N°. 10415. Zatei'dag; 3 Februari. A*. 1894. feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 2 Februari. IF" euilleton. HET SLOT ELKRATH. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COUKAKT: Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10. Franco per postl-*°- Afzonderlijke Nommers0.05. PRUS DER ADVERTKNTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 JT Grootera lettors naar plaatsruimte. Voor het incaaseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Ofiiciëele Keu nisgeyingen. Borgemeoe er on Wethouders der gemeente Lelden; Gelet op de arit 8 en 16 laatete lid, der wet van 2 Juin 1875 (Staatsblad No. 95) B on-en ter kennis van belanghebbenden dat bij Koninklijk brelni van 16 Januari jl No. 10 is gehand haafd bet besluit van Burgemeester en Wethouders dezer gemeeute van 17 Aogustus 1893, waarbjj aan A. DEN OS en reoUtverkrggondeu vergunning ie verleend tot oprichting van eeno paardenelaoh- tor(j on rookorg iD bet perceel Kranwelsteeg No. 9. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leden, H. O. JUTA, Weth.,lo.-Burgemeester. 1 Febr. 1894. E. KIST, Seoretaris. D» Burgemeester der gemeente Leiden; Ontvangen hebbende don staat No. 75, aanwijzende ds uitkomsten dor meting en schatting van gebouwde en ongebouwde eigendommen, bedoeld bg de artt. 15 en 28 dar wet van den 2östen Mei 1870 (ötaatsblad No. 82) botrekkelgk de gTondbelsetiDg; Brengt ter kennis van belanghebbenden dat die opgave gedurend. dor'ig dagen ter Secretarie dezer gemeonte is nedergelegd. Do Burgemeester voornoemd, H. O. JUTA, Wethr., lo.-Burgemoeeter. Leiden, 1 Februari 1894. Amsterdamsche- of zone-tijd} {Ingezonden). Om in Nederland een goed kind des tyds te zyn, wordt bjj het ten einde spoeden onzer eeuw niet veel meer gevorderd dan een goede dosis theorieën over de wenscheiykheid van den Midden-Europeeschen tyd. Er verschenen dageiyks artikelen, adressen, moties, blakende van Over om de meridianen van Amsterdam en Greenwich, als voor ons volk scbadelOke, nuttelooze prullen over boord te werpen en den breedtecirkel van Görlitz er voor in de plaats te stellen. Op ieders lippen, in iederen kring zweeft het vraagstuk alsof een groote, kunst matig verwekte, oeconomieche omwenteling een einde zal komen maken aan een geheelen stapel maatschappelük9 jammeren, alsof het voortbestaan der wereld er van afhangt. Met een prOzenswaardige scherpzinnigheid is plotseling ontdekt dat de zon zelve een geweten- ïoozo coquette is, die met lachend gelaat alle men8chel0ke instellingen in lewar sch opt door niet overal tegeiyk te schOuendat lastige meubel is te verouderd om voor basis van de hedendaagsche tijdrekening en daarmee samen hangende dagverdeeling te kunnen dienen zy komt 40 minuten te laat aan de kim en van daar dat een g9heel volk een paar mlllioon meer op zyn gasrekening te betalen heeft Welnu, wat ia eenvoudiger dan de wiskunde op haar los to 3turen, de onfeilbare wiskunde, die zelfs do hemellichamen op haar plaats weet to zetten? En nauwelyks was zy aan het cyferen of de oplossing kwam te voorschyn: de klok 40 minuten voorzetten; ait is veel handiger dan 20 minuten achter; 't schoeit een uur, en dat bespaart voor eiken vleermuisbrander '/K M*. aan gas, of gemiddeld 1 2 centen per dag. En de zon: ab. Geen zonne-tyd, maar zone- tyd, dat zg voortaan de leus, die ééno n heeft millioenen op haar geweten. Zoo zal men dan den 3 laten December 1900, als onze verlichte eeuw de geschiedenis instapt, oen harer laatste zegeningen kunnen herden ken en waardeeren met al de dankbaarheid, die men der verlichting verschuldigd Is. Toch schgnt het niet