N°. 10410.
Maandag SO Januari.
A0. 1894.
fsze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
HET SLOT ELKRATH.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TJJÜN
Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In hel Venl. Weekblad beweert mr. L.
Haffmans, dat einaelfik en ten laatste het
protectionnisme op het punt staat ook
ii. Neleiland te zegevieren; hy houdt
dit voi ten spijt van de verklaring, uoor den
minister vati financiën in do Tweede Kamer
den 5den December jl. afgelegd, dat van doze
Regeering geen protectionnistische voorstellen
te wachten zijn. Zyn ufotief daarvoor is, dat
blijkbaar de vri) hand el aren zeiven niet meer
zeker zijn van hunne zaak. Met zijne vraag,
waarop het hier aangehaalde antwoord van
den minister sloeg, slaakte de heer Rutgers
zijns ondanks den noodkreet: „Ons dierbaar
kleinood is nergens meer veilig. Zelfs niet
in handen van den lieer Pier son, tenzj ZExo.
ons de verzekering geeft, geen booze plannen
ce koesteren." Natuurlijk gaf de minister die
verzekering, maar zonder zich te beroepen op
zyne antecedenten en zich verontwaardigd te
toonen dat men hem niet vertrouwde, neenl
eenvoudig met te zoggen dat van deze Regee
ring geen protectionistische voorstellen te
wachten zijn. Minder kon hot niet. Hot ant
woord van den minister bewijst dus minder
voor het vaststaan vau het vryhandeUtelsel,
dan de vraag van den beer Rutgers er tegen
bewijst.
De protectionnisten behoeven zich te minder
door 's ministers verklaring te laten ontmoe
digen, wanneer men bedenkt, dat ZExc. reeds
een voorstel tot betere helling dor bestaande
invoerrechten heeft aangekondigd. Dit feit is
voor mr. H. eene tweede reden om eene
spoedige kentering te verwachten. Eene betere
heffing toch wil natuurlijk zeggeneene meer
productieve, eene aie meer geld in de schat
kist brengt. De minister heeft geld noodig,
veel gold. en daU-is'hier zoo gemakkelijk te
vinden. „Wanneer nu dit geld zoo zoetjes
binnenkomt, dan kan het niet uitblijven of de
minister denkt by aichzelven: „Die verschopte
invoerrechten, waaraan vvjj Vrijhandelaars zoo'h
ingekankerden hekel hebben, zijn toch zoo
kwaad riot. Zy hebben hun goeds; vooral
als men als minister van financiën in do
neep zit en Diet meer weet waar zich te wenden
of te keeren, om aan geld te komen." Ik
zou haast lust hebben om met de studentuD
in „Faust" uit te roepen: „O scböner Brunnen
der uus fliesst."
„Eu die „Brunnen" kan en zal nog milder
vloeien als men de procenten ietwat verhoogt.
Wanneer thans 5 pet. geduld worden en met
in strijd met het vrfihandolstelsel geacht,
waarom niet ook 6 pet.? Dan blijft het nog
altfid eeu fiscaal invoerrecht en daartegen
verzet zich de zuivere leer met. Protection -
mstische invoerrechten, z0 alleen, worden
door de wetenschap gewraakt.
„Zietdaar denkoeelden, die waarschijnlijk
bi) den minister zullen opkomen, wanneer
ZExc. eenmaal den smaak van invoerrechten
hoeft eu uog meer geld béhoeft.
„Later zal de vraag rijzen: waar is de grens
tusschen fiscale en beschermonde invoer
recht- li Die grens bestaat niet. Het eernge
wat er te zeggen valt is dit: Indien invoer
rechten geheven worden met het doel om de
schatkist te stijven, dan zyn het fiscale. Worden
zjj geheven niet het doel, om den nationalen
landbouw en industrie te beschermen, dan
zjjn het protectionnistische invoerrechten. Het
doel doet alles af, niet net cijfer.
Hieruit volgt dat, al zou de minister een
voorstel doen tot verhooging onzer invoer
rechten, men hem dan toch nog niet zou
kunnen verwijten in strijd te handelen met
zyne verklaring op 5 December: van deze
Regeering zijn geen protectionnistische voor
atellen te wachten.
