N<\ 10431.
Donderdag 23 Februari.
A0. 1894.
.Deze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Dit noinmer bestaat uit TWEE
Bladen.
Geen Midden-Eoropeesche tijd.
Leiden, 21 Februari.
Feuilleton.
Eene schets uit het volksleven.
LEIDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COUR ART:
Voor Leiden per 8 maandenf 1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVER'i'KR TIEN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grooter»
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Officieel© Koaai.sgeving«n.
Vergadering Tan den Gemeenteraad *an Lelien,
op Donderdag 22 Febr., des namiddags te twee uren.
Punten ter behandeling:
1*. Voorstel betrekkelijk de paoht en het tarief der
Gehoorzaal met do daaromtrent ingedionde
adressen. (14 en 26).
2°. Verzoek van A. Couvée Pz., ter bekoming in
gebruik van grond aan den Vestwal bg de
voormalige Heerenpoort. (29).
8°. Voorstel betrekkelgk de keurmeeetors van vee
en vleescb. (36 on 46).
40. Idem tot openbaren verkoop van de terreinen
en gebouwen aan den Zuid&ingtl, met het verzoek
van de Kon. Nederlandeche Grofsmederij. (87
en 44).
6°. Verzoek van do aannemers van den bouw der
Gehoorzaal omt ent de in de Raadszitting van
14 December 1893 aangenomen motie. (88).
0°. Idem van A. H. RÓmor. omtrent de wegnemiDg
van een vuilnisbak bij het Plantsoen (33).
7°. Suppletoirs staat van begrooting, dienst 1898,
ad ƒ76 (rent-e van het legaat-Du Rieu ten be
hoeve van het 8todel\jk Museum.) (47).
8*. Buppletoiro staat van begrootiug, staat van af-
en oversohrgving en staat model A dioDSt 1893,
respectievelijk ad 4561.78», ƒ340.37' en 254.99,
tot verhoogiDg van enkele artikelen dior be
grooting en voldosuiDg uit den post voor on
voorziene uitgaveu. (48).
9°. Verzoek van J. G. A. Frommann, om vrijstelling
van achoolgold; Gymnasium en Hoogere Burger
school voor Jongens. (51).
10®. Idem alavoren van Ph. Van der Heyden, Gym
nasium. (60).
11°. Voorst .1 tot het verlecnen van eene Jaarlijksoho
toelage aan den stadswerkrran J. Ranselaar. (49).
12®. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de
heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting.
(816 en 326 van 1893).
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
brengen bij deze ter algemeene kennis, dat door
O. RUIS, wonendo te Haarlemmermeer, en N. DE
BOEB, wonende te Kampen, tijdelijk verblijf hou
dende te Breda, verzooksebrifien zgo ing< diend om
vergunning voor den kleinhandel in etorken drank
respeoüeveüjk in do perceelen Vrouweateeg 7 (wgk
VI) en Nieuwe Rijn 65.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. O. JUTA, Wcthr., fung. Burgemeester.
E. K18Ï, Secretaris.
Lelden, 20 Februari 1894.
Naar wy vernemen, is door mr. S. J. Fockema
Andre® het volgende adres aan de Tweede
Kamer gericht:
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
de ond*rgeteokende Mb. S. J. Fockema Andreje,
hoogleeraar te Leiden
dat hf) met groote belangstelling heeft ken
nis genomen van de motie door zeven leden
Uwer Vergadering ingediend, luidende:
„De Kamer, van oordeel dat eene wette-
plj)ke voorziening tot aansluiting van Neder
land by den Midden-Europeeschen tyd wen-
„echeiyk is, gaat over tot de orde van den dag",
dat hjj het ten zeerste zou betreuren, indien
deze motie werd aangenomen en het beoogde
gevolg had.
Hy acht zich gerechtigd, Uwe Vergadering
eerbiedig de hoofdgronden voor zyne meening
mede te doelen.
Dat de loop der omstandigheden de invoering
van een offlciëelen tyd ook in Nederland nood
zakeiyk maakt, wordt steeds minder betwist
baar. De vraag is alleen, welken tyd men zal
aannemen.
