N°. 10471.
Ponderdaa; 12 April.
A°. 1894.
igeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van cZon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F euilleton.
IN BLOEI GEKNAKT.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Ticeede Blad.
Wil ontvingen, zegt de Amsterdamsche
Courant, van een collega, die op een dorp
niet ver van de hoofdstad woont, de volgende
merkwaardige circulaire, die wij, op gevaar
af dat men haar als wapen tegen de schrijf
proef zal exploiteeren, mededeelen
„Als uitgever van het weekblad, genaamd
BÉfgevoel ik m\j verplicht my tot
UEd. te wenden met het vrienJelyke ve zoek
of U daar niet een weinigje in mede wilde
helpen, om te trachten de misstanden, welke
ik wekelyks vermeld, te zien veranderen en
verbeteren.
Daar ik in hoofdzaak neerkomt op datgeene,
waar ons land en volk door achteruit gaat,
zoo twyfel ik niet, of U zal daarin willen
medewerken.
De vier misstandon, welke ik openbaar
maakt, zyn deze:
1. Het wegwerpen van 's Ryks golden door
HH. Ryks-Veeartsen;
2. De wensch, dat er invoerrecht geheven
wordt op alle grondstoffen voor de fabricatie
van Margarineboter, op het koren en fabrieks-
artikolon.
3. De nadeelige gevolgen van onze Nationale
Militie, en de wensch om een leger te krygen
van enk-i vrijwilligers, die in hunne vrye
urei een nuttig handwerk konden leeren in
eene school, die van 's Rykswege was opge
richt op Jat zy, die zes of twaalf jaren ge
diend hebben, niet tot den bedelstaf ver
vallen; en
4. Het verkrygen van eene volkomen Zon
dagsrust, opdat de dag des Hoeren niet langer
ontheiligd worde.
Hopende dat wil medewerken om die
toestanden te veranderen en U aanzeggende
dat U wekelyks van my een gratis-nummer
op verzoek kan bekomen, zoo teeken ik," enz.
Als de inhoud van het bedoelde weekblad
even duideiyk gesteld is als de inhoud van
deze circulaire, dan kan onze collega ver-
moedeiyk nog heelwat weken neerkomen
„op datgene, waardoor ons land en volk achter
uitgaat," alvorens de vier misstanden ver-
iwenen zyn.
Eene algemeen bekende en veel gebezigde
uitdrukking, waarvan de afleiding tot dusver
geheel duister scheen, mag genoemd worden
het woord flosschentrekker in debetoe-
kenis van oplicnter, die langs slink6Che wegen
goederen tracht machtig te worden, zonder
plan van betaling. De heer Yinck, onderwyzer
te Schoonhoven, meent de afleiding gevonden te
hebben en schrtyfl daarover in De Navorscher
„Door myn geboorte en 27-jarig verbiyf
in Sint Jansteen (Z.-V.) ben ik bekend met
eenige uitdrukkingen, die daar nog in de volks
taal voortleven en betrekking hebben op het
„flesschentrekken"In Vlaanderen en
ZceuA'sch-Vlaanderen, waar bier de volks
dra:.k is, bestaat by de herbergiers de ge
woon te om het laatste gedeelte van het vat,
dnt mind r geschikt is om den bezoeker voer
te zetten, door de kraan in flesschen te laten
loopen en door by voeging van suiker en gerst
weer drinkbaar te maken. Dit werk noemt
hy op flesschen trekken. Wordt het
vat op flesschen getrokken, dan is dit
een bewys, dat er niet veel meer te halen
is. Het volk heeft overeenkomst gezien
tusschen zoo'n vat en een man, die steeds
meer en meer in zyne zaken achteruit
gaat. Van zoo iemand zegt men dan ook:
hy gaat op de flesch. Is de kogel door
de kerk, m. a. w. heeft hy alles verloren, dan
zegt de volkstail: Hy is op de flesch.
De flesschentrekker (eigenl. bet.), die van het
vat op die wyze nog haalt wat hy kan, heeft
in het oog van het volk veel overeenkomst
met uitzuigers, woekeraars, bedrie
gers. Een flesschentrekker (fig. bet.) is dus
iemand, die op listige, slimme wyze van an
deren wat weet te halen."
