December.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
F1 euilleton.
I HET SLOT ELKRATH.
I 19)
PKIJS DEZER COURAI'TT:
Yooi Leiden per 3 maandenf 1-10.
Franco per posti-iO-
Afzonderlijke Nommers°-05-
Van
PRIJS DER AD VERTENTIEN
1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officiëele Keimisgreviugeu.
JACHT.
Bs Oemmieearie der Koningin in de provincie Zuid-
Holland,
Gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten
va* den oden Dooomber 1893, N°. 21;
Griet op art. 11 der wet van den léden Juni 1857
{Staatsblad H°, 87);
i'.reugt ter kennis van belanghebbenden, dat bij
bovengenoemd besluit van de Gedeputeerde Staten
de jacht op klein wild in deze provincie wo dt ge
floten op Zaterdag den 80sten December aanstaande
met zonsondergang, met uitzondering van het ie
are. 15, oub lett. g dier wet bedoeld jachtbedrijf,
van hst vangen van hou'emppea met laat-, war- of
valllouwen, hetwelk biijfc toegelaten tot en met den
194on Maart 1894.
Sn zal deze kennisgeving, in plano gedrukt, wor
den afgekondigd en aangeplakt waar zalks te doen
gebruikelijk is, alsmede in bet Piovinciaal blad en
in de Mcderlandeehe Staatscourant worden geplaatst.
.venhage, doD 8ston December 1893.
~)b Oommitsaris der Koningin voornoemd,
POOK.
Leiden, 18 December.
Tot leerares in den solo-zang aan de
Muziekschool der Maatschappij voor Toonkunst
alhier is benoemd mejuffrouw J. Völlmar,
gediplomeerd aan het Conservatorium te 's-Gra-
venhage.
Op het eerstvolgende concert der Maat
schappij voor Toonkunst alhier zal ten gehoore
worden gebracht Franck's „Kwintet", hetwelk
door den muziek-criticus Van Milligen in het
„"Weekbl. v. Ned." een meesterlijk werk wordt
genoemd en te Amsterdam eene uiterst warme
ontvangst genoot.
Franck treedt ook in dit work voorzeker
als modern componist op, dit blijkt uit den
vorm, dien hij zich schept; doch tevens is in
de behandeling van dien vorm een meester
schap en beheersching waar te nemen, die
doet zien met hoeveel liefde hy de oudere
meesters heeft bestudeerd. Franck is eon
schoon voorbeeld voor alle moderngezinden,
die nieuwe banen willen betreden, zonder het
bestaande in zich te hebben opgenomen om
daarop voort te kunnen bouwen.
De vertolking, welke het werk in zulk een
schoon licht stelde dat de heer v. M. alleen
woorden van dank geeft voor het genotene,
was aldaar in handen van de heeren Röntgen,
Cramer, Bosmans c. s.
Te Leiden zullen er met de Amsterdamsche
heeren in medewerken de heeren S. Van
Groningen en Jan G. Striening alhier.
Het concert zal in den loop van Januari
a. s. plaats hebben.
Alhier is voor een klein publiek, leden
van „Doctrina", de Fransche Boulangistische
afgevaardigde Laguerre opgetreden. Hy sprak
over het leven on de werken van Victor Hugo,
dien hy voornamelijk schetste als democraat.
De voordracht duurde nauwelijks een uur.
Aangenomen is het beroep naar de Ned.-
Herv. gem. te Engelum (Friesland) door den
heer S. C. Kijlstra, cand. tot den H. Dienst te
Leiden.
In de te 's Gravenhage gehouden alge-
meene vergadering der „Yereeniging voor
Lijkverbranding" werden herkozen of gekozen
tot bestuursleden de heeren Tjjssens en Hij mans
van Wadenoijen, te 's Gravenhage; H. P. Haro-
nier, Rotterdam; dr. B. Horst, Leiden; H. L.
Janssen van Raay, mr. M. W. C. Melchers
en dr. James, te Delft.
De vergadering van 1894 wordt te Bieda
gehouden.
