N°. 10415.
Zatei'dag; 3 Februari.
A*. 1894.
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 2 Februari.
IF" euilleton.
HET SLOT ELKRATH.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COUKAKT:
Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10.
Franco per postl-*°-
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRUS DER ADVERTKNTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 JT Grootera
lettors naar plaatsruimte. Voor het incaaseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Ofiiciëele Keu nisgeyingen.
Borgemeoe er on Wethouders der gemeente Lelden;
Gelet op de arit 8 en 16 laatete lid, der wet van
2 Juin 1875 (Staatsblad No. 95)
B on-en ter kennis van belanghebbenden dat bij
Koninklijk brelni van 16 Januari jl No. 10 is gehand
haafd bet besluit van Burgemeester en Wethouders
dezer gemeeute van 17 Aogustus 1893, waarbjj aan
A. DEN OS en reoUtverkrggondeu vergunning ie
verleend tot oprichting van eeno paardenelaoh-
tor(j on rookorg iD bet perceel Kranwelsteeg No. 9.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leden, H. O. JUTA, Weth.,lo.-Burgemeester.
1 Febr. 1894. E. KIST, Seoretaris.
D» Burgemeester der gemeente Leiden;
Ontvangen hebbende don staat No. 75, aanwijzende
ds uitkomsten dor meting en schatting van gebouwde
en ongebouwde eigendommen, bedoeld bg de artt.
15 en 28 dar wet van den 2östen Mei 1870 (ötaatsblad
No. 82) botrekkelgk de gTondbelsetiDg;
Brengt ter kennis van belanghebbenden dat die
opgave gedurend. dor'ig dagen ter Secretarie dezer
gemeonte is nedergelegd.
Do Burgemeester voornoemd,
H. O. JUTA, Wethr., lo.-Burgemoeeter.
Leiden, 1 Februari 1894.
Amsterdamsche- of zone-tijd}
{Ingezonden).
Om in Nederland een goed kind des tyds
te zyn, wordt bjj het ten einde spoeden onzer
eeuw niet veel meer gevorderd dan een goede
dosis theorieën over de wenscheiykheid van
den Midden-Europeeschen tyd. Er verschenen
dageiyks artikelen, adressen, moties, blakende
van Over om de meridianen van Amsterdam
en Greenwich, als voor ons volk scbadelOke,
nuttelooze prullen over boord te werpen en
den breedtecirkel van Görlitz er voor in de plaats
te stellen. Op ieders lippen, in iederen kring
zweeft het vraagstuk alsof een groote, kunst
matig verwekte, oeconomieche omwenteling
een einde zal komen maken aan een geheelen
stapel maatschappelük9 jammeren, alsof het
voortbestaan der wereld er van afhangt. Met
een prOzenswaardige scherpzinnigheid is
plotseling ontdekt dat de zon zelve een geweten-
ïoozo coquette is, die met lachend gelaat alle
men8chel0ke instellingen in lewar sch opt door
niet overal tegeiyk te schOuendat lastige
meubel is te verouderd om voor basis van de
hedendaagsche tijdrekening en daarmee samen
hangende dagverdeeling te kunnen dienen
zy komt 40 minuten te laat aan de kim en
van daar dat een g9heel volk een paar mlllioon
meer op zyn gasrekening te betalen heeft
Welnu, wat ia eenvoudiger dan de wiskunde
op haar los to 3turen, de onfeilbare wiskunde,
die zelfs do hemellichamen op haar plaats
weet to zetten?
En nauwelyks was zy aan het cyferen of de
oplossing kwam te voorschyn: de klok 40
minuten voorzetten; ait is veel handiger dan
20 minuten achter; 't schoeit een uur, en dat
bespaart voor eiken vleermuisbrander '/K M*.
aan gas, of gemiddeld 1 2 centen per dag.
En de zon: ab. Geen zonne-tyd, maar zone-
tyd, dat zg voortaan de leus, die ééno n heeft
millioenen op haar geweten.
Zoo zal men dan den 3 laten December 1900,
als onze verlichte eeuw de geschiedenis instapt,
oen harer laatste zegeningen kunnen herden
ken en waardeeren met al de dankbaarheid,
die men der verlichting verschuldigd Is.
