N°. 10410. Maandag SO Januari. A0. 1894. fsze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad PERSOVERZICHT. Feuilleton. HET SLOT ELKRATH. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER AD VERTEN TJJÜN Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron bulten de stad wordt f 0.05 berekend. In hel Venl. Weekblad beweert mr. L. Haffmans, dat einaelfik en ten laatste het protectionnisme op het punt staat ook ii. Neleiland te zegevieren; hy houdt dit voi ten spijt van de verklaring, uoor den minister vati financiën in do Tweede Kamer den 5den December jl. afgelegd, dat van doze Regeering geen protectionnistische voorstellen te wachten zijn. Zyn ufotief daarvoor is, dat blijkbaar de vri) hand el aren zeiven niet meer zeker zijn van hunne zaak. Met zijne vraag, waarop het hier aangehaalde antwoord van den minister sloeg, slaakte de heer Rutgers zijns ondanks den noodkreet: „Ons dierbaar kleinood is nergens meer veilig. Zelfs niet in handen van den lieer Pier son, tenzj ZExo. ons de verzekering geeft, geen booze plannen ce koesteren." Natuurlijk gaf de minister die verzekering, maar zonder zich te beroepen op zyne antecedenten en zich verontwaardigd te toonen dat men hem niet vertrouwde, neenl eenvoudig met te zoggen dat van deze Regee ring geen protectionistische voorstellen te wachten zijn. Minder kon hot niet. Hot ant woord van den minister bewijst dus minder voor het vaststaan vau het vryhandeUtelsel, dan de vraag van den beer Rutgers er tegen bewijst. De protectionnisten behoeven zich te minder door 's ministers verklaring te laten ontmoe digen, wanneer men bedenkt, dat ZExc. reeds een voorstel tot betere helling dor bestaande invoerrechten heeft aangekondigd. Dit feit is voor mr. H. eene tweede reden om eene spoedige kentering te verwachten. Eene betere heffing toch wil natuurlijk zeggeneene meer productieve, eene aie meer geld in de schat kist brengt. De minister heeft geld noodig, veel gold. en daU-is'hier zoo gemakkelijk te vinden. „Wanneer nu dit geld zoo zoetjes binnenkomt, dan kan het niet uitblijven of de minister denkt by aichzelven: „Die verschopte invoerrechten, waaraan vvjj Vrijhandelaars zoo'h ingekankerden hekel hebben, zijn toch zoo kwaad riot. Zy hebben hun goeds; vooral als men als minister van financiën in do neep zit en Diet meer weet waar zich te wenden of te keeren, om aan geld te komen." Ik zou haast lust hebben om met de studentuD in „Faust" uit te roepen: „O scböner Brunnen der uus fliesst." „Eu die „Brunnen" kan en zal nog milder vloeien als men de procenten ietwat verhoogt. Wanneer thans 5 pet. geduld worden en met in strijd met het vrfihandolstelsel geacht, waarom niet ook 6 pet.? Dan blijft het nog altfid eeu fiscaal invoerrecht en daartegen verzet zich de zuivere leer met. Protection - mstische invoerrechten, z0 alleen, worden door de wetenschap gewraakt. „Zietdaar denkoeelden, die waarschijnlijk bi) den minister zullen opkomen, wanneer ZExc. eenmaal den smaak van invoerrechten hoeft eu uog meer geld béhoeft. „Later zal de vraag rijzen: waar is de grens tusschen fiscale en beschermonde invoer recht- li Die grens bestaat niet. Het eernge wat er te zeggen valt is dit: Indien invoer rechten geheven worden met het doel om de schatkist te stijven, dan zyn het fiscale. Worden zjj geheven niet het doel, om den nationalen landbouw en industrie te beschermen, dan zjjn het protectionnistische invoerrechten. Het doel doet alles af, niet net cijfer. Hieruit volgt dat, al zou de minister een voorstel doen tot verhooging onzer invoer rechten, men