N°. 10377. Maandag IS December. A0. 1893. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilletoia. S-5ST SLOT ELKRATH. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTTEN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grootere lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Noch de geruchtmakende na-historie der zaak-d8. Th yin, noch het voortgezette ge schrijf naar aanleiding van het overgaan tot een anderen godsdienst door mevrouw Van By landt en haren zoon, evenmin als de nabetrachtingen op het anarchist-geweld in de Fransche Kamer zullen we in dit overzicht en in zyne nakomelingen opne men. Omtrent de zaak-Thym hebben onze lezers o. i. nu reeds genoeg vernomen; de quaestie-Van Bylandt begint de bron te worden voor scherpe betoogen misschien nog aan groeiende tot „ruzie" en voor pochen van twee kanten, hetgeen df dezen öf genen, die er mede in kennis komt, bepaald onaangenaam moet worden; de aanslag in de Kamer mocht eens in onze nog vry rustige omgeving, door er te veel notitie van te nemen, in 't klein na volging vinden en moet maar wijken voor wat van eigen bodem komt. Dit ten bewjjze dat we toch wel op ons qui vive zyn met het oog op hetgeen de pers biedt, al nemen we de besprekingen over alle onderwerpen niet in ons over zicht op. Beginnen we thans met mede te deelen dat het tijdschrift Themis aan een overzicht van de begrooting van justitie voor 1894 eene beschouwing vastknoopt over ons gevangeniswezen. In het gebrek aan cellen wil de Regeering te gemoet komen door op de begrooting gelden te brengen voor de stichting van eene strafgevangenis te Haarlem en voor aanbouw van cellen bjj de strafgevangenis te 's-Her- togenbosch. Indien de aangevraagde gelden door de Staten Generaal worden toegestaan, zal men over twee jaar over pl. m. 65 cellen meer te beschikken hebben dan. thans, maar of dat iets van belang zal uitmaken, wordt door Themis betwijfeld mot het oog op het feit, dat in het Diet eens tot de meest bevolkte behoorend ressort van een Hof hot aantal mannen tin den regel is het aantal cellen voor vrouwen voldoende), dat nog cel straf had te ondergaan, op 1 October 11. niet minder dan 632 bedroeg. Het hoogst beden kelijke van dien achterstand is, dat do straf zoo geruimen tyd na de veroordeeling wordt ondergaan. Yan de hier genoemde veroor deelden toch waren er op 1 Oct. 17, wier straf reeds in 1891, en 249, wier straf in 1892 was uitgesproken. Men kan dus met eenigen groDd onderstellen, dat van de in 1893 ver oordeelden geen eDkele man zijne straf heeft ondergaan, tenzij hjj in voorloopige verzekerde bewaring is geweest. Dat door het lange tijdsverloop tusschen de veroordeeling en het ondergaan van de straf deze geheel van aard verandert en haar doel grootendeels mist, vooral ten opzichte van hen, die tot eene goringe gevangenisstraf zijn ver oordeeld, behoeft geen betoog. De pogingen van den Minister tot ver betering van dezen toestand kunnen dus niet anders dan toegejuicht worden, maar met dien buitengewoon grooten achterstand voor oogen zal men erkennen, dat er veel meer moet gedaan worden. Een aantal van 65 nieuwe cellen is geheel onvoldoende en men mag de vraag stellen of de uitgaven niet grootor zullen wezen, wanneer telkens enkele cellen worden gebouwd, in plaats van nog ééne of twee strafgevangenissen. Men moge terecht ontstellen op het voor uitzicht nog ettelijke tonnen gouds voor het bouwen van gevangenissen te moeten uit geven, nu men meende, dat het aantal vol doende was; ongetwijfeld is het eene teleur stelling, dat de berekeningen, welke gemaakt waren voor de executie der gevangenisstraf volgens het nieuwe Strafwetboek en die by de begrooting voor 1882 werden medegedeeld, toen gelden werden aangevraagd voor het bouwen der strafgevangenissen te Arnhem, Breda en 's-Gravenhage, veel te laag zyn ge weest; maar waar de goede werking van ons strafstelsel wordt bedreigd, daar moet het gevaar onder de oogen gezien en moeten krachtiger maatregelen genomen worden. De Minister behoort daartegen niet op te zien en Themis vertrouwt dat do Kamer voorstellen in die richting niet zal afwijzen. In eene correspondentie uit Amsterdam in het Utrechisch Dagblad over do werkeloos heid komt de volgende opmerking voor: Reeds van Mei af hebben de sociaal-demo craten eene soort van organisatie der werke loosheid over het land in het leven geroepen zy poseeren zich als de mannen, die brood en arbeid zullen verschaffen, wyzen met veel ostentatie, zooals Geel do vorige week, op het gevaar, dat zij voor hunno persoonlyke vry- heid loopen, en komen, zooals Reens, tot de tot vervelens toe herhaalde conclusie, dat die werkeloosheid .is ontstaan, omdat de maat- schappy. zoo verrot is, on dat er geene werke loosheid meer zal wezen, als die hoogopge- vyzelde sociaal-domocratieche Staat zal zyn gesticht. Men hoopt zóodoende do gelederen te versterken mot honderden workeloozen, voor wie wol is waar die sociaal-democrati sche Staat veel te geleerd is, die don kluts kwyt raken by het socialistisch bargoensch, maar die by zichzelven denken: laton wo 't maar eens probeeren; slechter dan we 't nu hobben zullen wo 't wel nooit krygen. Het is zeker de schuld dor maatschappy, dat zich achter den vierden stand een vyfde stand vormt, wiens gelederen dagelijks aan gevuld worden door de werkeloozön, door