Nfl. 10440.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Kikeriki.
De heer 't L over 't Becrboseh-rapport.
Leiden, 3 Maart.
Feuilleton.
DE KAPITEINE.
Maandag 5 Maart. A°. 1894,
LEIDSCH
PRIJS DEZER COUBANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PBUS DER ADVERTENTEÈN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Qrooter#
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
primmer veFzonden No. 24 van Kikeriki.
Officieel© Kenuisgevingen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN
Gezien art. 6, 2de alinea der Verordening van 11
November 1880, rogelende de inwendige inrichting
der scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen
(Gemeenteblad N°. 4 van 18S1);
Brengen ter algemeene konnis, dat de inschrijving
van menwe leerlingen aan do openbare scholen der
8do en 4de kL zal plaats hebben van den 6don tot en
met den 17den Maart e. k., in de Bohoollokalen in do
Rijnstraat, in de Brandew\jnsteeg, op de Binnenvest-
gracht aan het Plantsoen, in de Van-der-Werfstraat,
aau de Korte Mare en aan do Langebmg, des voor-
middags van halfnegen tot negen uren en des
namiddags van halftwee tot twee uren, behalve
des Zaterdags en des Zondags.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. O. JUTA, Wothr., lo.-Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, I Maart 1894.
Waar6chyniyk naar aanleiding eener zin
snede in het verslag der commissie van onder
zoek, schryft de heer Van 't Lindenhout in
zijne kroniek van deze week in het „Oosten"
het volgende:
„De opvoeding van zoovele weezen, die,
vóór ze op Neerbosch kwamen, voor een
deel aan alle orde en tucht waren ontwend,
heeft heel wat moeite en zorgen gekost.
Wfl hebben nooit een wees afgewezen, al
werd deze ook van voor de deur der ge
vangenis of zelfs daaruit tot ons gebracht,
zooals iu de laatste jaren menigmaal is voor
gekomen. Om deze aan orde en wet te ge
wonnen, is stroDge tucht noodzakelijk en
hiervan wil de mensch, hy zy jong of oud,
liefst weinig weten. Vooral in onzen tyd.
De groote moeioiykheden, die we hebben
doorworsteld en waarmede we nog stesds
stryden, ontstaan doordien by ons de vaste
overtuiging bestaat, dat by de opvoeding
van kinderen de jongens en meisjes niet
moeten gescheiden worden en in een Wees
inrichting zooveel mogeiyk het huisgezin
moet blyven voortleven. Nu zal, indien men
eonigszins oog heeft voor de openbaring van
het karakter, de ervaring leeren vooral by
meisjes en vrouwen, dat, waar de beide ge
slachten elkaar ontmoeten en tot op zekere
hoogte dagelyks vry met elkaar omgaan, het
niet te voorkomen is, vooral by harts
tochtelijke persoontjes, dat wederzydsche be
trekkingen worden aangeknoopt, waarvan,
indien men deze laat voortbestaan, heel wat
ellende het gevolg zou zyn."
Met het kennoiyk doel te reageeren tegen
het oordeel, dat de paedagogische commissie
over mevr. Van 't Lindenhout geveld heeft,
echryft de directeur der weesinrichting o. a.:
„In de dienstbodenwereld z\jn in den regel
de vrouwen des huizes het meest bemind,
vooral door dienstboden, die een karakter
hebben, dat haar licht aan een gevaarlyken
afgrond kan voeren. Wanneer dan de vrouw
des huizes een spaak steekt in het wiel, dat
hen op den verkeerden weg zou brengen en
uit liefde voor hun persoon hen voor een
diepen val zoekt te bewaren, dan behoeft
zulk een vrouweiyk hoofd des gezins er nim
mer op te rekenen, dat zulke dienstbaren
veel goeds van haar zullen spreken, al was
ze ook de beste vrouw der wereld. Want er
is niets, dat meer een wrok wekt in het
hart, dan dat men op dit punt zyn doel niet
kan bereiken.