Toch schgnt het niet ongewettigd de groote
toekomstige gebeurtenis, vóór zy onherroepe-
ïyk tot het bestaande is gaan behooren, eens
van een andere zyoe onder het oog te nemen
dit is het recht, misschien wel de plicht van
den scepticus, al ware het alleen om de eer,
die haar toekomt, des te onbetwister te maken.
Men kan do geschiedenis van den gordeltyd
in enkele stellingen samenvatten:
1. Het is voor de spoorwegen en aanver
wante takken van dienst, als posteryen, tele
graphic, enz. wenscheiyk, dat er voor hun in-
wendigen dienst een zooveel mogeiyk uniforme
tgcirekening zy, te vorkrggen door verdeeling
in zonen.
2. Het is met het oog op het in No. 1 be
doelde verkeerswezen noodzakeiyk dat alle
plaatsen binnen een zone zoowel voor het
particuliere als het openbare leven denzelfden
tgd aannemen, desnoods met opoffering van
den localen.
3. Yoor Nederland verdient de tyd van
Midden-Europa de voorkeur boven dien van
Greenwich.
De in deze formules uitgedrukte staat van
zaken wordt vry algemeen zonder tegenspraak
als de juiste erkend en gewenscnt. De logische
gedachtengang, die de beide eerste verbindt,
schynt wel zóó boven alle weerlegging ver
heven, dat men zich zonder bezwaar uitslui
tend voor de aanneming van No. 3 een
distillaat uit de twee vorige kan beyvoren,
gelyk reeds jaar en dag geschiedt. Men be
spreekt thans nog slechts de quaestie: welke
tyd is voor ons beterdie van Greenwich of
Görlitz?" En het is zeer verklaarbaar, dat,
waar geen andere vraag gesteld wordt, men
de keuze tusschen beide beschouwt als de
oplossing van het geheele tydvraagstuk; en
niet minder twgfelachtig, dat in dat geval
de meridiaan van Midden-Europa de aange
wezene Is. Maar minder verklaarbaar is het,
dat het thema van No. 3 met blinde eenzydig-
heid gehandhaafd wordt. De vraag nameiyk
behoort niet te luiden: welken tyd, maar:
„moeten we een niouwen tyd aan
nemen?" En hiermee komen we op het
terrein van stelling 2; is deze bewezen, dan
eerst is No. 3 aan de orde. Het zwaartepunt
der ganscho quaestie ligt in No. 2 en tot
aan het schryven van het raadslid Fockema
Andre© aan den gemeenteraad van Leiden,
voorkomende in het Leidsch Dagblad van
Maandag 22 Januari, heeft geen stem in
Nederland zich in het openbaar in dien zin
laten hooren.
Ware van don aanvang af de eigenlyke
kern der zaak aan een grondig onderzoek
onderworpenhad men terstond een duideiyk
antwoord gozocht op de vraag: „waartoe
dient de geheele verandering", had men van
de spoorwegbesturen, van wie de beweging
is uitgegaan, een afdoende toelichting daar
omtrent geëischt, om daarnaar te kunnen be-
oordeelen in hoeverre de geheele maatschappy
op stelten moest worden gezet; had men
eindelgk wat minder geschermd met wysheden
en wat meer roet het nuchtere verstand, het
ware onaanneembaar, dat we thans, na reeds
één keer een echromelyke verwarring te
hebben gesticht, op het punt zouden staan
opnieuw een dwaasheid te begaan van dubbele
afmeting (40 in plaats van 20 min.» en liefst
in tegenovergestelde richting. Nu eindeiyk
één is voorgegaan en bet misschien nog
tgd is aan de begoocheling een einde te maken,
helpe leder mee om den wagen weer in 't
spoor te brengen, bedenkende dat ten halve
gekeerd beter is dan ten beele gedwaald.
