Feuilleton.
HET SLOT ELKRATH.
INGEZONDEN.
Critiek en Protest
Vergun my, Manheer de Redacteur, voor
het onderstaande eene plaats in Uw blad.
Gisteravond was ik in de welgevulde zaal
van „Pniöl", waar dr. Muiier zijne voordracht
hield over een bezoek aan Londen en zyne
aohter buurten.
Dr. Muller sprak dus op bekend terrein
tenminste dat toch mag ondersteld In eene
reuw als deze, nu Londen dicbter bü Amster
dam ligt, dan een 50 jaren geleden onze
hoofdstad van b. v. Arnhem verwijderd was
Ik moet zeggen dat ik niet met geheel
onbevangen, doch eer met critisch oor zat te
luisteren, omdat ik, drie jaren in Londen ge
woond hebbende, daar óók nogal een en
and«r, óók van East-End zag. Ik heb White
chapel gezien op Zondag en werkdag, dee
daag3, des avonds, des nachts; ik ken de
plekjes, waar Jack the Ripper zyne slachtoffers
gemaakt heeft, was in de z. g. Chineesche
wijk, bezocht verschillende „opium dens",
kortom ben overal geweest waar de geachte
spreker zijn gehoor heenleidde.
Pit nu, Mijnheer de Redacteur, geeft my,
een eenvoudig en onbekend burger, den moed
in het openbaar critiek te oefenen op en pro
test aan to tockonen tcgon do lozing van den
aooggeleerJe.
De beschouwing over Westminster-abbey
iaat ik daar, het is meer eene persoonlijke
opvatting. Waar Dr. M. grootheid ziot, z e ik
een bewijs van 'smenschen nietigheid, waar
Dr. II. wijst op de pracht der grafteekenen,
boor ik door de gepleisterde graven de pre-
<kking van 's menschen vergankelijkheid, óók
van den grootste, en wie juist dddr nog durft
üoemen op menschen? Allerminst toch wel
dft Christen. En in die omwandeling werd dan
nog wel over Dickens uitgeweid en Livingstone
niet dan nauwelijks genoemd 1
Ren oordeel te vellen over een man als
Spurgeon, na hem oonmaal (van meermalen
toch bleek niets) geboord te hebben, is zachts
gezegd, oppervlakkig. Of het fijn gevoeld is,
in eene publieke vergadering, zich ongunstig
uit te laten over het uiterlijk van eene vrouw
en dan nog wel van eene vorstin, laat ik
aan ieders smaak ter beoordeeling over. Hoe
het mogelijk zou zijn, dat eene geheele
Ohineescho wijk in Londen dd&r onbekend
zou zijn of blijven, eene wijk waar dan
nog wel een Mission-house" staat, zal
wel ieder, die er over nagedacht heeft,
onbegrijpelijk en onwaarschijnlijk voorgeko
men zijn.
Het Is dan ook niet zoo. De Christenen
in Londen kennen Rev. George Piercey en
ztjno echtgenoote, die reeds sedert ruim 9
jaren in West India Dock road onder de
Chineesche kolonie aldaar werken, en waar
deeren hunnen arbeid. Ook hiervan geen
verdere uitweiding. Maar ik kom op tegen
de voorstolling alsof de Engelsche Christenen
het Evangelie verkondigen uit eigenbelang
en bedachtzaamheid naar zelfbehoud en ik
protest oor tegen het bespottelijk maken van
hen, die op hun wijs en, in ieder geval met
opoffering van alles wat als offer geêisoht
wordt, traohten hot veriorone te redden! Of
te het geen valsohe voorstelling der Engelscho
CCwistenen, wanneer ons verteld wordt, dat
het Evangello brengen om de menigte in
toom te houden? Dr. M. zegt, het staat 4
tegon vier millioen niets bezittenden tegen
één millioen bezittenden. Behalve nu dat de
statistiek aanwijst, dat te Londen in ronde
cOfers nog geen 50,000 „paupers" zijn en
verder, dat 1 millioen personen tot 1 pd. st.
per week, 2 millioen tot 2 pd. st. en de rest
meer dan 8 pd. st. per week inkomen heeft,
gaat hot toch ook niet aan die 4 millioen
maar zoo en bloc voor te stellen als men
schen, die, zoodra ze de kans schoon zien,
tegen de aristocratische minderheid in revo-
lutionnalr verzet zullen komen.
