N°. 10428. Maandag 19 Februari. A0. 1894. <§eze iCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Derde Blad. Ku"ot F euilleton. Het Formulier van Musgrave. 6> LEIDSCH DACrBLAD PRIJS DEZER OOURABT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1—regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 j. - Grootor» letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Finantiëele Kroniek. Met elke week wordt de overtuiging grooter, dat de omzetten in den fondsenhandel minder worden. Er heereebt thans een geest van lusteloosheid, van tegenzin voor het onder nemen van nieuwe zaken, zooals weinig te voren is gekend. In tegenstelling met het vorige jaar, toen te midden van de crisis het geld tegen zeer hooge rente en dan nog met moeite vorkrygbaar was, is er thans kapitaal in over vloed, hetwelk ternauwernood tegen zeer ma tige rente plaatsing kan vinden, doch niet tegenstaande deze omstandigheid, schynt men huiverig om van de goldruimte te proflteeren. Dit verschijnsel is algemeen. De verschil lende hoofdmarkten kenmerken zich door aan houdende kalmte en van geene enkele gaat eenlge beweging uit, die prikkelend zou kunnen werken op den handel. Onder deze omstan digheden is het natuurlek dat, tenz|j men in eene nietsnuttige vermelding wil vervallen van plaats gehad hebbende verhooging of verlaging van koersen, de afgeloopen week al zeer weinig hoeft opgeleverd, dat als van eenig belang kan worden vermeld. Onder Hollandsche waarden valtslechts eenige verheffing te vermelden voor Tabakaandeelen, waarvoor de stemming zeer gunstig blijft. Niet zonder invloed daarvoor was het bericht eoner aankomst van eene partij tabak der Deli-MaatpU- Ofschoon omtrent deze zending nog geene verdere bijzonderheden bekend zijn, gaf dit toch eenige meerdere levendigheid. Aandeolen Java Cultuur-MaatpO- blijven flink gezocht, in verband met geruchten eener vrij boogo dividend-betaling. Hoewel gesproken wordt van eene uitkooring von ÏO a lOpO*., achynen de verwachtingen daaromtrent wel wat hoog gespannen, daar eene zeer belang- rijke afschrijving voor reserve waarschijnlijk wordt geacht. Verder wordt Dog vernomen dat op de aan deolen Arendsburg eene dividend-uit- keering van 40 pCt. zal plaats hebben. Voor obligatiön C e n t r a a 1-spoor bestond vrij uitgebreide vraag, terwijl nagenoeg geen fonds werd aangeboden, welko omstandigheid eene flinke koers verbetering ten gevolge had. Onder Europeesche fondsen was de grootste levendigheid waar te nemen in Italianen, welke in den laataten tyd een geliefkoosde speelbal in handen dor speculatie geworden zijn. Zy ondervonden eene koersverheffing zooals in langen tijd niet is voorgekomen en maakten daardoor eene uitzondering op de algemeene lustelooze houding, daar zoowel Berlijn als Parijs en Londen in hooge mate de aandacht op deze waarden gevestigd hielden. De houding dor Londensche markt is echter eer vijandig te noemen, aangezien de beschouwingen van daar uit in alle opzichten het kenmerk dragen van stelselmatig alles van de slechtste zijde to bezien. Nu kan de toestand in Itallö niet bepaald rooskleurig genoemd worden, doch in weerwil der uitingen van Londen, schijnen toch op andere hoofdmarkten de inzichten omtrent den toestand nog niet zoo donker, om niet ten opzichte van herstel der financiën eenig ver trouwen te blijven koesteren. Op de Parjjsche beurs deed het gerucht de ronde, dat de Pransche regeering geneigd zou bevonden worden om Italië tegemoet te komen in het aanknoopen van handelsbetrekkingen en zoo