10452a Maandag TO Maart. A°. 1894. <§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT, Peuilloton. liet klokje van Inuistiir. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER AU VERTENTIËN: Yan 1 6 regels f 1.05. Iedero rogel moer f 0.17 j. Grootero letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Taks houding, het votum der Kamer, de crisis, de Kiesrecht-beweging, het amendement- Do Meyier, de beslissing, de ontknooping, enz., enz., allemaal vlaggen voor artikelen, betrekking hebbende op de Kieswet en wat met haar in verband staat, komen ons wel dagelijks onder de oogen en is „pers- nieuws" bjj uitnemendheid, maar nu eenmaal eeno afzonderlijke rubriek in ons blad do Kieswat-quaesties kereversch aanbiedt, zullen wij in ons Overzicht daarover het zwijgen maar bewaren en de „Crisis" niet verschuiven, ooi wanorde en dwaling in ons blad te voor komen. Voor allen, die iets met boter uitstaande hebben en wie hebben dat niet? het volgende over de tegenwoordig zoo druk be sproken botorknoeierljenl In het Maandblad tegen Vervalschingen schrijft dr. Van Hamel Roos daaromtrent: „Dezer dagen hield do „Vereeniging tegen knoeierijen in den boterhandel" eene ver gadering te Amsterdam, en er werd o. a. be sloten aan den minister van waterstaat, handel en nijverheid de aanstelling te vragen van twee inspecteurs, ten einde de Boterwet strenger te kunnen toepassen. "Wij achten de aanstelling der twee in specteurs zeer goed, indien z(j als hoof d- inspecteurs werkzaam zouden kunnen zijn en onder zich een flinkon staf van deskundige inspecteurs zouden bezitten. Het aantal dezer laatsten zoude geregeld kunnen worden over eenkomstig de bevolking der verschillende provinciën. Het bovengenoemde voorstel als zoodanig, dus zonder de door ons bedoelde uitbreiding, achten wy geheel nutteloos. Men kan even goed probeeron de Zuiderzee met emmers te gaan leegmaken, als het legio botervervalschers in ons land met twee personen, zy het dan ook nog zulko bekwame deskundigen, te gaan bostryden. Onze rechtspleging, zooals in het Algemeen Handelsblad naar aanleiding van een onder houd met dr. Saltet zeer te recht opgemerkt werd, is zoo omslachtig en langzaam, dat de handhaving der Boterwet byna onmogeiyk gemaakt wordt Wy gelooven met dr. S., dat kort recht en flinke openbaarmaking van de namen der knoeiers de meest krachtige uit werking zal hebben. Zeer wenscheiyk zoude het zyn, indien de .Staat het voorbeeld van België in deze aan gelegenheid zou kunnen volgen en in ver schillende plaatsen zoogenaamde „Chimistes agrées par 1' Etat" zou kuDnen aanstellen, die dezelfde bevoegdheid zouden verkregen als de proefstations nu bezitten. In kleinere plaatsen, waar geene speciale laboratoria be staan, zou de apotheker daartoe de aange wezen persoon zyu. Indien aldus het aantal inspecteurs, waar van wy hierboven gewaagden, gevonden zou kunnen worden, zou dit zonder te groote kosten voor den Staat kunnen geschieden en een heilzame schrik verspreid worden zonder de bende knoeiers, die nu, blykens onze schier dagelyksche ervaring, den eerlyken boter handel nagenoeg onmogeiyk maken. Het is waariyk meer dan tyd, dat het publiek niet langer bedrogen worde by den aankoop van een zoo belangryk levensmiddel als boter." Wie weten wil hoe de socialisten elkaar behandelen en De Amsterdammer ge looft, kan daarop van dit blad antwoord krijgen. Het spreekt aldusDe zoogenaamde parlementaire en anti-parlementaire socialisten onder leiding respectieveiyk