MENGELWERK.
Dat jonge hoot heeft natuurlek veel voedeel
noodig, maar als 't in 't volgende vooijaar nu
toch weg moet, waarom het dan van 't zomer
maar niet te doen; dat komt immers het
vruchthout ten goede. Laat zooveel stammetjes
staan als voor eene volgende teelt noodig is.
De aardbeien mogen we ook niet uit het oog
verliezen. Zyn zy opgevroren, dan ze goed vast
aandrukken, want dan hervatten ze den groei
gauwer. De grond moet nu al goed van onkruid
gezuiverd en terdege bemest worden.
Ook vloeibare mest? Een uitstekend ding,
maar niet onmiddellijk aan de planter omheen
op een dM. afstands of anders bepaald met
water nagieten.
De Helderache en Nieuwedieper Courant is
tot een dagblad verheven. Het blad zal er
den naam van Dagblad voor Hollands noorder
kwartier by aannemen.
ROOD LICHT.
NAAB
A. Klauszmana*
Sinds twee jaren was ik geëxamineerd
stoker en reed te zamon met den machinist
Hausler op den sneltrein Berlin Weenen,
het eind tot Falkenburg.
De trein, dien wy roden, vorlaat om hal/zes
des namiddags het Anhalter-station. Op zekeron
dag was Ik reeds om drie uren in de machine-
loods, om te zien of onze locomotief vuur
had en geheel ln orde was. Volgens zyne
instructie moet de machinist een uur vóór
vertrek van den trein in de loods zyn,
en Hausler was er gewoonlijk zeer op tijd.
Nu werd het reeds kwartier voor vijven en
nog liet hy zich niet zien. Ik onderzocht den
zandstrooier, de beide stoompompen, die uit
den tender het water in den ketel voeren, en
zag gedurig naar het vuur, dat bijzonder goed
in orde moest zijn, als wU den rit, die 91
minuten achtereen aanhield, in den bepaalden
tjjd zouden afleggen. De volle snelheid konden
wt) eerst aannemen, wanneer wij het station
en Gross-Lichterfelde achter den rug hadden.
Daarna hadden wij nog byna honderd kilo
meters in eenen door af te leggen en slechts
by de grootere stations, die wy passeerden,
moest de snelheid iets gematigd worden.
Het werd vt)f uren en nog was Hausler er
niet. Ik moest veronderstellen dat ht) ziek
was of een ongeluk had gekregen en daoht
er reeds over den chef van de locomotieven-
loods er kennis van te geven, toen ik Hausler
haastig zag aankomen. Hij groette mfl vluchtig
en vroeg alleen: „Is alles in orde?" steeg
daarna op de locomotief en onderzocht zelf
alle kleppen. Terwijl hij anders zeer zorg
vuldig was bij dit hoogst gewichtig onder
soek, deed hy het ditmaal haastig en onop
lettend. Hy hield ook te midden van zyn werk
op en zotte zich op het kastje voor de werk
tuigen neder, dat op den tender is aangebracht.
Wel vijf minuten lang keek hy strak voor
zich heen, lachte daarop eensklaps en vroeg
my: „Is alles in orde, Max?"
„Jawel, meester," antwoordde ik, „het
wordt tyd, dat wij uit de loods rijden, wyi
wfl nog een paar locomotieven, die vóór ons
staan, moeten uitzetten, om de rails voor het
station vry te krijgen„Ja, ja," ant
woordde Hausler haastig, stond op en ging,
naar het my toescheen ietwat onzeker loopend,
op de plaats voor den machinist. Als ik niet
geweten had, dat Hausler buitengewoon
matig was, dan had lk kunnen denken, dat
hy te veel had gedronken: zulks was echter
van hem in het minst niet te verwachten.
Wy reden zeer langzaam de loods uit, ran
geerden zoo voorzichtig mogeiyk tusschen de
locomotieven door en stonden, zooals het
voorschrift was, tien minuten voor het vertrek
van den trein buiten het station. Wy hadden
goede stoomspanning en alle kleppen bliezen
den overvloedigen stoom uit.
„Hoe maakt het uwe vrouw?" vroeg ik,
om Hausler uit zflne gevoelloosheid te wekken.
„Myne vrouw?" vroeg Hausler verschrikt,
„die gaat het goed heel goed, zy weet
nog van niets."