doende den handel .eenigszin6 te steunen. Blijkbaar echter werd dit bericht gebruikt om dienst te doen in den hevigen strijd tusschen de speculanten, om de koereen te doen rjjzen of dalen. Na groote slingeringen bleef de baisse party meester en was eene scherpe daling daarvan het einde, waarvan ook hier de terugslag werd ondervonden. Geheel anders was de Beriynsche beurs gestemd, alwaar beschouwingen over eene aanstaande leening aanleiding gaven tot eene zeer willige houding. Oostenryksche fondsen Dlyven onder den invloed van Weenen steeds in onvaste houding, Ru88en daarentegen vast Over het algemeen hoeft het tot stand komen (einde- lyk 1) van het Duitsch-Russisch handelstractaat niet die levendige stemming in het leven ge roepen, welke daarvan werd verwacht. Elke poging, die daartoe van Beriyn mocht uitgaan, wordt door de Weener beurs onmiddeliyk onderdrukt door aanzienlijk aanbod. In Russische Sporen, meer byzonder aandeelen Baltische en Russische Zuid-Westspoor, vond een belangrykher stel plaats, hoofdzakeiyk ten gevolge van koop orders voor St.-Petereburg. Turken maakten in de afgeloopen weck eene uitzondering op hunne vorige houding, aangezien voor deze waarden eene minder vaste stemming heerechte. Vooral voor de Turksche loten was de achteruitgang met An Vu»! o r» arii Ir Hut verloop der Zuid-Amerikaanaclie markt was tamelyk gunstig. Mexicanen volgden in hoofdzaak den prfja van het zilver en konden daardoor gewoonlijk beter koereen bedingen, waarvan vooral do S-pcts.-subeidie-obligatiSn het ineeet profiteerden. Voorts konden obligatiön Uruguay en Venezuela hunne vaste positie flink handhaven, dank zy den kraentigen steun van Londen. De zeer punctueele voldoening der verplichtingen door de Uruguaaueche regeering, ten opzichte der stortingen voor de couponbetaling, wordt aldaar zeer gunstig beoordeeld en daar by de verwachting eener vrU aanzienlijke koersverheffing uitgesproken. Men verneemt nader omtrent de plannen, welke de regeering van Venezuela koestert, ten opzichte der afdoening der twee onbetaald gebleven coupons, dat daarvoor certificaten zullen worden uitgegeven, welke, al naar de overmaking der daarvoor bestemde bedragen plaats heeft, door uitloting zullen worden aflosbaar gesteld. De Amerikaansche apoorwegmarkt blijft geheel onder den indruk der onbevredigende epoorwegontvang8ten, waaromtrent nog niet do minste verbetering valt waar te nemen. Het schfjnt dat alle slechte invloeden thans samenwerken om elk herstel voorlooplg onmogelijk tomaken, daar niet alleen de kans van eene zfivercrisia in Engelach-Indié hoogst ongunstig op den Amerikaanschen han del kan werken, doch nu ook de hevige en aan houdende stormen, welke in een groot gedeelte van Amerika hebben geheerscht, aan het spoorwegvervoer veel kwaad zullen doen en dus nog slechtere spoorweguntvangsten in het vooruitzicht stellen. Met deze omstandigheden rekening hou dende, bleef de markt te Nieuw York be trekkelijk vast, in zooverre dat een groote aandrang tot verkoop niet heeft plaats gehad. De verwachtingen z(jn nu weer geheel gesteld op de tariefwet, doch ook de aanneming daarvan door het Congres heeft niet die ver levendiging van handel en nijverheid ten gevolge gehad, welke daarvan werd verwacht. Thans hoopt men weer dat, wanneer eenmaal de wet aoor den Senaat zal zj)n aangenomen, (hetgeen nog maanden kan duren) betere tjjden zullen aanbreken. De gelegenheid is thans opengesteld tot het inleveren der onbetaalde gebleven coupons 1ste hypotheek Cherapeakb Ohio South