wisaeletand ontspoorde een zandtrein by het station Romilly-sur Andella in het departement Bure. Drie werklieden verloren by dit ongeval het leven, terwyi één ernstig werd gekwetst. Uit het onderzoek in zake het ongeval by Oompiögne is reed6 gebleken dat daarby geen sprake kan wezen van opzet. Wie daarvoor aansprakeiyk moet worden gesteld, is nog niet uitgemaakt. De rectorale oratie. De viering van den 819den gedenkdag van de stiohting der Leidsche hoogeschool bepaalde zich dit jaar enkel tot de plechtigheid in het academiegebouw hedennamiddag te twee uren. In het groot auditorium was by die gelegen heid oene talryke schare samengekomen tot het aanbooren der rede van den rector-magni- ficus, prof. mr. 8. J. Fockema Andrere. Alvorens tot de behandeling van het voor zyne rede gekozen onderwerp over te gaan, wees hy er na zyn woord van welkom op hoe het feest van heden een feest is, waarop helaas eene zeer donkere schaduw valt, door het overiyden van een der curatoren, den Burgemeester Louis Marie De Laat de Kanter, dien wy gisteren ten grave brachten. Hy heeft, zeide de redenaar, veel gearbeid, de man, die ons is ontvallen. Zyn vaste wil, zt)n scherpe blik, zyne sterke hand, hebben voel tot stand gebracht en vele dingen gestuurd in de richting van zyn geest. De stad Leiden en al wat haar betrof, ging hem zeer nauw aan het hart. Niet het minst onze Universiteit. Wie tot hem kwam om over haar te spreken en hare belangen te bepleiten, was zekor een open oor te vinden. Dat hy als Curator met alle kracht heeft geyverd voor hetgeen hy meende, dat haar kon verheffen en haren bloei verhoogen, dit mogen wy met vertrouwen aannemen. Hiervoor brengen wy hulde aan zyne na gedachtenis. Zyn heengaan doet allen vroolyken feest galm verstommen. Slechts tot eene ernstige samenkomst zyn wy heden gestemd. Maar deze mocht ook thans niet achterwege worden gelaten, zoo min als in andere jaren van rouw. Gedenkdagen als onze 8ste Februari hebben eene hooge beteekenis. Daaraan mag niet worden geraaktzy moeten ongeschonden biyven bewaard als myipalon op den langen weg der wetenschap, als rust plaatsen van waar men terugziet op de afge legde baan, en den blik vooruit richt tot den horizont, waar men, door de herinnering aan de reeds overwonnen moeilykheden, kracht verwerft voor de worsteling tegen andere, die in het verschiet liggen, waar men zich telkens en met ernst rekenschap geeft van de richting, welke men heeft te volgen, van de middelen, waarmede men het naaste doel het spoedigst en het zekerst kan bereiken. Zegt niet: de man van wetenschap heeft aan officiöele gedenkdagen geene behoefte in dezen zin, zyn gohoele streven legt hem dageiyks met klem de vraag voorwaarheen en stuwt hem vooruit zoodra het antwoord is gegeven. Gozameniyke herdenking van vroegere zegepralen en van oude tekort komingen, gozameniyke overweging van plich ten in de toekomst, oefenen eene eigenaardigo kracht, die van geen nadenken in het eenzamo studeervertrek kan uitgaan. De taak der weten schap is zoo oneindig groot, de kracht van den enkele is zoo gering, de tyd, waarover hy beschikt, zoo kort. Hy heeft het noodig, het van tyd tot tyd te voelen, ik zou, zeide de redenaar, haast zeggen, zinneiyk waar te nemen, dat met hem schouder aan schouder staan mannen van denzolfden wil, dat hun phalanx niet dunt, maar voortdurend aange vuld, verjongd en versterkt, zich meest lang zaam, doch met vasten tred voortboweegt naar het groote doel. Hy heeft het meer dan ooit noodig in den tegenwoordigen tyd van beweegiyk leven en snelle openbaarheid. Er heerscht allerwegen en in byna alle kringen een onrustig streven