In het Rotterdamsch Nieuwsblad lezen we:
Tering naar de nering - wie doet
het tegenwoordig?
Ja onze ouden deden het. Maar, helaas,
deze gulden regel geraakte by het nakroost
zooal niet in oneero, dan toch in onbruik.
Het waren onze vaderen, die immers steeds
spraken van een „stuivertje geld," dat ze weg
legden voor den slechten of ouden dag? Wat
was hunne levenswijze eenvoudig, wat waren
hunne behoeften weinige! Toch hadden ook zy
levensvreugde Terwyi zy in levensmoed velen
hunner zonen, reeds zoo vroeg levensmoe en
levonszat, de loef afstaken.
Tering naar de nering zetten zy; hunne
trouwjas droegen zy tot aan hun graf toe;
moeder de vrouw droeg haar doek of sjaal
een m6nschenleven langl
Maar als ge eens een kykje kondt nemen
in hunne linnenkast; als ge eens mocht tellen
wat in dien spaarpot was bijeengegaardWat
konden zy hun kinderen een flink uitzet
meegeven en by hun dood, nog een aardig
stuivertje geld. Kom daar nu eens oml
Het tering naar de nering wordt vergeten
in eiken stand; 't meest door ben, die het't
eerst en 't meest moesten betrachten.
Of zetten die jonge monschen hunne tering
naar de tering, die daar heengaan, om zich ten
Stadhuize voor altyd te doen vereenigen, die
trouwen pro deo on daar heenrijden metéén,
twee of meer volgkoetsen?
Een jong paar, dat het huwelyksleven begint
mot soms anderhalven stoel, en in omstandig
heden, die het aldra voert naar eene of andere
bedeeling. Ziet er onze uitspanningsplaatsen
eens op aan, hoe de uithuizigheid toeneemt,
maar hoe het toenemend „uitgaan" u tot de
slotsom leiden zou, dat de welvaart ontzettend
hoog wierd, ware het niet dat de practyk des
levens u wel anders leert.
Wat uitzetting van uitgaven op elk gebied!
Laat het thans wegstervend geslacht u eens
vertellen hoe hoog of liever hoe laag het
budget hunner huishouding was en vergelyk
daarmee eens het tegenwoordige 1 Nu, menig
budget steeg maar tevens veler finantiöele
toestand geraakte onder nul.
Tering naar de nering laat deze spreuk
gegrift staan in den ingang van elks huis
kamer; haar in practyk brengen, haar toe
passen op elk gebied, het zou veler maat-
schappeiyk leven gezonder maken, het zou
veler levensgenot doen stygen.
De herinnering van deze spreuk is voor velen
het noemen eener ziekte, maar dan ook tevens
het aangeven van een receptz e t d e
tering naar de neringl
Nog niet zoo heel lang geleden namen we
in ons overzicht op eene correspondentie uit
Rotterdam in De Tijdonder den titel: ver-
valschte jenever. Bewaarde nu ieder
onzer abonné's zyn „Leidsch Dagblad", dan
zouden wy kunnen volstaan met eeneverwy-
zingdit is echter niet het geval en daardoor
zyn we verplicht met hot oog op hetgeen
volgen gaat die correspondentie eerst nog
maals onder de oogen te brengen. Ze luidde:
„Geen verwyt tegen de werkende klasse
is algemeener dan het verwyt van drankmis
bruik. Voel kan men daarover redeneeren,
maar het schynt, dat men de dronkenschap
niet kan weren.
Het Matigheidsgenootschap, de Vereeniging
tot afschaffing van sterken drank, de Geheel-
Onthouders-VereemgiDg richten in het algemeen
weinig uit ten opzichte van de dronkenschap.
Naar aanleiding echter van een vonnis,
dezer dagen door de rechtbank alhier uitge
sproken, schynt de vraag gewettigd: wordt
de dronkenschap wel veroorzaakt door het
vele drankmisbruik? Is zy niet veeleer toe te
schryven aan het slechte gehalte der jenever?
Door bedoeld vonnis is gebleken, dat men
in zekere tapperyen hier ter stede verkoopt
jenever, vermengd met methyl (houtgeest).