Omtrent de in ons vorig nummer ver
melde uitvoering der Christelijke Zangvereeni-
ging te Leiderdorp deelt men ons het volgende
mede: Het uitbrengen der jaarverslagen was
blijkbaar tot het einde bewaard. Deze werden
achtereenvolgens door de secretarissen der
beide vereenigingen, J. v. M. en J. S., uit
gebracht en waren, wat anders het geval wel
eens zijn kan, verre van droog of saai te noemen,
aangezien menige geestige zinsnede een gullen
lach afdwong. Ook ontbrak daarin niet een
woord van lof aan den eere-voorzitter der zang-
vereeniging, ds. Nierstrasz, alsmede, last not
least, aan den wakkeren directeur dier ver
eeniging, den heer H. Mens, te Leiden, uit
wiens magazijn een mooi orgel goeden dienst
deed.
Jammer dat de Chr. Jong.-vereeniging wegens
de verbouwing een groot nadeelig saldo heeft,
doch aangenaam was het te vernemen, dat
de finantiëele moeilijkheden, waarmede de
Zang-ver. in den beginne te kampen had, dank
zij de welwillendheid van den directeur, tot
het verled ene behooren.
Alsnu bedankte ds. Nierstrasz de leden
voor hetgeen zij op zoo onderscheidene wijze
ten gehoore haddon gebracht, inzonderheid
den directeur voor diens uitnemende leiding,
waardoor de leden door ijverige studie reeds
deze hoogto konden bereiken.
Ook bracht hij een woord van dank aan
hen, die door hunne tegenwoordigheid van
hunne belangstelling hadden doen blijken, en
voorts aan allen, die op eenigerlei manier tot
het welslagen van dezen avond haddon mede
gewerkt, terwjjl hü eindigde met de beste wen-
schen voor deze b-jide nuttige vereenigingen.
Hierop werd deze samenkomst door hem
gesloten met dankgebed, nadat staande van
Ps. 72 het elfde vers was gezongen.
De heer Louis Legrand, gezant van
Frankrijk bij ons hof, is door den president
der Fransche Republiek ten gehoore ontvangen.
De dood heeft gistermiddag ongeveer te
éón uur een einde gemaakt aan het langdurig,
smartelijk lijden van mr. L. W. C. Keuchenius,
te 's Gravenhage, een lijden, door hem ge
dragen met die gelatenheid en berusting, die
haren wortel vonden in het innige Godsgeloof,
dat hij zyn levenlang in al zijne betrekkingen
openlyk beleed. Mot Keuchenius daalt een
karakter ten grave, een figuur als mensch en
staatsman.
Geboren te Batavia den 21sten October
1822, heeft hy een goed deel van zyn leven
in Oost-Indië doorgebracht als aanzienlijk
landsdienaar en bleef hy, ook waar hy in
Nederland zyne loopbaan voortzette, steeds by
voorkeur zyne aandacht schenken aan Indische
toestanden en belangen, al veronachtzaamde
hy daarom volstrekt niet de Nederlandsche
strydvragen van den dag.
Trouwens, als secretaris generaal van het
Departement van Koloniën, welk ambt hy
eenigen tyd vervulde, had hy gelegenheid
zich in de Indische aangelegenheden in te
wijden, die hy in Indië, als advocaat en publicist,
later als lid van den Raad van Ned. Indië,
had te beoordeelen.
Zyne parlemontaire loopbaan ving by in
1866 onder zeer gewichtige politieke omstan
digheden aan met do indiening van de be
kende motie tot afkeuring van het uittreden
van den minister P. Myer uit het ministerie-
Heemskerk en diens onverwachte benoeming
tot gouverneur generaal, - eene motie, die, na
bare aanneming, aanleiding gaf tot staatkun
dige verwikkelingen van zeer ernstigen aard
en die om hare portóe in de parlementaire
geschiedenis vermaard is. Voor Arnhem, in
plaats van graaf Yan Zuylen, gekozen, had
hy tot Januari 1868 zitting. Een tydlang
trad hy nu van het parlementair tooneel af,
om weer in Oost-Indië zyne hooge betrekking
van Raad van Indië te hernemeD, totdat hy
in 1879, voldoende aan den aandrang zyner
anti-revolutionnaire vrienden, zyn bekend tele
gram „Electod I submit", zond en den zetel
voor Gorkum innam, door Begram verlaten.
In 1884 verruilde hy vrywillig Gorkum voor
Middelburg, om in 1886 in Amersfoort eene
candidatuur aan te nemen.