Naar den tegenwoordigen stand der vraag
valt er tusschen drie tyden te kiezen, dien
van Amsterdamdien van Greenwich en dien,
welken men niet zonder beleid den Midden-
Europeeschen heeft genoemd (What's in a
namet)
Voor Nederland verdient naar adressant's
overtuiging de tyd van Amsterdam ver de
voorkeur.
Vooreerst en vooral, omdat het is onze
nationale tyd.
Dit is van niet geringe beteekenis.
Vooral voor kleine volken is het vasthouden
aan wat zip nationaals hebbeneen plicht van
zelfbehoud. Het zonder afdoenden grond prys
te govon is roekeloos.
In de tweede plaats, omdat men aan dien
tyd gewend is en het maatschappelijke leven
er eenmaal naar ie geregeld.
In de derde plaats, omdat hy voor Neder
land het naast komt by den werkelyken tyd
Voor de aanneming van een nationalen tyd
door elk ryk pleit ook dit, dat ieder, die er
belang by heeft, weet, waar de grenzen der
Staten liggen en waar dus eene andere tyd-
rekening begint.
Op deze gronden mag Nederland zyn natio
nalen tyd niet voor een anderen verruilen
zoolang de behoefte aan verandering niet
duideiyk is aangetoond. En men is z. i. in
het bewys tot nog toe niet geslaagd.
Adressant kan als zulk een bewys niet
beschouwen, eene argumentatie vooral in de
laatste weken sterk op den voorgrond ge
plaat8t: en ontleend aan het verkeer en de
veiligheid op de spoorwegen.
Men kent deze argumentatie 0. a. uit hetgeen
de bladen omtrent een gesprek van zekeren
Q. Q. met den heer R. Van Hasselt hebben
medegedeeld. Zy komt hierop neer: onze
spoorwegen moeten in den inwenciigen dienst
den Zóne-tyd aannemen, op straffe van te
worden geetooten uit het „Vorein Deutschori
Eisenbahn Verwaltungen". Tor wille van de
veiligheid moet de tydrekening in den uit
wendigen en in den inwendigen dienst gelyk
zyn. Wil het publiek geen twee tyden, dan
dient het zich te schikken naar den spoorweg
tyd, en mag de Staat den Amsterdamschen
tyd niet als offlciëelen tyd invoeren.
Zeer krachtig scbynt deze redeneering niet,
maar wel bedenkeiyk in hooge mate.
Niet zeer krachtig. Wat toch is de zin
van den „inwendigen dienst", waarin volgens
besluit van het „Verein" de Zöne-tyd moet
worden aangenomen. Mag'een wisselwachter
te Rotterdam, te Alkmaar of te Leeuwarden,
zyn horloge niet meer regelen naar den
Amsterdamschen tyd, mag in de hun te geven
voorschriften de Amsteidamsche tyd Met meer
worden gebruikt? Stelt het „Verein" eonig
belang in tydrekening door de conducteurs
op den Centraal Spoorweg gevolgd?
Natuuriyk niet. Het is er het „Verein" om
te doon, dat in de internationale betrekkingen
een gemakkeiyke tydrekening gelde Behoudt
men in den uitwendigen dienst den nationalen
tyd, dan behoeft slechts een zéér klein deel
van het personeel ooit met den Zóne tyd in
aanraking te komen. Aan de boofdbureaux
en in de grensstreken zal dan het verschil
van tyd eenigen last, misschien zelfs hier en
daar eene kleine vermeerdering van arbeid en
zoo eene uitbreiding van personeel medebren
gen Maar gevaar? Moeten wy daaraan in
ernst gelooven?
En als men er aan gelooft, welnu laat men
dan ook voor den inwendigen dienst terug-
keeren tot den Amsterdamschen tyd.
Of het dreigement van uittreding of uit
werping uit het „Verein" tot volle uitvoering
zou komen, zal wel twyfelachtlg zyn. Duitsch-
land heeft by ons zoo goed belang, als wy
by Duitschland. Wanneer Nederland zyn
standpunt handhaaft zullen de Duitsche reizi
gers en de Duitsche handel de spoorwegen
wel noodzaken de gemakken van het verkeer
niet prys te gevenvoor een zoo luttelen last als
het aftrekken van 40 in plaats van 60 minuten.
Men moet nimmer vergeten, dat wie wykt
voor elk dreigement, de speelbal wordt, van
wie maar durven dreigen.
