N«. 10386. Zaterdag 30 December. A0. 1893. feze (Courant wordt dagelijks, met mtzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Nieuwjaarswenschen Leiden, 29 December. Feuilleton. HET SLOT ELKRATH. LEIDSCH DAGBLAD. ÏBIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden Franco por post Afzondorlyke PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het inc-asseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. worden in het blad van Zaterdag-avond opgenomen ad öO a contant. Iedereen is daardoor, naar gelang zijner betrekking, by den aanvang van het jaar nog eens in de gelegenheid, zich by stad- genooten aan te bevelen. Oflïeleele Keauisgevingon. Tweede *3iilog van den Militieraad. 5 nrgamoeötcr sn Wethoud ra v»-n Leden, Gez.ou do artt. 86 en 92 der Wet van don 19den Augustus 1861, betrokkolijk de nationale militie (Btaatablad No. 72), gewijzigd by de Wet van den 4don April 1892 (Staatsblad No. 56); Gelet op do missive vau den Hoor Jjuitonant-Kolonel Militie Commissaris in bet 3de district dor provinoio Zuid-Holland Brengen tor algemeone konnisdat do tweede zitting van den Militieraad, voor deze gemoent wordt gebonden m een der vertrekken van bet Rsadhuis, op Maandag don 8sten Januari 1894, des voormiddags to li1/* UQr» tot hot doen van uitepraak omtrent allo in do eerste zitting niet afgedane zaken, en vervolgens tot hot doen van uitspraak omtrent hen, dio as plaatsvervanger of als nummer- verwisselaar verlangen op te treden; voorts, dat tot hot opmaken der da rtoo vore schte bewijsstukken, vuu heclou af, ter secretarie dezer gomeonte, dage lijks van dos voormiddags tien tot dos namiddags vier uren, de Zondag uitgezonderd, wordt gevaceerd welke gelegenheid de belanghebbenden worden ver maand zich ten nutte temaken, daar aao den lo c iDg, die reeds by de militie is ingelijfd, overeenkomst g het bepaalde bij art. 70 der boveuatngehaalde Wet, door do Kooingin niet dan in bijzondere gevallen hst stellen van een plaatsvervanger kan worden vorgund. Eindelijk wordt, ter voorkoming van misverstand, nog opgemerkt dat do ioteÜDg, omtrent wien de Militieraad in zijne eerste zitting reeds uitspraak heeft gedaan, niet in do tweede zittuig behoeft te verschijnen, ten ware by daarn een plaats ver vaoger of een nummorvorwisselaar mocht willen voorstellen. Burgemeester en Wethouders voornoomd. Leiden, JDE KANTER, Burgemeester. 39 Doe. 1893. E. KIST, Seorotaris. Aan de Koninklijke Nederlandsche Grof- smedery alhier is opgedragen de telescopee- ring van een gashouder der gasfabriek alhier, waardoor de inhoud daarvan van 8000 op 16000 kub. meter wordt gebracht. Maandag 8 Januari zal het wykgebouw van den Nederlandschon Piot-nstant^nbond,aan de Oranjegracht, worden ingewyd en geopend. Naar aanleiding van het deze week door ons overgenomen bericht uit „De Tyd", om trent het voornemen tot vervanging der Petrus- en Lodewykskerken door éAne grootere Katho lieke kerk, maakt men er ons attent op dat dit plan ten aanzien der Lodewykskerk niet wel uitvoerbaar is, daar noch deze kerk, de oude Saaihal, noch de toren, noch het terrein or naast, noch het terrein er achter eigendom der katholioke gemeente is. De kerk is in 1807 alhier ten gebruike door de stad gecedeerd, om met 's lands geld tot kerkgebouw te worden ingericht; o. a. werd bepaaldelyk de onderhoudsplicht aan de Katholieken opgelegd, wat geen zin zou hebben gehad als de eigendom was overgegaan; het onderhoud van den toren hield de stad aan zich en deze staat zelfs kadastraal ten name der stad. Het naastliggend terrein