van de heoren Van Koi en Domela Nieuwenhuis, zitten elkander oog by voortduring geducht in het haar. Zoo verwoet onlangs de heer Yan Kol zeer parlementair aan den heer D. N. dat hy „toevallig altyd afwezig was waar slagen vielen", en nu komt de heer D. N. in De Arbeider op niet parlementaire wyze daar tegen in verzet door den heer Yan Kol een lasteraar to noemen en eene opsomming te geven van al hetgeen hy al zoo heeft onder vonden. Daarby wordt den heer Van Kol ver weten, dat, terwyi hy „in Indië bezig was geld op te stapelen en den moed miste om ooit een woord te kikken over de mishande lingen, den Javaan aangedaan", de heer D. N. reeds het land afreisde en zich blootstelde aan allerlei vyandeiyke manifestatiön en aan het lidmaatschap der Kamer, waar men hem moreel trachtte te vernietigen. Op do beschuldiging van Van Kol, dat D. N. te Rotterdam eens vermomd de vlucht nam, toen er gevaar dreigde, antwoordt deze dat er geen gevaar, maar levensgevaar bestond en dat hy niet vermomd was, doch alleen maar eone pet op had en overigens door het volk niet werd herkend, omdat hem in do gevangenis baard en haar waren afgeschoren. In 't kort de heer Domela Nieuwenhuis deinsde nooit voor iets terug zoo verklaart hy zelf, en daarom vindt hy het cono „laag heid" van Vau Kol hom voor een lafaard uit te maken. De heer D. N. heeft „reeds veel van Van Kol ondervonden", maar zóó iets had hy toch niet van hem verwacht. „Wat vallen de menschen toch by nadere kennis making tegen 1" zucht aan 't slot do anti- parlementaire leider. In het Orgaan van den Nederlandschen Slagershond wy noemen die blad heden voor het eerst in ons Overzicht maakt een inzender op het volgende opmerkzaam: By de onlangs te Breda gehouden aan bestedingen van spek voor het garni zoen on voor de gevangenen heeft her byzonder de aandacht getrokken, dat de inschrijvingen voor het garnizoen slechts ƒ0.584 per KG. bedroegen, terwyi die voor de gevangenen 0.75 per KG. beliepen. Ten duidelijkste bleek hieruit, dat Z. E. de minister van juatltio veel lioogero eischen voor dequaliteit by de levering stelde dan dit door den minister van oorlog werd gedaan. Wat nu is de quae3tie? Vóór 1 Januari 1893 was het ook by de aanbestedingen, vanwege het departement van oorlog, ten strengste verboden, Amerikaansch spek dat veel minder in qualiteit is dan het Hollandsche te leveren. Toch kon hier mede zeer veel gefraudeerd worden, daar do militaire autoriteiten byna nimmer zoo juist als deskundigen konden optreden, dat zy het verschil tueschon beide qualiteiten wisten te constateeren. In 1891 werd toen de „Nederlandscbe .Slagershond" opgericht, waarvan de leien met het wettig door den Bond gedeponeerde handelsmerk het inlandsche spek stempelden, en van af dat oogenblik was voor de Regee ring de zekerheid te verkrygen, dat het ge stempelde Hollandsche waar was, en in het vervolg dus by de aanbestedingen fraude voorkomen kon worden. Het lag natuuriyk direct op den weg van den „Nederlandschen Slagershond", zich tot de verschillende minis tère te wenden met het verzoek, om nu voortaan, by de to houden aanbestedingen, het hebben van het merk verplichtend te.stellon. Koloniën voldeed hieraanMarine wees kort weg af, maar Z. E. de minister van oorlog wees niet alleen af, maar veranderde van dat oogen blik ook do voorwaarden van aanbesteding en concludeerde, dat thans (van af 1 Jan. 1893) ook Amerikaansch spek mag geleverd worden. Wat dus streng was verboden, voordat men eenige