western, hetgeen met het oog op moge lijke gevolgen en bovenal op de groote waarschijnlijkheid van goede resultaten, niet dringend genoeg kan worden aanbevolen. Rignlandsche Bank. De Tante van Charley. Om strijd hebben de heeren Poolman en Jan C. De Yos hunno komst met bovenge noemde klucht aangekonalgd, daarbij over vloedig reclame makende 't zj) voor bun spel, 't zj) voor het stuk. Nu de beide voorstellingen zoo enel op elkaar volgen, kan ik den lust niet weerstaan om het epel der belde gezel eens te zamen en vergelijkend te besproken. Daartoe zal ik mfine beschouwing uitstellen tot na Maandag-avond en m(J nu uitsluitend bepalen b(J eenige algemeene opmerkingen en het nastukje. Nu dan: Het is volkomen waar dat „de Tante van Charley" eene allerdolste klacht is, volkomen onschuldig en benijdenswaardig fatsoenlijk. Kunst, literaire verdienste zal men er tovergeefs in zoeken, maar daar maakt het ook geen aanspraak op; het is een dwaas diDg, waar men om lacht en verder niet over praat. En lachen doet men, dat staat vastl Dat was ons beloofd, wi) hebben het gekre gen en dus z()n we voldaan. Logica, waar schijnlijkheid allemaal gekheid, w(J hebben te veel gelachen om ons over het gemis daarvan te kunnen ergeren. Wie zich eens wil vermaken met iets erg geks, ga gerust naar deze nieuwigheid zien, hy zal er niet somber vandaan komen. Ook het nastukje van gisteravond vond veel bijval. „De Sohoolrydster" is eene goede oude bekende; werkelyk, Ik ken beelwat na- stukjes, die flauwer en slechter zfin. De heer Poolman had ook hierin het leeuwenaandeel genomen en we mogen wel zeggengelukkig I HU deed het alleraardigst, los, prettig, ge makkelyk en ondanks zyne groote jovialiteit toch beschaafd. Soms werd hy zöó mal en uitgelaten, dat zelfs zyne medespeelster het uitproestte, wel een bewys, dat zyne vrooiyk- heid aanstekelijk was. De dame in quaestie, mevr. Mulder Roelof- sen, was nogal goed. Haar spel was niet mooi, ook niet leeiykhet was voldoende en, in elk geval, zy deed haar best. Alleen de kunst van verzen zeggen Is haar geheel vreemd; dit was haar zwakste oogenblik. De heer Malherbe, als Caesar, kon my niet byster bevallen. Zyn spel is Ietwat houterig en gekunsteld; hy mist nog gemak en rustige vryheid; in de tooneelen tusschen Poolman en hem was het verschil te groot. Maar wat nog niet is, kan nog komen; hy is niet van aanleg ontbloot en als hy maar goed kykt hoe Poolman speelt (zelfs wanneer hy sterk over drijft) kan hy zich nog veel voortroffelyks eigen maken. De groote Gehoorzaal was gisteravond slechts zeer matig bezet; trouwens, een tameiyk publiek, dat in de komedie nog heel wat achynen zou, verzinkt in die ruimte. De zaal is niet geschikt voor tooneeluitvoeringen, wantde akoestiek is er, voor gewonemenschen- stommen, erbarmelyk; het was zoo af en toe, zelfs geheel vooraan zittende, onmogelyk de spelers te verstaan. Met de décors moet maar zoowat geschipperd worden; zy hadden of was dat het werk van den heer Duyser? enfin, men had zyn best gedaan, hoewel het resultaat nog verre van mooi was. Ik zou het gezelschap van den heer Poolman nog wel eens in onzen Schouwburg willen zien, wy zullen dus maar eindigen met een „tot weerziens I" en Maandag onze overige opmerkingen onder woorden brengen. v. B. XXII. In „Pulchri Studie" te 's-Gravenhage expo- aeeren thans als zesde groepmej. G. Van de Sande Bakhuyzen, N. Bastert, F. J. Du Chattel, H. J. Haverman, M. C. Lapldoth, W. Marls, mevr. MesdagVan Calcar, mej. A. Pruys van der Hoeven, Carl