December. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. F1 euilleton. I HET SLOT ELKRATH. I 19) PKIJS DEZER COURAI'TT: Yooi Leiden per 3 maandenf 1-10. Franco per posti-iO- Afzonderlijke Nommers°-05- Van PRIJS DER AD VERTENTIEN 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Officiëele Keimisgreviugeu. JACHT. Bs Oemmieearie der Koningin in de provincie Zuid- Holland, Gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten va* den oden Dooomber 1893, N°. 21; Griet op art. 11 der wet van den léden Juni 1857 {Staatsblad H°, 87); i'.reugt ter kennis van belanghebbenden, dat bij bovengenoemd besluit van de Gedeputeerde Staten de jacht op klein wild in deze provincie wo dt ge floten op Zaterdag den 80sten December aanstaande met zonsondergang, met uitzondering van het ie are. 15, oub lett. g dier wet bedoeld jachtbedrijf, van hst vangen van hou'emppea met laat-, war- of valllouwen, hetwelk biijfc toegelaten tot en met den 194on Maart 1894. Sn zal deze kennisgeving, in plano gedrukt, wor den afgekondigd en aangeplakt waar zalks te doen gebruikelijk is, alsmede in bet Piovinciaal blad en in de Mcderlandeehe Staatscourant worden geplaatst. .venhage, doD 8ston December 1893. ~)b Oommitsaris der Koningin voornoemd, POOK. Leiden, 18 December. Tot leerares in den solo-zang aan de Muziekschool der Maatschappij voor Toonkunst alhier is benoemd mejuffrouw J. Völlmar, gediplomeerd aan het Conservatorium te 's-Gra- venhage. Op het eerstvolgende concert der Maat schappij voor Toonkunst alhier zal ten gehoore worden gebracht Franck's „Kwintet", hetwelk door den muziek-criticus Van Milligen in het „"Weekbl. v. Ned." een meesterlijk werk wordt genoemd en te Amsterdam eene uiterst warme ontvangst genoot. Franck treedt ook in dit work voorzeker als modern componist op, dit blijkt uit den vorm, dien hij zich schept; doch tevens is in de behandeling van dien vorm een meester schap en beheersching waar te nemen, die doet zien met hoeveel liefde hy de oudere meesters heeft bestudeerd. Franck is eon schoon voorbeeld voor alle moderngezinden, die nieuwe banen willen betreden, zonder het bestaande in zich te hebben opgenomen om daarop voort te kunnen bouwen. De vertolking, welke het werk in zulk een schoon licht stelde dat de heer v. M. alleen woorden van dank geeft voor het genotene, was aldaar in handen van de heeren Röntgen, Cramer, Bosmans c. s. Te Leiden zullen er met de Amsterdamsche heeren in medewerken de heeren S. Van Groningen en Jan G. Striening alhier. Het concert zal in den loop van Januari a. s. plaats hebben. Alhier is voor een klein publiek, leden van „Doctrina", de Fransche Boulangistische afgevaardigde Laguerre opgetreden. Hy sprak over het leven on de werken van Victor Hugo, dien hy voornamelijk schetste als democraat. De voordracht duurde nauwelijks een uur. Aangenomen is het beroep naar de Ned.- Herv. gem. te Engelum (Friesland) door den heer S. C. Kijlstra, cand. tot den H. Dienst te Leiden. In de te 's Gravenhage gehouden alge- meene vergadering der „Yereeniging voor Lijkverbranding" werden herkozen of gekozen tot bestuursleden de heeren Tjjssens en Hij mans van Wadenoijen, te 's Gravenhage; H. P. Haro- nier, Rotterdam; dr. B. Horst, Leiden; H. L. Janssen van Raay, mr. M. W. C. Melchers en dr. James, te Delft. De vergadering van 1894 wordt te Bieda gehouden. Omtrent de in ons vorig nummer ver melde uitvoering der Christelijke Zangvereeni- ging te Leiderdorp deelt men ons het volgende mede: Het uitbrengen der jaarverslagen was blijkbaar tot het einde bewaard. Deze werden achtereenvolgens door de secretarissen der beide vereenigingen, J. v. M. en J. S., uit gebracht en waren, wat anders het geval wel eens zijn kan, verre van droog of saai te noemen, aangezien menige geestige zinsnede een gullen lach afdwong. Ook ontbrak daarin niet een woord van lof aan den eere-voorzitter der zang- vereeniging, ds. Nierstrasz, alsmede, last not least, aan den wakkeren directeur dier ver eeniging, den heer H. Mens, te Leiden, uit wiens magazijn een mooi orgel goeden dienst deed. Jammer dat de Chr. Jong.