„Is u iets onaangenaams overkomen,
meester?"
„Onaangenaams, my Niet, dat ik weet
zei ik zoo iets? Het was maar een praatje
van my en myne vrouw mag er niets van
weten."
Twee groote tranen rolden plotseling over
zflne wangen en hy wendde zich haastig af,
om voor my zyn snikken te verbergen. Ik
schrikte van zyne houding, maar na eenige
oogenblikken wendde hy zich weer tot my,
en bemerkte ik, dat ten minste uiteriyk zyne
kalmte was teruggekeerd, al keek hy ook
nog zeer somber.
„Zyt gy niet wel?' vroeg ik.
„Neen", antwoordde hy gejaagd, „ik voel
my wel, zeer wel zelfs."
De drie slagen op de porronklok kondigden
het vertrek aan. Het fluitje van den hoofd
conducteur beval ons vooruit te stoomen.
Hausler ontwaakte uit zyue verstomping, deed
het fluitje van oppassen booron en zette daarop,
even handig als altyd, den trein in beweging.
Zonder eenig ongeval reden wy onze 91 mi
nuten af. Hot was precies 7 u. 1 m., toen
wy in Herzberg stilhielden; juist om 7 u.
11 m. kwamen wy in Falkenburg aan. Wy
werden afgekoppeld en reden op een zyspoor;
vier minuten later joeg de trein verder. Toen
reden wy met onzo locomotief eerst naar de
waterkraan en vuldon voor de terugreis den
tender; daarop namen wy kolen op en reden
op de dn.rscbyf, om de locomotief voor de
terugreis te doen wenden. Daarna zetten wy
de machine op een zyspoor vast, en nadat
Hausler al zyne plichten als machinist ver
vuld had, ging hy naar de wachtkamer der
beambten om uit te rusten. Ik moest op de
machine blyven, doch kon my voor een tyd-
lang door een der poetsers laten aflossen,
ten einde ook wat rust te nemen. Het vuur
werd zooveel onderhouden, dat bet niet uit
ging en dat het een half uur voor de afreis
tot zyne volle kracht kon worden gebracht.
Er van door gaan kon do machine niet, want
zy stond op een dood spoor, en de stoom
spanning nam spoedig zoozeer af, dat lk haar
gerust aan de zorg van een poetser kon over
laten. Ongeveer een uur na onze aankomst
ging ook ik naar de wachtkamer, waar Haus
ler was.
In Falkenburg Is die kamer voorzien van
de noodige tafels, stoelen en eenige canapé's,
om op te slapen. Er is ook eene kleine biblio
theek van technische boeken tot ondorrlcht,
en Hausler maakte daar vroeger altyd ge
bruik van, om zyne kennis van den bouw
van locomotieven en wat dies meer zy te ver
meerderen.
Nu vond ik hem schryvende. Buiten ons
waren er nog twee machinisten, die lagen
te slapen. Hausler schreef met eene haast, die
by hem ongewoon was. Hy knikte my toe,
toen ik binnentrad, en schreef daarop verder.
Ik meende op te merken, dat de brief,
dien Hausler schreef, en die minstens reeds
drio zydje8 lang was, over groote geldsommen
handelde; ook viel my meermalen de naam
Rothschild op.
Ik vroeg Hausler, of hy niet eenige ver
kwikking wilde nemen. Buiten was een poet
ser bezig, die ons uit de rostauratie eten en
drinken kon halen. Hausler was nooit ver
kwistend, maar hy dronk toch gewooniyk
een glas bier en at iets, wyi hy eerst des
avonds om elf uren thuiskwam. Nu echter
bedankte hy en zeide: „Ik heb geen geld.
Ik moet verhongeren en kan geen eten meer
krygen. Het is alles weg, de heele boel
is weg."
Zyne woorden verbaasden my. Hy schertste
niet en zag er in het minst niet uit, om te
willen schertsen. Sprak hy echter in ernst,
dan moest ik voor zyn verstand vreezen, en
de onrust, die ik reeds vroeger had, werd er
te grooter door. Ik kon slechts zoolang in
de wachtkamer blyven, als ik tyd had om
wat te eten en een glas bier te drinkendan
moest ik weer naar de machine, om het vuur
op te stoken en voor stoom te zorgen. Ik
wierp de noodige kolen in den haard, spreidde
het vuur uiteen, zoodat het levendJg brandde,
en had spoedig weer stoom op. Toen het tyd
werd om op het spoor te ryden, waar wy
ons voor den Weener sneltrein moesten plaat
sen, zond ik den poetser naar Hausler, wyi
deze tegen zyne gewoonte niet vanzelf kwam.