Deze vermenging heeft plaats om vrijgesteld
te worden van den accyns.< Volgens «Je wet
op het ge iistilleerd is geen accyns van geme-
thyleerde jenever verschuldigd, omdat de wet
gever heeft gemeend, dat de spiritus, met
methyl vermengd, niet drinkbaar is.
Feiteiyk is dit ook zoo. Gemethyleerde
jenever is niet alleen schadeiyk voor do ge
zondheid, maar werkt nog bedwelmender dan
zuivere jenever.
Ofschoon ditmaal het feit met eene boete
van f 100 (de hoogste straf, waartoe de rech
ter veroordeelen kan) werd gestraft, is daar
mede aan de vervalsching van alcoholische
dranken geen einde gemaakt. Door .slechts
een paar honderd liter gemethyleerde jenever
te verkoopen, is de boete weer ingehaald.
Alzoo is niet de minste zekerheid verkregen,
dat do veroordeelde niet opnieuw zal verval-
schen, of, dat andere distillateurs niet het
zelfde zullen doen. Dit feit is alleen strafbaar
als vervalsching van levensmiddelen.
Het is vry algemeen bekend, dat men in
de kroegen een vocht verkoopt, dat wel den
naam heeft van jenever, doch veel schade-
ïyker is. Volgens de legende wordt aan eiken
deliriumlyder, die in het Stedeiyk Ziekenhuis
wordt gebracht, gevraagd in welke tappery
hy gewoon was te drinken, opdat men kunne
weten welke soort van bocht het delirium
heeft veroorzaakt."
Naar aanleiding van deze regelen, zoo schrijft
De Gr.uit Rotterdam, in het Rotterdamsch
Nbld.,trilden myno gedachten van diep* veront
waardig Dg en ergernis tegen de bedryvers
van dusdanig schandelyk euvel, waarbj ik my
de vraag stelde: hoe is het mogeiyk, dat de
eene mensch. als het ware, optreedt als zede
lijke en lichamelyke moordenaar van den
evenmensch, on dat alleen ter wille van zelf
zucht en onverantwoordeiyk winstbejag? De
verkoopers van dusdanig hoogst schadeiyk
vocht kan men gerust, volgens myn gevoelen,
zonder schroom vry wel op dezelfde lyn stel
len, zoo niet nog afkeurenswaardiger, met
den bordeelhouder; beiden zyn een kanker
voor de maatschappy en verpesten de samen
leving en zyn, onherroepelijk, aanleidende
oorzaken van verschillende ondeugden, welke
direct of indirect leiden tot verdieriyking en
verontzedeiyking van den mensch, ton voor-
deele van hunne beurs, m.a. w.Zy bouwen
hun fortuin op de ruïnes hunner slachtoffers.
Het is niet tegen te spreken, dat de wet
gever, betreffende de quaestie vervalsching
van eet- en drinkwaren krachtig tusschenbeide
moet komen. Wel is waar heeft men hier en
elders gemeente-verordeningen, wat betreft het
toezicht houden op het vervalschen van eet-
en drinkwaren, maar willen die gemeente
bepalingen, rayns inziens, doel treffen, dan
moeten ze ten krachtigste ondersteund worden
door het in 't leven roepen van eene strenge
rykswet, die zooveel mogeiyk afdoende straf
fen toepast, ook niet het minst op het ver
valschen van sterkon urank, niet als motief
om daardoor het drinken aanlokkelyker te
mak'-n, maar alleen om redenen en wel deze,
zoolang de werkman toch zyn borrel blyft
drinken om dan zooveel mogi lyk te waken
en hem te bewaren voor de schadelyke invloo
den, die de vervalechte drank veroorzaakt op
zyn gezondheidstoestand. Onvoorwaardeiyk
moet hy, die zich schuldig maakt aan verval
sching van jenever, streng gestraft worden,
hetzy door zware boeten, gevangenisstraf, of
an-.iers het radicale middel op hem toegepast,
intrekking van het vergunningsrechtwanneer
ik my niet vergis, dan heeft dostyds by het
ontwerpen van do vergunningswet by de
regooring ernstig als hoofddoel gegolden om
door de wet het groot aantal drankhuizen,
voornameiyk de kroegen, in te krimpen ofte
beperken. Ik vermeen echter, dat het ge
wenschte doel tot nu toe in geenen deele nog
bereikt is, voornameiyk, als men nagaat, dat
er nog dageiyks door een tal van personen
vergunningsrecht wordt aangevraagd; beter
en meer afdoende zal volgens myne beschei
den meening de wet doel treffen, wanneer
met alle gestrengheid bovengenoemde straffen
worden toegepast op hen, die gewetenloos
zyn om jenever to verkoopen, waardoor als
het ware willens of onwillens de gebruiker
vergiftigd wordt.