In 1888 werd hy als minister van koloniën
opgenomen in hot kabinet-Mackay, maar door
de verwerping zijner begrooting in de Eerste
Kamer in het begin van 1891 hoofdzakelyk
omdat de meerderheid van oordoel was dat
zyn optreden in kerkeiyke aangelegenheden
van Indië gevaar opleverde werd hy tot
altroden genoopt. In hetzelfde jaar koos Goes
hem tot zyn afgevaardigde en dat district
vertegenwoordigde hy tot zijn dood.
De plaats, welke Keuchenius als Kamerlid
heeft ingenomen, is algemeen bekend. Zyne
veelzijdige kennis, bovenal van historie, staat-
en letterkunde; zyne vasthoudendheid aan
eenmaal na ernstige studie opgevatte meenin-
gen; zyne scherpzinnigheid en zyne schorpte
van toon gaven aan zyne redevoeringen een
zeer byzonderen stempel, vooral daar hy byna
nimmer naliet alle onderwerpen, docr hem
ter sprake gebracht, in verband te brengen
met den godsdienst, dien hy als bron van
elke menschelyke daad tot toetssteen nam, en
met zyne Gelooisidealen.
Had by eenmaal een stryd aangebonden,
dan liet hy dien niet meer varen.
Zoo zal zyn optreden tegen de openbare
school, tegen den vaccinedwang, tegen de
Grondwetsherzienings voorstellen van Kap
peyne, tegen de kiestabel en tegen de Billiton-
ovoreenkomst nog velen in het geheugen zyn
gebleven. Wat de Billiton-zaak betreft, is hy
ongetwyfeld de man geweest, die, door zijn
voortdurend hameren op hetzelfde aambeeld,
zeer veel heeft bijgedragen om ten slotte
grootere voordeelen voor den Staat te be
dingen.
Zijne eerste, meest bekende motie is in
latere jaren nog door vele andere gevolgd,
soms van zeer grooten omvang, maar waarvan
de invloed op het politiek leven nooit door
die van 1866 is overtroffen.
In zyn maatschappelijk .leven nam Keuche
nius gaarne deel aan alle vereenigingen, die
er naar streefden het geloof te Versterken, en
zyne hulpvaardigheid en goedhartigheid in
den dagelykschen omgang vergoedden de
bitterheid, die zyn toon in het openbaar debat
kenschetste.
Na geruimen tyd aan het ziekbed te zyn
gekluisterd, is Zaterdag op ruim 86-jarigen
ouderdom te 's Gravenhage overleden de
weleerw. heer B. S. Berenstein, opperrabbyn
der Nederlandsch-Israëlitische gemeente aldaar.
Na eerst als rabbyn te Amsterdam te zyn
opgetreden, aanvaardde hy in Februari 1848
het opperrabbinaat by de N.-I. gemeente te
's-Gravenkage, zoodat hy ruim 45 jaar zich
mocht wijden aan den dienst der gemeente,
wat hy met innige liefde en oprechten gods
dienstzin deed.
Hy was medestichter van het Israëlietisch
Weeshuis, het Israëlietisch Ziekenhuis en van
de „Yereeniging tot bescherming van Joodsche
letterkunde en geschiedenis." Man van be
schaving en ontwikkeling, leefde hy, ook
buiten den kring van zyn betrekkingen als
voorganger der gemeente en godsdienstleeraar,
mede met do maatscbappy, waarin hy ver
keerde; en vervulden de groote maatschappe-
lyko vraagstukken ook zyn hoofd en gemoed,
persoonlyk gaf hy hot voorbeeld van hulp
vaardigheid, milüdadigheid en humaniteit, en
het was zyn hoogste streven anderen daartoe
op te wekken.
Zyne gemeente stelde hem op hoogen prys
en ook zeer velen daarbuiten waardeerden den
braven man om zyn karakter en verdiensten.
Zyn langjarige arbeid, ook als interimair
opperrabbyn voor Utrecht en Zeeland, werd
gehuldigd door zyne benoeming tot ridder
van de Orde van den Nederlandschen Leeuw,
eenige jaren geleden.
By zyn 40 jarig ambtsfeest vereerden zyne
gemeentenaren hem met een geschenk,
waarvan hy het geldelyk bedrag heeft aan
gewend voor een naar hem genoemd Tonds,
bestemd voornameiyk om kleederen te ver
schaffen aan behoeftige schoolkinderen.
