259 0 CO 00 00 2323 0 0 1152 0 1887 2259 0 0 0 1167 0 1888 2199 0 0 D 1100 0 1889 2083 0 0 0 1137 0 1890 1701 0 0 961 1891 1107 0 0 669 0 1892 1232 0 0 826 0 1893 1219 0 0 845 0 Doch er is meer, wat er toe meewerkt, dat er gebrek aan onderwijzend personeel komt. De kans, om bi) 't lager onderwas vooruit te komen en eenmaal hoofd eener school te worden, wordt steeds kleiner. Waren er in 1880 aan de openbare scholen nog 2697 mannelijke hoofden tegen 3573 onderwijzers en 54 vrouwelijke hoofden tegen 812 onderwijzeressen, in 1891 waren er 2882 mannelijke hoofden tegen 6166 onderwijzers en 77 vrouwelijke hoofden tegen 2428 onder wijzeressen. Ook verliezen velen, die anders hunne zonen nog wel tot onderwijzer zouden willen oplei den, om verschillende andere redenen, die wij hier niet alle billen opnoemen, de sympathie er voor, daar zij gedurig merken, dat hoofden van scholen, hoe degelijk en flink ze ook onderlegd zijn, èn bij de Regeering dn bij sommige autoriteiten èn bij vele personen van invloed steeds worden beschouwd al6 perso nen, die anders nergens voor deugden dan om kleine kinderen te onderwijzen. Ten slotte nog een paar staaltjes, hoe er met de onderwijzers der lagere scholen en met instellingen voor 't lager onderwijs wordt omgesprongen. Toen in 1889 in de wet de vrije- en orde-oefeningen als een leervak was opgenomen, spanden tal van onderwijzers stafoude zoowel als jonge zich in, om de acte voor dat vak te verkrijgen. Tijd en geld moesten daarvoor worden besteed; de stijve leden der ouden van dagen moesten zuiver lenig worden gemaakt; uit de bijna leege beurs moest geld worden genomen, om zich boeken aan te schaffen. Kreeg men toch de akte niet, zoo kon men worden ontslagen; kreeg men haar echter wel, dan mocht men niet rekenen op één cent belooning meer. En *t mooiste van de geschiedenis is, dat het vak tot dusver niet op de soholen is Ingevoerd (wij hopen van nimmer.) Normaalscholen" verdwijnen en verrijzen. Nu leest men in de bladen: De „normaalschool" te W. is opge heven. Later ziet men, dat te W. alles zijn gang gaat, precies alsof er nooit een besluit is genomen, dat de inrichting niet langer zou blijven bestaan. De normaallessen te A. wor den op zekeren dag met een derde verminderd, omdat 't gotal leerlingen te klein is. (Wie verstand van de zaak heeft, zal dat een aller dwaast besluit noemen.) Later krijgt men den vroegeren toestand terug, 't Is precies alsof men met die normaallessen een loopje wil nemen. De eene minister begrijpt, dat alle voorbe reidende klassen voor de normaallessen moe ten worden opgedoekt; een ander denkt, dat ze overal moeten zijn, ook waar 't volstrekt niet noodig is. Er wordt wel geklaagd over den geest van ontevredenheid, die er heerscht onder het onderwijzend personeel; maar als men weet, hoe met de onderwijzers der lagere scholen en met 't lager onderwijs zelf wordt omge sprongen, dan mag men wel eens de vraag stellen: Aan wie de schuld? En aan wie de schuld, dat er gebrek is aan personeel? Aan wie de schuld, dat er geen voldoend lager onderwijs wordt gegeven? De schrijver van de Haagsche Kroniek der Nieuwe Groninger Courantover de journa listiek in de residentie sprekende, kan niet nalaten er op te wijzen hoezeer de toe standen zijn veranderd. Het Dagblad, dat voor heen ook flnantiëel eene lucratieve onderneming was, keert over 1893 drie procent uit, en Het Vaderlandhetwelk zulk eene lange periode van strijd bad te