is nooit aan de kerk afgestaan, deafscheidings muur van de straat is zelfs op kosten van het Nut gezet; tot dusver was het een open liggend vlak geweest der ruïne, welke zonder afscheiding tot aan de kerk doorliepeindeiyk de achterliggende grond is grootendeels door de stad tegen recognitie uitgegeven. De wenschen, zoo die bestaan, tot het verkrygen van een nieuw kerkgebouw zullen zich dus tot het terrein der Petruskerk moeten bepalen. De heer Soutendyk deelt aan de „Tel." mede dat hy zyn ontslag heeft genomen als zangleeraar aan de Muziekschool der „Maat- scbappy voor Toonkunst" te Leiden, ten einde meer tyd te hebben zich geheel en al te kunnen wyden aan de Duitsche opera. Reeds geruimen tyd maakt hy voor dat doel studiën, onder leiding van den heer A. Saalborn, regis seur der Holl. Opera. By de gisteravond plaats gehad hebbende verkiezing van notabelen der Ned.-Herv. gem. to Zoeterwoude is herkozen de beerA. Ryns burger en gekozen (in de plaats van den heer G. H. Eggink, die niet meer in aanmerking wensebte te komen) de heer P. J. Coffrie. Aan mej. A. D. v. d. Woude, onder- wyzeres aan school 9 te Haarlemmermeer, is door den gemeenteraad eervol ontslag ver leend, ingaande 1 Februari 1894. Aan mej. J. Bergmans, onderwyzeres aan school 7, is eervol ontslag verleend, ingaande op denzelfden datum. Aan den heer W. A. Tuyi Schuitemaker, onderwyzer aan school 3, is eervol ontslag verleend, ingaande 1 Maart 1894. Tot leden van het Burgorlyk Armbestuur zyn benoemd de heerenwyk 9: C. Bos, wyk 10; B. C. Sliggers, wyk 12B. Verhulp, wyk 14; H. Van Wyk, wijk 18: J. Rorabout en wyk 19: J. Kooy. De twoede zitting van den Militieraad zal voor de gemeente Voorschoten worden gehouden op Woensdag 10 Januari 1894, 's voorm. te 10 uren, in het gebouw Wagen-_ straat No. 119, te 's Gravenhage. Alsof Waddingsveon nog niet genoeg kor ken bezit zeven is in vele opzichten een merk waardig getal zal aan de Brug wederom eeno nieuwe kerk verryzen ten behoeve van Ledeboers volgelingen. Aan do leerlingen der Zondagsschool in hot dorp Woubrugge is ter gelegenheid van het Kerstfeest dit jaar wederom een gonoegiyk middaguurtje bereid geworden. Door welwil lende bydragen daartoe in staat gesteld, wer den de kinderen op 2den Kerstdag mildeiyk onthaald op chocolade, enz. De Voorzitter van de Eorste Kamer der Staten-Generaal bood gisteravond ten zynen huize oen aantal leden dier Kamer een gast maal aan. De gezondheidstoestand van ds. M. J. Mees, pred. by de Evang.-Luthorsche gemeente te 's-Hage, is langzaam, doch zeker vooruit gaande. Tot nu toe bestond hier te lande de gewoonte den horyk der maten en gewichten jaariyks te doen plaats hebben. Op grond der ervaring acht de minister van waterstaat, handel en nyverheid zulk eene veelvuldige herhaling der herykbewerking ter bereiking van het doel der ykwet niet noodig. Met een hernieuwd onderzoek der maten en gewichten om de twee jaren kan z. i. worden volstaan. De ykplichtigen, om het andere jaar ontheven van den laat, dien de horyk hun oplegt, zullen z. i. door deze verandering zeer worden gebaat. Daarom is bopaald dat de eerstvolgende herykperiode over de jaren 1894 en 1895 zal loopen en wel van 1 Januari 1894 tot 1 September 1895, terwyi aan Ged. Staten biyft overgelaten de tijdstippen te bepalen, waarop binnen dat tijdvak de heryk voor elke gemeente der provincie zal plaats hebben. In het belang van den geregelden gang van den ijkdienst oordeelt de minister het wenschelyk, dat daarby de gemeenten in eiken ykkring in groepen verdeeld worden, waarin