De juistheid der eerste stelling, de wensche-
lykheid van uniformen tyd voor spoorwegen,
enz. kan buiten beschouwing biyven; wel
heefi de spoorweg-autocratie het steeds on-
noodig gevonden om hare hoogere wysheid
aan het profanum vulgus te verspillen en
het een verklaring te geven waar het toch
nooit by kan, maar wy kunnen desnoods aan
nemen, dat de gordeltyd op gronden van
administratieven aard te verdedigen is. Een
leek stelt zich de volgende redenatie voor:
een goed geordond spoorwegwezen, waar
minuten als tydseenheden gelden, heeft ter
wille van den eenvoud belang by zoo weinig
mogeiyk tydsoorten, en daar Europa geen
republiek is, zgn er evenveel tydsoorten als
nationaliteiten, evenveel meridianen als hoofd
steden. Als die leek nu verder bedenkt dat
van geen enkel Europeesch land de geographi-
sche ligging te dien opzichte zooveel nadeelen
biedt als die van Pruisen en ten deele Oosten-
ryk, welke eerstgenoemde staat by aansluiting
zgner spoorwegen aan die van het buitenland
met tien nationale tyden heeft te rekenen,
omdat het door 10 landen begrensd is, met hoofd
steden, die alle in lengte beduidend verschillen
met Berlgnals hy in aanmerking neemt, dat de
andere staten aan slechte 1, 2, 3 of een enkele
aan 4 vreemde landen grenzen, en meestal nog
aan ééne zyde, waardoor geen of geen bedui
dende ttjdcomplicaties ontstaan, dan ligt zyn be
sluit voor de hand, datPruIaeD in zyn eigen belang
de noodzakeiykheid van een zone-tyd heeft be
toogd, wel zorgende dat or een Midden-Europee-
sche tyd met een meridiaan midden in zgn grond
gebied zou komen, een zeer handige zet,
omdat het op spoorweggebied de kem van
Midden-Europa vormt, en Zwitserland, Tyrol
en Italië» slechts in breedte met Beriyn ver
schillen en derhalve toch roods onder nage
noeg hetzelfde tydsregime leven. Een "West
en een Oost-Europeesche tyd moesten er dan
natuuriyk zyn om de benaming M i d d o n-
Europeesch te kunnen rechtvaardigen. Dat
hot zelf aan een strenge zone-indeeling weinig
waarde hecht, maar des te meer aan een
regelmatige tydrekening met de aangrenzende
spoorwegen, bewyst het feit, dat aan Neder
land onmiddeliyk werd toegestaan zich onder
Midden Europeesche vlag te scharen.
Welke beteekenis kan trouwens een West-
Europ. gordel hebben voor Engeland, dat ge
heel door de zoo begrensd is en dus uit aard
zyner ligging niet met vreemde aansluitingen,
enz. te maken heeft, of voor Spanje, dat onder
dezelfde omstandigheden verkeert, of voor
Frankrgk, dat dan ook stelselmatig, zyn „heure
Paris" handhaaft?
En nu komt de wantrouwende leek tot de
nadere conclusie, dat de kleinere staten, oe-
Zuidduitsche, Denemarken, Nederland en België,
vormende de minderheid in de „Veroin Mittel-
Europaeischer Eisenbahnen", voor de over
macht moeten bukken, en hun spoorweg
aangelegenheden regelen naar den wil van
den buurman.
En deze gedachtengang is te begrypeiyker
naarmate by elk onderzoek naar de motie
ven der nieuwe tydrekening slechts vage
antwoorden inkomen als't is voor den han
del, voor 't zich snel ontwikkelende verkeer,
enz., termen, die even fraai klinken als weinig
beduiden zoolang ze niet degeiyk en afdoend
zyn toegelicht.
Doch 't zy nogmaals gezegdvoor beschou
wingen omtrent de 2de stelling is 't vooraf
gaande van weinig belang. Nemen wy No. 1
aan als bewezen en richten we ons betoog
tegen de volgende, waarin het brandpunt ge
legen is van de netelige quaestie, die onzen
tydgeest in beroering brengt. Slot volgt).