-vereeniging wegens de verbouwing een groot nadeelig saldo heeft, doch aangenaam was het te vernemen, dat de finantiëele moeilijkheden, waarmede de Zang-ver. in den beginne te kampen had, dank zij de welwillendheid van den directeur, tot het verled ene behooren. Alsnu bedankte ds. Nierstrasz de leden voor hetgeen zij op zoo onderscheidene wijze ten gehoore haddon gebracht, inzonderheid den directeur voor diens uitnemende leiding, waardoor de leden door ijverige studie reeds deze hoogto konden bereiken. Ook bracht hij een woord van dank aan hen, die door hunne tegenwoordigheid van hunne belangstelling hadden doen blijken, en voorts aan allen, die op eenigerlei manier tot het welslagen van dezen avond haddon mede gewerkt, terwjjl hü eindigde met de beste wen- schen voor deze b-jide nuttige vereenigingen. Hierop werd deze samenkomst door hem gesloten met dankgebed, nadat staande van Ps. 72 het elfde vers was gezongen. De heer Louis Legrand, gezant van Frankrijk bij ons hof, is door den president der Fransche Republiek ten gehoore ontvangen. De dood heeft gistermiddag ongeveer te éón uur een einde gemaakt aan het langdurig, smartelijk lijden van mr. L. W. C. Keuchenius, te 's Gravenhage, een lijden, door hem ge dragen met die gelatenheid en berusting, die haren wortel vonden in het innige Godsgeloof, dat hij zyn levenlang in al zijne betrekkingen openlyk beleed. Mot Keuchenius daalt een karakter ten grave, een figuur als mensch en staatsman. Geboren te Batavia den 21sten October 1822, heeft hy een goed deel van zyn leven in Oost-Indië doorgebracht als aanzienlijk landsdienaar en bleef hy, ook waar hy in Nederland zyne loopbaan voortzette, steeds by voorkeur zyne aandacht schenken aan Indische toestanden en belangen, al veronachtzaamde hy daarom volstrekt niet de Nederlandsche strydvragen van den dag. Trouwens, als secretaris generaal van het Departement van Koloniën, welk ambt hy eenigen tyd vervulde, had hy gelegenheid zich in de Indische aangelegenheden in te wijden, die hy in Indië, als advocaat en publicist, later als lid van den Raad van Ned. Indië, had te beoordeelen. Zyne parlemontaire loopbaan ving by in 1866 onder zeer gewichtige politieke omstan digheden aan met do indiening van de be kende motie tot afkeuring van het uittreden van den minister P. Myer uit het ministerie- Heemskerk en diens onverwachte benoeming tot gouverneur generaal, - eene motie, die, na bare aanneming, aanleiding gaf tot staatkun dige verwikkelingen van zeer ernstigen aard en die om hare portóe in de parlementaire geschiedenis vermaard is. Voor Arnhem, in plaats van graaf Yan Zuylen, gekozen, had hy tot Januari 1868 zitting. Een tydlang trad hy nu van het parlementair tooneel af, om weer in Oost-Indië zyne hooge betrekking van Raad van Indië te hernemeD, totdat hy in 1879, voldoende aan den aandrang zyner anti-revolutionnaire vrienden, zyn bekend tele gram „Electod I submit", zond en den zetel voor Gorkum innam, door Begram verlaten. In 1884 verruilde hy vrywillig Gorkum voor Middelburg, om in 1886 in Amersfoort eene candidatuur aan te nemen. In 1888 werd hy als