doorworstelen om 't bestaan, kon zijn aandeelhouders zes procent toekennen. Te verwonderen is 't dan ook niet, dat in de jongste algemeene vergadering van aandeelhouders in het conservatieve blad, ook met het oog op de te verwachten concurrentie van 't met 1 Mei verschijnende Katholieke blad De Residentie bode denkbeelden zijn aan de hand gedaan om gelijk Caprivi—een nieuwen koers uit te gaan, politiek zoowel als materieel. Men wilde een tweeden hoofdredacteur be noemen, die aan 't blad eene meer liberale tint zou geven; en men prees het verlagen van den abonnementsprijs aan, om het steeds afnemend getal lezers niet meer te doen ver minderen. Geen van beide gedachten vielen evenwel in goede aarde; althans voorloopig zal men de kat nog maar eens uit den boom zien. Thans deelt de redactie van Gelria mede dat de pogingen, om van dit orgaan een dagblad te maken, zijn mislukt. Het zal echter niet op houden te bestaan, zooals vroeger werd verteld, maar voortaan niet twee-, doch éénmaal per week verschijnen. „De inrichting van het blad, de voorwaarden van inteekening, enz., ziedaar punten, waarom trent wij de bevoegdheid niet hebben den lezer in te lichten", zegt de redacteur, de leiding aan den opvolger overdragend, die in een volgend nummer het noodige licht zal verschaffen. Uit inrichting en inhoud van het laatste num mer is, naar De Telegraaf doet opmerken, reeds op te maken dat het Arnbemsche weekblad zal gaan behooren tot de combinatie der Kopflose Blütter, waarvan de te Vlaardingen ver schijnende Nederlander (met medewerking der vooruitstrevende liberale Kamerfractie) den hoofdinhoud verstrekt. Men doet de Haagsche Courant (men herin- nere zich hetgeen in ons vorig overzicht voor kwam over wanbetalers) opmerken dat de belastingwetten voor 't voldoen van ach terstallige termijnen drie k a n t o o r-dagen na den datum der „waarschuwing" geven en dat in dien zin de toepassing dan ook steeds geschiedt. 't Komt die courant voor, dat het dan zeer wenscheliJk ware, dit ook op de „waar schuwing" te plaatsen. Daar staat: „binnen drie dagen", waaruit ieder mensch, die al de bepalingen der belastingwetten niet in 't hoofd heeft, leest: drie dagen. Verbeterde rimprimés" voor de „waarschu wingen" schynen dus wenscheljjk, ter wille van publiek en kantoorpersoneel beiden. Gemeenteraad van Oegstgcest. Zitting van 16 April. Voorzitter de heer E. Groen, wethouder, wegens afwezigheid van den Burgemeester. Tegenwoordig alle leden, behalve de Burge meester. De notulen der vorige vergadering worden door den secretaris gelezen en goedgekeurd. De volgende ingekomen stukken worden ter tafel gebracht en met de loopende zaken afgehandeld 1. Eene missive van Gedeputeerde Staten dezer Provincie, dd. 27 Maart/2 April B. No. 973, 3de Afd. G. S. 92/1, waarbij goedgekeurd wordt teruggezonden het besluit van den Raad, dd. 15 Februari jl., waarbij machtiging ie verzocht tot afschrijving van eene som van f 6000 van het Grootboek der N. W. S. tot bestrating van verschillende gedeelten der gemeente, als: Aloèlaan, Marendijk, Morsch- singel en Schoolsteeg; 2. eene missive van hetzelfde college dd. 27 Maart/31 Maart B. No. 975, G. S. 98/1, waarbij goedgekeurd wordt teruggezonden het besluit model A, houdende betaling uit den post van onvoorziene uitgaven der begrooting dienst 1894, van de gratificatiën, verleend aan den onderwijzer G. L. Hofsteenge en den as ohm an Schrama; 8. eene missive van den heer