Hy onderzocht ook niet, zooals gebruikeiyk
is, de pompen en kleppen, maar scheen zich
dien dag geheel op my te verlaten.
Prompt tegen negen uren liep de trein in
Falkenburg binnen en worden de machines
schieiyk verwisseld. Ook deze trein was zeer
sterk bezet en had over de vyftig assen.
Tot Herzburg reden wy normaal in twaalf
minuten. Dan hadden wy tot Jüterborg vyf
en dertig minuten, en onderwyi bemerkte ik,
dat Hausler hoe langer hoe meer opgewonden
werd. Hy sprak in zichzelven, stiet toornige
woorden uit, die dikwyis als een vloek klonken,
gesticuleerde heftig en scheen geheel te ver
gaten waar wy waren.
Voorby de drie kusschenstations tot Jüter
borg reden wfl met eene beangstigende snel
heid, zonder de gewone matiging. Ik waagde
het niet Hausler op zyne onachtzaamheid op
merkzaam te maken, wyl hy op dat punt
altyd wat kitteloorig was. Toen ik echter
vóór het station Jüterborg de telegraaf op
„langzaam ryden" zag staan, en Hausler zich
niet in het minst om dat signaal scheen te
bekommeren, trad ik hem opzy en draaide
de stoomkraan ietwat dicht, omdat wy anders
in geen geval den trein by het perron tot
staan zouden kunnen brengen. Hausler deed
daarop uit zichzelven het noodige en hield be-
hooriyk voor het perron stil.
Om 9 u. 62 m. reden wy van Jüterborg af
en hielden 14 minuten later in Luckenwalde
stil. Hausler was, in tegenstelling van vroeger,
zeer bedaard geworden, maar zag er hoe
langer hoe somberder uit, en toen ik kort
voor het station weer naar de stoomkraan
wilde grypen, daar ik moende dat Hausler
andermaal vergat de snelheid van den trein
te matigen, kreeg ik van hem een zeer on-
zachten stoot en riep hy my byna gillend toe:
„Biyf af dat is mfln werk!"
Het oponthoud in Luckenwalde van eene
minuut bezigde ik, om nieuwe kolen op te
doendaarop joegen wy weer vooruit. Onge
veer vyftig kilometer, dus byna onzen halven
weg, hadden wy thans tot Beriyn in eenen
af te leggen. Hausler stond op zyne gewone
plaats. Eensklaps vatte hy my by den arm
en zeide:
„Hebt gy hem gezien?"
„"Wie?" vroeg ik verwonderd.
„Hy keek reeds in Falkenburg uit den coupé,"
zei Hausler. „Hy komt van Weenen, en thans
heb ik hem."
„Wien bedoelt gy toch? vroeg ik, natuuriyk
verontrust.
„Rothschild," zei Hausler. „Hy komt van
Weenen om het geld af te halen, dat hy my
ontstolen heeft. En nu wil hy my ook nog
halen. Maar nu heb ik hem. Gooi kolen op,
wy hebben stoom noodig."
Ik opende de deur van den haard en zag,
dat er vuur genoeg was.
„Het behoeft nog niet, meester," ant
woordde ik.
Woedend vatte Hausler den ketting, waarmee
men de zich vanzelf sluitende dour van den
vuurhaard opent, en zeide daarop toornig:
„Werp kolen op, ik heb stoom noodig. Ik
rtyd Beriyn voorby, regelrecht de zee in. Daar
verzuip ik dien Rothschild, en laat hy dan
nog eens myn geld stelen. Wilt gy opstoken
of niet?"
Op hetzelfde oogenblik greep Hausler een
zwaren, dubbelen schroevendraaier, die naast
hem hing, en hief dien omhoog, als wilde hy
my neervellen. Ik wierp kolen op, tot Hausler
my toeriep:
„Voorloopig genoeg! Maar pas op het vuur.
Ik heb zestig atmosferen spanning noodig.