Daarom ook is de redeneering zoo ge-
vaariyk, en voert zy tot zoo bedenkeiyke
consequentiön. Wie waarborgt ons, dat niet
morgen het „Verein" besluit tot berekening
van alle prfjzen in „Marken" zooals thans
reeds die onzer b innen landsclic rondreisbil-
letten? Zal men dan ook ten gemakke van
het publiek van onze eigene munt afstand
doen? En wanneer het „Verein" een ander
maal een zydelingschen aanval doet op onze
taal. zal men zich ook dien laten welge
vallen, uit vrees, dat anders ouzo spoorwegen
uit den bond zouden moeten treden? Is er
dan geene goede plaats meer in het inter
nationaal verkeer, voor een volk dat er vóór
alles prys op stelt, zichzelf te blyven, dat
niet gewillig buigt voor groote verkeers- en
handelslichamen
Tot nog toe beschouwde men den Staat
als Souverein binnen zyne grenzen, omdat
hy daar geene macht boven zich erkende.
Legt men zich neer by de hier bestreden
bowysvoering, dan zal men het begrip van
Souvereiniteit moeten herzien in dezen zin,
dat groote flnanciéele en commerciëele
lichamen, en de bonden, waartoe zy behooren,
zoo vaak zy verkiezen, beslissen in hoogste
ressort. Zoo ergens, dan roept hier de zucht
tot zelfbehoud den Staat het „principils
obsta" toe.
Nog eens dus, tegen de krachtige gronden
om den nationalen tyd te behouden, zyn
geene even krachtige over gesteld.
Maar al ware aangetoond, dat Nederland
den tyd van Amsterdam moest prys geven,
dan zou hieruit nog niets andera volgen, dan
dat het zou moeten komen tot aannoming
van den internationalen-, den Gordel Tijd.
Het is u bekend, dat deze in de meeste
Europeesche Staten nog niet wetteiyk is in
gevoerd; zoo niet in Oostenryk Hongarye,
Italië, Servië, Noorwegen, Griekenland, Frank-
ryk, Spanje en Portugal.
By een overleg tusschen de Statenom er
toe te geraken, zou zeker Nederland zich niet
mogen onthouden.
En voerde men den gordeltyd overal in, in
dezer voege, dat het uur niet versprong op
de voor het publiek onkenbare plaats van
denkbeeldige meridianen, maar op staats
grenzen, dat in eiken staat gold de tyd van
den gordel waarin zyne hoofdstad was ge
legen, dan zou ook in dozo internationale
tydrekening een nationaal element bewaard
blyven.
Voor Nederland zou wel is waar die gordel
tyd de tyd van Greenwich - een verschil
van 20 minuten met den werkelyken tyd
meebrengen, het zou er echter aan den anderen
kant deze kleine winst door bohalen, dat het,
zonder iets van zyne zelfstandigheid prys te
geven, denzelfden tyd erlangde als alle andere
landen met welke het op dezelfde lengte lag
en dus ongeveer den zonnestand gemeen had.
Maar al mocht uwe vergadering grond vin
den om te neigen tot aanneming van een
internationalen tyd, adressant koestert de
stellige verwachting, dat zy nooit hare toe
stemming zal geven tot invoering van den
Midden-Europeeschen tyd, dien men veilig
mag noemen den anti-nationalen.
Waarom zou Nederland het eenige land in
Europa zyn, dat zich moedwillig rangschikte
in een gordel waarin het niet behoort? Waarom
zou het met negatie van zyne zelfstandigheid
den gordel, waarin Beriyn ligt, verkiezen boven
dien, waarin Amsterdam is gelegen?
Zeker niet, omdat het verkeer met Duitsch
land zooveel grooter is, dan dat met België,
Frankryk en Engeland. Dit is wel beweerd,
maar door de Regeering in baar antwoord op
uw verslag omtrent Hoofdstuk IX der Staats
begroting over 1894, Algem Besch. 2,
reeds op afdoende wyze weerlegd.
Vooral een tweede grond wordt er dan ook
voor aangevoerd, maar een grond zoo zwak,
dat adressant hot niet zou wageD, hem uwe
vergadering ook maar te noemen, zoo er niet
van andere zQdo steeds mede werd geschermd.
Het is de winst aan daglicht, de besparing
aan kunstlicht.