ongewettigd de groote toekomstige gebeurtenis, vóór zy onherroepe- ïyk tot het bestaande is gaan behooren, eens van een andere zyoe onder het oog te nemen dit is het recht, misschien wel de plicht van den scepticus, al ware het alleen om de eer, die haar toekomt, des te onbetwister te maken. Men kan do geschiedenis van den gordeltyd in enkele stellingen samenvatten: 1. Het is voor de spoorwegen en aanver wante takken van dienst, als posteryen, tele graphic, enz. wenscheiyk, dat er voor hun in- wendigen dienst een zooveel mogeiyk uniforme tgcirekening zy, te vorkrggen door verdeeling in zonen. 2. Het is met het oog op het in No. 1 be doelde verkeerswezen noodzakeiyk dat alle plaatsen binnen een zone zoowel voor het particuliere als het openbare leven denzelfden tgd aannemen, desnoods met opoffering van den localen. 3. Yoor Nederland verdient de tyd van Midden-Europa de voorkeur boven dien van Greenwich. De in deze formules uitgedrukte staat van zaken wordt vry algemeen zonder tegenspraak als de juiste erkend en gewenscnt. De logische gedachtengang, die de beide eerste verbindt, schynt wel zóó boven alle weerlegging ver heven, dat men zich zonder bezwaar uitslui tend voor de aanneming van No. 3 een distillaat uit de twee vorige kan beyvoren, gelyk reeds jaar en dag geschiedt. Men be spreekt thans nog slechts de quaestie: welke tyd is voor ons beterdie van Greenwich of Görlitz?" En het is zeer verklaarbaar, dat, waar geen andere vraag gesteld wordt, men de keuze tusschen beide beschouwt als de oplossing van het geheele tydvraagstuk; en niet minder twgfelachtig, dat in dat geval de meridiaan van Midden-Europa de aange wezene Is. Maar minder verklaarbaar is het, dat het thema van No. 3 met blinde eenzydig- heid gehandhaafd wordt. De vraag nameiyk behoort niet te luiden: welken tyd, maar: „moeten we een niouwen tyd aan nemen?" En hiermee komen we op het terrein van stelling 2; is deze bewezen, dan eerst is No. 3 aan de orde. Het zwaartepunt der ganscho quaestie ligt in No. 2 en tot aan het schryven van het raadslid Fockema Andre© aan den gemeenteraad van Leiden, voorkomende in het Leidsch Dagblad van Maandag 22 Januari, heeft geen stem in Nederland zich in het openbaar in dien zin laten hooren. Ware van don aanvang af de eigenlyke kern der zaak aan een grondig onderzoek onderworpenhad men terstond een duideiyk antwoord gozocht op de vraag: „waartoe dient de geheele verandering", had men van de spoorwegbesturen, van wie de beweging is uitgegaan, een afdoende toelichting daar omtrent geëischt, om daarnaar te kunnen be- oordeelen in hoeverre de geheele maatschappy op stelten moest worden gezet; had men eindelgk wat minder geschermd met wysheden en wat meer roet het nuchtere verstand, het ware onaanneembaar, dat we thans, na reeds één keer een echromelyke verwarring te hebben gesticht, op het punt zouden staan opnieuw een dwaasheid te begaan van dubbele afmeting (40 in plaats van 20 min.» en liefst in tegenovergestelde richting. Nu eindeiyk één is voorgegaan en bet misschien nog tgd is aan de begoocheling een einde te maken, helpe leder mee om den wagen weer in 't spoor te brengen, bedenkende dat ten halve gekeerd beter is dan ten beele gedwaald. De juistheid der eerste stelling, de wensche- lykheid van uniformen tyd voor spoorwegen, enz. kan buiten beschouwing biyven; wel heefi de spoorweg-autocratie het steeds on- noodig gevonden om hare hoogere wysheid aan het profanum vulgus te verspillen en het een verklaring te geven waar het toch nooit by kan, maar wy kunnen desnoods aan nemen, dat de gordeltyd op gronden van administratieven aard te