Sierig, J. Stroebei, J. G. Vogel en H. G. Wolbers. In „Le Figaro" (16 dezer) komt een kort verslag voor van den kunst-criticus Charles Yriarte, de tentoonstelling van Hollandsche aquarellisten betreffende, die thaDS door de firma Goupil te ParUs ter bezichtiging wordt gosteld. Als „hors pairs" worden de ook in Frankryk zeer bekende schilders Israels, Mesdag, J. Maris, Bosboom, Mauve en Artz genoemd, waarvan de drie laatsten gestorven, de eersten nog in volle werkkracht zUn. Onder de „maltros consacrós" rangschikt Yriarte: Blommers, Ter Menlen, Neuhuys, na dezen: Apol, Bakhuyzen. Verder vermeldt hy L. W. v. Soest, Bastert, Kever, Poggenbeek, mevr. BildersVan Bosse, Th. De Bock, Jan Vrolyk, Du Chattel, Roelofs, Weissenbruch, Gabriöl,Thérèae Schwartzo en... Vasten .rn-vj») Ten slotte bespreekt hy de bloemen en eindigt dus: „Les fleurs ont aussi lours deptes, mais lk l'lnterprétation est bkn différente de la nötro. M. Kamerlingh Onnes rioe les fleurs, il a des fralcheurs indicibles, et les noiedans une poussière d'argent; Mile. Marguérite Roo senboom, au contraire, appuie avec mail rise, transpose et fait éclater les tournesols jaune d'or, sur les fonds d'un gris veloutó. Cssont des fleurs qui n'ont rlen k voir avec celles des demoiselles et qui dérouteraient Van Spandonk et Redouté." Door de welwillendheid van den heer J. J. Tieie te Rotterdam wordt de commissie voor de Kunstbeschouwingen alhier in staat gesteld, behalve diens toegezegde belangryke portefeuille, ook een paar schilderijen uit diens ryke collectie te kunnen exposeeren. Ais onder deze het „Witte paard" (Mont- martre), van Breitner, eens kon worden ge zonden? Donderdag 1 Maart is in den Foyer alhier de eerste van het viertal Kunstbeschou wingen in 1894. De vyfde aflevering vaD „Van Nu en Straks' is zeer belangryk. Zy bevat eene fraal-exprea- sieve buitentek8t-plaat van Ch. Rickette, voortz ornamentaties van Lommen, Van Ryssel- berghe, Van de Velde en Morren. Het literaire gedeelte is samengesteld uit bydragen van André Jolles (Regas Tres; aldus opgedragen aan Jan Veth, „pictori et poétae verae virginitatis maxima cum affections dedicatum"), twee sonnetten van Henri Bore!, en een paar van Victor De Meyere; .Ave Anima", door J. D. Bieren.: de Haan, rwyi Victor Lieber „Eenig gekapt stroo over ont wikkelde lui", schreef, dat wel scherp gesteld, doch zeer lezenswaard tevens is. Ik wil wel oprecht bekennen, dat het my persooniyk zeer heeft getroffen en sympathiek gestemd jagen den Zuid-Nederlandechen dichter Pol Do Mont, in zyne voordracht over „Vlaam- scho letterkunde", den redenaar die drie namen te hebben hooren uitspreken van onze Neder- landsche hedendaagsche schildersToorop, Moulyn, Bauer. Want al is ln de kunsthalle van ons Ste delijk Museum Jan Toorop op hot oogenblik in al zyne kracht vertegenwoordigd (het buitengewoon druk bezoek daar, mag ik allerminst geheel op rekening van de nieuws gierigheid scbryven), en al hebben ook de „Kunstbeschouwende" Leidenaars de etsen van Bauer en diens teekeniDgen ruimschoots kunnen genietenvan MoulUn toch werd nog weinig gezien en gewaardeerd. Daarom dan hier iets over zyne jongste lithographie„Geloof." Voor mU heeft Moulyn hierin bereikt wat hy heeft gewild: met sobere middelen een ryk beeld weergegeven van het reine Geloof, 't Geloof, dat is als het licht, stralend in droevige dagen; en voor dat Sereen zuivere krimpen wolken inéén in angstige dwarrel- kronkellUnen, ylen ze uiteen in rechte rust- stiepen. En, onder dien oorlogsbemel, laag DOOR A* CONAN DOYLE. Op