hem dan toch nog niet zou kunnen verwijten in strijd te handelen met zyne verklaring op 5 December: van deze Regeering zijn geen protectionnistische voor atellen te wachten. Het Handelsblad zou geneigd zijn op den heer Haffmans toe te passen de spreuk: een kinderhand ia licht gevuld, als hy niet reeds eenige jaren geleden zijn 25 jarig lidmaatschap der Tweede Kamer had mogen vieren en kinderschoenen hem niet meer passen. Toch klinkt de juichtoon, dien by in het V. W. laat hooren, wel wat kinderlijk. „Hoe kwam de heer Rut gel's tot zijn vraag Verdacht hy de Regeering van protectionnis tische neigingen? Volstrekt niet. De heer Rutgers wilde liet Kabinet in het nauw bren gen wegens de kieswetregoling, waarby de Regeering meer zou letten op den steun bui ten de Karoer dan daar binnen. En nu vro-g de hror Rutgers: wat denkt de Regeorir.g van de programma's dier party en buiten de Karner, die haar steunenprogramma's waarop ook wel eens protectie gevraagd wordt? De Arnsterdamscho afgevaardigde wist zeer goed, dat van een Kabinet, waarin Van Tienhoven, Tak, Pierson en Smidt zitting hebben, geen protectionnistische maatrege l i te wachten zyn. Hij wildo alleen beduidonzoekt geen steun Ipartijen, die in vele opzichten tegenover u staani „Maar de heer Haffmans, die niet goed ge loisterd had of ingedommeld w;is, werd juist wakker toon de hepr, Re tg ets over protection nisme sprak en zegt ruiik heb het zelf gehoord met het vishandel stelsel in ons land is het zoo goed als uit! „Hi1 heeft nog een tweeden grond. Do Regeering zal een wetsvoorstel indienen. tot hetere heffing aor bestaande invoerrechten. Dus tot verhooging van invoerrechten, tot belasting van tot dusver vrije artikelen? Neon enkel tot hetero heffing van do bestaande invoerrechten. Met andere woordentegengaan van smokkelarij on bedrog, waardoor een eind komt aan hot betalen van 2'/i of 3 pet., waar de wet 5 pet. eischt. W*lke protectie ligt hierin? Niot anders dan de proteoHe, welke dp wetgever aan den eerlijken importeur, die du waarde juist opgeeft, verschuldigd is, om hem niet achter te stellen by den bedrieger, die do schatkist wil benaicelen. „Dat is echter niet de protectio, welke de heer Haffmans in zijn juichkreet bedoelt 1 Klinkt deze dan niet erg kinderlijk, haast kindora Jitig?" De Standaard betuigt hare Instemming met de pogingen van het lid d»>r Tweede Kamer den heer Pyitersen, om' de koloniale belangen van Suriname ter sprake te brengen en Nederland aan zijn West Indisch bezit en aan de verplichtingen, die dit bezit oplegt, te her inneren. De vraag, die al meer aan de orde komt, hoe Nederlanci Suriname besturen zal, is eene zeer ernstige. Reeds uit de weinige treffelyko maatregelen, die de tegenwoordige gouverneur, jhr. mr. T. A. J. Van Asch van Wyck, nemen kon, blijkt hoe ongeloofiyk veel er door de Regeering kan godaaD worden, om aan deze kolonie eeno betore toekomst te verz keren. De heer Pyrtersen wil daarom den weg op, om de kolonie vollediger zelfbeheer te geven. Vooral de financiën wn hy voortaan zelfstandig- koloniaal maken, en de bijdrage van het moederland in tien jaar laten afloopen. Het kiesrecht van de Koloniale Staten wil hy der- wyze uitbreiden, dat er een einde kome aan het tegenwoordig kiesrechtmonopolie van nog geen 300 kiezers; en voorts de eigeniyke bevolking, ook die der kleurlingen, voor zoo ver ze zekere sociale positie wist te verove ren, aan de publieke zaak doen deelnemen. En emdelyk wil hu het te sterk gecentrali seerde opperbestuur door de oprichting vaü districts- en gemeentebesturen