By de Staatsspoor wegmaatschappy bestaat
het plan, om aan het personeel, dat met primo
Januari 1891 op de minimum-bezoldiging word
gebracht en na dien tyd verhoogiDg ontving,
nu niet met 1 Januari verhooging toe te kennen,
maar eerst nadat sedert de laatste verhooging
drie jaren zyn verloopen.
Men seint uit AtheDe dat de Nederlandsche
consul-generaal in Griekenland, de heer P. Cb.
Van Lennep, door koning George ten gehoore
is ontvangen.
Te Utrecht is overleden de heer C. J
Laurensen, oud inspecteur van den postdienst
in O.-I.
Op 't onverwachts overleed ook op 63-jarigen
leeftyd mr. J. De Koning, notaris te Dordrecht.
Het 1ste deel is verschenen van het op
last der Regeering uitgegeven werk van dr.
C. Snouck Hurgronje, getiteld „De Atjehers",
dat volgens den schry ver genoemd zou kunnen
worden: „Schetsen uit het leven der bewoners
van Groot-Atjeh, van de Benedenlanden uit
waargenomen", en behalve de uiteenzetting
van do beteekenis van don Islam voor Atjoh,
die hem volkomen klaar is geworden, zoo wat
van alles bevat. Het 1ste deel behan ielt de
volksindeoling, het staatsbestuur, de recht
spraak, de kalenders, de feesten, de jaarge
tijden, den landbouw, de zeevaart, de visch-
vangst, de grond en waterrechten, het familie
leven en het familierecht. In het 2de deel zal
een en ander over wetenschap en letterkunde,
spelen en vermaken volgen en een hoofdstuk
meer speciaal aan den godsdienst gewijd, dat
zoowel zal aanvullen als resumoeren hetgeen
over dat onderwerp in de andere hoofdstukken
voorkomt.
Naar de „Tel." verneemt, heeft de heer
Van Someren Brand thans gevolg gegoven
aan zyn vroeger reeds medegedeeld voor
nemen, om eervol ontslag te vragen als
commandant der d.d. schuttery, te Amsterdam.
Een request, onderteekend door een vyf
tigtal onderwijzers uit het arrondissement
Heerlen (L.), is gezonden aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, ter verkrijging
eener betere regeling der salarissen van do
onderwyzers en de verhooging der minima-
jaarwedden.
By beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken is voor het jaar 1891
benoemd tot secretaris van den geneeskundigen
raad voor Zuid-Holland, mr. F. J. D. C. Egter
van Wissekerko, te 's Gravenhage.
Door de arr.-rechtbank te Assen is, tor
vervulling van eene in dat college opengevallen
rochtersplaats, opgemaakt do navolgende alpha-
betische lyst Yan aanbevelingmr. S. Gratama,
Rijksarchivaris in de provincie Drente, te
Assen; mr. E. Peünck, rechter in de arron
dissementsrechtbank te Winschoten, on jhr.
mr. J. C. Reynst, advocaat en procureur te
's Gravenhage.
Het stoomschip „Prinses Marie" ver
trok 16 Dec. van Amsterdam naar Batavia;
de „Prins Hendrik", van Batavia naar Am
sterdam, passeerde 15 Dec. Gibraltar; de
„Sumatra", van Batavia naar Arasterdam, ver
trok 16 Dec. van Padang; de „Yeendam",
van Rotterdam naar .Nieuw-York, passeerde
17 Dec. Lizard; de „Zaandam", van Nieuw-
York naar Amsterdam,.^passeerde 17 Dec.
Bevezier; de „Admiral", van Oost-Afrika naar
Rotterdam en Hamburg, arriveerde 16 Doe. te
Lissabon; de „Amsterdam" vertrok 16 Dec.
van Nieuw-York naar Rotterdam; de „Reichs
tag", van Hamburg en Amsterdam naar
Oost Afrika, arriveerde 16 Doc. te Lissabon;
de „Schiedam", van Amsterdam naar Nieuw-
York, passeerde 17 Dec. Bevezier; de „Prins
Willem I", van Amsterdam naar Suriname, is
16 Dec. Ouessant gepasseerd; de „Anchises",
van Amsterdam via Liverpool naar Java, pas
seerde 16 Dec. Gribraltar.
De gewone audiëntie van den minister
van oorlog zal 21 dezer niet plaats hebben.
By koninkiyk besluit is benoemd jhr.
mr. F. G. Yan Panhuys tot adjunct commies
aan het departement van buitenlandsche zaken.