Het Handelsblad zou geneigd zijn op den
heer Haffmans toe te passen de spreuk: een
kinderhand ia licht gevuld, als hy niet reeds
eenige jaren geleden zijn 25 jarig lidmaatschap
der Tweede Kamer had mogen vieren en
kinderschoenen hem niet meer passen. Toch
klinkt de juichtoon, dien by in het V. W.
laat hooren, wel wat kinderlijk.
„Hoe kwam de heer Rut gel's tot zijn vraag
Verdacht hy de Regeering van protectionnis
tische neigingen? Volstrekt niet. De heer
Rutgers wilde liet Kabinet in het nauw bren
gen wegens de kieswetregoling, waarby de
Regeering meer zou letten op den steun bui
ten de Karoer dan daar binnen. En nu vro-g
de hror Rutgers: wat denkt de Regeorir.g
van de programma's dier party en buiten de
Karner, die haar steunenprogramma's waarop
ook wel eens protectie gevraagd wordt? De
Arnsterdamscho afgevaardigde wist zeer goed,
dat van een Kabinet, waarin Van Tienhoven,
Tak, Pierson en Smidt zitting hebben, geen
protectionnistische maatrege l i te wachten zyn.
Hij wildo alleen beduidonzoekt geen steun
Ipartijen, die in vele opzichten tegenover
u staani
„Maar de heer Haffmans, die niet goed ge
loisterd had of ingedommeld w;is, werd juist
wakker toon de hepr, Re tg ets over protection
nisme sprak en zegt ruiik heb het zelf
gehoord met het vishandel stelsel in ons
land is het zoo goed als uit!
„Hi1 heeft nog een tweeden grond. Do
Regeering zal een wetsvoorstel indienen.
tot hetere heffing aor bestaande invoerrechten.
Dus tot verhooging van invoerrechten, tot
belasting van tot dusver vrije artikelen? Neon
enkel tot hetero heffing van do bestaande
invoerrechten. Met andere woordentegengaan
van smokkelarij on bedrog, waardoor een eind
komt aan hot betalen van 2'/i of 3 pet., waar
de wet 5 pet. eischt. W*lke protectie ligt
hierin? Niot anders dan de proteoHe, welke
dp wetgever aan den eerlijken importeur, die
du waarde juist opgeeft, verschuldigd is, om
hem niet achter te stellen by den bedrieger,
die do schatkist wil benaicelen.
„Dat is echter niet de protectio, welke de
heer Haffmans in zijn juichkreet bedoelt 1
Klinkt deze dan niet erg kinderlijk, haast
kindora Jitig?"
De Standaard betuigt hare Instemming met
de pogingen van het lid d»>r Tweede Kamer
den heer Pyitersen, om' de koloniale belangen
van Suriname ter sprake te brengen en
Nederland aan zijn West Indisch bezit en aan
de verplichtingen, die dit bezit oplegt, te her
inneren. De vraag, die al meer aan de orde
komt, hoe Nederlanci Suriname besturen zal,
is eene zeer ernstige. Reeds uit de weinige
treffelyko maatregelen, die de tegenwoordige
gouverneur, jhr. mr. T. A. J. Van Asch
van Wyck, nemen kon, blijkt hoe ongeloofiyk
veel er door de Regeering kan godaaD worden,
om aan deze kolonie eeno betore toekomst te
verz keren.
De heer Pyrtersen wil daarom den weg op,
om de kolonie vollediger zelfbeheer te geven.
Vooral de financiën wn hy voortaan zelfstandig-
koloniaal maken, en de bijdrage van het
moederland in tien jaar laten afloopen. Het
kiesrecht van de Koloniale Staten wil hy der-
wyze uitbreiden, dat er een einde kome aan
het tegenwoordig kiesrechtmonopolie van nog
geen 300 kiezers; en voorts de eigeniyke
bevolking, ook die der kleurlingen, voor zoo
ver ze zekere sociale positie wist te verove
ren, aan de publieke zaak doen deelnemen.
En emdelyk wil hu het te sterk gecentrali
seerde opperbestuur door de oprichting vaü
districts- en gemeentebesturen leniger, actiever
en plooibaarder nikken.