„Toch zal elk my moeten toestemmen, dat
wanneer iemand, die aan het hoofd staat
van een gewoon gezin, het „laisser aller"
in practyk brengt tegenover de dienstbode,
dit van weinig liefde getuigt voor haar, die
aan hare zorg is toevertrouwd en als lid tot
het gezin behoort. Ik vind het zeer onchris-
teiyk, ja onmenscheiyk wat men van niet
weinig huisvrouwen in onzen tyd hoort, die,
om zich geene moeiiykheden met hunne
vrouwelijke gedienstigen op den hals te halen,
zeggenik bekommer my niet om haar, indien
ze myn werk maar doet wil ze den slechten
weg op, ze moet het zelve weten. Wy vinden
dit beginsel de vrouw des huizes onwaardig.
Nog dieper zouden we het betreuren, wanneer
dit in eene philanthropische inrichting werd
in practyk gebracht. Met liefde en wysheid,
maar ook niet minder met strenge tucht,
moet hier orde en regel worden gehandhaafd.
„Dertig jaren lang is onder meer dan 2600
kinderen, meisjes en jongens, die tamelyk
vry met elkander hebben omgegaan, nog
nooit een geval voorgekomen, dat een meisje
op Neerbosch ten val is gebracht. Dit is te
danken aan de aanhoudende zorg en liefde
myner geliefde vrouw. Had deze niet dag en
nacht gewaakt voor de eerbaarheid van de
weesmeisjes, wees daarvan verzekord, er zou
wat meer op Neerbosch hebben plaats gehad,
waar men met grond over had kunnen lasteren,
dan nu gelukkig het geval is. Natuuriyk, en dit
zal elke huismoeder moeten toestemmen, die
op dit punt eenige ervaring heeft gemaakt, loopt
men hierdoor gevaar, niet altyd als de liefste
te worden beschouwd en dikwerf woont nog
jaren daarna wraak in het harte ook by goede
vrouwen, waar eene oudere in jaren hen in
hun jeugd heeft tegengehouden om eene groote
dwaasheid te begaan en zich in ellende te
storten. Dankbaarheid oogst men op dit gebied
zelden en toch is dit een zeer voorname
factor by de opvoeding der meisjes.
„Meisjes uit den beschaafden stand, wier
opvoeding voor een deel aan anderen was
toevertrouwd, spreken zelden goed over hen,
die hen de deur hebben toegesloten, zoodat
zy zich niet op kwade paden konden begeven.
Ik heb dit ten minste nog nergens gehoord.
De dames zouden zeer good zyn, indien zy
de meisjes, voornameiyk op de kostscholen,
niet beletten met de jongens te converseeren.
Naderhand, als men oud geworden is, dankt
men die goede dames er voor, misschien wel
op de knieën voor God, dat men door haar
toedoen is bewaard gebleven voor de grootste
ellende.
„Waar wy op Neerbosch by sommige
meisjes en jongens met heel veel moeite
in de opvoeding hebben te worstelen, is
dit een der voornaamste punten van den
stryd en dat wordt wel eens, zelfs door
onze beste vrienden, voorbygezien."
In de jongt gehouden Corpsvergadering in
de sociëteit Minerva", alhier, waar een
honderdtal studenten aanwezig was, bracht de
Maskerade commissie voor 1896 twee plannen
ter sprake, ten eerste de intocht van Willem III
in 's-Gravenhage in Februari 1691. Het be
zwaar was echter, dat allen toen in koetsen
waren gezeten, waardoor eene zuiver technische
navolging onmogeiyk zou zyn, terwyi ook de
kostumes zeer duur zyn. Beter vond de Com
missie het tweede plan: intocht van Prins
Maurits in Bergen-op-Zoom in October 1622,
waarvan de voordeelen zyn groote populariteit
van den hoofdpersoon en de vele uit de ge
schiedenis bekende personen. Besloten werd
tot de uitvoering van dit laatste plan over
te gaan.
De stoet zal uit drie afdeelingen bestaan:
a. Magistraten, enz., b. Maurits met gevolg,
c. Het leger.
Men schryft ons uit Roelof-Arendsveen
Ook hier heeft zich eene afdeeling gevormd
van de Algemeene Yereeniging voor Bloem
bollencultuur te Haarlem, staande onder de
bescherming van H. M. de Koningin-Regentes.
Deze afdeeling telt reeds 42 gewone leden en
2 donateuren. Het uit 5 leden samengesteld
bestuur is opgedragen aan de heeren: W.