onderscheidenlijk voortaan de heryk zal plaats hebben in hot eerste en in het tweede jaar van olke herykperiode. Ten einde aan de belanghebbenden reeds dadeiyk de voordeelen te verzekeren, die voor hen uit de nieuwe regeling zullen voortvloeien, wenscht de minister dat daaraan zooveel mo gelijk publiciteit gegeven wordt. Het komt hem eindeiyk van belang voor o. a. voor zooveel eenigszins mogeiyk mondeling alle belanghebbenden van de tydstippen van den heryk voor hunne gemeente te doen ver wittigen; er ds belanghebbenden in het byzonder op te wyzen, dat de maten en gewichten, op gevaar van straf, voorzien moeten blyven van de vereischte stempelmerkendat dus het laatst geplaatste goedkeunngsmork voortaan gedurende twee jaren ongeschonden moöt wor den bewaard. In de gistermiddag gehouden zitting van den gemeenteraad te Utrecht kwam in behandeling de aangevraagde subsidie door __den luitenant-kolonel van het stedo.yk muziek corps itovens muziekcorps van „Tivoli"). De eerste aanvrage bedroeg 6000; daarop pread viseerde het D. B. der gemeente afwijzend. Toen verhoogde „Tivoli" hare bydrage aan 't corps en kwam de luit.-kol.-comm. met eene verminderde aanvrage van 4000. In de avondzitting werd aangenomen een voorstel van den heer Yan Beuningen, om voor óón jaar (1894) ton behoove van het muziekcorps eeno subsidie van f 10,000 te verleenen, zoodat het muziekcorps nu stoffoiyk gelegenheid heeft, zich goed te organiseoren. Naar „De Tyd" mededeelt, worden in het district Goes als liberale candidaten ge noemd de heeren Heyse, lid van Gedeputeerden in Zeeland, on jhr. Six, oud-minister van bin- nenl. zaken, thans lid der Eerste Kamer. Aan hetzelfde blad schryft men uit Goes: Wordt in alle couranten jhr. De Savornin Lohman als aanstaand Kamerlid voor ons district gedoodverfd, in tegenspraak hiermee kan ik u mededeelen dat men te Goes zelf er druk over spreekt, om den heer M. De Jong (a. r.) candidaat te stellen. Nagenoeg alle Katholieken alhier kunnen zich met deze candidatuur vereenigen, zoodat de heer De Jong, indion hy van antl-revolutionnaire zyde candidaat gesteld wordt, groote kans van slagen zal hobben. De „Staatscourant" van 29 dezer bevat de op 12 Juli 1892 te Madrid goteekondc verklaring nopens de voorloopige regeling der handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Spanje, in afwachting van het sluiten eener op breedere grondslagen gevestigde handels- en scheepvaartovereenkomst. De garnizoens- en corpscommandanten zyn gemachtigd om, evenals vorige jaren, met Nieuwjaar, op aanvrage, het benoodigde militair personeel beschikbaar te stellen ten behoeve van den brievenpostdionst. De heer S. J. Yermaes, hoofdingenieur by den provincialen waterstaat in Friesland, heeft een ontwerp gereed tot drooglegging van de Lauwerzee, met berekening der kosten en de waarde der aan te winnen gronden, waaruit blykt dat die waarde de som der aan te wenden kosten belangryk te boven gaat In het begin van het volgende jaar kan men de openbaarmaking van den arbeid des heeren Yermaes te gemoet zien. 1 Januari 1894 zal het 50 jaar geleden zyn, dat het Koloniaal-Werfdepot werd op gericht. By Kon. Besluit van 19 Oct. 1843 werd nl. bepaald, dat te rekenen van den 31sten van dat jaar de 1ste divisie van het algemeen depót der landmacht no. 33 zou ophouden te bestaan en vervangen worden door een Kol.