Uit principe ben ik sterk geneigd den werk
lieden het drinken van sterken drank geheel
te ontraden, ik wil evenwel om verschillende
redenen daarover nu niet in het breede uit
weiden niettemin zyn de redenen in het hoog
ste belang voor den werkman en zyn gezin.
Niettegenstaande dit behoort dat met-drinken
van jenever voor een zeer groot deel van 't volk,
helaas nog tot de vrome wenschen; uit den
aard van de zaak ben ik een groot tegen
stander van het misbruik maken van sterken
drank, terwyi het bedrinken onherroepelyk
demoraliseerend werkt in het belang van het
gezin, en teven®- eene bron is van onhebbeiyk-
heden, en diepe en beklagenswaardige armoede
en ellende na zich sleept, en volgens de weten
schap een vroegtydigen dood ten gevolge heeft.
Het is onloochenbaar een betreurend en
ergerlijk verschynsel, dat een groot deel van het
volk lydende is aan drankzucht. De drankduivel
zit voor geen klein deel het Nederlandsche volk
in het bloed. Men verwyt en niet ten onrechte,
dat het volk misbruik maakt van sterken drank.
Welaan, laat niemand, wie hy ook zy,rykof
arm, zich meer bedrinken, laat de ryken het
geld, dat zy er aan uitgeven, besteden aan de
opheffing van de ambachtsny verheid, enz., en
laat de werkman het geld, dat hy aan over
matig drankgebruik uitgeeft, besparen, dan is
er eene kracht gewonnen, die de sociale
quaestie helpt oplossen. Het geoft toch immers
zeer veel te denken, en het feit is niet van
groot belang ontbloot, wanneer er 80 millioen
aan sterken drank en maar 75 millioen aan
brood wordt uitgegeven; is zoo een land en
volk niet diep te beklagen? Gladstone heeft
eens gezegd, dat drankmisbruik meer slacht
offers heeft gemaakt dan oorlogen en besmet
telijke ziekten, alleen het tegengaan van het
misbruik maken van jenever zou eene besparing
geven van 40 mill oen, waardoor ontegenzegiyk
meordere welvaart en de koopkracht van de
werklieden zouden toenemen.
Wy hopen dat de tyd niet verre meer is,
dat de werklieden door eene verstandelyke
ontwikkeling en een meer krachtig zedeiyk
bewustzyn het ernstige van het drankmis
bruik mogen gaan inzien, en met hart en
ziel de kwaal gaan verfoeien, als zynde eene
groote ondeugd, die de verheven waarde van
don mensch in hooge mate vernedert en ver-
dieriykt. In den loop van myn opstel schreef
ik reeds, dat het niet drinken van sterken
drank vooralsnog wel tot de vrome wenschen
zal blijven behooren en de werklibden, die een
matig gebruik maken van jenever door één
of tweo borrels daags to drinken, huldigen in
deze de loer van dr. Schaepman, die den werk
lieden in ons waterachtige land wel twee
borrels daags gunt; altyd, en dat moet de
werkman zelf maar weten, als het by hem
er aanzit en het gezin er niet door tekort
gedaan wordt.
SchuwtnochtanBten allen tydo die drank-
huizen en kroegen, waarin men byna
zeker is vervalschte jenever te koopen, dat
onloochenbaar dood en verderf voor geest en
lichaam ten gevolge heeft.