Uw zogsman moet wel aristocraat in merg
en been geweest zijn, en ik twijfel er aan
of bil van onverdacht Engelsche afstamming
is. Welk een kaakslag voor z(jn eigen volk!
En dat voor een Brit, zoo fier op zijne natie!
En mag ik vragen of, om by sprekers voor
stelling te blijven, die één millioen bezittenden
hoofd voor hoofd Christenen ztfn en die vier
millioenen daartegenover allen ongeloovigen
en verkapte revolutionnairen? Is dkt het ge
wone verschijnsel of schuilt de waarachtige
Christen niet veel meer in de gelederen der
massa der minder met aardsche goederen be
deelden, dan bij de rijken? Welnu, dat is in
Engeland niet anders dan overal, al is daar
de verhouding veel gunstiger voor de bezit
tende klasse, dan dit in ons vaderland het
geval is.
Waarom niet op den voorgrond gestelddat
het „de liefde van Christus dringt ons" de
drijfveer i6 van hunnen arbeid. Van waar,
ik vraag het dr. Muller als evangelie-dienaar,
van waar dan de zegen op hun werk En zijn
ook eigenbelang en liefde niet twee elkaar
vernietigende eigenschappen
En waarom het Leger des Heils bespotte
lijk voorgesteld? Zit het in den hoed? Ik
weet wel, dat hunne wijze van optreden op
ons, Nederlanders, een vreemden indruk maakt,
maar óók weet ik, dat onze Hollandsche
lauwheid en slapheid in Engeland tot een
spreekwoord is geworden.
Wie onzer heeft het recht op den splinter
te wijzen in hun oog, waar de balk in eigen
oog zoo groot is? Waarlijk, wfi, Christenen,
behoeven het getal, die zich vrooiyk maken
over den geloovige, die wil leven naar Gods
Woord en Zijne geboden doenniet te ver-
grooten. Past het niet veel eerder de tekort
komingen onzer broederen met den mantel der
liefde te bedekken?
Het is bovendien altfid mijne meening
geweest, dat iemand, die eene zaak bespottelijk
voorstelt, zwak staat on er geen weg mede
weet.
Belachelijk maken, Jawel!
Aber besser thun! Auch?
Zeer dank ik U, Mijnheer de Redacteur,
voor de misschien al te groote plaatsruimte.
Hoogachtend,
Leiden, Uw Dw. Dnr.
2 Febr. '94. D. A. Daambn.
Het Reservekader.
Het Hoofdbostuur der Vereeniging van
Leeraron aan Inrichtingen van Middelbaar
Onderwijs geeft, in het dezer dagen versohenen
nummer van de Berichten en Modedeelingen
dier Vereoniging, een overzicht van de op
leiding bij het Roservekader.
Naar wij vernemen, is dat overzicht af
zonderlijk verkrijgbaar. Daarbij is, als bijlage,
opgenomen het Koninklijk Besluit betreffende
het Reservekader.
Aan hot slot van bet overzicht betuigt het
Hoofdbestuur zijne warme ingenomenheid
met deze nieuwe instelling. Het zegt daar
omtrent o. a.
„De inderdaad milde en oordeelkundige be
palingen, door het legerbestuur ontworpen,
eerbiedigen in hooge mate alle eischen der
wetenschappelijke opleiding. Zij nemen alle
schade weg, tot heden onvermijdelijk verbon
den aan het persoonlijk vervullen van den
militairen dienstplicht.
Vele nadeelen, tot heden daarmede gepaard,
hebben plaats gemaakt voor belangrijke voor
deel en.
De instelling van het Reservekader,
die een door en door nationaal karakter draagt,
is eene weldaad voor het vaderland.
Die instelling toch opent eene heilzamo oefen
school tot versterking van de lichamelijke
en de zedelijke kracht.
Uit een opvoedkundig oogpunt verdient
daarom de dienst by het Reservekader
warme aanbeveling.