De feiten, waarop zy, die het argument
bezigen, zich beroepen, hebben vooreerst aan
vulling noodig. Niet alle scholen beginnen
b. v. om 9 en eindigen om 4 uren. Op zeer
vele vangon do lessen om 8 uren of halfnegen
aan en duren deze, althans in den winter,
niet langer dan tot 3 uren of halfvier. In
West-Duitscbland is na de invoering van den
z. g. Midden-Europeeschen tyd niet alles nomi
naal op hetzelfde uur gebleven. Te Keulen b. v.
zyn de schooltyden een half uur verlaat.
Maar bovendienkan en mag het geheele
maatschappelyke leven 40 minuten worden
vervroegd? Ook op het platto land, ook voor
do werklieden, ook voor de fabriekarbeiders,
ook voor de dienstboden dergenen, die thans
de staatshulp inroepen, om tot besparing op
hunne gasrekening te geraken Neen immers.
En voor zoover vervroeging van den dag
mogeiyk is, adressant vraagt het u in ge-
moede kan men er niet toe komen zonder
de klok to verzetten en zal men er toe komen
door den wyzer 40 minuten te verplaatsen?
Stel, dat voor de oogen der kinderen, of voor
hunne gezondheid in het algemeen verschui
ving der schooltyden aan oculisten of hygiënis
ten wenschelyk bleek, zou dan een ernstige
drang van deskundigen afstuiten op de ver
hardheid van de gemeentebesturen in het
kwade, en zouden deze daarentegen zwichten
voor een zoo plomp middel als het verzetten
der klok? Stol, dat weloverwogen belangen
vervroeging van kantooruren wenschelyk
maakte, zouden dan onze kooplieden de energie
missen om er zond9r zelfbedrog toe over
te gaan?
Waren wy zoo ontzenuwd, dat wy een
ingrypen van de 6taatsvoogdy noodig hadden
by de regeling van ons opstaan en naar bod
gaan, ja, dan waren wy ryp voor indeeling
by de zóne van Beriyn. Maar zoover is höt
Goddank nog niet en Uwe vergadering zal
de laatste zyn om den 6chyn aan te nemen
alsof het zoo ware.
Een derden grond voor invoeriDg van den
M.-E. tyd in Nederland heeft adressant niet
vernomen, of het moest deze zyD, dat oen
aantal personen adressen daarvóór hebben
geteekend. Uwe vergadering zal by het
tellen hunner namen wel niet voorbyzien,
dat de bezwaren der onderteekenaars buofd-
zakeiyk den dubbelen tijdniet don Amster
damschen tyd gelden, dat het aantal namen
onder eene petitie de kracht der daarin vor-
melde gronden niet vermeerdert, en dat niet
altyd zy gelyk hebben, wier stem het duide
lijkst wordt vernomeD.
Ondergeteekende heeft dan ook de eer Uwe
Vergadering met vertrouwen te verzoeken
ook by de behandeling der hier besproken
vraag onze nationaliteit hoog to houden, door
het hierheen te leiden, dat de Amsterdamscho
tyd in Nederland al6 de officiöele worde
erkend en mochten hiertegen in haar oug
overwegende bezwaren bestaan, in geen geval
aan invoering van den zoogenaamden Midden-
Europeeschen tyd haar zegel te hechten.
hetwelk doende enz.
FOCKEMA ANDREW.
Leiden, 19 Februari 1894.
De minister van binnonlandsche zaken
heeft aan den heer P. G. Sckey, op zyn vorzoek,
eervol ontslag verleend als assistent in het
ziekenhuis aan de Ryks universiteit te Leiden,
6d de heer J. C. M. Timmermans, voor het
tyd vak van beden tot en mot 31 December
1894, als zoodanig benoemd.
Mej. F. W. Kissing alhier heeft te Breda
met goed gevolg het examen voor do frnaio
handwerken afgelegd.
M'j Kissing is eene leerliuge van mej-
Sparnaay, leerares aan de Kweekschool to
Leiden.
Hedenmiddag ontvingen wy per Neder-
landschemail doBataviascho bladen van 1923
Januari.
Gereformeerde kerk. Bedankt is voor
het boroep naar Haarlemmermeer door ds.
G. W. H. Esselink, te Sliedrecbt.
4).