naar verbetering ook van eigen toestand. Men wil spoedig bereiken wat men nastreeft, hier geld, daar eene goede plaats in de maat- scbappy, ginder roem, eer. Men versmaadt geone middelen, die hiertoe kunnen leiden. Reclame, effectbejag, waarheon men het oog richt. Ja, laat ons het niet ontveinzen, zelfs daar, waar men een zuiver weten- schappeiyk streven zou mogen verwachten, wordt men eene enkele maal onaangenaam getroffen door zekeren ophef, door een onge duld, dat, niet tevreden met het bewustzyn, nu en dan een stap vooruit te doen, de beteekenis der verkregen resultaten wil zien erkend en toegejuicht door de wetenschappe- lyke wereld niet alleen, maar ook door hot groote publiek. Dat ongeduld voert zoo licht tot studie in de richting, waarin het meeste effect is te wachten, tot voorkeur voor opzien barende resultaten, alles tot nadeel van het degeiyke onderzoek. Ook tegen dat ongeduld wapont een blik op do zich eeuwen lang steeds rustig voortbewegende wetenschappe- lyke gelederen. Wy gaan vooruit door samen werking van aller krachten, al is niet ieders aandeel in den vooruitgang op elk oogenblik duideiyk herkenbaar. Dit geloof schenkt ons een terugzien op den afgelogden weg; en wie gelooven haaston niet. Juist gedenkdagen, nieuwjaarsdagen, als ik hot zoo mag uitdrukken, dringen, den blik nog eens te laten rusten op het verleden, en te laten weidon over de toekomst Dit deed de redenaar dan ook heden, zy het over een beperkt gezichtsveld naar hy zeide, door te spreken over „het rechtsgoleerd bedryf van vroeger en later in Nederland," het onderwerp zyner rede. Daartoe sloeg spr. eerst een blik in het leven der Germaansche maatschappy, al was het nog uiterst eenvoudig, en schetste den even eenvoudigen rechtstoestand, waarin echter na enkele eeuwen eene algeheele om keering kwam. De Germaansche stammen hadden den invloed ondergaan van het Christen dom; zy waren in nauwere aanraking ge komen met elkander en vooral met de Romein- echo beschaving, een uitgebreider verkeer had nieuwe behoeften geschapen en bevredigd, naast den landbouw hadden andere takken van bedryf beteekenis gekregen. Op het recht drukten de gewyzigde toestanden in menig opzicht hun stempel. Het werd in schrift gebracht, en hiermede werden de rechtskenners ontlast van wat tot nog toe vermoedeiyk hunne hoofdtaak was geweest, het in her innering houden van het recht. Maar te geiyk werd hun een ander zeer ruim veld van werk zaamheid geopend. In de veranderde maat schappy deed zich nameiyk altyd dringender de noodzakeiykheid gevoelen aan duurzame bewysmiddelen. En hierby stond spr. nu langen tyd stil. Den grootsten invloed hadden de leden der koninklyke kanselary. Maar, al was de werk kring van andere aktenschryvers van den Frankischen tyd bescheidener, ook hun kwam toch de niet te loochenen waarheid ten goede, dat, wie vaststelt wat zal worden gezegd, bepaald, voorgeschreven, vaak minder invloed oefent, dan wie den vorm kiest, waarin dit zal geschieden. In de periode, waarvan de redenaar vervol gens sprak, werd hun, die met het recht meer dan anderen vertrouwd waren, nog in tweeërlei andere richting nieuw arbeidsveld geboden: de rechtspraak en de by stand in rechte. En geleideiyk, in den loop der eeuwen, werden zy op dit terrein de eenige arbeiders. Aan- vankeiyk kwamen alle weerbaren op gerafelde tyden ter rechtspraak samen. Onder Karei den Grooten ging de ontuütk#- ling eene schrede verder. In de plaats der wis selende rachinburgen traden vaste oordeelaars, schepenen, aanvankelyk voor hun leven be noemd, later op geregelde tyden aftredende, maar dan toch veelal öf herkozen öf by vry