Wy ryden nog drie uren in eenen door."
Het zal iedereen wel angstig te moede
worden, als hy zich alleen ziet met een man,
die eensklaps sporen van waanzin toont. Erger
en moeiiyker wordt het geval, wanneer men
zich alleen met een waanzinnige op de loco
motief van een sneltrein bevindt, die met
eene snelheid van negentig kilometer in het
uur voortjaagt. Ik wil voorop zetten, dat ik
geen oogenblik aan myn eigen leven dacht,
maar met siddering aan de ongeveer driehon
derd reizigers achter ons in den trein, die
geen vermoeden hadden van het gevaar,
waarin zy verkeerden. De machinist, zonder
twyfel waanzinnig, zooals het scheen voor een
aanval van woede staande, en bereid om den
trein ln geen geval aan het eindstation Beriyn
tot stilstaan te brengen, maar met hem door
te jagen, dat wil zeggen, eene catastrophe te
veroorzaken, waarby waarschyniyk de holft
der reizigers den dood zou vinden 111 Wat
zou het helpen, als ik beproefde in het be
slissend oogenblik Hausler weg te dringen en
de locomotief tot staan te brengen? Hy zou
my neerslaan, zoodra ik de hand slechts naar
hem uitstrekte; ik zag het aan zyne van
toom gloeiende oogen, waarmee hy my wan
trouwend gadesloeg. En al schreeuwde en
gesticuleerde ik ook nog zoo hard, om aan
de stations, die wy langs vlogen, de beambten
opmerkzaam te maken, zoo hielp zulks niet,
want slechts één man kon den trein tot staan
brengen, en dat was Hausler, de waanzinnige
machinist. Eerst was ik als verlamd, maar
daarna zei ik tot myzelven, dat het laf zou zyn
alles verloren te geven.
Ik had Hausler gaarne toegesproken, maar
wist niet, wat ik zeggen zou. Door tegen
spraak mocht ik hem niet prikkelen, en tot
een onverschillig praatje voelde ik my niet
in staat. Toch moest ik iets doen, om zyno
opmerkzaamheid van my af te wenden. Hy
keek voortdurend naar my met het wantrou
wen, allen waanzinnigen eigen, en beval mij
van tyd tot tyd kortaf kolen op te werpen.
Den yzeren schroevendraaier hield hy vast in
de hand en eiken keer, dat hy my bevel gaf
het vuur op te stoken, hief hy dien dreigend
omhoog. Ik moest trachten hem te kalmee
ren en zyne opmerkzaamheid af te leiden, wyi
er my alles aan gelegen lag, een anderen
grooten schroevendraaier, die in een kastje
achter my lag, meester te worden. Er was
geene andere mogeiykheid om don trein en
de passagiers te redden, dan om in het be
slissende oogenblik Hausler neer te vellen
Het zou my hard vallen, do Hemel weet het, een
man, dien ik kende en hoogschatte, als een
wild beest ter neer te slaan. Maar waar het
de redding van honderden menschen gold,
mocht ik niet aarzeloner was geen andere
uitweg. Aan myne eigen verantwoordoiykheid
voor wat een moord zon schynen, dacht ik niet.
Ludwigsfelde waren wy voorby. Wy hadden
nog ongeveer vier en twintig kilometer af te
leggen en misschien nog twintig minuten tyd.
Ik zal nooit vergeten, dat in weerwil van
den vreeselyken toestand de zaak my be-
lachelyk voorkwam, toen ik my eindelyk
inspande om tegen Hausler te zeggen:
„Het is van avond koeler dan anders."
Hy zag my wantrouwend aan en zweeg.
„Uwe vrouw wacht u zeker op bet perron,"
vervolgde ik daarop zoo kalm mogelyk.
„Dat hindert niet," zei Hausler, „ik ryd
toch door. Ik ryd in eenen door tot aan de
Oostzee en houd niet meer op."
„Zal uwe vrouw dan niet verwonderd
opzien?" vroeg ik zoo onbevangen mogelyk.
„Zeker," zei Hausler lachend, „stellig zal
zy zich verwonderen. Maar als zy Rothschild
in den trein ziet, zal zy het wel begrypen;
zy weet dan, dat ik hem wil verzuipen.
Bovendien ryden wy dadeiyk weer terug en
behoeft zy maar een half uur te wachten."