Aan den Minister van Waterstaat, Handel
en Ny verheid is hoden door de Leidsche Kamer
van Koophandel en Fabrieken het volgende
adres gezonden:
Geeft eerbiedig te kennen de Kamer van
Koophandel en Fabrieken te Leiden naar aan
leiding van het verzoek om advies over het
Ontwerp-Octroolwet
dat de Kamer, alvorens in eene beoordeeling
van het ontwerp zelf te treden, ernstig de
praealabele vraag heeft overwogen, of en m
hoever het octrooi kan geacht worden te
zyo in het belang van den uitvinder en in dat
der maatschappy, en in hoever er van den
kant der Leidsche industriëelen een aandrang
bestaat tot wederinvoering der afgeschafte
Octrooi wet
dat dientengevolge de Kamer tot tal van
groote industriéolen te Leiden op elk gebied
van ny verheid zich gewend heeft met verzoek
om haar een antwoord te geven op deze
twee vragen, nauw met bet onderwerp samen
hangende lo. of en zoo ja in hoever naar
hunne meening allerlei hulpmiddelen voor de
hier ter stede beoefende takken van ny ver
heid by aanschaffing of vervaardiging hier te
lande goedkooper te staan komen, dan by
bestelling in het buitenland, wegens de
omstandigheid, dat de Nederlandsche fabrikant
aan niemand een prya voor uitvindingsrechten
he6ft te voldoen, en 2o. welke belemmeringen
Leidsche industriëelen ondervinden door een
verbod van vreemde uitvindingen te gebruiken;
dat reeds uit het feit alleen, dat van weinige
industriëelen op deze vragen een antwoord ia
ontvangen, voldoende is af te leiden, dat van
eene zóó groots belangstelling in of van eene
behoefte aan en aandrang tot wederinvoering
van eene octroolwet, by de Leidsche in
dustriëelen althans, weinig of niets ge
bleken is, maar dat bovendien die weinigen,
die hun antwoord aan de Kamer deden toeko
men, blyken gaven niet te zyn voorstanders
van de wederinvoering der octrooiwet, terwyi
slechts een zeer enkele, die verklaarde eene
wederinvoering wenschelgk te achten, dit nog
uitsluitend grondde op biliykbeidsredenen, zon
der daarmede te willen erkennen het belang
van den uitvinder of van de maatschappy,
daargelaten nog het feit,dat evenmin in den
lande thans gebleken is van een grooten
aandrang tot de wederinvoering;
dat wel is waar in de nota, by het ontwerp
gevoegd, nadruk wordt gelegd op het voor
deel, dat na verloop van tal van jaren de
uitvinding openbaar wordt gemaakt en dien
tengevolge gemeen goed wordt; doch dat de
Kamer zich ten dien opzichte volkomen aan
sluit by de meening van prof. Greven, die
haar in deze quaestie van praeadvies heeft
gediend, dat de ny verheid tot het gebruik
maken van tal van openbaar gemaakte uit
vindingen de gelegenheid heeft, ten gevolge
van de nauwkeurige beschryving van buiten-
landscho octrooi-bureaux, terwgl daartegen
volgens de meening der Kamer niet opwegen
de werkelyk met geringe nadeelen, die voor
de ny verheid zouden voortvloeien uit het feit,
dat deze navolging onmogeiyk werd;
dat de Kamer bovendien het in stryd acht
met het algemeen belang, dat, moge ook theo»
retisch van geen dwang tot het aanvragen
vao octrooi sprake zyn (Blz. 13 Nota), elke
octrooiwet practisch toch tot het resultaat
van dwang of tot noodzakelijkheid van hot
aanvragen van octrooien zal leiden, en Ook het
artikel 4 van het ontwerp ons daarheen
indirect voert;
dat wel is waar voor de wederinvoering
het billykheid8argument gebruikt wordt en
de bewering ingang vindt, dat de uitvinder by
de industrie evengoed beschermd moet worden
als elk ander, doch dat dit argument in ver
band met het ontwerp, door Uwe Excellentie
aan de Kamer gezonden, van geen overwegend
belang kan geacht worden, nu krachtens
artikel 9 inderdaad niet de uitvinder, maar de
eerste aanvrager, met andere woorden:
do slimste en handigste, beschermd zal worden
dat de Kamer dan ook bovendien, volkomon
overtuigd, dat eene octrooi-wet, welke dan ook,
belemmerend zal werken voor handel en ny ver
heid, beslist als hare meening uitspreekt, dat
zy de wederinvoering niet wenscheiyk acht.
De Kamer is er op gesteld Uwo Excellentie
mede te deelen dat deze beslissing genomen
is na ampele discussie met zes tegen twee
stemmen. De Kamer voornoemd, enz.
Uit het verslag van den waamemenden
directeur van 'sRyks Kabinet van Tteke-
ningen enz. te Leiden biykt dat de verzamo-
ling prenten met 1021 stuks vermeerderd
werd, waarvan de voornaamste worden
opgenoemd.