jhr. A. 0. Van Haeften, in het Terweepark, waarbij deze bezwaar maakt tegen den aanslag van zijn pupil 0. M. P. Kooreman in den hoofdelijken omslag, waarop wordt besloten genoemde pupil van dien aanslag te ontheffen; 4. een verzoekschrift van den heer J. J. baron Taets van Amerongen, om zijn aanslag in den hoofdelijken omslag te verminderen, waarop besloten wordt hem in de klasse van f 10 te plaatsen 5. een verzoekschrift van G. Van den Eykel en W. Glasbergen, wonende beiden te Oegst- geest, om onder overlegging hunner voor voldaan geteekende aanslagbiljetten in de personeele belasting over het dienstjaar 1892/93, alsnog op de kiezerslijsten te worden geplaatst, ofschoon zij den termijn, bedoeld b(j art. 7 der kieswet, hebben laten voorbij gaan, om aanspraak te maken op die lijsten te worden geplaatst. Waarop wordt besloten op genoemd ver zoekschrift afwijzend te beschikken, uithoofde adressanten niet alleen bovengenoemden termijn hebben laten voorbijgaan, maar ook den termijn van veertien dagen om te recla meeren. Hierna wordt de openbare vergadering ver anderd in eene met gesloten deuren wegens de vaststolling van het 2de suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag over 1893 en het primitief kohier over 1894. De hoogste klasse van het suppletoir kohier bedraagt 35 en de laagste klasse ƒ1. De hoogste klasse van het primitief kohier bedraagt f 475 en de laagste klasse f 1. Daarop komen de volgende zaken nog ter behandeling 1. Praeadvies van Burgemeester en Wet houders en de Commissie van Fabricage om trent de overeenkomst met de wed. Wijnen aan den Marendijk. Met het oog op de uit te voeren werken aan den Marendijk en de Aloólaan, als be strating, demping van de sloot, rioleering, enz. wordt de overeenkomst met de wed. Wijnen tot het maken van een riool door hare bleekerij, en het provisioneel aanleggen van een overweg tot een behoorlijk vervoer van materialen, die per vaartuig worden aange voerd voor genoemde werken, bekrachtigd, zullende haar als schadeloosstelling eene som van f 350 daarvoor moeten worden uitgekeerd. 2. Voorstel tot het doen aanbesteden van de bestrating, rioleering, enz. Vervolgens wordt besloten den opzichter der gemeente op te dragen bestek en teeke- ning te maken van de bestrating en rioleering van den Marendijk, Aloölaan, Morschsingel en Schoolsteeg, en deze werken publiek te doen aanbesteden. Verder worden nog ter tafel gebracht: de staat model A, houdende betaling van eene som van f 64.55s uit den post van onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1894, en de staat model B, houdende afschrijving van en over schrijving op sommige posten der begrooting van het dienstjaar 1893 tot een bedrag van f 847.05. Ten slotte wordt den Raad het verslag van den toestand der gemeente over het afgeloopen jaar aangeboden en wordt be sloten dit bij de leden van den Raad te laten circuleer en. Niets meer te behandelen of voor te stellen zijnde, is de vergadering door den Voorzitter gesloten. BUITENLAJN X>. Belglé. Het „Journal de Bruxelles," het officieuze regeeringsorgaan, schrijft over de werkstaking te BoomDe toestand der arbeiders is inder daad zeer bedroevend. Na de zomer-campagne, welke den 25sten April begint en 26 October eindigt, zijn zij gedwongen te werken voor een loon van 1 a 1.20 fr. per dag, d. i. 7 fr. per week of ongeveer 160 fr. voor de volle zes wintermaanden. En met zulk een loon moeten z(j hun vaak talrijk gezin