„De Heer zegene uw uit- en ingang", zeide
de boer en vouwde eerbiedig zjine handen.
„Mocht het inderdaad maar zoo zyn", dacht
Wilhelm Bender. Hy zeide iets binnensmonds,
dat op „Amen" leek, en volgde den boer in
de kamer met den steenen vloer.
Aan de linkerhand is eene kamer en aan
de rechterhand ook; rechtuit komt men in
de keuken. Do kamer links is de mooio
kamer. Marietje, de eenige dochter, he ft
haar zoo netjes ingericht; die weet hoe het
hoort, want zy is in de stad op school ge
weest, kan piano, spelen en ook een beetje
Duitsch.
De tafel is gedekt, in de woonkamer, die
veel minder mooi is. Houten banken staan
tegen den muur. Twee groote tafels in bet
midden, op de ééne staan tinnen bordeneen
groot brood met een mes er in ligt naast deu
dampenden schotel. Een kleine spiegel hangt
scbeef voorover, zoodat men al wat in de
kamer is daarin zien kan, alleen zichzelve-n
niet. „Zet daar nog een bord neerl" roept
Sellraacber den vrouwen toe; „wy hebban een
nieuwen knecht gekregen."
„Zoo zei de boerin stug. „Wie en waar
Var, daan?"
Wilhelm zag wel, dat zy met haar gezicht
dat veel op perkament leek, en hare wan
trouwende blikken, hem niet er* mee zou
vallen, maar hy trachtte zich goed te hou
den. Marietje zette zich ook aan tafel en sprak
een gebed uit, dat door de anderen staande
aangehoord werd.
Nu zetten zich allen neer. Het eten is grof,
maar goedspek, erwten, aardappelen en een
voedzaam eigengebakken brood. De nieuweling
had het in zyn leven weieens slechter gehad
een ietwat dankbaar gevoel kwam in hem op
Wat is daar eene vreemde vlek op den vloer
ia het eene vetvlek? Hat doet alweer aan die
vlek op den grond in den winkel denken!
Als men eens eene schaaf nam, om zulk een<>
plank glad te schaven, zou die vlek dan
verdwynen
Roos geeft hem een duw. „Ge slaapt toch
niet, Wilhelm, hé?"
Marietje spreekt een dankgebed uit; haastig
springt nu ook Wilhelm van zyn stoel.
„Laat ons nu eens zien wat ge kunt doen.
De wijnberg moet geschoffeld worden", zeide
de boer en legde hem het gereedschap op den
schouaer. „Het is een zwaar werk, dat schof
felen op dien barden grond, en al is voor den
wijnstok de zon ook niet fel, voor den arbei-
dor uit het Noorden is zy afmattend genoeg
Maar Wilhelm klemt de tanden op elkaar en
al droppelt het zweet op den barden grond,
klagen wil en doet hy niet. Mocht hi) by dien
zwaren arbeid maar gemoedsrust verkrygenl
Waren die eerste dagen maar voorbyl En die
eerste weken 1
Van de kerktorens, die zich van verre en
naby uit de golvende vlakte verheffen, kon
men het gelui der klokken hooren. Vredig,
zacht en feestelyk klonken z(j van uit de verte.
„'tis een kerkdag vandaag en van avond
heeft dus ieder vry1', zeide de boer, „leg het
gereedschap nu weg, Wilhelm. Ik zie wel dat
ge fliok werken kunt."
Werken kan hy, dat heeft iedereen gezegd,
maar heeft hy altoos wel gewild? En nu het
met meer noodig is, nu doet by het uit louter
genoegen.
,ïk ben blyde dat ge zoo tevreden zyt,
Sellmacher", zeide Wilhelm.
„Maak maar dat het zoo blyft."
„Dat hoop ik.I"
Een voorbeeld van een knecht wilde hy
wezen, tot hy zich een goeden naam en eene
goede reputatie had verworven, en dan weg
naar het nieuwe vaderland, om een ander
leven te beginnen.
Toen hy deö avonds de staldeur achter zich
sloot eu alleen met de paarden was, was het
alsof hem een zware laat van de schouders
viel. Nu hoeft hy zich geen geweld meer aan
te doen, niet met moeite zyne gedachten te
onderdrukken, die altoos naar dat ééne puul
terug willen.