- Werfdepöt, waarvan Harderwyk de stand plaats zou zyn. Onder de dezer dagen nieuw verschyneride bladen behoort ook „De Uurwerkmakerskunst", vakblad ter bevordering van de belangen en der kennis van den uurwerkmaker. Het zal eiken Zaterdag verschynenals redacteur wordt genoemd T. Van Spanje, te Velp. Te rekenen van 1 Jan. 1894, kan de waarde der naar Groot Britannio on Ierland te verzenden pakketten verzekerd worden tot een bedrag van ten hoogste f 500. Hot recht van verzekering, hetwelk by vooruitbetaling is te voldoen, bedraagt 12"/2 cent voor olke 150 gulden of gedeelte van 150 gulden verzekorde waarde. Nadere inlichtingen omtrent do ver zending van pakketten mot verzekerde waarde naar Groot-Britanniè en Ierland zyn aan alle postkantoren te verkrygen. B(j koninklijk besluit is bepaald dat de stembriefjes ter verkiezing van een lid der Tweede Kamer van de Sr.aten-Generaal in het hoofdkiosdistrict Goes op Dinsdag 9 Jan. a. s. en, in geval van herstemming, op Dinsdag 23 Jan. a. e. in to leveren, zullen geopond worden rospectievelyk op Donderdag 11 en 25 Januari daaraanvolgende. By koninklyk besluit is Willem Wyt, industrieel te Rotterdam, benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Met ingang van 1 Jan. a. s. aan mr. J. G. De Groot Schimmel, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester van Hur wonen. Met 1 Jan. a. s., aan mr. J. v. d. Lek do Clercq, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als schoolopziener in bet arrond. Middelburg. Gemeenteraad Tan Leiden. Züting van gister namiidag. Voortzetting der behandeling van de %oigziging der Schoolverordeningen. Do heer De Goeje hesprak het onderwys in de gymnastiek en betoogde dat men dit vak s ook op de scholen 3de en 4de klasse moest behouden, waardoor ook de vrye- en orde-oefeningen, waartoe de wet verplicht, meer nut zullen afwerpen. De heer Van Kempen merkte op dat die verplichting eerst na 1897 aanbreekt. Hy is niet tegen goed onderwys, maar wel om kinderen van scholen voor on- en minver mogenden onderwys in de gymnastiek te geven, waardoor de kosten nooaeloos worden opgedreven. Hij wil er tegen waken dat het artikeltje s ongemerkt in de verordening sluipo. Spr. sprak uit ervaring, daar hy 17 jaren lid eener schoolcommissie is geweest. Volgens den heer Van Hamel zou men dit aan sprekers redeneering niet zeggen. Ook is hier geen sprake van het doen insluipen van het vak s, maar wel van eeno bestendiging van den bestaanden toestand, want de plaat- seiyke schoolcommissie zou afschaffing van dit leervak zeer betreuren. Spr. zou daarom niet alleen bestendiging wonschen, maar zelfs nog meer uitbreiding, door aanstelling van vakonderwyzers, evenals op alle scholen in andere plaatsen. De hoer Pera merkte op dat er dingen zyn, welke behooren tot de hooge mode. Z. i. is dit ook het geval met do gymnastiok. Was deze zoo noodig, zoo nuttig, dan zou men haar volgens hem wel reeds by de wet ver plichtend hebben gesteld. Dat heeft men echter nog niet gedaan, wel over enkele jaren met de vrye en ordo-oefeningen, on het absoluut nut ziet hy er dan ook niet van in. De heer Dokhuyzen deelde mede dat, wan neer er by de herziening dor Schoolverorde ningen wordt besloten op de scholen 3de en 4de klasse gymnastiek te geven, er reeds in Januari een voorstel by den Raad zal inkomen tot hot bouwen van door hem genoemde lokalen. De kosten zullen aanzienlijk siygen on het nut der gymnastiek weegt daartegen z. i. niet op. Dat nut is grootendeels slechts denkbeeldig en wat men nu verlangt is geene bestendiging van den bestaanden toestand. Zonder verbou wing vreest hy ook voor overbevolking en zal eene nieuwe school moeten gebouwd worden. Dus nog moor kosten, ook voor vakonderwyzers. Tevens