Reynders, voorzitter; J. Hendrix, secretaris;
G. Huigsloot, penningmeester; J. Rietbroek Sr.
en H. Loos, commissarissen.
Woensdag-avond hield deze afdeeling op de
bovenzaal by Th. Wagenaar hare eerste ver
gadering na hare erkenning door het hoofd
bestuur. Opgekomen waren 31 gewone leden
en éón lid donateur.
De voorzitter opende deze vergadering met
een woord van welkom tot deleden. Hy sprak
de hoop uit, dat Gods milde zegen vloeion
moge over de vergaderingen, welker werkzaam
heden gericht zyn op het belang en den bloei
der bloembollenteelt. Voorts gaf hy den wensch
te kennen, dat de vergaderingen steeds ordelyk,
gezellig, druk bezocht en vruchtdragend mogen
wezen; waarna werd overgegaan tot de be
handeling dor punten op het convocatie-briefje.
Men kwam overeen, om ten opzichte van de
voorgenomen voorjaarsveiling, waarop circa
700 bedden zullen worden verkocht, zich met
de directeuren de heeren Homan en Paarde-
kooper van Noordwyk te verstaan omtrent
den meest geschikten datum voor de afdeeling.
Verder werd aangenomen dat alleen leden van
de afdeeling Roelof Arendsveen aan die veiling
mochten deelnemen en wel met bloemen,
geplant in den polder, waarin de Veen is ge
legen. Ook zullen door genoemde directeuren
op den dag der veiling geene bollen van
particulieren te R.-A.-veen ten verkoop mogen
worden aangeboden.
Daarna ontstond er eene levendige discus
sie orer de verschillende middelen, aan te
wenden om deze eerste veiling voor de onder
nemende, jeugdige Veensche bloemisten suc
ces te doen verkregen. Dewyl men hierin nog
niet tot overeenstemming konde geraken,
werd dit punt ter verdere afhandeling tot de
vergadering in Maart verschoven. Vervolgens
werden twee leden, H. Van Ruiten en J. Van
der Meer Az., door ballotage met nagenoeg
algemeene stemmen by de afdeeling ingeiyfd.
Inmiddels waren de punten der agenda alle
behandeld. Do voorzitter vraagt daarop, of nog
iemand der aanwezigen iets te melden of te
vragen heeft. De edelachtbare heer F. H. Van
Wichen, burgemeester van Alkemade, en als
lid-donateur op de vergadering aanwezig, spreekt
hierop met een beknopt en harteiyk woord
de vergadering toe; hy brengt hulde aan de
mannen van initiatief, door wier bemoeiingen
Roelof Arendsveen eene zoo beduidende af
deeling van de Algemeene Vereeniging voor
Bloembollencultuur te Haarlem heeft verkre
gen. ZEA. drukt hierby den wensch uit, dat
de groei en bloei van Flora's lievelingen ver
gezeld mogen gaan van den finantiëelon bloei
van de Veen; dat de bloembollenteelt het
plechtanker worde der tuinders, die met de
teelt hunner gewone producten agurken
de toekomst niet al te vrooiyk inzien. Dit
door den geachten burgervader met gloed en
overtuiging gesproken woord viol in goede
aarde en werd met daverend applaus ont
vangen.
Verder niets meer aan de orde zynde, werd
deze goed geslaagde vergadering door den
voorzitter met een „tot weerziens" gesloten.
Te Hillegom zyn van de 45 lotelingen
der lichting 1894 12 opgeroepen om in wer-
keiyken dienst te worden gesteld. Het hoog
ste nummer, dat nog moet dienen, is 19. Voor
de lichting 1895 zyn voor die gemoente 30
jongelingen ingeschreven.
De gemeenteraad van Zwammerdam
heeft besloten nog niet in te gaan op het
verzoek van den heer Van der Ploeg, te
's-Gravenhage. Alvorens rente-garantie, bene
vens eene bydrage in de voorloopige kosten
van onderzoek voor de langs den Ryn aan te
leggen waterleiding toe te staan, wenschte de
Raad gedetailleerde inlichtingen omtrent den
prys van het te leveren water. Mocht deze
van dien aard zyn, dat het buiten bereik van
het groote publiek bleef, dan werd de deel
neming niet wenschelyk geoordeeld.