Op dien weg gaat de Stdndaard gaarne mede,
nuts op de stellige voorwaarde, dat het Neder-
landsch element er versterkt worde. Immers
maakt men de kolonie zelfstandiger, zonder
dat in het Europeesch element nieuw bloed
komt, dan gaat hst vaderlandsch karakter van
deze kolome almeer te looren komt dit
nieuwe bloed vooral uit de Vereonigde Staten
en uit de omliggende Zuid Amerikaansche repu
blieken, dan wordt do kleine Nederlanasche
kolonie, die er is, welhaast geheel door het
vreemde element overvleugeld.
Ongetwyfeld is ook de koelie quaestie voor
Suriname van het uiterste belang. Maar ook
de vermeerdering van arbeidskracht zal Suri
name niet uit zyn diep verval opbeuren, in
dien Nederland aarzelt zyn kapitaal en zyne
zonop voor Suriname beschikbaar te stellen.
Beantwoordde nu het leven in Nederland
onder alle rangen en standen aan aller wensch,
dan zeer zeker zou het bezwaar, aan klimaat
en omgeving ontleend, kunnen afschrikken.
Maar nu hier zoo bitter geklaagd wordt
en de ellende zich langs onze straten vertoont,
mag toch gevraagd, of de druk van het kli
maat in Suriname niot nog verkiesiyk zyn zou
boven den druk onzer maatschappeiyke ellende
in Nederland.
En dan ja, als het Nederlandsche element
in Suriname de vereischte versterking verkreeg,
en het Gouvert ement door bohoorlyk onder
zoek van land cn bodem, en door het beschik
baar stellen van voorschotten, en kundige jonge
mannen, en degelyke landbouwers derwaarts
wist te lokken, dun zou ongetwyfeld vollediger
zelr bestuur en krachtiger decentralisatie do
aangewezen weg zijn, om nieuw leven te
scheppen in deze zoo jammerlyk verwaarloosde
Kolonie.
Men spreekt veel van Eldoradomaar herin
nert men zich ook, dat de Spaansche phantasie
juist in Guiana, waartoe ook Suriname behoort,
de aanwezigheid van dit Dorado gedroomd
heeft?
Mr. Van Houten's achtste Staat
kundige brief trekt niet alleen de aan
dacht om wat er in staat, maar misschien
nog meer om wat er niet in staat. De
Haarl. Cri. merkte reeds op, dat er ditmaal
de stellige verzekering in wordt gemist, die
vroegere brieven bevatten, dat het regeerings-
voorstel vallon zal, indien de minister Diet
toegeeft.
Het Vaderland maakt do opmerking, dat
de heer Van Houten „merkwaardigerwyze ge
heel zwygt over het voorstel Cort Van
dei Linde n."
De Haagsche corr. van de Zutf. Cri. zegt
van dit voorstel, dat het bevat het ontwerp
van „een nieuw kiesstelsel, tot heden in onze
anders zoo vindingrijke Kamer nog door
niemand aanbevolen een kiesrecht, dat
voor de grooto schare van worklieden ge
baseerd zal zyn op vertoon van een livret,
waaruit zal moeten blyken dat zy gedurende
een zekeren tyd voor loon hebben gewerkt.
„Alsof daartegen niet weer even grootebe
zwaren zouden zyn aan te voeren. Kan b.v.
hier te lande wel ernstig gedacht worden aan
eeno regeling, waarby de kiesbevoegdheid der
werklieden afhankelyk zal zyn van de mede
werking der patroons? En is het nu nog wel
de tyd met algemeen© formules voor geheel
nieuwe sti.lsels te komen aandragen?
„Maar bovendien do heer Van der Linden
zoekt blykbaar genezing heel ver af, terwyi
hy voor het kwaad, dat hy bespreekt, een
eenvoudig geneesmiddel zeer dicht in de buurt
bad kunnen vinden. Waar is het, dat uit
sluiting van bedoelden den welstand slechts
aan óéno zyde begrenst, on daarom is het
wenscheiyk nog an tere uitsluitingen, die den
welstand ook aan don onderen kant begren
zen, op te nemen. Dat de regoering daartoe
wol overhelt, is ty het in Juli gohouden debat
reeds gebleken. Welnu, zy behoeft slechts
een stap verder te gaan en als ongeschikt uit
te sluiten enkele andere categorieën van min-
waardigen en aan het groote bezwaar van
don Amsterdamschen hoogleeraar zal reeds
op eenvoudige wyze voldaan zyn."