leniger, actiever en plooibaarder nikken. Op dien weg gaat de Stdndaard gaarne mede, nuts op de stellige voorwaarde, dat het Neder- landsch element er versterkt worde. Immers maakt men de kolonie zelfstandiger, zonder dat in het Europeesch element nieuw bloed komt, dan gaat hst vaderlandsch karakter van deze kolome almeer te looren komt dit nieuwe bloed vooral uit de Vereonigde Staten en uit de omliggende Zuid Amerikaansche repu blieken, dan wordt do kleine Nederlanasche kolonie, die er is, welhaast geheel door het vreemde element overvleugeld. Ongetwyfeld is ook de koelie quaestie voor Suriname van het uiterste belang. Maar ook de vermeerdering van arbeidskracht zal Suri name niet uit zyn diep verval opbeuren, in dien Nederland aarzelt zyn kapitaal en zyne zonop voor Suriname beschikbaar te stellen. Beantwoordde nu het leven in Nederland onder alle rangen en standen aan aller wensch, dan zeer zeker zou het bezwaar, aan klimaat en omgeving ontleend, kunnen afschrikken. Maar nu hier zoo bitter geklaagd wordt en de ellende zich langs onze straten vertoont, mag toch gevraagd, of de druk van het kli maat in Suriname niot nog verkiesiyk zyn zou boven den druk onzer maatschappeiyke ellende in Nederland. En dan ja, als het Nederlandsche element in Suriname de vereischte versterking verkreeg, en het Gouvert ement door bohoorlyk onder zoek van land cn bodem, en door het beschik baar stellen van voorschotten, en kundige jonge mannen, en degelyke landbouwers derwaarts wist te lokken, dun zou ongetwyfeld vollediger zelr bestuur en krachtiger decentralisatie do aangewezen weg zijn, om nieuw leven te scheppen in deze zoo jammerlyk verwaarloosde Kolonie. Men spreekt veel van Eldoradomaar herin nert men zich ook, dat de Spaansche phantasie juist in Guiana, waartoe ook Suriname behoort, de aanwezigheid van dit Dorado gedroomd heeft? Mr. Van Houten's achtste Staat kundige brief trekt niet alleen de aan dacht om wat er in staat, maar misschien nog meer om wat er niet in staat. De Haarl. Cri. merkte reeds op, dat er ditmaal de stellige verzekering in wordt gemist, die vroegere brieven bevatten, dat het regeerings- voorstel vallon zal, indien de minister Diet toegeeft. Het Vaderland maakt do opmerking, dat de heer Van Houten „merkwaardigerwyze ge heel zwygt over het voorstel Cort Van dei Linde n." De Haagsche corr. van de Zutf. Cri. zegt van dit voorstel, dat het bevat het ontwerp van „een nieuw kiesstelsel, tot heden in onze anders zoo vindingrijke Kamer nog door niemand aanbevolen een kiesrecht, dat voor de grooto schare van worklieden ge baseerd zal zyn op vertoon van een livret, waaruit zal moeten blyken dat zy gedurende een zekeren tyd voor loon hebben gewerkt. „Alsof daartegen niet weer even grootebe zwaren zouden zyn aan te voeren. Kan b.v. hier te lande wel ernstig gedacht worden aan eeno regeling, waarby de kiesbevoegdheid der werklieden afhankelyk zal zyn van de mede werking der patroons? En is het nu nog wel de tyd met algemeen© formules voor geheel nieuwe sti.lsels te komen aandragen? „Maar bovendien do heer Van der Linden zoekt blykbaar genezing heel ver af, terwyi hy voor het kwaad, dat hy bespreekt, een eenvoudig geneesmiddel zeer dicht in de buurt bad kunnen vinden. Waar is het, dat uit sluiting van bedoelden den welstand slechts aan óéno zyde begrenst, on daarom is het wenscheiyk nog an tere uitsluitingen, die den welstand ook aan don onderen kant begren zen, op te nemen. Dat de regoering daartoe wol overhelt, is ty het in Juli gohouden debat reeds gebleken. Welnu, zy behoeft