verdedigen is. Een leek stelt zich de volgende redenatie voor: een goed geordond spoorwegwezen, waar minuten als tydseenheden gelden, heeft ter wille van den eenvoud belang by zoo weinig mogeiyk tydsoorten, en daar Europa geen republiek is, zgn er evenveel tydsoorten als nationaliteiten, evenveel meridianen als hoofd steden. Als die leek nu verder bedenkt dat van geen enkel Europeesch land de geographi- sche ligging te dien opzichte zooveel nadeelen biedt als die van Pruisen en ten deele Oosten- ryk, welke eerstgenoemde staat by aansluiting zgner spoorwegen aan die van het buitenland met tien nationale tyden heeft te rekenen, omdat het door 10 landen begrensd is, met hoofd steden, die alle in lengte beduidend verschillen met Berlgnals hy in aanmerking neemt, dat de andere staten aan slechte 1, 2, 3 of een enkele aan 4 vreemde landen grenzen, en meestal nog aan ééne zyde, waardoor geen of geen bedui dende ttjdcomplicaties ontstaan, dan ligt zyn be sluit voor de hand, datPruIaeD in zyn eigen belang de noodzakeiykheid van een zone-tyd heeft be toogd, wel zorgende dat or een Midden-Europee- sche tyd met een meridiaan midden in zgn grond gebied zou komen, een zeer handige zet, omdat het op spoorweggebied de kem van Midden-Europa vormt, en Zwitserland, Tyrol en Italië» slechts in breedte met Beriyn ver schillen en derhalve toch roods onder nage noeg hetzelfde tydsregime leven. Een "West en een Oost-Europeesche tyd moesten er dan natuuriyk zyn om de benaming M i d d o n- Europeesch te kunnen rechtvaardigen. Dat hot zelf aan een strenge zone-indeeling weinig waarde hecht, maar des te meer aan een regelmatige tydrekening met de aangrenzende spoorwegen, bewyst het feit, dat aan Neder land onmiddeliyk werd toegestaan zich onder Midden Europeesche vlag te scharen. Welke beteekenis kan trouwens een West- Europ. gordel hebben voor Engeland, dat ge heel door de zoo begrensd is en dus uit aard zyner ligging niet met vreemde aansluitingen, enz. te maken heeft, of voor Spanje, dat onder dezelfde omstandigheden verkeert, of voor Frankrgk, dat dan ook stelselmatig, zyn „heure Paris" handhaaft? En nu komt de wantrouwende leek tot de nadere conclusie, dat de kleinere staten, oe- Zuidduitsche, Denemarken, Nederland en België, vormende de minderheid in de „Veroin Mittel- Europaeischer Eisenbahnen", voor de over macht moeten bukken, en hun spoorweg aangelegenheden regelen naar den wil van den buurman. En deze gedachtengang is te begrypeiyker naarmate by elk onderzoek naar de motie ven der nieuwe tydrekening slechts vage antwoorden inkomen als't is voor den han del, voor 't zich snel ontwikkelende verkeer, enz., termen, die even fraai klinken als weinig beduiden zoolang ze niet degeiyk en afdoend zyn toegelicht. Doch 't zy nogmaals gezegdvoor beschou wingen omtrent de 2de stelling is 't vooraf gaande van weinig belang. Nemen wy No. 1 aan als bewezen en richten we ons betoog tegen de volgende, waarin het brandpunt ge legen is van de netelige quaestie, die onzen tydgeest in beroering brengt. Slot volgt). Aan den Minister van Waterstaat, Handel en Ny verheid is hoden door de Leidsche Kamer van Koophandel en Fabrieken het volgende adres gezonden: Geeft eerbiedig te kennen de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden naar aan leiding van het verzoek om advies over het Ontwerp-Octroolwet dat de Kamer, alvorens in eene beoordeeling van het ontwerp zelf te treden, ernstig de praealabele vraag heeft overwogen, of en m hoever het octrooi kan geacht worden te zyo in het belang van den uitvinder en in dat der maatschappy, en in hoever er van den kant der