De jonge man, die, gedreven door een hoog
gevoel van plicht, uit vrije beweging minstens
een acht maanden van z\jn leven wijdt aan
don dienst van het vaderland, zal ervaren hoe
hij in alle opzichten gesterkt wordt door de
hoogere inspanning, die de vervulling eener
edele taak van hem vordert.
Krachtiger toegerust en tot hooger ernst
gestemd zal hij zijne levenstaak in de maat
schappij aanvaarden.
Hy en allen, rond hem, zullen door zijn
vrij willigen dienst in het leger, dieper bo
teekenis en hooger waarde leeren hechten
aan een zelfstandig vaderland binnen de gren
zen van Nederland.
Eerst door eigen inspanning wordt de erfenis
volle eigendom.
Daarom ook kan de dienst bij het Reserve
kader de kracht van ons volksbewustzijn
in haren oorsprong versterken."
Namens het Hoofdbestuur,
Dr. H. Van de Stadt, Voorzitter.
Dr. J. Th. Cattie, Secretaris.
Arnhem, 29 Januari 1894.
De stryd tegeu liet misbruik van
sterkeu drank.
Het Hoofdbestuur der Nat. Chr. Geheel-
Ontbouders-Vereeniging zond in het laatst
der afgeloopen week aan de afdeelingen dier
vereeniging een afdruk van de hieronder ge
plaatste circulaire, welke door de Synode der
Nedorl.-Herv. Kerk aan de Kerkeraden en
Predikanten van genoemde Kerk is gezonden
en waarvoor door het Bestuur der Afdeeling
„Leiderdorp en omliggende Gemeenten" plaat
sing is gevraagd
„Waarde Broeders! Het is u bekend dat
in het vorig jaar te 's-Gravenhage een inter
nationaal congres tegen het misbruik van
alcoholische dranken werd gehouden.
Mannen uit verschillende landen van Europa,
zelfs de bekende generaal Neal Dow uit
Amerika, waren daar saamgekomen met
mannen uit ons volk, om te spreken over
de noodlottige gevolgen van het misbruik van
alcoholische dranken en over de middelen die
er aangewend kunnen worden om dat mis
bruik, 't welk als een kanker knaagt aan het
maatschappelijk, zedelijk en godsdienstig wel
zijn der volken, te bestrijden en hen, die
daaraan lijden, zoo mogelijk to genezen.
Naar aanleiding van dat Congres gevoelde
de Algemeene Synode der Noderlandsche
Hervormde Kerk behoefte om aan die mannen
hare warme ingenomenheid met hun doel en
streven te betuigen en hun Gods besten zegen
toe te wenschen.
Maar zij gevoelt ook behoefte om een ernstig
woord te spreken tot de voorgangers van de
gemeenten der Nederlandsche Hervormde Kerk.
Gij weet het, Mannen Broeders, dat het
misbruik van alcoholische dranken, vooral van
sterke dranken, alom in ons vaderland wordt
aangetroffen; dat door Nederlands volk niet
minder dan 80 millioen guldens jaarlijks daar
aan wordt besteed en dat van deze som ook
een aanmerkelijk deel komt ten laste van
leden onzer gemeenten.
En wat wordt van die som gekocht? Eerst
kortstondige opwekking en bedwelming. En
daarna een onafzienbare stroom van ellende,
lichaamsziekte en krankzinnigheid, armoede
en twist, zedeloosheid en misdaad, onver
schilligheid voor God en godsdienst, gods
lastering en verwildering des levens.
Gij weet het. Maar staat u die stroom
van ellende helder en klaar voor oogen?Dan
kunt gij, geroepen om de zedelijke en gods
dienstige belangen uwer gemeenten te be
vorderen, niet nalaten deel te nemen aan den
strijd tegen dat misbruik.
Verschillend zijn de middelen en wegen,
die daarbij gevolgd kunnen worden. Onder
scheiden Vereenigingen, als daar zyn: de
Christelijke Geheel-onthouder3bond, do Neder
landsche Vereeniging tot afschaffing van
sterken drank en de Volksbond, wijden zich
aan dien strijd op verschillende wijzen. En
ook zonder aansluiting aan die Vereenigingen
kan men door woord en voorbeeld aan dien
strijd deelnemen. Ieder beoordeele voor zich-
zelven, op welke wfize by dit moet en kan doen.