zal vak j misschien z. i. wel nooit verplichtend worden gemaakt, met het oog op de treurige ervaring, mot de vrye- en orde oefeningen opgedaan. Spr. zou het geld, dat de gymnastiek kost, liever besteden om do jaarwedden der onderwyzers te verhoogen. Volgons den heer Van Kempen plaatsen de schoolauloriteiten zich gewooniyk als op een piëdestal, en verklaren zy dat niomand het beter weet dan zy. Zy oordeelen dit of dat beprald noodig en roepen den Raad dan een voudig toe het daarvoor benoodigdo geld te- schikbaar te stollen. De heer Van Kempen wees er echter op dat GOLO RAIMUND. 32) „De waard heeft ze do deur uitgejaagd, uwe genade; tn de gelagkamer was niemand dan de jonge heer, de houtvester Worlitz en 6d, genadige de jonge „'t Is wel, Adam, 't is wel," viel graaf Stcphan hem in de rede mot eene haast, die verried, boe hy vreesde dat de knecht zyn volzin zou voltooien. „Hebt gy met Worlitz gesproken?" „Die is geheel buiten zichzelven, mynheer de graaf; die weet van droef heid niet wat hij zegt au daarom is het niet noodig to horhalen, 'wat hem in zyce wanhoop oulsnapto. Ik vroeg don dokter, die nog met den kastelein in hot portaal stond, naar den jongen heer, maar die meende dat hot er niet goed met hem uitzag en dat het misschien niet kwaad zou zyn ais iemand hem eens aansprak, opdat hy zyn hart eens lucht konde geven; zoo kan het niet blyvon," zeido hy. Een lichte blo3 vertoondo zich op graaf Stephans wangen, toen de oude knecht de woorden van den dokter herhaalde; zyne trotschheid was op het punt aan zyne vader liefde eene groote concessie te doen. .llebt gy het rytuig mede teruggebracht?" „Qm u te dionen, mynheer de graaf." „Geef my myn hoed, Adamik zal zelf naar myn zoon ryden." Met een kreet van vreugde en dankbaar heid sprong het meisje uit hare treurige houding op, maar de strenge, veelbeteeke- nendo blik, dien haar oom op don ouden knecht wierp, verlamde hare tong. De gesloten portieren onttrokken den graaf aan do nieuwsgierige blikken der dorpsbewo ners, die, ofschoon nu niet meer in de dorps herberg, thans voor hunne eigen huizen de vreeseiyke geschiedenis bespraken. Vóór eD in de herberg was het ledigde waard, die voor de deur stond en wiens tong door den trotschen en gebiedenden blik van den graaf in bedwang werd gehouden, opende, zonder een woord te spreken, de deur van de een voudige kamor. Zwijgend en stil ging de graaf binnen; noch de houtvester, noch Adelbert schenen zyne komst te bemerken. Na de vergeefsche pogingen om de jonge vrouw tot het leven terug te roepen, had men haar weder op bet lage rustbed nedergelegd, dat in het midden der kamer stond, en Adelbert knielde spra keloos en zonder tranen te kunnen vergieten aan hare zyde. Een oogenblik keek hy vluchtig op, toen zyn vader de hand op zyn schouder legde, maar uit dezen blik sprak noch ver wondering noch dankbaarheid; hy wendde zich weder onmiddeliyk om en staarde opnieuw in het bleeke gelaat, waaraan de dood de schoonheid niet had kunnen ontnemen. „Adelbert", zeide graaf Stephan, en zyne stem klonk teederder dan ooit, „zie my aan, uw vader is gekomen om u af te halen; dit is geene plaats voor u." Do jonge man stond op. „Komt gy ons halen, oindeiyk", zeide hy mot treurige bitterheid; „nu het te laat is?" „Ik wil met my meder.omen, Adelbert, u", antwoorddo zyn vader, met een byzon- deren nadruk op dit laatste woord, terwyi hy de ontroering, die do nabijheid van den dood op hem teweegbracht, met alle gewold trachtte te onderdrukken. „Volg my, voor all9s zal gezorgd worden." „Laat do zorg