Leidsche industriëelen een aandrang bestaat tot wederinvoering der afgeschafte Octrooi wet dat dientengevolge de Kamer tot tal van groote industriéolen te Leiden op elk gebied van ny verheid zich gewend heeft met verzoek om haar een antwoord te geven op deze twee vragen, nauw met bet onderwerp samen hangende lo. of en zoo ja in hoever naar hunne meening allerlei hulpmiddelen voor de hier ter stede beoefende takken van ny ver heid by aanschaffing of vervaardiging hier te lande goedkooper te staan komen, dan by bestelling in het buitenland, wegens de omstandigheid, dat de Nederlandsche fabrikant aan niemand een prya voor uitvindingsrechten he6ft te voldoen, en 2o. welke belemmeringen Leidsche industriëelen ondervinden door een verbod van vreemde uitvindingen te gebruiken; dat reeds uit het feit alleen, dat van weinige industriëelen op deze vragen een antwoord ia ontvangen, voldoende is af te leiden, dat van eene zóó groots belangstelling in of van eene behoefte aan en aandrang tot wederinvoering van eene octroolwet, by de Leidsche in dustriëelen althans, weinig of niets ge bleken is, maar dat bovendien die weinigen, die hun antwoord aan de Kamer deden toeko men, blyken gaven niet te zyn voorstanders van de wederinvoering der octrooiwet, terwyi slechts een zeer enkele, die verklaarde eene wederinvoering wenschelgk te achten, dit nog uitsluitend grondde op biliykbeidsredenen, zon der daarmede te willen erkennen het belang van den uitvinder of van de maatschappy, daargelaten nog het feit,dat evenmin in den lande thans gebleken is van een grooten aandrang tot de wederinvoering; dat wel is waar in de nota, by het ontwerp gevoegd, nadruk wordt gelegd op het voor deel, dat na verloop van tal van jaren de uitvinding openbaar wordt gemaakt en dien tengevolge gemeen goed wordt; doch dat de Kamer zich ten dien opzichte volkomen aan sluit by de meening van prof. Greven, die haar in deze quaestie van praeadvies heeft gediend, dat de ny verheid tot het gebruik maken van tal van openbaar gemaakte uit vindingen de gelegenheid heeft, ten gevolge van de nauwkeurige beschryving van buiten- landscho octrooi-bureaux, terwgl daartegen volgens de meening der Kamer niet opwegen de werkelyk met geringe nadeelen, die voor de ny verheid zouden voortvloeien uit het feit, dat deze navolging onmogeiyk werd; dat de Kamer bovendien het in stryd acht met het algemeen belang, dat, moge ook theo» retisch van geen dwang tot het aanvragen vao octrooi sprake zyn (Blz. 13 Nota), elke octrooiwet practisch toch tot het resultaat van dwang of tot noodzakelijkheid van hot aanvragen van octrooien zal leiden, en Ook het artikel 4 van het ontwerp ons daarheen indirect voert; dat wel is waar voor de wederinvoering het billykheid8argument gebruikt wordt en de bewering ingang vindt, dat de uitvinder by de industrie evengoed beschermd moet worden als elk ander, doch dat dit argument in ver band met het ontwerp, door Uwe Excellentie aan de Kamer gezonden, van geen overwegend belang kan geacht worden, nu krachtens artikel 9 inderdaad niet de uitvinder, maar de eerste aanvrager, met andere woorden: do slimste en handigste, beschermd zal worden dat de Kamer dan ook bovendien, volkomon overtuigd, dat eene octrooi-wet, welke dan ook, belemmerend zal werken voor handel en ny ver heid, beslist als hare meening uitspreekt, dat zy de wederinvoering niet wenscheiyk acht. De Kamer is er op gesteld Uwo Excellentie mede te deelen dat deze beslissing genomen is na ampele discussie met zes tegen twee stemmen. De Kamer voornoemd, enz. Uit het verslag van den waamemenden directeur van 'sRyks Kabinet