onderhouden 1 Het is dan ook te begrijpen, dat de ouders reeds vroeg hunne kinderen liever laten arbei den, dan hen naar school te zenden, omdat dit het eenige middel is om zich eenige bij drage aan 's vaders loon te verschaffen, ten einde in het noodzakelijk onderhoud van het huisgezin te voorzien. De wet op den kinder arbeid, welke niet beneden 12-jarigen leeftijd geoorloofd is, heeft deze droevige, maar ver klaarbare gewoonte verstoord. Er is beweerd dat het voor de patroons volstrekt onmogelijk zou z\jn de loonen te verhoogen; toch is de baksteen-nijverheid niet zoo précair, als men wel gelieft te zeggen: de prijs per 1000 steenen is 9 fr., wat waarlijk niet onvoor- deelig is voor den steenbakker. En juist is het om dezen wel niet bloeienden, dan toch zeer bevredigenden toestand dier nijverheid, dat de arbeiders, die de prij6schommelingen nauwkeurig nagaan, thans eene verhooging van loon hebben gevorderd. De werkstaking op de steenbakkerijen in de provincie Antwerpen breidt zich uit, doordat ook de steenbakkers van Hemixen zich bij de beweging hebben aangesloten. Terwijl het elders rustig bljjft, is het in dit dorp zeer woelig; er werden een aantal loodsen vernield, en de houding der werkstakers was zoo dreigend, dat in allerijl troepen zijn ont boden. Men vreest dat de beweging ook naar Rupelmonde en Steendorp zal overslaan. Te Boom blijft de toestand onveranderd. Opnieuw is er brand gesticht, ditmaal in een molen en in een fouragemagazijn. Italië. Vrijdagochtend zijn de eerste Spaansche pelgrims te Rome aangekomen. Volgens den correspondent van de „Temps" zijn er eenige merkwaardig schoone vrouwen bij, maar maken geestelijken de meerderheid uit. De bevolking van Rome verheugt zich in de verteringen, die de pelgrims zullen maken, maar enkelen zouden niets liever zien dan dat wanordelijk heden plaats hadden. De aartsbisschop van Sevilla is reeds door den Paus ontvangen. Zondag zijn te Rome nog 6000 Spaansche pelgrims aangekomen, zonder dat daarbij iets bijzonders voorviel. De vrees, dat dit bezoek aanleiding zou geven tot ernstige ongeregeld heden, bleek dus ongegrond Uit voorzorg had de regeering twee compagnieën infanterie gezonden naar Civita Vecchia en naar het station, ten einde bij de landing en de aan komst te Rome de orde te handhaven. Bij groepjes trokken ook deze pelgrims te voet of per rijtuig door de stad. Brazilië. Het is nog steeds onzeker, waar admiraal De Mello, de leider der Braziliaansche op standelingen, zich bevindt. Eerst heette het dat De Mello met een paar honderd zijner troepen in Uruguay was geland, maar later werd weer gemeld, dat zich alleen generaal Salgado, met wien De Mello overhoop lag. heeft bevonden bi) de vierhonderd ongewapende manschappen, die zich aan de regeering van Uruguay hebben overgegeven. Admiraal De Mello zelf bleef aan boord vaq de „Republica", welke op bevel der overheid toen de kust verliet, stoomde weer noordwaarts en beproefde zijne troepen aan wal te zetten by de stad Rio Grande. De troepen van president Peixoto verhinderden echter deze landing en dreven De Mello's soldaten naar de booten terug. De „Republica" was toen we or genood zaakt zee te kiezen. De lezing, welke de „Times"-correspondent te Montevideo van de zaak geeft, is dat gene raal Salgado oneenigheid had gehad met De Mello en zich toen met 700 insurgenten op de kust van Uruguay heeft ontscheept. Yolgens denzelfden berichtgever leden de opstandelingen