geregelde beurtwisseling in het gerecht terug- keorende. Naarmate de maatschappolyke ver houdingen meer ingewikkelde rechtsbetrek kingen medebrachten, en de toepassing van het recht meer bedrevenheid vorderde, zocht men voor het schepenambt zorgvuldiger naar personen „der rechten ervaren". Dit leidde er ongetwyfeld mode toe, dat velen zich door gezette studie voor de rechts- praktyk voorbereidden, wat zy wellicht te liever deden, omdat de .milites legum", - de naam duidt het reeds aan voorrechten van den ridderstand deelden. En zoo kwam in verschillende streken ook van ons vaderland een goed deel der recht spraak in handen van in de school gevormde juristen. Om slechts één enkel voorboeld to noemen: in Delft nam in 1476 één Mr. zitting in de schepenbank; 250 jaren later bestond deze uit enkel Meesters en Doctoren. In sommige Nederlandsche provinciën von den de Frankische schepenen-gerechten geen ingang, maar toch ook hier wies gestadig de invloed der juristen op de rechtspraak. En zoo kwam gekidelyk, hier langs dezen, ginds langs genen weg, de beslissing der lage banken geheel of grootendeels in handen van geleerde rechters. En in nog hoogere mate was dit het geval met de rechtspraak in laatsten aanleg. Deze werd in den loop der jaren byna overal hier te lande toevertrouwd aan Hoven van Justitie in verschillende provinciën zelfstandig ge worden onderdeelen van den grafelyken regee- ringsraad, in andere naar dit model gevormd. Die hoven moesten overal voor een deel be staan en bestonden weldra geheel uit doctoren en licentiaten. Voor de juridisch gevormde rechters en advocaten ware er gedurende het lange tyd- perk, waarin spr. vervolgens een blik deed slaan, naast hun deels formeelen arbeid nog eene schoone taak te vervullen geweest. De wetgeving, onder de Frankische koningen aan gevangen deed wel telkens eene schrede voor uit, maar hield toch geen gelyken tred met het zich ontwikkelende maatschappeiyk leven. Daarby werd aan de hoogescholon byna uitsluitend Roraelnsch recht onderwezen en dit nog wel meest exegetisch. Wy behoeven, om ons hiervan te overtuigen, slechts hot oog te slaan op de oudste bekende „catalogi lectionum" onzer eigene universiteit. In 1592 opperden de Curatoren eenige be denkingen tegen het onderwys der jur. profes soren, die soratyd8 hunne hoorders een gansch jaar bezighielden met uitlegging van enkele titels. De hoogleeraren verklaarden zich hierop bereid, overeenkomstig den wensch der cura toren „het Corpus Juris onder eikanderen te verdeylen ende 't selve binnen oenen zekeren tyt van jaeren geheel uytteleggen". Het is, zeide de redenaar, alsof er buiten dat Corpus Juris geen recht bestond. Het is waar, in de 18de eeuw kwam erin bet onderwys eenige verbetering, en gaf men aan hot vaderlandsche recht een bescheiden plaatsje. Maar de gedachtengang en het systeem bleven Romeinsch, en van het besef, dat het recht één samenhangend, groeiend en zich ontwikkelend geheel is, gaven de meeste dezer lessen weinig biyk. Rechters en advocaten leden onder den geest, die hunne academische vorming had bebeerscht; de laatsten bovendien onder den invloed eener slechte traditie. Hunne voorgangers, de oude taalluiden, waren toch niet gewoon geweest, hunne taak zeer hoog op te vatten. Slechts enkele staaltjes gaf spr. nu uit geschriften, die als wegwyzers in de practyk grooten invloed hadden, en als teekenen van hunnen tyd mogen worden aangemerkt. Daaruit bleek hoevele bezwaren er be stonden, waarin moest worden voorzien en waarin ook werd voorzien. Ja, ook tegen sommige ingewortelde theo rieën, in den tyd niet meer passende, werd met vrucht gestreden