Benoemd tot rechter-plaatsvervanger in de
arr. rechtbank te Tiel, mr. U. W. A. Dyck-
meester, adv. en proc. aldaar.
Met ingang van 16 Jan. a. s. benoemd tot
directeur van het telegraafkantoor en brieven
gaarder te Vlieland, H. M. Hyikema, thans
DOOB
GOLO ItAIMUiND.
Indiër, de bliksem naast de groep ware
ingeslagen, had de uitwerking niet geweldiger
kunnen zyn. Naar nu was het graaf StephaD,
E- die zich het eerst herstelde; hy stiet een
korten, ruwen lach uit. By dit scherpe ge-
I luid sloeg Magdalene de oogon op. Haar
eerste blik viel op den geliefden man, die vol
angst over haar heengebogen lag. Nog onder
den invloed harer bedwelming, sloeg zij hare
armen met teoderheid om zyn hals. „Myn
Adelbert," zuchtte zy, met eene gelukkige
uitdrukking in haar schoon, bleek gelaat, en
toen eerst de omstanders bemerkende, richtte
zy zich verschrikt op.
Tot nu toe had Leonore de ontwikkeling
van dit tooneel in ademlooze spanning ge
volgdzy had Adelberts woorden niet kunnen
onderscheiden, maar zy zag hoe teeder en
I innig Magdalene hem om den hals greep, zy
zag de flikkering in deze donkere oogen en
had alles begrepen, zonder dat iemand het
haar zeide. Verdwenen was de gulden droom
harer jeugd - stil nam zy hare plaat3 weder
in. zy was geen van die hartstochteiyke meis-
jes, die zich vol wanhoop overgeven aan hare
smart en die, vol gruwzame onverbiddelykheid
I jegens baar eigen hart, voortdurend staren
op de puinhoopen van haar eigen ongeluk.
Zy gevoelde slechts dat alles voorby, dat
haar verleden vernietigd was, dat zy van de
toekomst niets meer had te wachten; zonder
dat zy met het ontleedmes nauwkeurig onder
zocht wat z\j werkeiyk of schynbaar bezeten
en nu verloren had.
De stilzwygende bedaardheid, welke Leonore,
evenals do graaf, aan den dag legde, was by
haar het gevolg van haren aard, by hom van
langjarige oefening. De spottende lach, waar
mede hy zyn oordeel over de zaak had te
kennen gegeven, was ook de eenige echo
geweest van hetgeen hy inneriyk gevoelde,
de eenige klank, die verried, wat er in hem
omging. Eerst toen de bediende het portier
opende, om hem in het rytuig te helpen,
zeide hy, geheel in stryd met het gebruik
en zyne gewoonten, en misschien wel juist
daarom opzetteiyk in diens tegenwoordigheid
„Het is niets, Leonore, het meisje heeft geen
letsel bekomen; Adelbert schertst reeds met
die lieden, ofach'oon het my voorkomt, dat
die scherts een weinig te ver is gedreven
zy bevalt my zoo niet. In geen geval be
hoeft gy het einde der historie af te wachten."
Leonore antwoordde niets; zy wisthet
immers, dat het bittere ernst was, die door
geene logen verborgen kon worden 1 De rit
naar huis werd in stilte afgelegd; Leonore
verlangde en de graaf gaf geene nadere op
heldering. Het was dezelfde weg, langs welken
zy gekomen waren, het waren dezelfde groene
weiden en hetzelfde donkere loof, dezelfde
heldere hemel, nog altyd door de zon ver
licht, en daarginds lag het kerkje in het
dorp, waarvan het klokgelui zoo vreedzaam
tot haar doordrong. En toch en toch
het was dezelfde wereld Diet meer, dacht
het jonge meisje die haar jeugdig hoopvol
bart zooeven nog zoo vrooiyk had toege
juicht.
Zoodra zy thuis waren, begaf de graaf
zich naar zyne vertrekken, en Leonore naar
den tuin; elk had er behoefte aan, alleen te
zyn; het jonge meisje met hare vernietigde
liefde en de graaf met zyn grenzenloozen
toorn tegen Adelbert. Byna niet wetende wat
zy deed, maar hare oude lieve gowoonte vol
gende, had zy de lievelingsplek harer jeugd
opgezocht onder don grooten treurwilg in de
droge, met gras begroeide slotgracht. Hier
in die groene diepte, verborgen door de neer
hangende takken, had zy zoo menig uur van
hare eenzame jeugd doorgebracht hier kon
zy in stilte het verlies van de gulden droomen
harer jeugd beweenen.