aan my over, mynheer de graaf," zeide de houtvester; „zy was myn" oenigst kind en de dood heeft haar mij wedergegeven." Als tot bekrachtiging van zyne rechten, legde hy zyne bevende hand op het bleeke gelaat dor doode en boog zich over haar heen. „Niomand denkt er aan, Worlitz, op uwe rechten inbreuk to maken", antwoordde de graaf kalm en niet zonder goedheid. „Voor zeker, niemand hoeft hier nadere rechten dan gy en gy woel, hoezeer ik het betreur, dat gy ze niet ten volle handhaafdet." Eene onbo3chryfiyke bitterheid vertoonde zich op h9t stroef gelaat van den houtvester. „Meent gy", vroeg hy, „dat, nu de slag op my is neergekomen, de vloek my ge troffen heeft? Neen, mynheer de graaf, ook deze dag behoort u toe, met al de ellende en den jammer, dien hy gebracht hoeft en in het vervolg nog brengen zal, ook over uw huis. Wy zyn nu geiyk, wy zyn weder ge scheiden, en al moge uw zoon ook leven, toch zal hy dood zyn voor u, voor zyn kind, voor zyn goslacht, en God, die barmhartig is, zal my verhooren." Die bartstochtolyke, met diepe smart ge sproken woorden van den ongelukkigen man lieten op graaf Stephans gelaat geen merk baren indruk achter; het bewustzyn van zyn goed recht stond nog altyd duideiyk in zyne trekken afgedrukt. Hy antwoordde ook niet; hy boog zich tot zyn zoon voorover en vroeg met eene ongewone teederheid, ovenals in het begin „Nu, Adelbert, wilt gy met my gaan?" De jonge man legde aarzelend zyne hand in dien z.yns vaders. „Waar is myn kind?" vroeg hij angstig; „wy komen, vader, wy komen allen te zamen, en zy nu voor altyd." „Geef den keizer wat des keizors is en Crodo wat Godes is", zeide graaf Stephan, met moeite zyne ontroering bedwingende. „Die doode hier, aan wie ik hoop dat God de eeuwige rust moge schenken, behoort aan dien man, - ik had geen recht op haar en begeer dit ook niet, - zy heeft geen recht op de groeve myner vaderen." Adelbert keek hem met wyd geopende oogen aan. „En dat zegt gy my in d i t uur?" zeide hij langzaam, „en van wie is dat kind?" Hy wees, terwyi hy dit zeide, op den knaap, die, vermoeid van al de bewoging om hem been, stil was ingesluimerd en als een beeld van hot bloeiende, lachende leven, niet ver van de doode, op eene houten bank lag uitgestrekt. „Ik weet het niet, Adelbert, en ik wil het ook niet weten", antwoordde graaf Stephan, steeds somberder wordende. „Vader, vader, de almachtige God moge het u vergeven", riep de jonge man buiten zichzelven, „hier scheiden onze wegen en ik zie u niet meer weder. Ik ben u toch ge trouw, Magdalene", zeido by, terwyi hy zich vooroverboog en met onbeschryflyke droefheid hot schoone, bleeke gelaat streelde, „gotrouw in myn hart, getrouw in myn wil;uw droom moet vreedzaam zyn. Zy biyft do inyne, vader, zoowel in don dood als in het leveü. Moedor en kind behooren my too, en dus ook, hoe gy er u ook tegen verzet, tot uw eigen trotsch goslacht. Ik dank u, maar ik kan niet met u gaan, nu niet meer. De vloek van dien man wordt dit uur reeds vervuld gü hebt, evenals hy, uw kind verloren. Ik kon haar in haar loven mot beschermen, noch tegen uwe hardheid, noch tegen myne eigen zwakheid, maar in den dood wil ik geen smaad en vernedering op haar laden en haar lafhartig verlaten of verloochenen, ik biyf, waar zy rust." Zwygend en in gedachten verloron bleef graaf Stephan eenigo oogonblikken staan, met door aarzeling of overweging, maar terug gehouden door diepe smart. „Biyf dan", zeide hy eindeiyk, „en moge God u niet verlaten!? Word' v 'nl)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1