Wy joegen Gross-Beeren voorby, zonder
de snelheid ook maar iets te matigen. Wy
naderden Gross-Lichterfelde, waar zeer waar
schyniyk, by de groote vervroeging, die wy
hadden, een Berlyner locaaltrein op de raiis
kon staan. De trein was inmiddels gemeld
door de stations, die wy voorbystoomden,
en het signaal stond op „vry." In eene dichte
stofwolk gehuld, die door onze razende vaart
opstoof, joegen wy hst station voorby. De
machine maakte by de wissels letteriyk
sprongen.
Als een visioen vlogen wy voorby Lichter-
felde en joegen nu op het uitgestrekte Ber
lyner rangeerterrein aan, welks honderden
lichten wy in de verte zagen.
Ik keek naar rechts vooruit en meende my
niet te vergisstu, toen ik in de verte het
roode licht zag, dat onzen trein beval stil te
houden. Wy stonden voor de catastrophe en
in weinige oogenblikken zou niet alleen myn
lot, maai- ook dat van de honderden passa
giers achter ons worden beslist.
Duideiyk zag ik nu het roode licht vóór
onzen trein; het station was niet vry.
Ik voelde hoe van schrik en angst myne
haren te berge rezen; de zinnen schenen my
te begeven.
Met vreeseiyke snelheid naderden wy het
hatt-signaal. Ik pakte den arm van Hausler
en schreeuwde hem in het oor:
„Rood licht!"
Hy staarde my aan en riep:
„Rothschild? Waar?"
„Rood lioht vóór ons l" schreeuwde ik nog
maals zoo bard mogelyk.
„Rothschild vóór ons!" sprak Hausler my
na. Daarop stiet hy een gillenden kreet uit
en sprong op de galery, die langs den ketel
tot voor op de locomotief voert en van eene
leuning is voorzien. Hy vermoedde, in zyn
waanzin, dat zyn vyand daar vóór hem was,
en wilde hem te ïyve. Ik greep den grooten
schroevendraaier uit het kastje en sprong
daarna op de plaats van den machinist. Ik
mocht niet in eenen den stoom afsluiten,
want dan ware de trein als eene harmonica
ineengeschoven. Langzaam draaide ik de
kraan dichter en dichter en bemerkte alras,
dat de trein minder vaart liep. Daarop opende
ik de afsluiting voor de vacuumrem en hoorde
spoedig daarop het schrynen en knarsen der
remmennu sloot ik den 6toom geheel
af.... de trein stond stil, onmiddeliyk by
het holt signaal.
Wederom hoorde ik den gillenden kreet van
Hausler, die voorop de locomotief ineenge
doken zat. Ik zag hoe hy zich oprichtte en
van do locomotief sprong. Een oogenblik ble6f
hy als verdoofd liggen, daarop rende hy gillend
tusschen de rails voort
Geen mensch in den trein had vermoed
in welk een gevaar wy verkeerd hadden
Van uit het station kwam de Leipziger
sneltrein ons tegemoet ryden met dezen,
die als altyd des avonds vol passagiers was,
hadden wy in volle vaart voor het station
in botsing moeten komen.
Onze trein kreeg het signaal om verder te
ryden, langzaam reed ik naar binnen. Wy
waren tien minuten te vroeg. De inspecteur
yide dadelyk met den hoofdconducteur naar
voren, om te vernemen hoe zulks kwam; zy
waren verbaasd, my alleen te zien, en het
in de laatste minuten doorleefde had my
zoozeer aangetast, dat ik slechts met moeite
eenige opheldering kon geven. De vrouw van
Hausler was natuuriyk ontsteld, toen zy haren
man niet zagik kon haar de treurige mede-
deeling niet besparen, dat hy krankzinnig
was geworden.
Ik was zelf zoo overspannen, dat ik op
raad van den geneesheer van het station
meerdere dagen verlof kreeg.
Toen ik na eenigen tyd my weer als hersteld
aanmeldde, vernam ik, dat men nog dien
zelfden nacht Hausler, in een aanval van
razerny, op het terrein had gevonden en naar
een krankzinnigengesticht had gebracht. Aan
leiding tot zyn waanzin was het verlies van
al zyne spaarpenningen. Hy had ze aan een
kleinen bankier toevertrouwd, en deze was,
met al wat hem van verschillende zyden in
bewaring was gegeven, er van door gegaan.