slechts een stap verder te gaan en als ongeschikt uit te sluiten enkele andere categorieën van min- waardigen en aan het groote bezwaar van don Amsterdamschen hoogleeraar zal reeds op eenvoudige wyze voldaan zyn." Do aanbieding van geld om de door het gemeentebestuur van Opsterland beoogde proef van landaanmaak, nu Ged. Staten geweigerd hebben daaraan hunne goedkeuring te geven, voor rekening van eenige belang stellenden te doen uitvoeren, wordt door den heer Van Zinderen Bakker in het laatste nommer van het Sociaal Weekblad afgewezen, aangezien eene exploitatie van de nu braak liggende gronden als uit dergelyke opvatting zou mooten voortvloeien, niet is hetgoen de gemeenteraad van Opsterland zich daarvan heeft voorgesteld. „Tot juist begrip der quaestie van grondaanmaak, zooals zy door ons wordt opgevat, zy gezegd, dat het niet alleen te doen is om den arbeiders werk te verschaffen, maar niot minder om den aangomaakten grond in eigendom aan de gemeente te brengen, ornaat de onderneming alleen dan biyvend voordeel kan opleveren." Het is natuuriyk een groot verschil, achryft de heer v. Z. B., of de huren en pachtsom men, benevens andere voordeelen, die de tegenwoordige eigenaars jaar op jaar ryker maken, of wel hen in staat stellen een rijk en gemakkeiyk leven te leiden, by voortduring zullen worden gestort by de rentmeesters van de eersten of in de brandkasten van de laat- sten, dan wel by den gemeente-ontvanger. Wat door de eersten reeds is verkregen, is voor de gemeenschap verloren geraakt, maar de toekomstige rijkdommen, welke die braak liggende velden nu nog in hun schoot ver bergen, moeten ten goede komen aan allen. In de eerste plaats aan hen, die er de meeste behoefte aan hebben (dat zyn onze arbeiders, wien werk kan worden verschaft) en in de tweede plaats aan allen te zamon door ver hoogde maatschappeiyke welvaart, hot uit de winst doen uitvoeren van nuttige werken enz. Dit is een tweede en in zyne uitwerking zeer zeker belangrijk gevolg, dat de onderneming zou kunnen hebben, maar tevens een dat het ons onmogeiyk maakt, alvorens het uiterste beproefd is geworden, de zaak op andore wyze aan te pakken dan wy reeds hebben gedaan. Dat is dan ook aan Gedeputeerden duideiyk gemaakt en hunne uitdrukking en de vroeger genoemde resolutie, „dat het plan van te ver strekkende gevolgen zou zyn", ver- krygt daardoor eenig recht van bestaan, al thans voogt de heer v. Z. B. er by als men ziet by het nachtlampje, waarby HH. Gedeputeerden van Friesland hunne besluiten schynen te schryven. Men ziet dus dat het plan inderdaad een coöperatief-socialistisch karakter draagt. Het losbreken der leeuwen by Oarré zal natuuriyk wel aanleiding geven, dat er op scherper toezicht op dergelyke gevaarlyke gasten wordt aangedrongen. Iets anders echter wordt door De Amsterdammer geopperd. In een artikel„Toezicht op de schouwburgen", waarin ook het toelaten van „do weesvader van Meerbo8cü" afgekeurd wordt, vraagt hot blad: Waarom laat de overheid dergelyke afgryselykheden als vertooniogen van dieren temmers toe? Het blad laat er zich niet over uit of het die voorstellingen op zichzelf ook weerzin wekkend vindt. Zyn bezwaar ligt voorname- lyk hierin, dat de toeschouwers op een zekeren avond den temmer door de wilde dioren zal zien verscheuren. De Amsterdammer zegt nogIn een streven naar veredeling van het volksvermaak hebben velen gemeenten de kermis afgeschaft. Amster dam was daarvan de eerste. Zou het niet geheel in overeenstemming zyn met dat bo dooien, om nu ook maar eens de reizende leeuwentemmers uit liaar midden to weren, ook al houden dio kunstenaars hun kooien betor gesloten, dan Mr. De Sioni en Miss Molva van het circus-Carré. doott GOLO ltAlüUND. 