Do aanbieding van geld om de door het
gemeentebestuur van Opsterland beoogde
proef van landaanmaak, nu Ged. Staten
geweigerd hebben daaraan hunne goedkeuring
te geven, voor rekening van eenige belang
stellenden te doen uitvoeren, wordt door den
heer Van Zinderen Bakker in het laatste
nommer van het Sociaal Weekblad afgewezen,
aangezien eene exploitatie van de nu braak
liggende gronden als uit dergelyke opvatting
zou mooten voortvloeien, niet is hetgoen de
gemeenteraad van Opsterland zich daarvan
heeft voorgesteld. „Tot juist begrip der quaestie
van grondaanmaak, zooals zy door ons wordt
opgevat, zy gezegd, dat het niet alleen te
doen is om den arbeiders werk te verschaffen,
maar niot minder om den aangomaakten grond
in eigendom aan de gemeente te brengen,
ornaat de onderneming alleen dan biyvend
voordeel kan opleveren."
Het is natuuriyk een groot verschil, achryft
de heer v. Z. B., of de huren en pachtsom
men, benevens andere voordeelen, die de
tegenwoordige eigenaars jaar op jaar ryker
maken, of wel hen in staat stellen een rijk
en gemakkeiyk leven te leiden, by voortduring
zullen worden gestort by de rentmeesters van
de eersten of in de brandkasten van de laat-
sten, dan wel by den gemeente-ontvanger.
Wat door de eersten reeds is verkregen, is
voor de gemeenschap verloren geraakt, maar
de toekomstige rijkdommen, welke die braak
liggende velden nu nog in hun schoot ver
bergen, moeten ten goede komen aan allen.
In de eerste plaats aan hen, die er de meeste
behoefte aan hebben (dat zyn onze arbeiders,
wien werk kan worden verschaft) en in de
tweede plaats aan allen te zamon door ver
hoogde maatschappeiyke welvaart, hot uit de
winst doen uitvoeren van nuttige werken enz.
Dit is een tweede en in zyne uitwerking zeer
zeker belangrijk gevolg, dat de onderneming
zou kunnen hebben, maar tevens een dat het
ons onmogeiyk maakt, alvorens het uiterste
beproefd is geworden, de zaak op andore
wyze aan te pakken dan wy reeds hebben
gedaan. Dat is dan ook aan Gedeputeerden
duideiyk gemaakt en hunne uitdrukking en
de vroeger genoemde resolutie, „dat het plan
van te ver strekkende gevolgen zou zyn", ver-
krygt daardoor eenig recht van bestaan, al
thans voogt de heer v. Z. B. er by als
men ziet by het nachtlampje, waarby HH.
Gedeputeerden van Friesland hunne besluiten
schynen te schryven.
Men ziet dus dat het plan inderdaad een
coöperatief-socialistisch karakter draagt.
Het losbreken der leeuwen by Oarré
zal natuuriyk wel aanleiding geven, dat er op
scherper toezicht op dergelyke gevaarlyke
gasten wordt aangedrongen. Iets anders echter
wordt door De Amsterdammer geopperd. In
een artikel„Toezicht op de schouwburgen",
waarin ook het toelaten van „do weesvader
van Meerbo8cü" afgekeurd wordt, vraagt hot
blad: Waarom laat de overheid dergelyke
afgryselykheden als vertooniogen van dieren
temmers toe?
Het blad laat er zich niet over uit of het
die voorstellingen op zichzelf ook weerzin
wekkend vindt. Zyn bezwaar ligt voorname-
lyk hierin, dat de toeschouwers op een zekeren
avond den temmer door de wilde dioren zal
zien verscheuren.
De Amsterdammer zegt nogIn een streven
naar veredeling van het volksvermaak hebben
velen gemeenten de kermis afgeschaft. Amster
dam was daarvan de eerste. Zou het niet
geheel in overeenstemming zyn met dat bo
dooien, om nu ook maar eens de reizende
leeuwentemmers uit liaar midden to weren,
ook al houden dio kunstenaars hun kooien
betor gesloten, dan Mr. De Sioni en Miss Molva
van het circus-Carré.
doott
GOLO ltAlüUND.