minister van koloniën opgenomen in hot kabinet-Mackay, maar door de verwerping zijner begrooting in de Eerste Kamer in het begin van 1891 hoofdzakelyk omdat de meerderheid van oordoel was dat zyn optreden in kerkeiyke aangelegenheden van Indië gevaar opleverde werd hy tot altroden genoopt. In hetzelfde jaar koos Goes hem tot zyn afgevaardigde en dat district vertegenwoordigde hy tot zijn dood. De plaats, welke Keuchenius als Kamerlid heeft ingenomen, is algemeen bekend. Zyne veelzijdige kennis, bovenal van historie, staat- en letterkunde; zyne vasthoudendheid aan eenmaal na ernstige studie opgevatte meenin- gen; zyne scherpzinnigheid en zyne schorpte van toon gaven aan zyne redevoeringen een zeer byzonderen stempel, vooral daar hy byna nimmer naliet alle onderwerpen, docr hem ter sprake gebracht, in verband te brengen met den godsdienst, dien hy als bron van elke menschelyke daad tot toetssteen nam, en met zyne Gelooisidealen. Had by eenmaal een stryd aangebonden, dan liet hy dien niet meer varen. Zoo zal zyn optreden tegen de openbare school, tegen den vaccinedwang, tegen de Grondwetsherzienings voorstellen van Kap peyne, tegen de kiestabel en tegen de Billiton- ovoreenkomst nog velen in het geheugen zyn gebleven. Wat de Billiton-zaak betreft, is hy ongetwyfeld de man geweest, die, door zijn voortdurend hameren op hetzelfde aambeeld, zeer veel heeft bijgedragen om ten slotte grootere voordeelen voor den Staat te be dingen. Zijne eerste, meest bekende motie is in latere jaren nog door vele andere gevolgd, soms van zeer grooten omvang, maar waarvan de invloed op het politiek leven nooit door die van 1866 is overtroffen. In zyn maatschappelijk .leven nam Keuche nius gaarne deel aan alle vereenigingen, die er naar streefden het geloof te Versterken, en zyne hulpvaardigheid en goedhartigheid in den dagelykschen omgang vergoedden de bitterheid, die zyn toon in het openbaar debat kenschetste. Na geruimen tyd aan het ziekbed te zyn gekluisterd, is Zaterdag op ruim 86-jarigen ouderdom te 's Gravenhage overleden de weleerw. heer B. S. Berenstein, opperrabbyn der Nederlandsch-Israëlitische gemeente aldaar. Na eerst als rabbyn te Amsterdam te zyn opgetreden, aanvaardde hy in Februari 1848 het opperrabbinaat by de N.-I. gemeente te 's-Gravenkage, zoodat hy ruim 45 jaar zich mocht wijden aan den dienst der gemeente, wat hy met innige liefde en oprechten gods dienstzin deed. Hy was medestichter van het Israëlietisch Weeshuis, het Israëlietisch Ziekenhuis en van de „Yereeniging tot bescherming van Joodsche letterkunde en geschiedenis." Man van be schaving en ontwikkeling, leefde hy, ook buiten den kring van zyn betrekkingen als voorganger der gemeente en godsdienstleeraar, mede met do maatscbappy, waarin hy ver keerde; en vervulden de groote maatschappe- lyko vraagstukken ook zyn hoofd en gemoed, persoonlyk gaf hy hot voorbeeld van hulp vaardigheid, milüdadigheid en humaniteit, en het was zyn hoogste streven anderen daartoe op te wekken. Zyne gemeente stelde hem op hoogen prys en ook zeer velen daarbuiten waardeerden den braven man om zyn karakter en verdiensten. Zyn langjarige arbeid, ook als interimair opperrabbyn voor Utrecht en Zeeland, werd gehuldigd door zyne benoeming tot ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, eenige jaren geleden. By zyn 40 jarig ambtsfeest vereerden zyne gemeentenaren hem met een geschenk, waarvan hy het geldelyk bedrag heeft aan gewend voor een naar hem genoemd Tonds, bestemd voornameiyk om kleederen te ver schaffen aan behoeftige schoolkinderen. By de Staatsspoor wegmaatschappy bestaat het plan, om aan het personeel, dat met primo Januari 1891 op de minimum-bezoldiging word gebracht en na dien tyd verhoogiDg ontving, nu niet met 1 Januari verhooging toe te kennen, maar eerst nadat sedert de laatste verhooging drie jaren zyn verloopen. Men seint uit AtheDe dat de Nederlandsche consul-generaal in Griekenland, de heer P. Cb. Van Lennep, door koning George ten gehoore is ontvangen. Te Utrecht is overleden de heer C. J Laurensen, oud inspecteur van den postdienst in O.