van Tteke- ningen enz. te Leiden biykt dat de verzamo- ling prenten met 1021 stuks vermeerderd werd, waarvan de voornaamste worden opgenoemd. Het aantal Ingeschrevenen voor de natio nale militie in do gemeente Zoetervroude voor de lichting 1695 bedraagt 52. In de gemeente Ter Aar waren op 1 Januari jl. woonachtig 356 kinderen boven de zes en beneden de twaalf jaren, waarvan 165 jongens en 190 meisjos. Hiervan bezoch ten de scholen in de gemeente 132 jongens en 152 meisjes en buiten de gemeente 15 jongens en 17 meisjes, zoodat 18 jongens en 21 meisjes boven de zes en beneden de twaalf jaren geen onderwys genieten. DOOB GOLO RAIMUND. 84) „Alle deuren zgn gesloten", zeide zy, „myn kloppen zou door Gerds gehoord moeten zyn, indien zy in de kamer wasgy hebt u zeker vergist. Wat moeten wy nu aanvangen zal ik den Dachtwaker vragen waar een ge neesheer woont of wilt gy het nog aanzien „Noen, dat neem ik niet op my", zeide de gouvernante met die vastberadenheid, die de goneraal zoo dikwyis in haar geprezen had; „pas een8 even op; ik heb gisteren in de kamer van mevrouw oen adresboek zien lig gen; misschien ligt het er nog en kan ik daarin den naam van een geneesheer vinden." „Maar de voorkamer is gesloten, heb ik u reeds gezegd", zeide de keukenmeid. „Dan ga ik door de eetkamer; die is byna altyd openik wil het ten minste beproeven." Zy nam eene kaars en snelde de trap af; ^e kamer was, zooals zy vermoed had, niet gesloten en zy kon dus ongehinderd in het boudoir van Adelheid komen. Ook deze deur ?ing by de eerste aanraking open, maar zoo haastig zy wilde binnentreden, zoo ontzet bleef zy op den drempel staan. In het midden der kamer, biykbaar zoo even teruggekeerd, stond Adelheid in haren prachtigen tooi, vast omklemd door Wolfgangs armen, alles om zich heen vergetende en als bedwelmd van geluk de kussen duldende, waarmede hy haren mond, hare oogen en hare wangen bedekte. De mantel en de doe ken, die haar op den terugweg tegen de koude beschut hadden, lagen op den grond, en de waskaarsen op de armluchters ver spreidden licht genoeg, om het jonge meisje Adelheide verleidelyke schoonheid en Wolf gangs bewondering te onthullen. De ontdekking kwam te plotseling het was de val van eeno reine ziel uit den hemel van geloof en onschuld zy stiet onwille keurig een luiden kreet uit. Zy stond daar roerloos, met do handen over elkander ge slagen, een beeld van zulke stomme vertwy- feling, of zy de schuldige ware. Met één enkelen slag was Wolfgang ver nietigd; de tragische geschiedenis zyner ouders stond plotseling als een levend beeld voor hemde kreet, dien hy hoorde, trof hem als de waarschuwende stem zyner ongeluk kige moeder. Adelheid had het eerst hare tegenwoordig heid van geest terug; toorn en schaamte onder uittergenden trots verbergende, deed zy eenigo schreden naar Elizabeth, die nog altyd onbeweegiyk op den drempel stond, en vroeg op haren hoogmoedigsten toon: „Mag ik u om opheldering verzoeken om trent uw driest en onbeschaamd binnen dringen in myne kamer?" De gouvernante antwoordde schynbaar kalm „Zeker, mevrouw I Ik kon niet vermoeden dat gy terug waart; anders zou ik door de voordeur zyn binnengekomen. Ik kwam hier om naar een adresboek te zoeken, er ia geen geneesheer gekomen de bedienden zyn uit ik ben den geheelen nacht alleen thuis geweest met het doodzieke kind en heb eerst voor eenige minuten hulp gekregen van de keukenmeid. Wy kennen echter geen van beiden een geneesheer en daarom wilde ik in het adresboek zien, als het niet reeds te laat is." „Ach ja, het kind? Is het zieker gewor den?" riep Adelheid, niet zonder schrik. „Ik heb