Maar nat Gij als voorganger der gemeente
geen onverschillig aanschouwer moogt zijn
van dien stryd tegen den vijand van
godsdienst, zedelijkheid en volkswelvaart, is
nze h eilige overtuiging.
Vooral in onze d.igjn is dit noodig. Er is
iD den laatston tyd nionw loven op dit gebied
ontstaan. In allengs \nijloren kring on met
meer aandrang wordt de strijdleus tegen de
heerschappij van den sterken drank aange
heven; niet het minst door eene party, die
over 't geheel met minachting, zooal niet van
den godsdienst zelf, dan toch van zijne diena
ren en voorstanders, zich uitlaat. Waar wij
dit laatste in hen afkeuren, daar moeten wij
tooh het eerste prijzen. Maar doen wij dit, laat
ons dan allereerst waken, dat de naamonzos
Gods en de eer van onzen godsdienst niot
om onzentwille door anderen gelasterd worde.
Laat toch nooit een strijder tegen het misbruik
van sterken drank van een kerkeraadslid of
predikant kunnen zeggen: hy is onverschillig
in dezen, hy neemt geen deel aan dien stryd,
hy heult met den vijand!
Waakt, wy bidden het U, in dezen niet
alleen over U zei ven, maar ook over de U
toevertrouwde zielen; let op het kwaad, dat
ook in Uwe gemeenten wel niet onbekend zal
zyn; waarschuwt en vermaant hen, die daaraan
zich overgeven, en geeft zeiven een voorbeeld
van matigheid en ingetogenheid!
Zoo mogo door de vereenigde pogingen van
allen, die God en den naaste liefhebben en
die daardoor met afschuw voor de zonde der
dronkenschap en met deernis over de ellende
harer slachtoffers vervuld zyn, al wat raogelyk
is worden gedaan om dit kwaad te stuiten
en die ellende te keerenZoo toch alleen kan
er ruimte komen voor de werking dier zalig
makende genade Gods, [die ons leert matig,
rechtvaardig en godzalig te leven in de tegen
woordige wereld, verwachtende het heil van
Hem, die zichzelven heeft gegeven, opdat Hy
ons zou reinigen tot een volk Hem gewyd,
yverig in goede werken.
Daartoe schenke U God zyn besten zegen,
die U van harte wordt toegewenscht door
De Synode der Nederlandsche
Hervormde Kerk,
M. A. Perk, President.
L. Overman, Secretaris.
Midden-Europeesche tjjd.
Ingevolge de bezwaren, welke door mr.
Fockema Andre® tegen de invoering van den
Midden-Europeeschen tyd in Nederland ont
wikkeld zyn, op grond van de schooltyden ten
onzont, heeft het centraal-comité tot bevorde
ring van de aansluiting van Nederland by de
M.-E.-tydregeling, zich sohrifteiyk gewend tot
den hoogleeraar Snellen, van wien zy het
volgende antwoord mocht ontvangen:
„In antwoord op uw geëerd schryven van
29 dezer, heb ik het voorrecht u te mogen
verklaren, dat, ook naar myn gevoelen, het
aansluiten van Nederland aan den Midden-
Europeeschen tyd, inzonderheid ook met het
oog op de scholen, een dadeiyk voordeel zal
aanbrengen.
Er heeft ten onzent eene neiging gewerkt
om het dagwerk te laat te doen beginnen en
daarmede te laat te doen eindigen.
De scholen openen te 9 uren, d. 1. 8 uren
vóór het middaguur, en sluiten reeds vier uren
na den middag.
Het gevolg daarvan is dat in onze noordsche
korte winterdagen, op de scholen, waar geen
kunstlicht wordt aangebracht, het ontoereikende
schemerlicht te zeer samenvalt juist met het
slot van den arbeid, als reeds de oogen door
langdurige inspanning vermoeid zyn.
Een verzetten van den klokketyd, indien dit
om andere reden uitgelokt wordt, zal tevens
het meest geleidelyke middel zyn om deze
wanverhouding te herstellen.