-I. Op 't onverwachts overleed ook op 63-jarigen leeftyd mr. J. De Koning, notaris te Dordrecht. Het 1ste deel is verschenen van het op last der Regeering uitgegeven werk van dr. C. Snouck Hurgronje, getiteld „De Atjehers", dat volgens den schry ver genoemd zou kunnen worden: „Schetsen uit het leven der bewoners van Groot-Atjeh, van de Benedenlanden uit waargenomen", en behalve de uiteenzetting van do beteekenis van don Islam voor Atjoh, die hem volkomen klaar is geworden, zoo wat van alles bevat. Het 1ste deel behan ielt de volksindeoling, het staatsbestuur, de recht spraak, de kalenders, de feesten, de jaarge tijden, den landbouw, de zeevaart, de visch- vangst, de grond en waterrechten, het familie leven en het familierecht. In het 2de deel zal een en ander over wetenschap en letterkunde, spelen en vermaken volgen en een hoofdstuk meer speciaal aan den godsdienst gewijd, dat zoowel zal aanvullen als resumoeren hetgeen over dat onderwerp in de andere hoofdstukken voorkomt. Naar de „Tel." verneemt, heeft de heer Van Someren Brand thans gevolg gegoven aan zyn vroeger reeds medegedeeld voor nemen, om eervol ontslag te vragen als commandant der d.d. schuttery, te Amsterdam. Een request, onderteekend door een vyf tigtal onderwijzers uit het arrondissement Heerlen (L.), is gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, ter verkrijging eener betere regeling der salarissen van do onderwyzers en de verhooging der minima- jaarwedden. By beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is voor het jaar 1891 benoemd tot secretaris van den geneeskundigen raad voor Zuid-Holland, mr. F. J. D. C. Egter van Wissekerko, te 's Gravenhage. Door de arr.-rechtbank te Assen is, tor vervulling van eene in dat college opengevallen rochtersplaats, opgemaakt do navolgende alpha- betische lyst Yan aanbevelingmr. S. Gratama, Rijksarchivaris in de provincie Drente, te Assen; mr. E. Peünck, rechter in de arron dissementsrechtbank te Winschoten, on jhr. mr. J. C. Reynst, advocaat en procureur te 's Gravenhage. Het stoomschip „Prinses Marie" ver trok 16 Dec. van Amsterdam naar Batavia; de „Prins Hendrik", van Batavia naar Am sterdam, passeerde 15 Dec. Gibraltar; de „Sumatra", van Batavia naar Arasterdam, ver trok 16 Dec. van Padang; de „Yeendam", van Rotterdam naar .Nieuw-York, passeerde 17 Dec. Lizard; de „Zaandam", van Nieuw- York naar Amsterdam,.^passeerde 17 Dec. Bevezier; de „Admiral", van Oost-Afrika naar Rotterdam en Hamburg, arriveerde 16 Doe. te Lissabon; de „Amsterdam" vertrok 16 Dec. van Nieuw-York naar Rotterdam; de „Reichs tag", van Hamburg en Amsterdam naar Oost Afrika, arriveerde 16 Doc. te Lissabon; de „Schiedam", van Amsterdam naar Nieuw- York, passeerde 17 Dec. Bevezier; de „Prins Willem I", van Amsterdam naar Suriname, is 16 Dec. Ouessant gepasseerd; de „Anchises", van Amsterdam via Liverpool naar Java, pas seerde 16 Dec. Gribraltar. De gewone audiëntie van den minister van oorlog zal 21 dezer niet plaats hebben. By koninkiyk besluit is benoemd jhr. mr. F. G. Yan Panhuys tot adjunct commies aan het departement van buitenlandsche zaken. Benoemd