spr. herinnerde aan de hervorming van het bewysrecht, de steeds vollediger erkenning van het publiekrechteiyke karakter der straf. Maar helaas ook en vooral op het gebied der rechtshervorming was de blik der juristen niet ruim en scherp, hunne hand niet krachtig genoeg. Met alle vuur van een jong leven, zette de Staat, uit de omwenteling geboren, zich aan den arbeid, ook dien der codificatie. Wetboeken voor den tyd voortreffeiyk kwamen het rechtsleven beheerschen. Men kent die, welke elkaar in Nederland hebben opgevolgd. De taak der rechtsgeleerden lag nu voor de hand. Zy hadden eerst de Fransche, toen onze eigene wetgeving, nauwkeurig te onder zoeken, te verklaren,! het stelsel, daarin uit gewerkt, bloot te leggen, den zin van elk artikel vast te stellen. Deugdeiyke wets- uitlegging en toepassing was het vooral, dat men van hen mocht verlangen, en zy hebben aan hunne verplichtingen in dit opzicht men mag zeggen naar eisch voldaan. Toch mogen wy ons afvragen en het is zelfs plicht het heden te doen by onze nieuw jaarsoverpeinzingenwelke taak zal de naaste toekomst den juristen opleggen? En daarby stond de redenaar ten slotte uitvoerig stil. Het ideaal, dat de wet zoo helder, de wets taal zoo duideiyk zy, dat elk verstandig man ze kan begrijpen, dit ideaal zal wel niet binnen weinige jaren worden bereikt. Men moet en zal er echter by voortduring naar streven en men zal het altyd nader komen; het stelsel zal al duideiyker spreken uit de wet, de uit werking zal telkens scherper en eenvoudiger worden, het zoeken naar den wil des wet gevers buiten de wet om, steeds minder noodig en daarmee minder geoorloofd. De taak van den wctsuitlegger zal geleideiyk worden verlicht. Zal de rechtspraak een deel moeten biy ven uitmaken van het rechtsgeleerd bedryf, ook als raadgevers en woordvoerders van partyen in rechte, zullen vooreerst rechtsgeleerden wel onmisbaar zyn. En de werkzaamheid van wetenschappeiyk gevormde rechtspraktizyns zal der maatschappy in hooge mate ten goede komen, indien en zoolang de besten onder hen de macht bezitten en den ernstigen wil heb ben, om door eene strenge discipline te zorgen, dat de advocatuur een „nobile officium" blyve. Wyden de besten, daartoe zorgvuldig opge voed, zich met ernst aan de taak, om de be hoeften van het volk in al zyn kringen op te 6poren, zyne wenschen te bespieden, de vervulbaarheid hiervan te overwegen, de voor gestelde middelen te toetsen, zoo noodig naar andere te vorschon, en te juister tyd hun woord mede te spreken in de overleggingen, dan kan de democratische stroom voeren tot eene aristTocratie in den besten zin. In dien zin n. 1. dat niet eene standvastige wet, maar het gezonde oordeel des volks zal aanwyzen wie de s^aroi zyn, aan wier leiding het zich mag toevertrouwen. De voorbereiding der fy'örot voor dit deel hunner maatschappelijke werkzaamheid zal voortaan wanneer den redenaar niet alles bedriegt de gewichtigste taak zyn van het rechtsgeleerd onderwys. Bestaat er voldoende waarborg, dat het deze taak naar eisch vervult? Het feit, dat de tekortkomingen dei'juristen van vroeger eeuwen in onze oude Republiek grootendeels te wyten waren aan den aard van het onderwys aan onze toenmalige hooge- scholen, legt spr. als vanzelf deze vraa^op de lippen. En spr. durft ze niet bevestigend beant woorden. Dat het Romeinsche recht als inleiding tot de rechtsstudie strekt, is uitstekend te recht vaardigen. Den beginnonden jurist den eersten blik te doen slaan in een welgevormd recht buiten verband met hedendaagsche begrippen en toestanden, biedt een niet te verachten voordeel. Het is voor jongelieden zoo gemakkeiyk