totaal vergeten om den geneesheer te zenden; stuur my dadeiyk de keukenmeid hier; ik zal haar eene boodschap geven." „Gelooft gy dat er gevaar is?" zeide Wolf gang, wien het treurige bericht moed gaf om zyne verlegenheid te vergeten; dan zal ik spoediger hulp kunnen vinden." „Ja, haast u dan, mynheer de graaf', zeide het meisje met eene sidderende stem, „ik geloof dat er veel, veel verzuimd ls. Voor zoover ik er over kan oordeelen, schynt het een gevaariyke kroep te zyn." Wolfgang snelde weg, de gouvernante zocht zoo snel mogeiyk hare plaats aan het ziek bed weder op en Adelheid bleef alleen. Telkens, wanneer zy de stervende liefdes- vonk in zyn hart opnieuw bad doen ontbran den, werd deze door een nydig toeval weder uitgedoofdhet was of een eigenzinnig nood lot hunne scheiding had bezegeld. Nu streden toorn, schaamte en angst over het kind om den voorrang in hare borst. Wat moest er van haar worden, indien hare nalatigheid den dood van het kind veroorzaakte; hoe zou zy den ouders, haren echtgenoot, de wereld zelve onder de oogen durven komen? Zelfs de wereld veroordeelt en straft zulk eene licht zinnigheid, hoe dikwyifl zyzolve ze ook ploegt; by een doodeiyken afloop zwygt elke verde diging. Haar goede naam was in de handen der gouvernante, een ondergeschikt persoon, wier verklaring haar niet alleen tot eono ontrouwe gade, maar ook tot de moordenares van hot kind kon maken. Met angstige haast ontdeed zy zich van den opschik, waarmede zy zich met zooveel zorg en berekening had getooid. Zy wist dat noch hare kamenier, noch de knecht vooreerst zouden terugkeereD, want zy was in een huurrytuig naar huis gekomen en had Wolf gang gezegd, toen zy op het bal vermoeid heid voorwendde, dat zy haar eigen rytuig iets later had besteld. Lichtzinnig en den aandrang van het oogenblik volgende, had zy niet overwogen, aan welk gevaar zy haren naam en hare eer blootstelde; hot was haar slechts te doen geweest om een geschikt voorwendsel, om zyn geleido en zyne be scherming nog langer te kunnen genieten. Een goedgunstig noodlot had haar gered, maar de schande was voor haar trotsch ge moed misschien bitterder dan het berouw geweest kon zyn en gevoeliger nog dan hare eigen vernedering, trof haar de wy ze, waarop Wolfgang aan de kaak was gesteld, en die zy byna met eene verloochening zyner liefde gelyk stelde. Hy kwam reeds terug met den dokter, toen zy nauwelyks haar toilet veranderd had en zich gereed maakte, om zich insgeiyks naar het kind te begeven. De eerste woorden van den goneesheer be vestigden de uitgesproken vrees der gouver nante, die thans weder stil en opmerkzaam by het kleine bedje zat; het was do kroep in don hevigsteu graad en de te laat inge roepen hulp gaf slechts weinig uitzicht op eeno gunstige wending. Deze onverbloemde verklaring deed Adelheid een stroom van tranen vergieten van angst, wellicht ook van berouw; het was haar onmogeiyk het lyden van het kind aan te zien. Zy had gedurende hare gewichtige bezig heden van dien dag de kleine Hedwig in het geheel niet gezien, daar de kleine zich reeds tegen etonstyd niet wél gevoelde en niet bo neden was gekomen. Des avonds, toen zy de laatste hand aan haar toilet legde, had zy plotseling om de kleine gedacht en opdat niemand zou kunnen zeggen, dat er een dag voorby was gegaan, waarop zy niet had omgezien naar het kind, dat aan hare zorg was toevertrouwd, was zy even naar boven gegaan om het goeden nacht te wenschen. Toen reeds gloeido de kleine van de koorts en hoestte zy en had Adel heid do gouvernante beloofd oen geneesheer te zenden. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1