garantie had, dat het verbod kon worden nagekomen, werd toegestaan op het oogenbük, dat die garantie in den vorm van hot han delsmerk van den „N. S. B." bestond. Waar de gevangene zich dus kan voeden met echt degeiyk Hollandsch spek, blyft voor den Nederlandschen soldaat alleen het goed koopste Amerikaansche spek over. Het verwondert ons dan ook wel, dat do minister niet in eenige garnizoensplaatsen als proef gestempeld spek voorgeschreven of ten minste de voorkeur gegeven heeft. Ik geloof dan ook met alle bescheidenheid to mogen opmerken, dat de onbillijkheid van do in deze door Z. E. don minister van oorlog geno men beslissing ten zeerste in het oog springt. Tn ons vorig Overzicht namen we iets over het Leger des Heils op uit do Amster- damsche Praatjes" uit het Zondagsblad van Het Nieuwsblad voor Nederlandgeschreven naar aanleiding van generaal Booth's aanwezigheid te Amsterdam. Het Leger komt er daarin goed af. Ook thans zullen we een verkort oordeel over het Leger ver nemen en wel van den briefschryver („Jan De Wit") aan de Asser Courant. Uit diens langen jongsten brief lichten we alleen hetgeen volgen gaat. Wy hebben hier (Amsterdam) generaal Booth on zyn gevolg weer gehad. Ik kan nu eenmaal het Heilsleger niet uitstaan, al wyst men ook op het sporadisch goed, dat het doet. Zulk een avond, in den Parkschouwburg doorge bracht, stemt my tot walging. Die would-be- vroolykheid en opgewektheid, die lawaai makende ostentatie van een geloof, dat door niet eenig nadenken wordt gestuurd, dat tot kraDkzinnigwordens toe opgewekte gods dienstig zenuwleven der mannen, die jubel galmen der vrouwon en vooral der meisjes, mak6n me missak. Men wyst er my vaak op, dat de Heilssol daten reeds zoo menig dronkaard bekeerd, zoo menig meisje van hot pad der ondeugd hebben afgebracht, maar i6 daardoor de oorzaak, die tot dronkenschap en ondeugd voert, weg genomen? Wy zullen nu e9ns aannemen, dat onder al die bekeeriDgen in het geheel geene huichelary schuilt, maar zou het niet duizendmaal beter zyn, indien er eens een waarachtig Leger des Heils uittrok, dat zonder bangmakery voor eene hel, zonder do bombarie van uniformen, muziek en liederen, do hand uitstak naar de onder- komelingen der maatschappy, om ze te maken tot menschen on niets meer? Het gezond verstand van den werkman zegt nu al: „Geeft ons beter te eten en wy zullen vanzelf minder drinken, geeft arbeid en voedsel voor onze dochters en de holen der onzedo- lykheid zullen minder bevolkt worden." Men hakt den kop van den Minotauris, die meisjes eet en meisjes verslindt, door het zingen van een liedje op de wijs: „op den rand, op don kant, op het midden van de bank", niet af en men doodt koning Alcohol niet met het geroep „Kom lot Jezus 1" Al wordt het Heilsleger nog tienmaal sterker dan het nu is, aan de sociale toestanden zal het niets afdoen, maar het zal wellicht eenigen tot een beter zedelyk leven brengen, vele huichelaars vormen, maar vooral do krank zinnigengestichten bevolken. Hot gaat hiermede als met do Christen- geheel-onthouders, die, steunende op hot verbod van Habakuk, vervat in het 15de vers van het tweede hoofdstuk zyner profetieën, zelfs hot gebruiken van een glaasje Yan Vollenhoven's Stout „eene zonde tegen den Heer" noemen. Toch ziet zulk een man over het hoofd, dat Mozes voorschreef, dat de eerstelingen van het koren, van den wyn en van de olie aan de priesters moesten worden gegeven; do wyze, waarop de wyDgaard moest worden geplant on de druiven