In dezelfde zitting werd de hoofdelyke om
slag voorloopig vastgesteld tot een bedrag
van f 1648, zynde ruim f 400 minder dan
in het afgeloopen jaar.
De beer Hovy deelt in de „Heraut"
mede, dat aan de Vrye Universiteit zyn aan
geboden de boekenkast met boekwerken, na
gelaten door wyien mr. Keuchenius, zoomede
de buste van wyien mr. Groen van Prinste-
rer, welke hem, ter gelegenheid van zyn af
treden als minister van koloniën, door „ons
Christenvolk" waren geschonken. Deze schoone
gebeeldhouwde kast bevat een groot aantal
kostbare boekwerken, meestal van oude ge
reformeerde schryvors, waaronder er zyn, die
zeldzame exemplaren zyn.
Het album, bevattende al de namen der
gevers, benevens den SUtenbybel met zilve
ren sloten, wenschte, naar de heer Hovy
mededeelt, juffrouw Keuchenius achter te hou
den als eene gewaardeerde herinnering voor
de kinderen aan de innige gehechtheid van
het Christenvolk van Nederland aan hunnen
dierbaren vader.
Naar de Haagsche correspondent van de
„Zw. Crt." meldt, zal den schilder Israëls ter
viering van zyn 70sten verjaardag binnenkort
oen gastmaal in „Den Doelen" worden aan
geboden, „waartoe de deelneming op f 17.50
het couvert bepaald is, welke prys begrype-
ïykerwijze een grooten domper op de geest
drift van vele vereerders heeft gezet
Te Leeuwarden is in den ouderdom van
66 jaren overleden de ingenieur R Kielstra.
De Portugeesche gezant by ons hof, graaf
De Thovar, heeft de residentie verlaten, zich
allereerst begevende naar Parys. De gezant
denkt niet vóór Mei a. s. terug te keeren.
De Nederlandsche Journalistenkring.
In de op 1 Maart gehouden vergadering
heeft het bestuur, „optredende ter behartiging
van de belangen der Nederlandsche journa
listen" (art. 14 alinea 2 der statuten), met
algemeene stemmen de volgende motie aan
genomen
Het bestuur van den „Nederlandschen Jour
nalistenkring",
in aanmerking nemende de welwillendheid
van de firma M. Wyt en Zonen, om de or
ganen der Pers in de gelegenheid te stellen,
geiyktydig een goedbewerkt overzicht van
het „Neerbosch-rapport" te geven;
is van oordeel, dat daartegenover van de
zyde der Pers de meest volstrekte goede trouw
had behooren gesteld te worden;
dat met name eene, van de gestelde voor
waarden afwykende handhaving van rechten,
duidelyk had moeten blyken;
meent, dat in het antwoord van de directie
van „De Telegraaf," tot genoemde firma ge
richt, aan dien billyken eisch niet geheel is
voldaan
acht deze handelwyze schadeiyk voor de
belangen der Nederlandsche dagbladpers in het
algemeen;
en betreurt, dat de redactie van „De Tele
graaf' onder die omstandigheden eene voor
barige publiciteit van het overzicht van het
Neerbosch-rapport gegeven heeft.
Het bestuur van den Kring is volgender-
wys samengesteldMr. A. Polak, hoofdredac
teur van het „Algemeen Handelsblad," voor
zitter; Gerard Keller, id. van de „Arnbemsche
Courant," vice-voorzitter; Dr. J. A. Lamping,
oud-hoofdredacteur van de „Nieuwe Rotter-
damsche Courant"; Mr. R. Macalester Loup,
hoofdredacteur van „Het Vaderland"; Dr. P.
J. F. Vermeulen, hoofdredacteur van „De
Tyd"; D. A. Van Waalwyk, hoofdredacteur
van het „Nieuwsblad voor Nederland"; P. J.