Het aantal Ingeschrevenen voor de natio
nale militie in do gemeente Zoetervroude voor
de lichting 1695 bedraagt 52.
In de gemeente Ter Aar waren op 1
Januari jl. woonachtig 356 kinderen boven
de zes en beneden de twaalf jaren, waarvan
165 jongens en 190 meisjos. Hiervan bezoch
ten de scholen in de gemeente 132 jongens
en 152 meisjes en buiten de gemeente 15
jongens en 17 meisjes, zoodat 18 jongens en
21 meisjes boven de zes en beneden de twaalf
jaren geen onderwys genieten.
DOOB
GOLO RAIMUND.
84)
„Alle deuren zgn gesloten", zeide zy, „myn
kloppen zou door Gerds gehoord moeten zyn,
indien zy in de kamer wasgy hebt u zeker
vergist. Wat moeten wy nu aanvangen
zal ik den Dachtwaker vragen waar een ge
neesheer woont of wilt gy het nog aanzien
„Noen, dat neem ik niet op my", zeide de
gouvernante met die vastberadenheid, die de
goneraal zoo dikwyis in haar geprezen had;
„pas een8 even op; ik heb gisteren in de
kamer van mevrouw oen adresboek zien lig
gen; misschien ligt het er nog en kan ik
daarin den naam van een geneesheer vinden."
„Maar de voorkamer is gesloten, heb ik u
reeds gezegd", zeide de keukenmeid.
„Dan ga ik door de eetkamer; die is byna
altyd openik wil het ten minste beproeven."
Zy nam eene kaars en snelde de trap af;
^e kamer was, zooals zy vermoed had, niet
gesloten en zy kon dus ongehinderd in het
boudoir van Adelheid komen. Ook deze deur
?ing by de eerste aanraking open, maar zoo
haastig zy wilde binnentreden, zoo ontzet
bleef zy op den drempel staan.
In het midden der kamer, biykbaar zoo
even teruggekeerd, stond Adelheid in haren
prachtigen tooi, vast omklemd door Wolfgangs
armen, alles om zich heen vergetende en als
bedwelmd van geluk de kussen duldende,
waarmede hy haren mond, hare oogen en
hare wangen bedekte. De mantel en de doe
ken, die haar op den terugweg tegen de
koude beschut hadden, lagen op den grond,
en de waskaarsen op de armluchters ver
spreidden licht genoeg, om het jonge meisje
Adelheide verleidelyke schoonheid en Wolf
gangs bewondering te onthullen.
De ontdekking kwam te plotseling het
was de val van eeno reine ziel uit den hemel
van geloof en onschuld zy stiet onwille
keurig een luiden kreet uit. Zy stond daar
roerloos, met do handen over elkander ge
slagen, een beeld van zulke stomme vertwy-
feling, of zy de schuldige ware.
Met één enkelen slag was Wolfgang ver
nietigd; de tragische geschiedenis zyner ouders
stond plotseling als een levend beeld voor
hemde kreet, dien hy hoorde, trof hem als
de waarschuwende stem zyner ongeluk
kige moeder.
Adelheid had het eerst hare tegenwoordig
heid van geest terug; toorn en schaamte
onder uittergenden trots verbergende, deed
zy eenigo schreden naar Elizabeth, die nog
altyd onbeweegiyk op den drempel stond, en
vroeg op haren hoogmoedigsten toon:
„Mag ik u om opheldering verzoeken om
trent uw driest en onbeschaamd binnen
dringen in myne kamer?"
De gouvernante antwoordde schynbaar kalm
„Zeker, mevrouw I Ik kon niet vermoeden
dat gy terug waart; anders zou ik door de
voordeur zyn binnengekomen. Ik kwam hier
om naar een adresboek te zoeken, er ia geen
geneesheer gekomen de bedienden zyn
uit ik ben den geheelen nacht alleen thuis
geweest met het doodzieke kind en heb eerst
voor eenige minuten hulp gekregen van de
keukenmeid. Wy kennen echter geen van
beiden een geneesheer en daarom wilde ik
in het adresboek zien, als het niet reeds te
laat is."