tot rechter-plaatsvervanger in de arr. rechtbank te Tiel, mr. U. W. A. Dyck- meester, adv. en proc. aldaar. Met ingang van 16 Jan. a. s. benoemd tot directeur van het telegraafkantoor en brieven gaarder te Vlieland, H. M. Hyikema, thans DOOB GOLO ItAIMUiND. Indiër, de bliksem naast de groep ware ingeslagen, had de uitwerking niet geweldiger kunnen zyn. Naar nu was het graaf StephaD, E- die zich het eerst herstelde; hy stiet een korten, ruwen lach uit. By dit scherpe ge- I luid sloeg Magdalene de oogon op. Haar eerste blik viel op den geliefden man, die vol angst over haar heengebogen lag. Nog onder den invloed harer bedwelming, sloeg zij hare armen met teoderheid om zyn hals. „Myn Adelbert," zuchtte zy, met eene gelukkige uitdrukking in haar schoon, bleek gelaat, en toen eerst de omstanders bemerkende, richtte zy zich verschrikt op. Tot nu toe had Leonore de ontwikkeling van dit tooneel in ademlooze spanning ge volgdzy had Adelberts woorden niet kunnen onderscheiden, maar zy zag hoe teeder en I innig Magdalene hem om den hals greep, zy zag de flikkering in deze donkere oogen en had alles begrepen, zonder dat iemand het haar zeide. Verdwenen was de gulden droom harer jeugd - stil nam zy hare plaat3 weder in. zy was geen van die hartstochteiyke meis- jes, die zich vol wanhoop overgeven aan hare smart en die, vol gruwzame onverbiddelykheid I jegens baar eigen hart, voortdurend staren op de puinhoopen van haar eigen ongeluk. Zy gevoelde slechts dat alles voorby, dat haar verleden vernietigd was, dat zy van de toekomst niets meer had te wachten; zonder dat zy met het ontleedmes nauwkeurig onder zocht wat z\j werkeiyk of schynbaar bezeten en nu verloren had. De stilzwygende bedaardheid, welke Leonore, evenals do graaf, aan den dag legde, was by haar het gevolg van haren aard, by hom van langjarige oefening. De spottende lach, waar mede hy zyn oordeel over de zaak had te kennen gegeven, was ook de eenige echo geweest van hetgeen hy inneriyk gevoelde, de eenige klank, die verried, wat er in hem omging. Eerst toen de bediende het portier opende, om hem in het rytuig te helpen, zeide hy, geheel in stryd met het gebruik en zyne gewoonten, en misschien wel juist daarom opzetteiyk in diens tegenwoordigheid „Het is niets, Leonore, het meisje heeft geen letsel bekomen; Adelbert schertst reeds met die lieden, ofach'oon het my voorkomt, dat die scherts een weinig te ver is gedreven zy bevalt my zoo niet. In geen geval be hoeft gy het einde der historie af te wachten." Leonore antwoordde niets; zy wisthet immers, dat het bittere ernst was, die door geene logen verborgen kon worden 1 De rit naar huis werd in stilte afgelegd; Leonore verlangde en de graaf gaf geene nadere op heldering. Het was dezelfde weg, langs welken zy gekomen waren, het waren dezelfde groene weiden en hetzelfde donkere loof, dezelfde heldere hemel, nog altyd door de zon ver licht, en daarginds lag het kerkje in het dorp, waarvan het klokgelui zoo vreedzaam tot haar doordrong. En toch en toch het was dezelfde wereld Diet meer, dacht het jonge meisje die haar jeugdig hoopvol bart zooeven nog zoo vrooiyk had toege juicht. Zoodra zy thuis waren, begaf de graaf zich naar zyne vertrekken, en Leonore naar den tuin; elk had er behoefte aan, alleen te zyn; het jonge meisje met hare vernietigde liefde en de graaf met zyn grenzenloozen toorn tegen Adelbert. Byna niet wetende wat zy deed, maar hare oude lieve gowoonte vol gende, had zy de lievelingsplek harer jeugd opgezocht onder don grooten treurwilg in de droge, met gras begroeide slotgracht. Hier in die groene