78; „Neen, graaf", antwoordde zy schertsend, „de vriendschapsbanden van meisjes, zegt men, zyn als Maartsche anbeuw, eu zoo de onzen van iets duurzamer aard waren, beeft toch de lange scheiding de briefwisseling tus- aobeu ons doen ophouden. In den laatsten brief, weikon ik van baar ontving, gafzymy haar voornemen te kennen, zich naar bloed verwanten in Oostenryk te begeven." „Veroorloof my nog eene vraag, de laatste", xaide hy aarzelend. „Freule Van Tondern is verwend; zy had reden om te gelooven, dat myn grootvader haar do middelen zou nalaten, om op dezelfde wyze te blyven leven, waarin hy haar opgevoed had zeg my, of zy in staat is zonder ontbermgen onafhaukelyk te leven? Ik heb een vooroordeel tegen haar, een onoverwinneiyk vooroordeel, dat wil ik niet ontkennen; ik verwacht by haar noch diepte van gemoed, noch grootheid van ziel, maar de gedachte, dat zy aan de genade van anderen zou zyn prijs gegeven, zou my leed doen." Het jonge meisje had. hem glimlachend aangeboord. „Heb daaromtrent geene zorg, graaf; in dit opzicht is uw oordeel omtront haren trote zter juist, deze behoedt haar daarvoor. Daar enboven, af hankoiykheid is, in een zekereo zin, het lot van elke vrouw; zy treedt uit hare baan, zoodra zy het met meer is. Voor zoover ik weet, bevindt freule Van Tondern z ch by lieve menscben, en haar leven zal met geheel vreugdeloos zyn. Zy zou zeker zoer dankbaar wezen, indien zy wist, datgy zooveel deel neemt in haar lot, want zy beeft steeds gepoogd uwe rechten by den graaf te doen gelden en zyn hart voor u te winnen. Dat haar dit niet heeft mogen gelukken, wa9 voor haar steeds oene bron van groot leed," Zy had driftig gesproken, hare wangen gloeiden en haar blik schitterde, terwyi zy hem aanzag. „Wat zyt gy eene lieve, lieve voorspraak", zeide hy, ondanks zicbzelven medegealeept, terwyi hy hare hand aan zyne lippen bracht. „Wie weet, misschien is het voor u wegge legd, myn oordeel over myne niebt te wyzi- gen; het is verleideiyk naar u te luisteren. En gij moet my veel verhaleD, veel; de wei nige personon, die gedurende de laatste levens jaren van graaf Btephan den toegang hadden tot zyn betooveid slot, zyn my geheel onbe kend; gy kunt ten minste de sombere scha duwen niet verdry ven, die over zyn huiseiyk leven verspreid liggen en die natuuriyk ook het portret van dat meisje moeten verduis teren. Zal ooit myn hart een zachter vonnis vellen, dan ben ik van u en van uwe mede- deehngen afhankelyk; ik heb er een zeker recht op schenk het my als een schoon Kerstgeschenk." Nog altyd hield hy hare hand in de zyne; zyne sctiooDö, ernstige oogen rustten innig en smeekend op haar, zy kon alleen ant woorden door eene lichte beweging mot het hoofd; zy haastte zich echter hem.hare haud te onttrekken, hy mocht niet voelen, hoe zy sidderde. „Oom Wolfgang, als gy in het geheel niet met my wilt spreken, dan behoeft gy ook niet hier te blyven," zeide plotseling het kind, dat in den beginne met belangstelling, daarna met vervel id g had toegeluisterd. „Men moest nu toch eindeiyk eens schellen." Alsof men aan baren op gebiedenden toon uitgesproken wensch wilde voldoen, werd er juist op dit oogenblik aan de schel getrokken, en Wolfgang nam de kleine, om haar weder te verzoenen, op den arm en droeg haar de trap af. Eene zee van licht stroomde hen tegemoet en onder den prachtig versierden boom stond Adolheid te midden van al die heeriykbeid