moesten worden gelezen, ontsnapte evenmin aan diens aandacht, terwyl Mozes in zyn laatste lied, toen hy de heerlijkheden beschreef, die de Heer den Israëlieten had gegeven, tegeiyk mot de boter der koeion, de melk van klein vee en het vet der lammeren, gewaagde van hot druivenbloed, den zuiveren wyn, dien men gedronken had. In de „Kroniek dor Weesinrichting" (te Neerbosch), voorkomende in Het Oosten, staat te lezen: „Woensdag 7 Maart had onze maandelyksche bestuursvergadering plaats. Van de tien leden waren acht tegenwoordig; twee waren afwezig wegens ziekte. Na de behandeling en afdoening van de agenda der loopende zaken, word de wyziging der statuten ter hand ge nomen en werd van gedachte gewisseld over de reorganisatie, door de commissie van onder zoek bedoeld in het door haar uitgebrachte verslag. Het zou voorbarig zyn, nu reeds melding te maken van den mhoud der gehouden algemeene beschouwingen. De opgenomen taak dient kalm on wèldoordacht ondu:. de oogen te worden gezien. De historische grond slag der Weesinrichting is by ons allen eene zaak van groot principieel belangdo Stichting heefc op dien grondslag byna 31 jaar bestaan. Menige samenkomst tot bespreking van dit belangryk onderwerp, ook met de leden der Vereeniging, zal nog moeten worden gehouden, eer wy kunnen gewagen van een eenigszins afgerond geheel. Wy meenen echter het bovenstaande nu reeds te moeten mededeelen, opdat de vrien den weten zouden dat het bewerken van wyzigingen in de statuten en het reglement ons bezighoudt, hetwelk ter jaarvergadering in 1892 reeds was besloten, maar wederom was ter zyde gesteld, totdat wy meer zouden zyn genaderd aan de expiratie der loopende rechtspersoonly kheid Het is goed, zegt De Tijd, dat de „taak kalm en wèldoordacht wordt onder de oogen gezien". Er zal ook nog menige vergadering moeten worden gehouden. Alles goed- well Maar de steeds biykende en hier weer «-mdciyk uitgesproken gehechtheid aan de histoiu van 31 jaren en de verzekering, dat men reeds sedert '92 aan de herziening van de statuten bezig is, geven niet veel hoop, dat er thans groote haast zal worden gemaakt met de toegezegde hervormingen. Indien de „reorgani satie, door de commissie van onderzo i be doeld," evenveel voortgang hoeft als d*. legle- ments herziening sedert 1892, dan, zoo vreozen wy, zal de commissie de vruchten van haren arbeid niet spoedig zien rypen. Men schryft aan De Amsterdammer Dat minister Piers on alles in het werk zou stellen om de zoozeer tegengevallen op brengst der vermogensbelasting grooter te doen worden, lag voor de hand. Do ontvangers der registratie hebben dan ook circulaires ontvangen, inhoudende voor schriften, om tot eene betere contröle up de aangiften te geraken. Zoo is o. a. nu bepaald, dat do ontvangers in het vervolg van alle verkrygiugon by erfenis of scheiding door personen, onder andere kantoren wonende, aan hunne ambtgenooton renvooi zullen moeten doen, ook zelfs al bedraagt die verkrygiog f 50 of f 100, (tot dusverre behoefden sommen beneden de ƒ2000 niet gerenvoyeerd te worden). Eveneens zullen de ontvangers aanteekoning moeten houden, wanneer by verkoop van on roerende goederen de opbrengst belangryk verschilt met het 20- of 15-voud der belast bare opbrengst. Bovendien is o. a. ten aanzien van bouw terreinen bepaald, dat de ontvangers van dezo terreinen, onder hun kantoor gelegen, een staat moeten aanleggen, en deze terreinen door een deskundige moeten doen waardeeren. Do cir culaires bevatten