Ten slotte, in het geheel geen misbruik
maken van sterken drank verdient onvoor-
waardeiyk de voorkeur en is natuurlyk een
logisch gevolg om de zekerheid te hebben
een afdoend middel in practyk gebracht to
hebben, om do schadelyke gevolgen van het
drinken van slechte jenever te voorkomen.
26)
Men maakt zich hier dikwyls vrooiyk over
de styve Hollanders, die men zich niet andere
kan voorstellen dan met lange pypen in den
mond, en wier eenig genoegen bestaat in
©en tochtje met eene trekschuit. Maar, geloof
me, beste, die Hollanders met hunne vader
landslievende harten en eenvoudige zeden zyn
meer te benyden dan te beklagen of te be
spotten. Geloof my:
Uwe u liefhebbende
Laura."
XIV.
De opwinding, door Laura in de laatste
dagen ondervonden, bad haar gestel geheel
van streek gebracht. Hare zenuwen waren
org overspannen en de ^ïofmedicus ried vol
strekt rust en verandering van lucht aan.
Waar zou men die beter vinden dan op het
slot Sehnwitz, dat geheel door dennebosschen
omringd was?
Er werd dus besloten dat Laura daar met
haren echtgenoot zou heengaan, en hoewel
het koud was en de natuur nog weinig ken-
teskenen van de naderende lente droeg, zou
het jonge vrouwtje zoo spoedig mogeiyk naar
buiten gaan.
De vorst had bereidwillig het gevraagde
verlof aan V Sehnwitz toegestaan. Hoewel
hy hem anders noode miste, was hy er nu
niet rouwig om, dat Von Sehnwitz tydeiyk
van het tooneel verdween.
Hy was nameiyk verliefd geworden op
Hulda Von Hoheostoin, maar tot nu toe
ondervond hy van haar niets dan gering
schatting voor al de biyken van welwillend
heid, aan baar betoond.
Dit verdroot hem en hy begreep zeer goed
wat de reden daarvan was. Het was hem
niet ontgaan, dat Hulda Von Sehnwitz gaarne
mocht lyden, en dat, wanneer hy binnentrad,
hare oogen straalden en hare wangen hooger
geklenrd werden. Deze ervaring deed hem
pynlyk aan; maar nu Von Sehnwitz voor
onbepaalden tyd van het hof verwyderd zou
zyn, koesterde hy de hoop, dat hy er in
slagen zou, dit trotsche en koude hart te
vermurwen.
Wat Von Sehnwitz betrof, deze wildeniets
liever dan voor eenigen tyd, met niemand dan
Laura tot gezelschap, het drukke hofleven
ontvluchten.
Hy had zyn vrouwtje Dog steeds innig lief,
maar de gevaariyke aantrekkingskracht, die
Hulda op hem trachtte uit te oefenen, bleef
niet geheel zonder uitwerking. Hy nam zich
telkens voor haar gezelschap zooveel mogelyk
te vermyden, maar daar de omstandigheden
hem dagelyks met haar te zamen brachten
en het duideiyk merkbaar was, dat zy voor
alle huldebewyzen, uitgenomen de zyne, onge
voelig was, streelde het zyne ydelheid, wan
neer zy hem met byzondere voorkomendheid
behandelde. „Homo sum", ach, die woorden
waren op hem toepasselyk. Zonder zyn
vrouwtje bepaaldelyk ontrouw te zyD, dwaalden
zyne gedachten telkens af naar dien schitte
renden blik uit die groote, zwarte oogen.
Deze toestand maakte hem zenuwachtig en
onrustig; hy vatte dus met beide handen de
aangeboden gelegenheid aan, om de bedompte
hof-atmosfeer voor de zuivere donnelucht te
verwisselen.
De storm gierde op de naakte velden en
door de kale takken der boomen, toen op den
laten avond in de laatste helft van de maand
Maart eene koets het slot Sehnwitz bereikte.
Laura, die met Von Sehnwitz in dat rytuig
gezeten was, wikkelde zich bibberend in hare
pelisse en staarde met angetigen blik naar de
hooge torens, die zich spookachtig tegen den
donkeren achtergrond verhieven.
Het was haar alsof Aleida Von Sehnwitz'
witte gedaante uit een der boogvensters leunde
en haar met de ontvleesde hand toewenkte.