78;
„Neen, graaf", antwoordde zy schertsend,
„de vriendschapsbanden van meisjes, zegt
men, zyn als Maartsche anbeuw, eu zoo de
onzen van iets duurzamer aard waren, beeft
toch de lange scheiding de briefwisseling tus-
aobeu ons doen ophouden. In den laatsten
brief, weikon ik van baar ontving, gafzymy
haar voornemen te kennen, zich naar bloed
verwanten in Oostenryk te begeven."
„Veroorloof my nog eene vraag, de laatste",
xaide hy aarzelend. „Freule Van Tondern is
verwend; zy had reden om te gelooven, dat
myn grootvader haar do middelen zou nalaten,
om op dezelfde wyze te blyven leven, waarin
hy haar opgevoed had zeg my, of zy in
staat is zonder ontbermgen onafhaukelyk te
leven? Ik heb een vooroordeel tegen haar,
een onoverwinneiyk vooroordeel, dat wil ik
niet ontkennen; ik verwacht by haar noch
diepte van gemoed, noch grootheid van ziel,
maar de gedachte, dat zy aan de genade
van anderen zou zyn prijs gegeven, zou my
leed doen."
Het jonge meisje had. hem glimlachend
aangeboord.
„Heb daaromtrent geene zorg, graaf; in dit
opzicht is uw oordeel omtront haren trote
zter juist, deze behoedt haar daarvoor. Daar
enboven, af hankoiykheid is, in een zekereo
zin, het lot van elke vrouw; zy treedt uit
hare baan, zoodra zy het met meer is. Voor
zoover ik weet, bevindt freule Van Tondern
z ch by lieve menscben, en haar leven zal
met geheel vreugdeloos zyn. Zy zou zeker
zoer dankbaar wezen, indien zy wist, datgy
zooveel deel neemt in haar lot, want zy beeft
steeds gepoogd uwe rechten by den graaf te
doen gelden en zyn hart voor u te winnen.
Dat haar dit niet heeft mogen gelukken, wa9
voor haar steeds oene bron van groot leed,"
Zy had driftig gesproken, hare wangen
gloeiden en haar blik schitterde, terwyi zy
hem aanzag.
„Wat zyt gy eene lieve, lieve voorspraak",
zeide hy, ondanks zicbzelven medegealeept,
terwyi hy hare hand aan zyne lippen bracht.
„Wie weet, misschien is het voor u wegge
legd, myn oordeel over myne niebt te wyzi-
gen; het is verleideiyk naar u te luisteren.
En gij moet my veel verhaleD, veel; de wei
nige personon, die gedurende de laatste levens
jaren van graaf Btephan den toegang hadden
tot zyn betooveid slot, zyn my geheel onbe
kend; gy kunt ten minste de sombere scha
duwen niet verdry ven, die over zyn huiseiyk
leven verspreid liggen en die natuuriyk ook
het portret van dat meisje moeten verduis
teren. Zal ooit myn hart een zachter vonnis
vellen, dan ben ik van u en van uwe mede-
deehngen afhankelyk; ik heb er een zeker
recht op schenk het my als een schoon
Kerstgeschenk."
Nog altyd hield hy hare hand in de zyne;
zyne sctiooDö, ernstige oogen rustten innig
en smeekend op haar, zy kon alleen ant
woorden door eene lichte beweging mot het
hoofd; zy haastte zich echter hem.hare haud
te onttrekken, hy mocht niet voelen, hoe
zy sidderde.
„Oom Wolfgang, als gy in het geheel niet
met my wilt spreken, dan behoeft gy ook
niet hier te blyven," zeide plotseling het kind,
dat in den beginne met belangstelling, daarna
met vervel id g had toegeluisterd. „Men moest
nu toch eindeiyk eens schellen."
Alsof men aan baren op gebiedenden toon
uitgesproken wensch wilde voldoen, werd er
juist op dit oogenblik aan de schel getrokken,
en Wolfgang nam de kleine, om haar weder
te verzoenen, op den arm en droeg haar de
trap af.
Eene zee van licht stroomde hen tegemoet
en onder den prachtig versierden boom stond
Adolheid te midden van al die heeriykbeid
en van dien lichtgloed, als oene wonderdadige
fee, glimlachend van geluk en vreugde.