tevens meerdere voorschrif ten om zoo na mogeiyk de aangiften te kun nen controleeren. Of 't zal helpen? Slot.) Dat z(j zich dood ongelukkig gevoelde, was geen wonder; zy weende tot zy Diet meer sohreien konuitgeput knielde zy in een hoekje tusschen de latafel en het bed neer. Het dienstmeisje kwam eindeiyk om wasch- water te brengen; zy verroerde zich niet en daarom zag het meisje haar niet. Marie scheen bijzondere haast te hebben; zy hep zoo snel mogelyk weer naar beneden, waar het vrooiyk toeging. Het lachen en het geluid van al dio stemmen klonk door tot op hot dakkamertje on dat wel zooveel duidelyker dan vroeger. Eva keek verwonderd op. Ja, waariyk, Marie had de deur opengelaten Zy stond haastig op; slechts óóne gedachte bezielde haar: Naar huisl Naar moeder; dan bshoef ik toch Grace nog niet te verraden. Zy nam haren ouden regenmantel uit de kast en eene rose sjaal, die zy om het hoofd sloeg, alle andere kleedingstukken bevonden zich in die gehate „garderobe" nu sproDg zy onbemerkt de trap af en de voordeur uit, naar buiten. Zy had juist nog één mark in haar beursje. De Kerstboom zou haar nieuwen voorraad brengen! Wanneer of er wel een trein naar Waldkirchen ging, wist Eva in 't geheel niet. En of ze ook al alleen moest gaan, dat was zoo erg niet, want zy kende den weg. Het was vier uren gaans tot het ouderiyk huis, en vlug snelde zy over de verschgevallen sneeuw. Doctor Franke was zichtbaar ontstemd. Eerst had hy de verwyten van Friulein Poz heftig weerlegd; toen zy hem evenwel, om te overtuigen, Charleys brief liet zien, beet hy zich op de lippen en zweeg. Miss Prager vond het in het geheel niet goed, dat Fr&ulein Poz zooveel gezegd had; zy kon immers alles onder vier oogen behandeld hebben? Bovendien ergerde zy zich over de wyze, waarop doctor Franke de zaak behan delde; hy deed immers Diets anders dan zeggen: „Dat arme kindl Dat arme kind 1" terwyi Poz en Prager toch de beleedigden waren I „Ik ga morgen met de eersten trein van hier naar een vriend," zoide de doctor. Fi&u- lein Poz beproefde hem terug te houdeD, maar het hielp niet. Buiten gekomen, schudde hy het stof van z\jne kleederen, alsof hy zich van eene stof wolk wilde bevryden, die hem de wereld zoo donker en nevelachtig deed voorkomen. Hy wierp een vjjandeiyken blik op het instituut Klinger. „Verliefde lafaards," fluisterde hy.... „Hoe laat moet ik u roepen?" vroeg de hospita nog eens wat duidelyker, nadat zy reeds tweemaal tevergeefs deze vraag aan den doctor gericht had. „Roepen? Hó ja, dat is in het geheel niet noodig, vrouw Muller; ik ga in het ge heel Diet naar bed, daar ik werken moet." Waarom werkte by dan niet? Een wei nig later had hy zyn boek dichtgeslagen, was opgesprongen en stond naar de sterren te kyken. „Kom, kom, ik beproef het maar; hoe dik wyis heb ik als student my niet in zulk een nacht gewaagd 1 Dat doet nog goed, dat verlicht." Hy schreef een briefje aan de hospita, die reeds ingeslapen was, pakte zyn reiszak en weldra stond hy gelaarsd en gespoord op den breeden landweg, 't Was niet koud, maar de vorsebgevallen sneeuw gaf aan het land schap een winterachtig aanzien. Nog altoos viel de sneeuw, en het lichte neerdalen dier zachte vlokken had iets kalmeerends voor den eenzamen wandelaar. Steeds weerklonk in zyne ziel de melodie van „het klokje van InDisfar," en altoos hoorde hy die zachte meisjesstern, door snik ken verhinderd de woorden duidelyk to zingen „O Christuskind, du, im Himmelslicht, Mach alles gut, ich