diepte, verborgen door de neer hangende takken, had zy zoo menig uur van hare eenzame jeugd doorgebracht hier kon zy in stilte het verlies van de gulden droomen harer jeugd beweenen. Zy merkte niet, dat de tyd verliep; men kwam haar zeggen, dat de graaf op zyne kamer thee zou drinken en zy bleef zitten, door niemand gestoord, vergeten als het ware. Het eene beeld na het andere trok haar voorby: al de gelukkige uren, welke zy hier aan zyne zyde had doorgebracht. Hier hadden zy gespeeld en uitgerust; hier had hy haar wonderschoone sprookjes en de geschiedenis hunner voorvaderen verhaald, die vaak nog veel meer op sprookjes geleken, en zy had korfjes gevlochten van buigzame takken van den wilg, die de kinderen overschaduwde, en zy had ze voor hem met de lekkerste vruchten gevuld, die daar aan de leiboomen groeiden. Wat schemerde zelfs in zyn overmoed en in zyne plageryen zyne liefde voor haar door; wat had hy haar innig aan het hart gedrukt en geliefkoosd, opdat zy niet zou pruilen, indien dit ooit by haar ware opgekomefi. Daarop waren twee jaren gevolgd, dat zy alleen was, maar zyn beeld was haar toch byge- bleven evenals vroeger had zy onder den treurwilg gezeten en zy had met yver ge leerd en gestudeerd, opdat zy, wanneer hy terugkeerde, niet by hem ten achter zou staan. Eq toen hy eindelyk terugkeerde, had zy hier weder vol hoop gezeten, opdat hy het haar eens, slechts eenmaal zou zeggen, hoe gelukkig hy zich by haar gevoeldel Zy had dit woord nooit gehoordmaar het schoone meisje, dat hare armen zoo vast om zyn hals had geslagen, alsof hy haar onbe twist eigendom ware, dat hem met zooveel liefde en bewustheid van haren triomf aanzag, dat had al die zaligheid gedronken, dat had den prys aan Leonores sidderende handen ontwrongen. De dag had zich reeds lang ten avond ge neigd en de maan verlichtte den omtrek, toen het jonge meisje eindelyk door de stem van Adelbert uit haar smarteiyk gepeins gewekt werd. Zy verschrikte niet, ofschoon het zachte gras zyne schreden onhoorbaar had gemaakt; zy was immers in hare gedachten steeds by hem geweest „Goddank, dat ik u eindelyk vind," zeide hy haastig en opgewonden; „naar u alleen heb ik verlangd." Zy glimlachte smarteiykwat zou dit woord haar voor een paar uren nog gelukkig gemaakt hebben; nu wist zy, dat het niets te beduiden had. „En waarom, Adelbert?" vroeg zy, kalm en zachtzinnig, alsof al de stormen, die hare ziel hadden beroerd, uitgeraasd hadden„wat wenscht gy van my „Leonore," zeide hy smeekende, torwyi hy hare beide handen greep, „hebt gy myj lief, harteiyk lief?" „Dat weet gy immers wel," antwoordde zy met liefderyk verwyt; „waaromvraag £y dit? Toen myne moeder gestorven was, ver langde myn hart met onstuimigheid naar een voorwerp, dat het kon beminnen, en het hechtte zich aan u en heeft u sedert liefgehad." „Lief hart," zeide hy dankbaar, terwyi hy haar naast zich op do bank trok, „elk weet het immers, maar een goed veldheer over ziet, vóór hy te volde trekt, zyne stryd- krachten, en gy moet myne beste bondge- noote worden in eene zaak, die geluk en liefde en vrede betreft." Zy wist wat hy meende, maar zy was door inneriyke ontroering niet in staat te spreken, om hem het begin zyner verklaringen ge- makkeiyk te maken. „Zie," ging hy voort, „even plotseling als voor vader en voor u, even plotseling is het dag geworden in myne ziel de liefde valt als eene lichtende ster van den hemel af in de harten der menschen en waar zy biyft voortgloeien als een licht des hemels, daar mogen de menschen het niet misdadig uit- dooven. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1