en verleidelyk, over wat zy in het dagelyksch leven meer of minder juist waarnemen, te redekavelen, en licht zien zy hunne beschou wingen hierover voor wetenschap aan. Voor dergelyke dwaling, die do gansche weten- schappeiyke vorming bedreigt, is de beginnende jurist bewaard by de studie van het Romein sche recht, welke door de gesteldheid der bronnen en hulpmiddelen tot nauwkeurig weten dringt en in staat 6telt. Zy kan echter alleen dan volkomen doel treffen, wanneer de studenten van het gym nasium medebrengen, niet slechts genoegzame kennis van de Latynsche taal om met gemak het Corpus juris te lezen, maar ook eene duidelyke voorstelling van de Romeinsche maatschappy on belangstelling in Romeinsche toestanden. Of dit ten onzent in den regel het geval is, mag worden betwyfeld; moet ik, vroeg spr., zeggen ondanks of ten gevolge van het lange programma en het eindexamen? De studie van het Romeinsche recht vindt dus een minder vruchtbaren bodem, dan zy behoeft. En de regeling der examens die bakens welke den koers der studenten bepalen is stellig niet berekend op de bevordering van nauwkeurig eigen onderzoek. Het candidaats-examen noodzaakt den aan komenden rechtsgeleerde, zich terstond door de beoefening der Staathuishoudkunde midden in de beweging der hedendaagsche maat schappy te plaatsen en werkt dus in eene richting, lynrecht tegenovergesteld aan die, waarin van Romeinsch-rechterlyke inleiding in de studie het meeste heil is te verwachten. En niet minder bedenkeiyk is de weg, door de wet gewezen voor de verdere vorming van hen, die naar het doctoraat in de rechtsweten schap dingen. Het doctorale examen, de eenige maatstaf, waarnaar de hoogleeraren hen kunnen ep mogen beoordeelen, loopt uitsluitend over het hedendaagsche stellige recht. Wil de faculteit niet de poort wagenwyd openzetten voor onbekwamen, dan moet zy vry strenge eischen van positieve kennis stellen. En doet zy dit, zoo legt zy by de veelheid der geëxamineerde vakken aan allen een geheugenarbeid op die, indien hy al niet aan werkeiyk wetenschappelyke vorming, aan ontwikkelend rechtsgeleerd onderzoek vierkant in den weg staat, die beide toch ernstig belemmert. En het examen alleen kan nimmer vol doenden waarborg geven, dat zy, die het hebben afgelegd, den weg zullen kunnen vinden by het oplossen der vragen van rechtstoe- passing en wetgeving, die het practische leven hun te beantwoorden zal geven. Die waarborg is alleen hierdoor te ver krijgen, dat den studenten in de rechtsweten schap de verplichting wordt opgelegd laat ik, zei spr., zeggen tot den arbeid in laboratoria en het volgen van polyklinieken. In de laboratoria moeten zy onder leiding hunner hoogleeraren zich oefenen in historisch en dogmatisch onderzoek, de wetten en ge schriften van vroeger en later tyden leeren kennen en gebruiken, zooals een natuurkun dige zyne instrumenten. By de polyklinieken moet hunne aandacht worden gevestigd op rechtsvragen, zooals zy zich in de rechtzaal, in de wetgevende lichamen, misschien ook in de pers vertoonen. Hier moeten zy zich be kwamen in het zoeken, ordenen en gebruiken der gegevens by rechtspraak, rechtspraktyk en wetgeving. De tyd voor zulke oefeningen kan en moet worden gevonden door groote beperking van het aantal der overige colleges, die minder onmisbaar worden, naarmate den juristen in deugdeiyke handboeken meer hulpmiddelen by de voorbereiding voor hunne examensten dienste staan. De hoogleeraren behooren ongetwyfeld telken jare een zeker aantal voordrachten te houden, waarin zy hunne methode van onderzoek en bewerking duidelyk voor oogen stellen, maar hoofdzaak mogen deze niet