BUITENLAND.
Frankrjjk.
De gemeenteraad te Pons, departement
Beneden-Charente, heeft aan den heer Combes,
onder-voorzitter van den Senaat, een feestmaal
aangeboden. Deze heeft by die gelegenheid
gesproken over de gevaren van anarchisme
en socialisme. Eerstgenoemd gevaar, sprak
hy, zal men door radicale maatregolen kun
nen tegengaan, maar het socialistisch gevaar
is van bedenkelyker aard, daar het zich open
baart onder allerlei vormen. Het weet eene
onervaren Kamer te misleiden en voor zich
te winnen, door hare denkbeelden van onbe
perkte vryheid te doen aannemen, onder
anderen van eene vryheid van drukpers,
zooals in 1881 is toegestaan, toen wy het
anarchisme nog niet kenden en nog slechts
onvolledig bekend waren met de gevaren van
het socialisme. Maar, voegde hy er by, wy
zullen die leer den weg afsnyden. Verder
sprekende van den buitenlandschen toestand,
was de heer Combes geheel gerust. De voort
uitgang der wetenschap, sprak hy, maakt
den oorlog zoo goed als onmogelyk. Hy wees
onder anderen op de geduchte macht der
gepantserde schepen. Zy, die beslissen over
oorlog en vrede, moeten doordrongen zyn
van de gedachte, dat de oorlog aan beide
kanttn een verdelgingsoorlog zal zyn. En
bovendien, de volken, die achter de regeering
staan, verafschuwen tegenwoordig den oorlog,
dien zoo bloedigen stryd, die roem verschaft
aan slechts weinigen en smart en ellende aan
alle anderen.
De Nationale Raad der Arbeidersparty
heeft ter gelegenheid van 1 Mei een manifest
uitgevaardigd aan de werklieden. Er wordt
in geprotesteerd tegen de anarchistische aan
slagen, doch van groote verzoeningsgezindheid
geeft het manifest weinig blyk. „Bondgenoo-
ten in Europa," zoo leest men in dat fraaie
stuk, „de Republiek schaamt zich niet, die te
gaan zoeken by de grenzen der Aziatische
barbaarschheid. Rusland, de zakken gevuld
met onze millioenen, werpt zich nu in de
armen van Duitschland. Wat den binnenland-
schen toestand van Frankryk betreft, aan
anderen geeft het de sleutels daarvan in
handen."
Het Panama-kanaal zal worden voltooid,
iodien er nog menschen worden gevoDden,
die er geld voor over hebben.
Zoo is eergisteren in eene vergadering van
houders van 18,000 Panama-obligatiën te Parys
besloten, maar het is niet aan te nemen, dat
er iets van zal komen.
Voorloopig zou slechts 60 millioen fr. wor
den byeengebracht, ofschoon de kosten van
de voltooiing van het kanaal door deskun
digen op 700 tot 900 millioen worden
schat. De gedeelteiyk voltooide werken zyn
grootendeels vervallen, de kostbare machine»
onbruikbaar geworden, zoodat minsteDs 60
millioen noodig zou zyn om alles in den toe-,
stand te herstellen, als op den dag, toen he$j
werk werd gestaakt.
Groot-Britannió,
Uit eene interpellatie in het Lagerhuis oveï
het vergaan met man en muis van het schijf
„Port Yarrock" is gebleken dat dit vaartuig'
met ontoereikende bemanning in zee stak en
dat daaraan voor een goed deel het verlies
van het schip en van 21 menschenlevens moet,
worden toegeschreven. De minister Mundell»
moest de verklaring afleggen, dat onder d®
tegenwoordige wetsbepalingen op de koop-
vaardy aan ongenoegzaam bemande vaartuigen,
het uitzeilen niet kon worden belet. Middelen
worden echter beraamd om in deze leemte
te voorzien. De regeering zal eene commissie
benoemen van reeders, experts van den Board
of Trade en parlementsleden, om haar in deze
van advies te dienen.