Appel, redacteur van het „Nieuws van den
Dag"W. M. Der Kinderen, hoofdredacteur
van het „Nieuw Algemeen Effectenblad,1'
penningmeester; H. L. Berchenhoff, i>dacteur
correspondent van de „Nieuwe Rottere uusche
Courant," secretaris.
i»
„Wil je wel eens ophouden, goddeloos
meisje I Staan gebleven, brutta flgura, opdat
ik je behoorlijk kan afranselen 1"
De zwarte, magere vrouw met verwilderde
haren en slordige kleeding liep, terwyl zy
deze „vriendeiyke" woorden met scherpe stem
herhaalde, met opgeheven bezem om de tafel,
een reeds volwassen, ongeveer zestienjarig
meisje vervolgend, dat lachend voor haar
vluchtte, stilhield, als hare vervolgster staan
bleef, onmiddellyk van richting veranderde,
zoodra eerstgenoemde dit deed, en zóó handig
manoeuvreerde, dat steeds do volle tafel-
breedte eene nadering tusschen beide per
sonen bleef beletten.
Met dit gekyf en gescharrel vermengde zich
het eenigszin8 onderdrukte lachen van een
man, die in eene vensterbank der bescheiden
kamer uit eene lange pyp zat te dampen.
Tot eene volle uitbarsting kwam dit lachen
echter, toen de vervolgster, in de hoop de
vluchtelinge ondanks den hinderpaal te treffen,
over de tafel heen wilde slaan en de bezem
het tafelblad trof.
„Pats I herhaalde het meisje, onttrok zich
evenwel aan den aanval door een vluggen
zy sprong, bereikte de deur, verdween met de
behendigheid van een wezel door deze en
draaide van buiten den sleutel in het slot om.
De op die wyze afgesneden aanval der vrouw
met den bezemsteel wendde zich nu tegen een
ander object.
„En jy, oude drinkebroer," schold de vrouw
nu tegen den man, „jy lacht er om, als die
liederlyke meid den spot dryft mot hare
moeder 1 Is dat misschien om te lachen? Je
verwent het meisje door je onverstandige toe
gevendheid, ondermynt achting en eerbied by
haar, maakt haar tot een slecht mensch, dat
nog ongelukkig op de straat zal sterven
Maar zeker, wat gaat jou je vrouw aan. Als
zy maar goed kookt en wascht en jullie ver
zorgt, opdat je ongestoord kunt leven, en
daarvoor wordt men nog grof behandeld en
uitgelachen. Daarvoor heb je my uit myn
zonnig vaderland in dit berenland gebracht?
O, ik ongelukkigel" En de hartstochtelyke
vrouw begon heftig te snikken.
De man had in 't eerst nog sterker be
proefd te rooken, en de stootsgewyze te voor
schijn komende rookwolken getuigden van zyne
opgewondenheid; toen echter legde hy de pyp
weg en begon met het houten been zeer on
geduldig op den vloer te stampen.
„Natuuriyk," bromde hy, „zoo gaat het
altyd. Eerst onweer, dan regen I Wat heeft
het meisje dan nu eigeniyk wel weer
misdaan
„Wat het misdaan heeft? Zie eens hierl
Het nieuwe kleed, dat zy vandaag voor de
eerste maal aangetrokken heeft, is geheel be
vlekt en verscheurd. Zy heeft er volgens oude
gewoonte in de veulen weide weer mee gestoeid
of met de jongens op de muren van het slot
oorlog gespeeld."
„Er zit ruiterbloed van den vader in het
meisje," meende de oude invalide veront
schuldigend.
Er ontstond eene pauze. Smalend en ky vend
trachtte de Italiaansche het kleed weer te
herstellen, terwyl haar man aan de weer
opgenomen pyp zware rookwolken ontlokte.
In de blauwe, langzaam optrekkende nevel
wolken starend, gedacht hy zyn leven.
Hy was nog niet oud, het vyftigste levens
jaar had hy dog niet overschreden; maar in
het veelbewogen kamp- en krygsloven waren
zyne trekken verweerd, zyne haren verbleekt,
en een Spaanscho kogel, die hem by Piacenza
den voet verbryzeld bad, had aan eene verdere
uitoefening van zyn beroep een einde gemaakt.