„Wat hebt ge toch, lieveling?" zeide Von
Sehnwitz op teederen toon. „Ge hebt immers
Diets te vreezen; de weg is hier veilig. Dit
was reeds zoo in de vorige eeuw; daar hebben
myne voorvaderen voor gezorgd. Men vernam
nooit van eenige aanranding, terwyi de be
woners van de naburige sloten veel last daar
van hadden."
Laura durfde haren echtgenoot niet mede
deelen, waarom zy zoo angstig was. Hy zou
haar immers uitlachen!
De koets reed de valbrug over en daarna
waren beiden in eene goed verlichte en aan
genaam verwarmde kamer gezeten, terwyi op
de tafel de heerlykste kasvruchten prykten.
Da lichte gobelins en de blauw-zyden gor-
dynen gaven het vertrek een vrooiyk aanzien,
en het licht der talryke kaarsen deed het op
de tafel aanwezige kristal en zilver schitteren
en blinken.
Laura was in die vriendelyke omgeving
hare onrust van daareven spoedig vergeten.
De echtgenooten koutten het verdere gedeelte
van den avond gezellig te zamen, en het voor
uitzicht de eerstvolgonde dagen van het onge
stoord byzyn van haren innig geliefden man
te zullen genieten, maakte Laura vrooiyk en
opgewekt.
Toen zy een paar uren na hare aankomst
de breede eikenhouten trap beklom, Dam zy
zich voor, zich nimmer weder door dat dwaze
gevoel van angst en bygeloof te laten bo-
heerschen.
Toen zy haar boudoir binnentrad, bleef zy
verbaasd staan.
„Maar, Lu," riep zy uit, „het is hier alles
veranderdhoe prachtig hebt ge het hier laten
inrichten I" En zy viel hem om den hals en
kuste hem uit dankbaarheid.
„Toen wy verleden hier waren, beste,"
antwoordde Von Sehnwitz, „vond ik dat het
hier zeer somber was, en tevens scheen my
het schilderwerk smakeloos en bont toe. Ik
wilde je verrassen met eene geheel andere
meubileering; Is het zoo naar den zin van
myn klein vrouwtje? Dit grys met licht-blauw
en verguld is juist geschikt voor eene blondine
als gy."
Laura's blik was hot antwoord op die vraag.
„En nu zullen wy elkander goeden nacht
wenschen," zeide hy, toen hy Laura's aan
het boudoir grenzende slaapkamer betreden
bad. Wanneer gy soms iets noodig mocht
hebben, dan hebt ge maar even te roepen en
ik ben by u. Wel te rusten, lieveling!"
Toen hy vertrokken was, lichtte Laura de
zware gordynen, die voor de vensiers hingen,
op, en staarde Daar builen. Het was onmo
gelijk om in de duisternis iets te kunnen
onderscheiden; maar, terwyi zy haar hoofd
tegen de in lood gevatte ruitjes drukte, brak
de maan door de wolken en verlichtte den
omtrek van het slot. Haar oog zocht de
torens, waarvan er vier in getal waren, maar
slechts twee daarvan kon zy van uit bare
kamer zieu. Hoe donker lag het park daar
op den achtergrond 1 Zy vernam geen enkel
geluid dau het geloei van den wind, die de
ijzeren windwyzers op hunne spyLn deed
draaien en daardoor oen onaangenaam, piepend
geluid maakten. Daar Laura zich eerst geene
rekenschap van de oorzaak van dat geknars
kon geven, klopte haar het hart onrustig;
zy lachte echter later om hare vrees, liet
bare kamenier komen, ontkleedde zich en
begaf zich te bed.
Hoewel zy zich diets wilde maken, dat zy
zeer rustig en kalm was, kon zy toch niet
ontkennen dat haar hart hoorbaar klopte. Zy
had een gevoel alsof haar iets op de keel zat
en toch wilde zy niet roepen
Ludwig had immers zoo dikwijls gezegd,
dat by geene vrouwen kon uitstaan, die aan
geestverschUningen of spoken geloofden; neen,
liever alles doorgestaan, dan zich zoo kinder
achtig aan te stellen 1
(Wordt rxtrvolqd.)