Zy merkte niet, dat de tyd verliep; men
kwam haar zeggen, dat de graaf op zyne
kamer thee zou drinken en zy bleef zitten,
door niemand gestoord, vergeten als het ware.
Het eene beeld na het andere trok haar
voorby: al de gelukkige uren, welke zy hier
aan zyne zyde had doorgebracht. Hier hadden
zy gespeeld en uitgerust; hier had hy haar
wonderschoone sprookjes en de geschiedenis
hunner voorvaderen verhaald, die vaak nog
veel meer op sprookjes geleken, en zy had
korfjes gevlochten van buigzame takken van
den wilg, die de kinderen overschaduwde, en
zy had ze voor hem met de lekkerste vruchten
gevuld, die daar aan de leiboomen groeiden.
Wat schemerde zelfs in zyn overmoed en in
zyne plageryen zyne liefde voor haar door;
wat had hy haar innig aan het hart gedrukt
en geliefkoosd, opdat zy niet zou pruilen,
indien dit ooit by haar ware opgekomefi.
Daarop waren twee jaren gevolgd, dat zy alleen
was, maar zyn beeld was haar toch byge-
bleven evenals vroeger had zy onder den
treurwilg gezeten en zy had met yver ge
leerd en gestudeerd, opdat zy, wanneer hy
terugkeerde, niet by hem ten achter zou staan.
Eq toen hy eindelyk terugkeerde, had zy
hier weder vol hoop gezeten, opdat hy het
haar eens, slechts eenmaal zou zeggen, hoe
gelukkig hy zich by haar gevoeldel
Zy had dit woord nooit gehoordmaar het
schoone meisje, dat hare armen zoo vast om
zyn hals had geslagen, alsof hy haar onbe
twist eigendom ware, dat hem met zooveel
liefde en bewustheid van haren triomf aanzag,
dat had al die zaligheid gedronken, dat had
den prys aan Leonores sidderende handen
ontwrongen.
De dag had zich reeds lang ten avond ge
neigd en de maan verlichtte den omtrek, toen
het jonge meisje eindelyk door de stem van
Adelbert uit haar smarteiyk gepeins gewekt
werd. Zy verschrikte niet, ofschoon het zachte
gras zyne schreden onhoorbaar had gemaakt;
zy was immers in hare gedachten steeds by
hem geweest
„Goddank, dat ik u eindelyk vind," zeide
hy haastig en opgewonden; „naar u alleen
heb ik verlangd."
Zy glimlachte smarteiykwat zou dit
woord haar voor een paar uren nog gelukkig
gemaakt hebben; nu wist zy, dat het niets
te beduiden had.
„En waarom, Adelbert?" vroeg zy, kalm
en zachtzinnig, alsof al de stormen, die hare
ziel hadden beroerd, uitgeraasd hadden„wat
wenscht gy van my
„Leonore," zeide hy smeekende, torwyi hy
hare beide handen greep, „hebt gy myj lief,
harteiyk lief?"
„Dat weet gy immers wel," antwoordde
zy met liefderyk verwyt; „waaromvraag £y
dit? Toen myne moeder gestorven was, ver
langde myn hart met onstuimigheid naar een
voorwerp, dat het kon beminnen, en het hechtte
zich aan u en heeft u sedert liefgehad."
„Lief hart," zeide hy dankbaar, terwyi hy
haar naast zich op do bank trok, „elk weet
het immers, maar een goed veldheer over
ziet, vóór hy te volde trekt, zyne stryd-
krachten, en gy moet myne beste bondge-
noote worden in eene zaak, die geluk en
liefde en vrede betreft."
Zy wist wat hy meende, maar zy was door
inneriyke ontroering niet in staat te spreken,
om hem het begin zyner verklaringen ge-
makkeiyk te maken.
„Zie," ging hy voort, „even plotseling als
voor vader en voor u, even plotseling is het
dag geworden in myne ziel de liefde valt
als eene lichtende ster van den hemel af in
de harten der menschen en waar zy biyft
voortgloeien als een licht des hemels, daar
mogen de menschen het niet misdadig uit-
dooven.
(Wordt vervolgd.)