Het steeds toenemend internationaal verkeer
door spoorwegen, post- en telegraphen dqpt
ons vooral in de oen tra van verkeer en van
bedrfivigheid gevoelen, dat ons land, ten op
zichte van den klokketyd, niet als eene af-
zonderiyke smalle zöno tusschen "West Europa
en Midden-Europa zal kunnen ingeschoven
biy ven, en dat we reeds thans hebben te kiezen
tusschen eene aansluiting naar rechts of naar
links.
Ontegenzeglyk acht ik in de gegeven
omstandigheden de keuze niet moeiiyk: het
is voor ons voordeeliger, dat we onze scholen
en de daarmede zich aansluitende werkzaam
heden feitelyk 40 minuten zien vervroegen,
dan dat we door aansluiting aan den West-
Europee8chen tyd het einde van onze dag
taak nog weder 20 minuten verschuiven in
de richting der avondschemering.
Met betuiging van waardeering van nw
streven in dezen, enz. Prof. H. Snellen."
EERSTE KA!TEER.
Hoofdstuk Waterstaat.
Vervolg.)
De heer Wertheim zeide dat wy ons moeten
stellen op een practisch standpunt. Hy hoopt
dat de minister voortaan suppletoirs begroo
tingen voor dit doel zal voorstellen, maar nu
dit nagelaten is, zal hy niet tegen deze be
grooting stemmen.
De minister van xoaterstaai vereenigt zich
met de bezwaren van den heer L. Van Nispen
tegen de heropening van den ouden Rijnmond.
De zaak der landaanwinning in Groningen
eischt groote voorbereiding. De landaanwinning
in de Friesche wadden gaat hem zeer ter
harte. Er zal echter een geheel andore weg
moeten worden ingeslagen, dan tot dusver.
Wat de verschuiving op het baanvak Beek
Bunde betreft, hy en zyne adviseurs zyn heilig
overtuigd, dat de veiligheid verzekeid is.
Uitstel van den aanleg van het kanaal
Drongelen 's-Hertogenbosch is niet mogoiyk;
voor staking bestaat geen grond. Voor de
Noord-Oo8terlocaalspoor heeft men geen on-
redeiyke eischen gesteld. Gaarne zal hy, zoo
het hem mogeiyk is, een voorstel doen voor
de doorgraving van het Oranjekanaal, maar
onderzoek is noodig.
Wat de subsidien voor de stoomtramwegen
betreft, geen gemis aan deferentie bewoog
hem; geen wensch der Kamer was geuit tot
een afzonderiyk voorstel. Deze Kamer heeft
herhaaldeiyk veel belangryker werken by een
begrootingspost gevoteerd.
Nadat nog eenig debat is gevoerd, werd de
begrooting aangenomen met 40 tegen 8
stemmen.
Gemengd Nieuws.
Door de Haagsche politie is de
hand gelegd op eene bende van 3 personen,
die in den laatsten tyd de omgeving van derf
Dennenweg te 's-Gravenhage 's avonds onveilig
maakten. Zy moeten o. a. diefstal met inbraak
gepleegd hebben in bewoonde hulzen aan dei*
Dennenweg, deFrederikstraat en Sumatrastraaè
aldaar.
Ook zyn naar het Huis van Bewaring g^'
bracht een paar personen, verdacht van diefstal
van gereedschappen uit panden, in aanbouw
aan de Deli-straat te 's-Gravenhage.
Te Sas-van-Gent verdween 8 wekeq
geleden de marechaussee Van Damme; spoedig
liep het gerucht, dat hy naar Amerika zou
vertrokken zyn. Woensdag ochtend is zyn lyk
in de kom der nieuwe sluis dryvende gevoir-
den. De verklaring van het raadsel, hoe de
verdronkene byna acht weken onder water
kon blyven, ligt hierin, dat een voet, blykenfi
afdruksels aan de laar6, heeft vastgezoten
aan een der voorwerpen, welke naby de
sluisdeuren in de muren worden aangetroffen.