„Ach ja, het kind? Is het zieker gewor
den?" riep Adelheid, niet zonder schrik. „Ik
heb totaal vergeten om den geneesheer te
zenden; stuur my dadeiyk de keukenmeid
hier; ik zal haar eene boodschap geven."
„Gelooft gy dat er gevaar is?" zeide Wolf
gang, wien het treurige bericht moed gaf om
zyne verlegenheid te vergeten; dan zal ik
spoediger hulp kunnen vinden."
„Ja, haast u dan, mynheer de graaf', zeide
het meisje met eene sidderende stem, „ik
geloof dat er veel, veel verzuimd ls. Voor
zoover ik er over kan oordeelen, schynt het
een gevaariyke kroep te zyn."
Wolfgang snelde weg, de gouvernante zocht
zoo snel mogeiyk hare plaats aan het ziek
bed weder op en Adelheid bleef alleen.
Telkens, wanneer zy de stervende liefdes-
vonk in zyn hart opnieuw bad doen ontbran
den, werd deze door een nydig toeval weder
uitgedoofdhet was of een eigenzinnig nood
lot hunne scheiding had bezegeld. Nu streden
toorn, schaamte en angst over het kind om
den voorrang in hare borst. Wat moest er
van haar worden, indien hare nalatigheid den
dood van het kind veroorzaakte; hoe zou zy
den ouders, haren echtgenoot, de wereld zelve
onder de oogen durven komen? Zelfs de
wereld veroordeelt en straft zulk eene licht
zinnigheid, hoe dikwyifl zyzolve ze ook ploegt;
by een doodeiyken afloop zwygt elke verde
diging. Haar goede naam was in de handen
der gouvernante, een ondergeschikt persoon,
wier verklaring haar niet alleen tot eono
ontrouwe gade, maar ook tot de moordenares
van hot kind kon maken.
Met angstige haast ontdeed zy zich van
den opschik, waarmede zy zich met zooveel
zorg en berekening had getooid. Zy wist dat
noch hare kamenier, noch de knecht vooreerst
zouden terugkeereD, want zy was in een
huurrytuig naar huis gekomen en had Wolf
gang gezegd, toen zy op het bal vermoeid
heid voorwendde, dat zy haar eigen rytuig
iets later had besteld. Lichtzinnig en den
aandrang van het oogenblik volgende, had
zy niet overwogen, aan welk gevaar zy haren
naam en hare eer blootstelde; hot was haar
slechts te doen geweest om een geschikt
voorwendsel, om zyn geleido en zyne be
scherming nog langer te kunnen genieten.
Een goedgunstig noodlot had haar gered,
maar de schande was voor haar trotsch ge
moed misschien bitterder dan het berouw
geweest kon zyn en gevoeliger nog dan hare
eigen vernedering, trof haar de wy ze, waarop
Wolfgang aan de kaak was gesteld, en die
zy byna met eene verloochening zyner liefde
gelyk stelde.
Hy kwam reeds terug met den dokter,
toen zy nauwelyks haar toilet veranderd had
en zich gereed maakte, om zich insgeiyks
naar het kind te begeven.
De eerste woorden van den goneesheer be
vestigden de uitgesproken vrees der gouver
nante, die thans weder stil en opmerkzaam
by het kleine bedje zat; het was do kroep
in don hevigsteu graad en de te laat inge
roepen hulp gaf slechts weinig uitzicht op
eeno gunstige wending. Deze onverbloemde
verklaring deed Adelheid een stroom van
tranen vergieten van angst, wellicht ook van
berouw; het was haar onmogeiyk het lyden
van het kind aan te zien.
Zy had gedurende hare gewichtige bezig
heden van dien dag de kleine Hedwig in het
geheel niet gezien, daar de kleine zich reeds
tegen etonstyd niet wél gevoelde en niet bo
neden was gekomen.
Des avonds, toen zy de laatste hand aan
haar toilet legde, had zy plotseling om de
kleine gedacht en opdat niemand zou kunnen
zeggen, dat er een dag voorby was gegaan,
waarop zy niet had omgezien naar het kind,
dat aan hare zorg was toevertrouwd, was zy
even naar boven gegaan om het goeden nacht
te wenschen. Toen reeds gloeido de kleine
van de koorts en hoestte zy en had Adel
heid do gouvernante beloofd oen geneesheer
te zenden.
{Wordt vervolgd.)