en van dien lichtgloed, als oene wonderdadige fee, glimlachend van geluk en vreugde. Zy was lief en schoon en in de beste luim de eerste, dien zy onder de binnenstroomende gasten in het oog kreeg, was Wolfgang hy had zeker het ongeduldigst gewacht om haar te zien. Gedurende hot eerste uur was het, door de drukte, het vragen en bewon deren, niet mogelyk een gesprek met hem aan te knoopen, maar zy volgde hem overal met hare oogen. Zy was dien avond zich ten volle bewust van hare schoonheidjonge en oude menschen brachten haar hunne hulde en verhoogden daardoor hare opgeruimde stemming; het was immers eeneonmogelyk- heid, dat alleen WolfgaDg voortdurend kalm en onbewogen kon blyven tegenover zooveel gloeiende liefde; een avond als deze, die aller barton verwarmt en voor zoo velen zoete herinneringen verlevendigt, moest ook hom noodzaken zyn gevoel in woorden lucht te geven. Onder de geschenken, die zy hem aanbood, bevond zich een fraai album met gezichten op Baden-Baden; het was met overleg gekozen: al die plaatsen spraken van gelukkige, zalige uren, aan hare zyde doorgebracht; hy kende zo alle, alle. Hare oogen rustten op hem in ademlooze verwachting, toen hy het boek doorbladerde en hoezeer hy zich ook trachtte te behoerschon, hy was Diet in staat zyne gewaarwordingen geheel te onderdrukken; een blik van smarteiyk verwyt trof de jonge vrouw aan zyne zyde. „Dit kon ik my niot ontzeggen, dit óéne niet," fluisterde zy. „Het aandenken ten minste aan den tyd, waarin ik u dierbaar was, kan on mag niet voor eeuwig worden uitgewischt. Dit atryd niet tegen de gast vrijheid noch tegen de achting, die wy beiden myn man schuldig zyn; deze bladen spreken slechts van het verleden." Hy drukte haar zwijgend de hand, welke in de zyne rustte. „Wy moeten echter voor het tegenwoordige leven, Adelheid, en Indien gy in werkeiykheid sterk genoeg waart om het offer te brengen, dat myn innigste leven dreigde te verwoesten, mag ik thans niet zwakker zyn dan gy. Raak niet aan het verleden, ik smeek er u om; onder het schitterende, bont gekleurde geluk, dat gy hebt weten op te roepen, rust zulk een sombere geest van smart en vertwyfeling, dat wy ons niet in herinneringen kunnen ver diepen, zonder ook dien geest op te wekken." Met eene geweldige poging trachtte by zich aan den indruk te onttrekken, dien zy op hem uitoefende; hy gevoelde het maar al te wel, dat hare liefde de frischheid en reinheid miste, de ingetogenheid, welke haar zoo onwederstaanbaar maakt. „Schat onze moreele kracht niet te hoog, Adelheid," zeide hy ernstig en waarschuwend, „want ver onderstel eens, dat gy werkoiyk do toovenares zyt, dio zooveel bittere smart kan verbannen, kunt gy dan ook de verzoeking weerstaan, die daarvoor in de plaats treedt?" „Wy overwinnen ze te zamen," antwoordde zij. „Lydt ik dan niet oneindig meer dan gy? Komt by het verwyt, u smart veroorzaakt te hebben, Diet dagoiyks, elk uur, de angst, dat gy genezen zoudt kunnen worden door eene nieuwe liefde? En dat, Wolfgang, zou ik niet kunnen verdragen; lk wil u duizend maal liever ellendig zien, u en my, dan ge lukkig in de liefde van een ander." Hare hartstochtelyke ontboezeming deed hem ODdanks zicbzelven ontroerenwelk man zou koud en onverschillig kunnen blyven by de zoo vermetel uitgesproken liefde eoner schoone en geliefde vrouw? Hy bedacht in dit oogenblik niet, boe weinig grootheid van ziel en zelfverloochening er in hare woorden lag opgesloten; alleen het vuur waarmede ?.y sprak, oefende invloed op hem uit. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5