Overigens werden geene sporen van geweld
bespeurd en was de ontbinding van het lftk
nog nauwelyks ingetreden. t
Op het lyk werd o. a. gevonden een zilveren
horloge, dat op 10 u. 20 m. stond. Meh
houdt het er voor, dat do man 's avonds
't was ruw weer bezyden de sluisdeur
leuning is gestapt en boven de deur in het
water is gevallen.
door
GOLO RAIMUND.
89)
Het jonge meisje sloeg hare sohoone oogen
met een emstigen blik tot haar op.
„Vrees niets, genadige vrouw, ik zal be-
proeven dezen nacht uit myn gekzugen te
wiascben."
Adelheid was zoo verstandig hier niets op
te antwoorden.
„Ik moet ray nu verwyderen", zeide zy,
„laat my nu en dan weten hoe het is en
verzoek den dokter even by my te komen."
Elizabeth was harteiyk blyde dat ey weder
alleen washet kind sluimerde weder in en
zy kon er dus weder op haar gemak over
nadenken, wat zy tooh eigeniyk gewild of
bezeten had.
Des middags, nadat do dokter de gerust
stellende verzekering had gegeven, dat het
kind in beterschap toenam, werd Wolfgang
aangediond. Hy was verlangend het kind te
zien en ook haar, „indien zy niet te ver
moeid was", luidde het verzoek.
Hem af te wyzon wm echter onmogelflkwat
zouden de bedienden, wat zou hfjeelf wol gedacht
hebben? Hy mocht niet wanen dat zy zich
herinnerde wat in den afgeloopen nacht was
voorgevallen; zy wist het immers, eg had
geene rechten op hem.
Hy was bleeker en verlegener dan zy, toen
hy voor haar stond; het scheen hem onaan
genaam te zyn, dat hy het kind slapende
vond. Elizabeth zag, dat er eene verontschul
diging, eene rechtvaardiging op zyne lippen
zweefde, maar zy haastte zich hem te
voorkomen.
„Gy hebt u in den vroegen morgen reeds
veel moeite voor my gegeven", zeide zy,
zonder hem aan te zien, „ik dank u voor uw
praobtigen bouquet, mynheer do graaf."
Hy was naast haar gaan zitten.
„Het verheugt my, dat gy dien aangeno
men hebt, Elizabethhet verwekte in my de
hoop, dat gy den gever zoudt aanhooron."
Daar by tevergeefs op een toestemmend
antwoord wachtte, ging hy voort;
„Gy hebt my in myn slechtste uur aange
troffen, Elizabeth; gy moogt niet gelooven,
dat ik dlkwyis verval in eene dwaling als
die, waaruit uwe nachteiyke verscbyning my
redde. NeeD, wend u niet af, hoor my be
daard aan; het geldt thans niet my, het
betreft Adelheide eer en ik ben het haar
verschuldigd, die in bescherming te nemen."
Zy zag hem een oogenblik treurig aan.
„Gy hebt niets van my te vreezen",
zeMe zy.
„Neen, neen", riep hy driftig, „zoo meende
ik bet niet; niet van uwe woorden,neen, van
uwe gedachfcon! Gy moet eerst hooren vóór
gy veroordeelt."
„Ik veroordeel niet", zeide zy zacht.
„Maar gy moet my aanhooren", smeekte
hy ongeduldig, „slechts dezen enkelen keer,
Ehzabeth, en vermffd my dan, als gy niet
auders kunt. Ik heb uwe meesteres sedert
jaren gekend en hier ontmoette ik haar voor
het eerst weder. Vóór zy de gade werd van
Eichsdorf, was zy myne bruid!"
„Adelheid Van der Wartl" nep het jonge
meisje driftig, „is z y Adelheid Van der Wart?"
Hy zag haar verwonderd aan.
„Wat weet gy van haar en van myne
vroegere betrekkingen?" vroeg hy nieuws
gierig.
„O, niets, niets", antwoordde zy verlegen;
„ik meende er op het slot Elkrath van ge
hoord te hebben, maar heb er nooit aan ge
dacht, dat het dezelfde persoon kon zyn; tot
nu toe was de naam my ontgaan."