N oorwegen,
In eene vergadering van verschillende ver-
eenigingen, die by de linkerzyde aangesloten
zyn, heeft het bestuur der party een voorstel
gedaan, waarby aangedrongen wordt op de
uitvoering der besluiten van het Storthing
betreffende het consulaten-wezen, op een
afzonderiyk Noorsch ministerie van buiten-
landsche zaken en op algemeen kiesrecht. De
beraadslaging hierover is tot eene latere zitting
uitgesteld.
De flnantiöele commissie uit het Storthing
heeft zich vereenigd met het voorstel der
regeering tot het uitschryven eener nieuwe
leening, maar heeft het bedrag verhoogd tot"
38,000,000 kronen, opdat nog 3,000,000 kronen
meer ter beschikking zouden komen voor den
aanleg van spoorwegen.
Yereenigde Staten.
Wat betreft de behandeling van de tarief-
wet in den Senaat, zyn de republikeinsche
bladen niet byzonder ingenomen met de
rede, welke de senator Voorhees tot aanbe
veling der wet heeft gehouden, vooral omdat
de heer Voorhees zich tevens voor de aan
neming der inkomsten-belasting verklaarde.
De „New-York Herald" voorspelt eene neder
laag der democraten by de November-ver-
kiezingen, indien de Senaat het tarief ontwerp
goedkeurt, maar de democraten maken zich
niet byzonder ongerust over deze bedreigingen.
Men verwacht dat toch de tariefwet ook door
den Senaat zal worden aangenomen.
De twist over de Mosquito-kust is nog
niet bygelegd. De regeering der republiek
Nicaragua acht zich verkort in hare rechten
door het optreden der Engelsche en Noord-
Amerikaansche regeeringen en heeft daarom
geweigerd verder de besluiten der consuls
dezer beide Staten te bekrachtigen. Ernstige
geschillen zyn echter over dezen twist niet
te verwachten, daar de Engelsche en Ame-
rikaansche regeeringen het over de regeling
van den toestand te Bluefield reeds eens zyn
geworden.
In Zuid-Garolina biyft de gouverneur
Tillman zyn voornemen tot instandhouding
der liquor-lawwolke tot zoo ernstige onger
regeldheden aanleiding heeft gegeven, hand
haven. De gouverneur heeft nu eene procla
matie .uitgevaardigd, waarby hy de hulp
der politie in alle plaatsen van den Staat
inroept, ten einde het verzet der bevolking
tegen zyne wet te bedwingen.
In het Huis van Afgevaardigdon zal weldra
de regeering worden geïnterpelleerd over
deze quaestie en zal de vraag te berde worden
gebracht, of de gouverneur wel het recht
heeft den telegraafdienst te belemmeren.
De beslissing zal waarschyniyk niet gunstig
wezen voor den gouverneur, die door de
New York Herald „dictator Tillman" wordt
genoemd. Dat de openbare orde in Zuid-
Carolina moet woraen hersteld, daarover zyn
alle bladen het eens, maar daaruit blykt nog
niet, dat de liquor-law zal worden gehandhaafd.
Peru.
In Peru scheen gisteren een nieuwe burger
oorlog onafwendbaar, toen gemeld werd dat
generaal Caceres tegen den wil der bevolking
en van het Congres, maar steunende op het
leger, zich tot dictator had opgeworpen; maar
later werd dat bericht weer tegengesproken.
De eerste vice-president dr. Del Solar, die
volgens de grondwet den overleden president
Bermudez moest opvolgen, weigerde met
generaal Caceres mede te werken. De tweede
vice-president, kolonel Borgono, eveneens een
van de leiders der militaire party, zou toen het
bewind hebben aanvaard overeenkomstig de
wenschen van den dictator in spe.
Tot dusver is de orde te Lima nog niet
gestoord.
INGEZONDEN.
Mynheer de Redacteur/
Sedert 23 maanden woon ik te Oegstgoest
en hoewel ik voldoende belasting betaal om
kiezer te zyn, zag ik er nog nooit een stem
biljet.
Kiest men daar soms nog volgens de lysten
van 1892?
Ik vermoed van ja, want een myner collega's,
die in 't zelfde geval, doch te Zoeterwoude
verkeert, heeft er evenmin ooit een stembiljet
gezien, en toch meent ook hy kiezer te zyn.
Ik had my kunnen overtuigen door naar de
kom van myn „dorp" te gaan, maar eilieve,
wie doet dat als hy alleen des Zondags
vrl1 is? Een kiezer.