mvjn verzoek werden twee agenten van politie er by geroepen, en vervolgens trachtte ik, door aan de das te trekken, den steen op te lichten. Ik kon hem echter nauwelijks be wegen, en eerst met de hulp van een dor beambten, slaagde ik er in hem naar eenen kant te trekken. Een zwart gat gaapte ons tegen, waar wy allen in keken, terwyi Mus- grave aan den kant neerknielde en er zijne lantaarn boven hield. Eene kleine kamer, ongeveer zeven voet hoog en vier voet in het vierkant, vertoonde zich aan onze oogen. Aan den eenon kant stond eene korte, breeds met geel koper inge legde houten kist, waarvan het deksel rechtop stond, terwyi deze vreemde, ouderwetsche sleutel in het sleutelgat stak. Er lag van buiten eene dikke laag stof op, de vocht en de wormen hadden het hout bykans ver teerd, zoodat eene menigte witte paddenstoelen er binnenin groeide. Verscheidene ecbyven metaal, klaarblijkelijk oude munten, zooals ik hier in myne hand heb, waren op den bodem van de kist ver spreid, maar verder bevatte zy niets anders. Op het oogenblik echter hadden wy geene oogen voor d* oude kist, want ons gezicht viel dadeiyk op iets, dat er naast lag. Het was de gedaante van een man, in een zwart pak gekleed, dat letteriyk aan zyn lyf hing; zyn hoofd was op den rand van de kist ge zonken en beide armen aan weerszyden er van uitgebreid. De houding had al het stil staand bloed naar het gezicht gedreven en niemand zou zulk een vertrokken, lever kleurig gelaat kunnen herkennen; maar de lengte, de kleediug en het haar waren vol doende genoeg voor myn cliënt, om, toen wy het lyk naar boven hadden gehaald, er den vermisten bottelier in terug te vinden. Hy was reeds eenige dagen geleden gestorven, maar er was geene wond of kneuzing op het lyk te vinden, om ons to doen zien hoe hy den dood had gevonden. Toen zyn lichaam uit den kelder verwyderd was, stonden wy nog steeds tegenover een vraagstuk, dat byna even vreeaeiyk was, als dat, wat wy hadden opgelost. Ik moet bekennen, Watson, dat ik in myn onderzoek teleurgesteld was. Ik had er op gerekend dat ik, als ik maar eens de plaats gevonden had, waar het formulier op doelde, het geheele mysterie zou kunnen oplossen, ma vr nu was ik zoo ver en toch klaarbiy- ke.yk er nog even ver van af om te weten wat de familie met zooveel doordachte voor zorgsmaatregelen verborgen had. Het is waar, dat ik licht gebracht had in de onzekerheid omtrent het lot van Brunton, maar nu moest ik Dog verklaren, hoe het kwam dat hij zoo'n einde had gevonden, en welk aandeel de verdwenen vrouw in de zaak gehad had. Ik ging in een hoek op eene ton zitten en ging de zaak nog eens nauwkeurig na. Gy kent in zulke gevallen myne wyze van redeneeren, Wataon. Ik stel my zelf in de plaats van den man, en nadat ik diens verstand zooveel mogeiyk gepeild heb, vraag ik myzelven af, wat Ik onder zulke omstandigheden zou ge daan hebben. In dit geval werd do zaak my gemakkeiyk gemaakt doordat de scherpzln nigheid van Brunton zeer groot was, zoodat het onnoodig was op dat punt vergeiykingen te maken. Hy wist dat iets van waarde verborgen was. Hy had de plaats, waar hot lag, ont dekt. Hy merkte dat de steen, die de plaats bedekte, te zwaar was, om hem zor.dor hulp te verschuiven. Wat moest hy dus doon?Hy kon geene hulp van buitenaf krygen, zelfs als hy iemand wist, dien hy geheel kon ver trouwen, zonder dat hy deuren moest ont sluiten en zonder dat er groot gevaar bestond voor ontdekking. Het was dus beter dat hy, als het kon, een helper zocht binnenshuis. M-iar wien