Hy stond verbaasd over hare onbegrypelyke
ontroering, maar daar zy er geene verklaring
van wilde geven, ging hy voort:
„Adelheid was myne bruid, niet voor de
menschen, want haar eigen vader wist er
niets vanin alle stilte was zy de myne ge
worden. Wat zal ik u zeggen van hot geluk
dier dagen? Gy zult het ook eens begrypen,
wanneer de lente in uw hart zal zyn aange
broken. Ik was in die dagen een vrooiyk,
gelukkig mensch, vol vertrouwen, moedigen
nog niet door het ongeluk getroffen het
was dus zeer natuuriyk, dat ik van de toe
komst niets dan goeds verwachtte. Ik had
nauwelyks Adelheids jawoord ontvangen, toen
verontrustende tydingen my naar Nieuw-York
terugriepen; het waren de eerste teekenen
van het dreigend onweder, dat weldra los
barstte. Er bleef my geen Ujd over, om per-
sooniyk by Adelheids vader aanzoek te doen
om hare hand, maar mooht vertrouwen dat
zyzelve myne beste voorspraak zou zyn. Ik
stelde dus ons geluk in hare handen en reisde
gerust af.
„Weinige uren na myne terugkomst te
Nieuw-York verloor ik myne grootmoeder, de
liefdevolle verzorgster myner kindsheidin de
volgende weken werd myn grootvader beroofd
van het grootste gedeelte van zyn vermogen,
de vrucht van een geheel leven van arbeid
zaamheid, besparing en ontbering. Hy bezweek
onder deze beide slagen; ik echter bleef
standvastig, want ik bezat Adelheid en met
haar eene geheele wereld vol hoop en ver
wachting.
„Maar nauwelyks had ik plannen ontworpen
voor de toekomst, om haar een bestaan,
harer waardig, aan te bieden, of zy nam haar
woord terug uit kinderiyke liefde, schreef zy.
„Waarom ziet gy my zoo verwonderd aan,
Ehzabeth; ik beklaagde my tooh niet? Zulk
een oogenblik laat zich evenmin in woorden
teruggeven, als de zaligheid, die daaraan was
voorafgegaan. Er was my een vriend overge
bleven, een waarachtig vriend; oene veran
dering in zyne omstandigheden riep hem naar
Breslau terugik ging met hem mede, kwam
in zyne zaken en werd zyn oompagnon. Dat
myn lor intussohen gestorven was en
my z, vie nalatensohap had achtergelaten,
dat wtet gy. Nu zou myne positie voor Adel
heids vader wellicht toereikend verzekerd zyn
geweest, maar nu was het te laat."
„Was zy reeds gehuwd?" vroeg Elizabeth
vol deelneming.
„Ik weet het niet, maar ik geloofde het",
antwoordde by; „het was even wel* te laat; ik
kon haar het verbreken harer trouwbelofte
niet vergeven, omdat myn trots er zioh tegen
verzette, dat zy my zonder stryd had kunnen
opgeven. Ik gevoelde daarenboven nu ook ten
volle, hoezeer onze karakters van elkander
versohilden en werd genezen van dien onza-
ligen hartstocht, die een ander mensoh v%n
my gemaakt had. Ik was daartoe op den
besten weghad ik al de vrooiykheid en op
gewondenheid myner jeugd verloren, de ernst,
dien ik daarvoor had ingeruild, deed my d®
moDscben en zaken met andere oogen be
schouwen en my begrypen dat een man meer
te doen heeft dan zich met de droombeelden
zyner jeugd bezig te houden. Daar bracht het
toeval my met gonoraal Eichsdorf in kennis
ik ontdekte in hem myn peet, den vriend
myner ouders, den eenigen, die hen in moei-
lyke tyden had terzyde gestaan.
„Wie zulke smartelyke ondervindingen heeft
opgedaan als ik, die is blyde een braaf mensoh
te vinden, dankbaar voor elk bswys van een
oprecht, warm gevoel. Ik nam eene uitnoodi-
ging, om hem in zyne woning te bezoeken,
aanik moest zyne eohtgenoote leeren kennen,
ik kwam en vond Adelheid.
„De vrouw, die men eens bemind heeft, te
ontmoeten als de vrouw van een ander, onver
moed, onverwacht, dat is in staat zelfs in
het kalmste gemoed een storm te doen
opstekeo.
Wordt vervolgd.)