zyn. Het „fabricando fabri fimus" geldt ook voor de volgelingen van Minerva. Niet het aanhooren en in zich opnemen van wat anderen hebben gedacht, niet een zuiver receptieve arbeid, kan den eersten grond leg gen voor degelyke, wetenschappelyke vorming. Hiervoor is noodig, het zelf zoeken, vinden, verwerken onder deskundige leiding. Wordt eene studie in deze richting van de juristen gevorderd en hun het deelnemen aan de oefeningen, die spr. aanduidde, voorgeschreven, dan kunnen zonder gevaar de examens worden verlicht. Slaat men dezen weg in, dan zal van de studenten in de rechtsgeleerdheid een degelyk kunnen, meer dan een formeel weten van velerlei worden verlangd. De studie zal er vermoedeiyk door worden verzwaard. Wat nood? Geen enkel maatschappeiyk belang vordert, dat zwakken van hoofd zich aan geestesarbeid wyden. En aan diepte zal zy zeker winnen. De waarborgen, dat de doctoren in rechts- en staatswetenschap betrouwbare en gewaardeerde leidslieden zullen zyn in zaken van wetgeving vooral, zullen er in hooge mat© door worden versterkt. En nog eens, de hoofdtaak, welke hen wacht in de jaren die komen, is vry willige loodsdienst op het schip van Staat. Zy kunnen het langs klippen en ondiepten, ook door stroomversnellingen, behouden voeren naar veilig water, mits zy het vaartuig en den weg kennen en onverdroten op den uitkyk staan. De bemanning zal den loodsen gehoorzamen, zoodra en zoolang zy betrouwbaar blyken. Op dezen rust de plicht, het vertrouwen te verdienen, op dezen ook de verantwoorde- ïykheid voor eene schipbreuk, zoo zy hun gezag verspelen. De Staat zelf heeft zorg te dragen, dat het den toekomstigen loodsen aan middelen tot opleiding niet ontbreekt, en hun in de wet de beste studierichting te wyzen. Hoo beter hy dit doet, hoe dieper de Universiteiten het zullen gevoelen dat zij vooral geroepen en by machte zyn, der maat schappy mannen te verschaffen, bevoegd en bereid om den weg te wyzen by de oplossing van het groote rechtsprobleem van alle tijden, aan vrijheid en staatsdwang de grenzen te stellen, waarbinnen beiden ten zegen worden. Moge het der Leidsche Hoogeschool gegeven zyn, met eere voorop te staan by de vervul ling van die heerlyke taak. Laat ons in dit plechtig uur elkaar de ver zekering geven, aldus eindigde spr., dat wy dit willen met alle kracht. Dan is ons willen, kunnen. Dat zyhotl De uitvoerige rede, waaraan wy uit den aard der zaak slechts het een en ander konden ontleenen, zoodat wy in ons vluchtig over zicht nog veel belangrijks onvermeld moesten laten, werd met de moeste aandacht gevolgd en gaf meermalen aanleiding tot toejuichingen, terwyi het hier en daar tevens met fljneti humor was gekruid, welke daardoor de hila riteit niet weinig opwekte. Onder het gehoor bevonden zioh wederom vele dames, zoowel beneden in de zaal als op de tribune, welke thans vry was gebleven, daar, men het oog op het overiyden van den heer De Laat de Kanter, de academische kapel afwezig was en zich dus niet deed hooren bjJ het komen en gaan van hoogleeraren en curatoren. Van de laatsten waren thans aanwezig de heeren mr. C. Fock, mr. C. J. E. graaf Van Bylandt en mr. O. W. Star Numay. De president er van, mr. J. G. Kist, die gisteren de begrafenis van den overleden curator by woonde, was thans verhinderd deze plechtigheid by te wonen. Kerkelyke Berïoliten. Voorschoten: Zondag-voormiddag te tien uren, ds. Evelein, predikant te Leiden. Hillegom: Zondag-voormiddag te tien uren, ds. M. Hoog, predikant te Voorschoten. Hoogmade: Zondag-namiddag te twee uren, ds. H. J. Van Nouhuys, predikant te Oudshoorn. Benthuizen: Zondag-namiddag te twee uren, ds. Keers, predikant te Hazerswoude. Zoefcerwoude: Ned.