Door de bemoeiingen van zyn broeder, Jozef
Breton, die als generaal stedeiyk comman
dant te Olmütz was, kreeg de op half soldy
gestelde ritmeester Breton de betrekking van
slotvoogd in Trentschin, en vestigde zich in
het jaar 1748 met zyne te Napels gehuwde
vrouw, Pamela Plarenci, en zyne in het
leger aan den Ryn geboren dochter Giza
in de oude Hongaarsche vesting. Het rustige
leven, dat hy hier had kunnen leiden, leed
echter aanmerkeiyk onder het strydzuchtige
en hartstochtelyke karakter zyner vrouw en de
buitensporige levensopvatting zijner dochter.
In haar was werkeiyk een jongen, en nog
wel een wildzang, verloren gegaan; zelfs in
haar uiteriyk herinnerde zy niet aan haar
geslachtalleen in haar gezicht was, ondanks
de algemeen overheerschende energie, een
trek van zachtheid waar te nemen, die met
name in do teeder gewelfde lippen en de
onpeilbare diepte der oogen uitdrukking vond.
Met jonguns ging Giza net hofst om en ver
smaadde niet, met de leerlingen van het gym
nasium in de struiken aan de Waag roover
te spelen en in soms leeiyk afloopende vecht-
partyen met de handwerksgezellen een werk
zaam aandeel te nemen. Het grootste genoegen
voor haar was evenwel zich op een der in
een okol (eene ruw afgeschutte weide) vry
weidende jonge paarden te zetten en daarop
rond te ryden totdat zy uitgeput was.
De vader had in 't eerst over al deze
buitensporigheden gezwegen; hy hoopte dat
deze jongensachtige ongebondenheid met het
klimmen der jaren een einde zou nemen, en
dit was een hoofdmotief voor zijne toegevend
heid. Doch toen het kind een meisje, het
meisje eene jonkvrouw werd en zich alleen
niet veranderde, maar het steeds erger maakte,
toen zag de oude officier in, dat zyne opvoe
dingsmethode verkeerd was geweestmaar
ook, dat hy niet meer in staat was, den naar
beneden rollenden steen tegen te houden.
Alleen in een huweiyk van Giza met een ener
giek man zag hy nog redding voor zyn kind.
„Ik geloof, Pamela", begon by eindeiyk,
zonder de pyp uit den mond te nemen, „dat
wy het meisje moeten uithuwen."
Pamela lachte. „Zy trouwen? Wie zal haar
nemen, zulk eene bokst"
„De tollenaar Varaday. Hem achynt ze te
bevallen."
„Wat, Varaday? Die barbaar, die drinker 1
Neen, die slaat myn meisje dood; hem geef
jk haar nietl"
„Macr hy is in staat baar onder den teugel
te krygen," merkte Breton op.
„Hahal Zy moet juist iemand trouwen,
dien ?y onder den teugel krygtl Moet jullie
dan altyd regeeren?" riep de warmbloedige
Italiaansche.
Daarop volgde weer eene pauze. Nu werd
kordaat de sleutel van buiten in hot slot
omgedraaid, Giza trad onbevangen binnen on
zonder dat een der drie personen nog een
woord verloor, ging zy by hare moeder zitten,
om mee te helpen aan het herstel van heur
kleed.
„Giza, zou je wel willen trouwen?" begon
de moeder.
„Waarom niet? Alle meisjes trouwen
immers I"
„Wien zou je nemen?"
„Dat is my onverschillig; als getrouwde
vrouw heb ik meer vrijheid dan als meisje."
„Niet waar, niet waarl" wierp ParneU
tegen. „Je moet een man hebben, die jou
liefheeft, en dien jy ook bemint."
„Is dat nooazakeiyk om te trouwen?"
„Natuuriyk."
„Ja, bemint u elkaar dau? U twist immers
altyd."
„Domme gansl Zeker hebben wy elkaar lief."
„Welnu, zooals u met u beiden, zal ik ook
wel met myn man kunnen leven, onver
schillig wie het zyl" zeide Giza.
„Wat dunkt je van den tollenaar Varaday?"
vroeg de vader nu.
„Hy is my precies even lief als ieder ander.
Als u my uit huis wilt hebben, mag de dikke
Varaday my voor myn part halen. Ik ben niet
bang voor hem"l
Wordt vervolgd.)
DAGBLAD.