bij Rio Grande een verlies van 350 dooden en gewonden, terwijl de regee- ringstroepen 100 man verloren. Bulgarije. Voret Ferdinand van Bulgarije vertoeft sedert eenigen tijd te Weenen en het heet dat hij daar de bemiddeling heeft ingeroepen van den Russischen ambassadeur, om door den Czaar in genade te worden aangenomen. Ook zegt men, dat hij, hoewel niet officiéél uitgenoo- digd, te Gotha op de feesten zal verschijnen, die bij gelegenheid van het huwelijk van de dochter des hertogs met den groothertog van Hessen worden gegeven, om bij die gelegenheid den Russischen troonopvolger te ontmoeten, die met eenige andere grootvorsten de plechtig heid opluistert. Verleden Zondag bevatte de „Köln. Ztg.", die uit Bulgarije goed wordt ingelicht, een tele gram uit Sofia, dat door sommigen als eene waarschuwing van Stamboeloff aan den vorst wordt beschouwd. Het Bulgaarsche gouverne ment, zegt dat telegram, weet niet3 van het voornemen, eene toenadering tot Rusland te zoeken en heeft het nooit in overweging ge nomen. Zulk een stap, als aan den vorst wordt toegeschreven, kan niet zonder de goed keuring van het Bulgaarsche gouvernement worden gedaan, dat indertijd heeft geweigerd, prins Alexander van Battenberg als vorst te herkiezen, omdat hy de voorwaarde stolde, dat hem de vrije hand zou worden gelaten om met Rusland over eene verzoening te onderhandelen. Rusland. Jablochkof, de bekende uitvinder der eleo trische lampen of „kaarsen", is te Sarata, in Rusland, overleden. Hij was geboren in 1847, had gestudeerd aan de genieschool te St -Petersburg en daarna gediend bij het corps sappeure, doch was later in dienst getreden bij de Moskou Koersk Spoorwegmaatschappij als chef van eeu telegraafstation, waar hy bjj toeval tot zijne wereldberoemde ontdekking kwam. Egypte. Het nieuwe ministerie in Egypte is de vrucht van een compromis tusschen den Khe dive en lord Cromer. De president, Nubar? pacha, is 69 jaar en heeft sedert meer dan 80 jaar eene groote politieke rol gespeeld. Z(jn naam is verbonden aan de onderhandelingen over het graven van het kanaal van Suez en over de regeling der verhouding van Egypté tot de Porte, evenals aan de invoering der gemengde rechtbanken en der hervorming van het finantiewezen. Reeds verleden jaar wilde de Khedive hem aan het hoofd der regeoring 6tellen; maar Engeland maakte bezwaar, omdat het in de toenmalige omstandigheden gevaarlijk kon zijn, een christen Nubar stamt af van te Smymo gevestigde Armeniërs en is in Zwitserland en Frankrijk opgevoed die function op to dragen. Dit bezwaar, of liever dit voorwendsel bestaat thans niet meer en nadat de Khedive schriftelijk Engelands goedkeuring had ge vraagd, is het hem vergund, Nubar tot zijn eersten minister te benoemen. In het ministerio zitten overigens vrienden en vijanden van Engeland. HAABLEMHEBMEEB. Gehuwd: D. Donker elk O. Yen Keulen. C. Saesen en G. Grooteman. Bevallen: E. J. Cal&ndt geb. 8nrjder D. -*» P. Van Gameren geb. Gooaeen D. W. Boza geb; Van Egmond Z. I. C. Biemond geb. Erkelene Z. O. Boeregeeet geb. Kool Z. E. Yerkaik geb. Aatjes D. A. De Haan geb. Been Z. C. Haepelfc geb. Kooren Z. K. Yan Alpfcon geb. Van Kenled; D. A. Nienwenhnvae geb. Meure Z. A. v. d. Mooren geb. Linke D. P. M. De Yriee geb. De» Hartog D. M. O. Btjnedorp geb. Yan Bruggen Z. E. Kooi geb. Gortzak Z. Overleden: A. De Smeth, 4T j. E. Koo'.ma geb. Ellerbroek, 73 j.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2