kann es nicht l" En hy, de geleerde, de doctor in de philo sophic, voelde in den diepsten grond van zyn hart, dat hy nog niets anders dan oen hulpeloos kind was, dat al zyne wenschen en verlaDgens moest breDgen naar Hem, die „Onze Heiland" wil zyn, die de nedorigen opheft en do hoogmoedigen vernedert. De morgen daagde, het klokje en de stem klonken verder en verder, daar hy bleef staan, was hy dan in de macht van een toovenaar, of was het werkeiykheid? Daar zat op een govelden boomstam aan den weg, tegen een populier geleund, eene lieflyke, sla pende gestalte, In een donkeren mantel gehuld. Een kind? Neenl Zyzelve Eval Hy knielde by haar neer, verschrikt, maar toch innig gelukkig. Hy vatte hare handen, zy waren yskoud, zy beefden in de zyne. Hy staarde haar in dat reine, kinderlyke gezichtje. „Eval Eval Eo ik dacht nog wel dat gy my liefhadtl" Daar opende zy hare oogen, maar zy was nog niet in staat een woord te uiten. Als in een droom staart zy hem aan oen blik en weer sluiten zich de oogleden. Doch de lippen bewegen zich en de groote gebaarde man buigt zich tot haar over, één ademtocht slechts, maar duideiyk hoorbaar vernoemt hy: „Goede, beate mant" Hy slaat zyne beide armen om haar heen, maar nu komt Eva geheel tot bewustzyn, nu, door zyn barrelyken handdruk, door zyn bescnerrnenden in*loed. „Neen, neenl Maak u niet uit myno armen los, myne lieveling. Ik heb hot maa«- al te goed verstaan, gy nebt n>y lief! Zeg het nog eens, gy hebt rny en niet eten langen Engelschman lief." „O, mynheer, o doctor Franke!" Wat I w.lt gy my wel dadeiyk Leonard noemen, stout schoolmeisje, daar ge zytl Kom, geef my spoedig een ku3?" Neen, zy was goou kind meer, dat gevoel den zy belden, die gelukkige menschen, die, daar aan don kant van den weg, de wereld, den tyd en 't uur vergaten. De zon ging op en het knallen van eene zweep deed zich hoorenzeker een voerman, die met zyn wagen over de schitterende sneeuw voortreed. „Het wordt dag l" fluisterde Eva verschrikt. „Ja, maar hier kunnen wy niet blyven, myne lieveling; wat moet ik uiot u „O, niet terug in de kostschooll" - „Nnen, niet weer in de gevaarlyke nabtyheid van mynheer Charley. Daar valt ruy iets ini wy gaan dadelyk naar uwe ouders, het is niet verder dan oen kwartier van hier tot Neudorf; daar zullen wy den treiu treffen, met welken ik eigenlyk naar Berge wilde gaan." „Het is dus uwe schuld, als uwe aanstaande collega vergeefs den pudding klaarmaakt l Zy verwachtte my zoo stellig. Nu, kyk my maar niet zoo angstig aanl Zy zullen er wei over heen komen; er bestaat toch ook telegraaf dienst in Duitschland, nietwaar? - Wy gaan dus beiden met den trein naar Waldkirchen, vindt ge dat goed?" „O, Leonard! Beter ka~ her niet!".... Een uurtje later stonden Pfarrer Mai n »»n zyne vrouw op den drempel van dt, paste i»- naar den brievenbesteller uit te kyken. Zo /.ouden zoo heel graag eer zy naar de h^r. gingen een brief van Eva gehad hebbs Do kleine fee werd maar al te veel in hun gemist. „Frederik, het is toch jammer wy haar Diet geschreven hebben naar hui te komen met de vacantie," zeide de moede: „Kom, men moet alles leeren, ook Kers', feest en Nieuwjaar onder vreemden vieren," antwoordde de vader, maar met nog meer verlangen keek hy naar de kromming van don weg. Men hoorde schredGD in de verte. „Daar komt hyi" Neon, toch was hut de brievenbesteller niet, maar wie kon hot dan wezen? De Pfarrersvrouw greep opeens de mouw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5