„Zou men hem nog vinden? Zou hy nog
spreken? Neen, die daar spreekt niet meer!"
Nieuwsgierig keken de paarden hunnen
nibuwea slaapkameraad aan. Hy leunde over
den rand van de krib heen en sprak hen met
woeste scherts aan:
„Wel, mync geëerde kameraden, daar zyn
we nu met ons drieën. Ik hoop dat gy u
stil en behooriyk zult gedragen, daar ik bitter
vermoeid benin drie nachten heb ik haast
geen bed gezien. Anders, drie, dat is een
mooi getal, een klaverblaadje. Wat schryven
en aenken de heden toch altoo-» over ei iv
dracht on vrede; meestal nog hebben zy ver
schil mot elkaar! Dat komt, omdat ze allen
kunnen spreken. Hier in dit klaverblaadje kan
ni mand spreken dan ik. Wy, met ons drieën,
zullen dus geen ruzie krygeu. Nietwaar, dat
zullen wy niet?
De paarden zagen hem aan en te udden
hunne koppen, zoodat de kettingen zac tjes
rammelden.
Zoudeu zy hem begrepen hebben? Zou hy
nu een gerusten nacht, een heerlijk verkwik-
konden slaap tegemoetgaan Slapen deed by.
ja, maar vele gedachten aan hot verlederie
doorkruisten daarby zyn hoofd. Emdelyk wekt
hem het hanengekraaihet eerste morgen
licht scbynt door het stalvonater. Verwonderd
kykt Bender om zich heen. Zyne leden zyn
styf, hy rilt van koude, schoon hy zich niet
eens had uitgekleed. Om zyu midden he-ft
hy den kostbaren buit gebonden. Reeds gis
teren by het werk had hij gevreesd dien to
verliezen. Kon hy zich er maar van bevrydeu 1
Nogmaals kykt hy goed rond in den stal
ook werpt hy een blik door het venster op
hot woonhuis, waar men nog ia diepen slaap
ligt; slapend met hangende koppen staan ook
de paarden daar, de haan alleen is wakker
en kraait. Hy beziet de daksparren, den grof
bepleisterden grond, de witgekalkte muren.
Emdelyk bad hy wat hy zocht. In den hoek
stond eene schoffelhiermede schoffelt hy het
hooi ter zyde en maakt met inspanning twee
steenen los; met zyne handen graaft hy het
zand er onder uit. Heimeiyk laat hy nu een
lederen gordel in die opening giyden, legt
den steen weer neer, drukt hem 1 p iri het
losse zand on schoffelt het stioo er w- er
over heen. Het hoopje aardo, dat hy uit het
gat gegraven bad, veegt hy in een hoek en
dekt het met stroo toe. Als hy later den
stal uitveegt, kan hy het, zonder dat iemand
het ziet, wel meevogen. Toen waschte hy
zyne handen en lei zich weer neer. Maar
slapen doet hy niet. De 1 volgenden morgen
begon het nieuwe leveu, een voor hom
wonderlyk en vreemd leven. Het zou hem
ook niet onaangenaam geweest zyn, als het
maar niet zoo stil, zoo akelig stil geweest
was, maar juist die stilte deed hem te veel
aan al hot gebeurde torugdenken, en daD,
hy was aan do stilte niet gewoonreeds aan
zyne wieg was er gedruisch en levenhy
sliep onder geraas en oDder geraas werd
hy wakker. Zyne pleegouders hadden dikwfj's
luide getwist, de pleegzusters krakeeldende
wagens ratelden door de nauwe stratende
hondsn blaften, do machines der drukkerjl
stampten en ratelden, de werklieden keven
en pochten. In het verbeterhuis was hy cok
altoos in gezelschap, altoos m6t jengel.eden,
die hy niet mocht ltyden; meestal krakeelden
zy om eene of andere lekkere bete of als zo
elkaar niet goed begrepen. En later, by het
bouwen, wat wemelde hot daar al niet vaa
menschen, van 's morgeus tot 'a ..vonds naast
hem, om hem, boven zijn hoofd! Zeil's '3nachts
was hy niet alleen, want zyn slaapvertrek moest
hy met anderen deelenalloen-zyü, dat is voor
een armen handwerksman to kostbaar l
Wordt vervolgd.)