kon hy het vragen? Dit meisje, Rachel Howells, bad hem vurig bemind. Een mm vindt het altyd zeer onaangenaam te ondervinden, dat hy de liefde eener vrouw verloren heeft, al heeft hy haar nog zoo slecht behandeld. Hy wildo door eenige oplet tendheden trachten weer op goeden voet te komen m6t het meisje en haar dan als zyne medeplichtige engageeren. Zy zouden te zamen *8 nachts in den kelder komen en met hunne vereende krachten zouden zy den steen oplichten. Tot zooverre kon ik hunne daden q gaan, alsof ik er by ware geweest. Maar voor twee menschen, waarvan de éón nog wel eeno vrouw, moest het een zwaar werk geweest zyn dien steen op te lichten. Een krachtige Sussexer politie agent en ik hadden het geeno kleinigheid gevonden. Wat zouden zy gedaan hebben, om iien er by te helpen? WaarechynJyk, wat ik ook zou ge daan hebben. Ik stond op en bekeek zorg vuldig do verschillende blokken hout, die op den grond verspreid lagen. Byna terstond vond ik, wat ik verwachtte. Een stuk, onge veer drie voet lang, had aan eenen kanteen duideiyk zichtbaren inham, terwyi verschei dene andere gesplinterd waren aan de kanten, alsof er een verbazend groot gewicht op ge drukt had. Klaarblykeiyk hadden zy, toen zy den steen een eindje hadden opgetild, de stukken hout in de spleet gestoken, totdat zy ten laatste, toen de opening groot genoeg was geworden om er door te kruipen, hot open hielden door een rechtopstaand blok, hetwelk natuuriyk aan den onderkant ingedeukt was geworden, daar de geheel© zwaarte van den steen het moest hebben neorgedrukt op den steoüen rand van de opening. Tot zooverre was ik nog steeds op zeker terrein. En hoe moest ik nu dit middernachteiyk drama vervolgen? Het was duideiyk, dat slechts één persoon in het gat had kunnen kruipen en die één was Brunton. Het meisje moest boven gewacht hebben. Brunton had toen de kist ontsloten, den inhoud overgege ven, vermoedeiyk daar de inhoud niet ge vonden was en toen wat was er toen gebeurd? Welk smeulend vuur om wraak was er plotseling hoog opgevlamd in de ziel van die hartstochteiyke Celtlsche vrouw, toen zy zag, dat de man, die haar verongelykt had, mis schien meer verongelykt dan iemand ver moedt, in hare macht was? Was het toeval, dat het stuk hout losge laten had, en dat de steen, die zyn grafsteen worden zou, Brunton had ingesloten? Was zy slechts schuldig, wat betreft het verzwe gen van zyn lot? Of had de eene of andere plotselinge beweging van hare hand het, steunpunt weggetrokken, zoodat de steen op» zyno plaats terugviel? Hoe het ook ?e£,iaitl moge zyn, ik scheon die vrouw voo my te zien, hare kostbare vondst styf vasthoudende, terwyi zy als eene bezetene de woLteitrap oprende, en misschien voortdurend m hare ooren de zwakke kreten om hulp hoorde en het waanzinnige slaan tegen den steen, die het leven begroef van haren trouweloozen minnaar. Dit was dus het geheim van haar bleek gelaat, hare geechokte zenuwen, hare zenuw toevallen den volgonden morgen. Maar wat was er in de kist geweest? Wat had zy er mede gedaan? Natuuriyk moest net het oude metaal en het glas zyn, dat myn cliënt uifc het meer had opgevischt. Zy bad het er by do eerste de beste gelegenheid ing» worpen, om het laatste spoor van hare imcdaad uit te wi8schen. Gedurende Iwlntig minuten had ik onbe- weogiyk gezeten, teiwyl ik over de zaak dacht. Musgrave stond nog steeds met een zeer bleek gelaat naast my, zwaaide zyne lantaarn heen en weer en keek af en toe in het gat.(Stof volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 7