Zy was lief en schoon en in de beste luim
de eerste, dien zy onder de binnenstroomende
gasten in het oog kreeg, was Wolfgang
hy had zeker het ongeduldigst gewacht om
haar te zien. Gedurende hot eerste uur was
het, door de drukte, het vragen en bewon
deren, niet mogelyk een gesprek met hem
aan te knoopen, maar zy volgde hem overal
met hare oogen. Zy was dien avond zich
ten volle bewust van hare schoonheidjonge
en oude menschen brachten haar hunne hulde
en verhoogden daardoor hare opgeruimde
stemming; het was immers eeneonmogelyk-
heid, dat alleen WolfgaDg voortdurend kalm
en onbewogen kon blyven tegenover zooveel
gloeiende liefde; een avond als deze, die aller
barton verwarmt en voor zoo velen zoete
herinneringen verlevendigt, moest ook hom
noodzaken zyn gevoel in woorden lucht
te geven.
Onder de geschenken, die zy hem aanbood,
bevond zich een fraai album met gezichten op
Baden-Baden; het was met overleg gekozen:
al die plaatsen spraken van gelukkige, zalige
uren, aan hare zyde doorgebracht; hy kende
zo alle, alle. Hare oogen rustten op hem in
ademlooze verwachting, toen hy het boek
doorbladerde en hoezeer hy zich ook trachtte
te behoerschon, hy was Diet in staat zyne
gewaarwordingen geheel te onderdrukken;
een blik van smarteiyk verwyt trof de jonge
vrouw aan zyne zyde.
„Dit kon ik my niot ontzeggen, dit óéne
niet," fluisterde zy. „Het aandenken ten
minste aan den tyd, waarin ik u dierbaar
was, kan on mag niet voor eeuwig worden
uitgewischt. Dit atryd niet tegen de gast
vrijheid noch tegen de achting, die wy beiden
myn man schuldig zyn; deze bladen spreken
slechts van het verleden."
Hy drukte haar zwijgend de hand, welke
in de zyne rustte. „Wy moeten echter voor
het tegenwoordige leven, Adelheid, en Indien
gy in werkeiykheid sterk genoeg waart om
het offer te brengen, dat myn innigste leven
dreigde te verwoesten, mag ik thans niet
zwakker zyn dan gy. Raak niet aan het
verleden, ik smeek er u om; onder het
schitterende, bont gekleurde geluk, dat gy
hebt weten op te roepen, rust zulk een
sombere geest van smart en vertwyfeling, dat
wy ons niet in herinneringen kunnen ver
diepen, zonder ook dien geest op te wekken."
Met eene geweldige poging trachtte by
zich aan den indruk te onttrekken, dien zy
op hem uitoefende; hy gevoelde het maar
al te wel, dat hare liefde de frischheid en
reinheid miste, de ingetogenheid, welke haar
zoo onwederstaanbaar maakt. „Schat onze
moreele kracht niet te hoog, Adelheid," zeide
hy ernstig en waarschuwend, „want ver
onderstel eens, dat gy werkoiyk do toovenares
zyt, dio zooveel bittere smart kan verbannen,
kunt gy dan ook de verzoeking weerstaan,
die daarvoor in de plaats treedt?"
„Wy overwinnen ze te zamen," antwoordde
zij. „Lydt ik dan niet oneindig meer dan gy?
Komt by het verwyt, u smart veroorzaakt
te hebben, Diet dagoiyks, elk uur, de angst,
dat gy genezen zoudt kunnen worden door
eene nieuwe liefde? En dat, Wolfgang, zou
ik niet kunnen verdragen; lk wil u duizend
maal liever ellendig zien, u en my, dan ge
lukkig in de liefde van een ander."
Hare hartstochtelyke ontboezeming deed
hem ODdanks zicbzelven ontroerenwelk man
zou koud en onverschillig kunnen blyven by
de zoo vermetel uitgesproken liefde eoner
schoone en geliefde vrouw? Hy bedacht in
dit oogenblik niet, boe weinig grootheid van
ziel en zelfverloochening er in hare woorden
lag opgesloten; alleen het vuur waarmede
?.y sprak, oefende invloed op hem uit.
Wordt vervolgd.)