-Herv.Kerk.Zondag voormiddag te tien uren, ds. 8. H. J. De Wolff, predikant te Leiden. Katwyk aan den Ryn: Zondag-avond te zes uren, ds. Oorthuys, predikant te Katwyk aan Zee. Oude- en Nieuwe-Wetering: Zondag namiddag te halftwee ds. J. G. Verhoef! predikant te Bodegrave. BUITENLAND. Frankrjjk. De berichten over de nieuwe botsing tus- schen Fransche en Engelsche troepen iii West-Afrika zyn nog zeer onvolledig. By de Fransche regeering is nog geene enkele officiöele tyding ingekomen, en het telegram, dat de Engelsche regeering van den gouver neur van Sierra-Leone ontving, meldt geeno byzonderheden. Alleen weet men, dat aan weerskanten verscheidene dooden zyn gevallen. Het schynt dat de botsing heeft plaats gehad op de noordelyke grens van Sierra- Leone, in het gewest Samu, en omstreeks 40 myien ten noord*5-" van Freetown. Het Fransche grondgebied is aan die zyde onmid deliyk gelegen aan het Engelsche gebiGd, waardoor de aanwezigheid van Fransche troepen verklaard wordt. Het is mogeiyk dst het gevecht slechts gevoerd is tusschon de inlandsche grenspolitie van de Franschen en de Engelschen. Deze grenswacht staat gewoon- ïyk onder bevel van inlandsche officieren en wordt zelden door Europeesche officieren aan gevoerd. Het is des te waarschynlyker, dat alleen tusschen inlanders gevochten is, omdat, tydena de botsing moet zyn voorgevallen, gtene enkele expeditie in die streek was. Aan dit gevecht wordt daarom geen by- zonder gewicht gehecht. Tegelykertyd komt het bericht, dat de Franschen ook in stryd zijn geraakt met de republiek Liberia, den onafhankelyken staat, die aan Sierra-Ljono grenst. By hunne talryko expedities in dit gede* lte van Afrika, hebben de Franschen nu ook bezit genomen van Cavially, eene haven in het zuiden der repu bliek, welke volgens de regeeriug dor republiek, zonder twyfel tot Liberia behoort. Te Monrovia, de hoofdstad van Liberia, heeft deze tyding groote beweging veroorzaakt. Men wil onmiddeliyk het congres byeenroepen, ten einde met kracht tegen het optreden der Franschen te protesteeren. De minister van buitenlcmdsche zaken, de heer Périer, deelde gisteren in den minister raad mede, dat hy een telegram heeft ont vangen uit Senegal (West-Afrika), gedagtee- kend 7 Febr., waarin wordt gemeld dat eon der „vliegende kolonnes" der Franschen in de nabyheid van Tomboktoe door de Toearegs is overvallen. Groot-Britannïë. Edmund Robertson, lord der admiraliteit, hield te Dundee een redevoering, waarin hy verklaarde dat de marine der Engelsche vloot in uitmun tenden toestand verkeert, maar het niettemin noodig is onmiddeliyk maatregelen te nemen, wegens de uitbreiding, die in het buitenland aan de scheepsmacht wordt gegeven. Ons program, zeide spreker, is er op ingericht om onze positie met betrekking tot de andere mogendheden te behouden. Op de begrooting voor marine komen alleen de uitgaven van het loopende jaar voor, maar wy hebben een program, dat wy geheim zullen houden, om te voorkomen dat de andere mogendheden zich naar ons regelen. Het Hoogerhuis heeft gisteren de be handeling van het wetsontwerp tot reorgani satie der parochiale raden voortgezet en alle artikelen van het ontwerp aangenomen. Even wel werden vele artikelen door de aanneming van amendementen aanmerkeiyk gewyzigd. Brazilië. De „Aquidaban" en de „Republics," de voornaamste schepen der opstandelingen, hebben de haven verlaten. Men houdt het er voor dat het doel van den tocht is, te trachten zich meester te maken van het eskader, het welk voor Peixoto onderweg is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2