hen, die buiton hunne schuld door do omstandig heden gedoemd zyn tot leegloopen. Deze menschen bohoorden vroeger tot den vierden stand, maar zooals hst Nieuwsblad voor Neder land terecht opmerkte, het weerstandsver mogen van ons volk neemt af, de werklieden dalen en dalen al meer, en vormen eindelijk de klasse, die de Duitschers het „Lumpen- proletariaat" noemen. Onder dezen is het revolutionnaire element, gevormd door honger en domheid, het beste te recruteeren, en waar nu in de gelederen der ontwikkelde socialisten zich meer en meer eene neiging begint te openbaren, om zich niet op de banen van bloed en geweld te begeven, slaat de leider der sociaal-democraten, Domela Nieuwenhuis, reeds lang zyn blik op dien wordenden vyfden stand, omdat hy daarin zyne meest gehoorzame volgelingen hoopt to vinden. Want deze ex-predikant is niet meer, ook onder zyne party, de groote man van 1886, dat reeds duidelyk in het oog sprong op bet congres der sociaal democraten, gedurende de Kerstdagen van 1891 te Amsterdam gehou den. Ook uit de voorsteden betreffende de organisatie, de tactiek en de pers der party, welke op hot aanstaande congres, te Gronin gen te houden, aan de orde zyn gestold, blykt dat er eene strooming bestaat om in het gezag en den invloed van don bestaanden Centralen Raad en in de redactie van Recht voor Allen eenige wyzigingen te brengen. In De Nederlander lezen we De beschrijvingsbrief voor de in het laatst van deze maand te houden jaarvergadering van de sociaal-democratische party behelst een voorstel van de afdeeling HarllDgen, om door den centraion raad „aan de afdeelingen, sociaal-democratische boekhandelaars on verder waar zulks dienstig kan zyn", onder anderen te doen verstrekken „schilderingen voor muren in het groot, betrekking hebbende op revolu tionnaire daden, den val van het kapitalisme, begin van den opstand, enz., enz." Dat is onder de middelen, die de sociaal democraten aanwenden voor hunne propa ganda, niets byzonders. Maar wol is een beetje byzonder de openhartigheid, waarmee het wordt toegelicht en aangeprezen als volgt: „Hot dieno voor buitonryuren, voorn am elyk voor volksgebouwen, en verder waar zulks dienstig zal kunnen zijn. „Voor de geheel onontwikkelde proletariërs zal zoo iets zeer onderwijzend werken. Wat toch is gewoonlijk het geval Dat gedeelte van ons volk leest niet, of doet het zeer slecht; alleen sterk sprekende schilderingen trekken het aan. Men kan dat het best op merken op onzo kermissen en jaarmarkten. Personen, die geen 5 of 10 cents voor ontróe in do spellen kunnen missen, gaan toch naar de kermis; en de rechte kormisman weet zeer goed hoe zyne sterk gekleurde schilde ringen op de domme menigte inwerken. Al wordt er binnen in de speeltent allerlei kool verkocht, toch zal do groote menigte, aange trokken door bedoeldo schilderingen en anderen humbug buiten, willen weton wat er binnen in het heiligdom omgaat." „Humbug" buiten, „allerlei kool" binnen „het heiligdom", een tegenstander zou het nauweiyks durven zeggen. Maar als het gezegd wordt door mannen van de party zelve? De Twee Provinciën wyst op het verschijnsel dat thans in oeriige groote liberale bladen, alsmede in liberale kringen, valt op te merken eene waar deering van den gods dienst, voorheen daar tevergeefs gezocht, tenzy in verkiezingsdagen. Men herinnert zich dat in de dagen der verkiezingen de liberale „vroomheid" in de pers vaak zóó sterk voor den dag kwam, dat men slechts weinig verbeelding noodig had, om te denken, dat men in een of ander negentiende- eeuwsch preekenboek in plaats van in een op en top liberaal dagblad las. Maar dat was in de verkiezingsdagen. Doch thans, nu er nog aan geene verkiezing gedacht wordt, nu waardeerGnd te hooren spreken over kerk en godsdienst, dat is wat byzonders. Zoo gaf het Handelsbladdat nooit aan overmatige vroomheid mank ging, dezer dagen een artikel, waarin den „godsdienst" lof werd toegezwaaid, ja, waarin zelfs tot nauwer aan eensluiting van wie pryb op godsdienst stellen, werd aangedrongen. Eene welwillendheid, die men nu niet aan stonds verdenken moet. "Want waariyk, wan neer liberale bladen zich thans zoo uitlaten, dan meenen zy het; en men begaat eene onbillijkheid, wanneer men aan de oprecht heid van die meening twyfelt. Zoo ook kan men tegenwoordig in tien van do twintig redevoeringen, die door liberale heeren over de sociale toestanden worden ge houden, lezen, dat men onder de middelen, om den ontredderden toestand te verbeteren, ook aanpryst de „aankweeking van gods dienstzin." Wat men nu in die kringen alzoo onder „godsdienstzin" verstaat, wil het blad ditmaal niet nader onderzoeken. Meer aandacht, zegt de Redactie, vordert onzerzyds do vraag, waar dat waardeeren van den godsdienst wel van daan komen mag. En op die vraag antwoordt zy o. a. Er is in het maatschappeiyk leven oeno gisting zóó sterk, dat menig voorheen onbe kommerd hart daarover met zorg vervuld is. Men probeert alles, om don storm, die dreigt, te bezweren; maar het baat niet. Thans Teeds is men aan het uiterste; men zendt marechaussees en soldaten. Maar daarmede verbetert men den toestand nietmen verbittert er moe; en die toenemende verbittering wordt eiken dag schrikkoiyker openbaar. Maar wat moet men dütn doen? En het is in dien nood die bidden schynt to leeren dat menigeen, die nooit aan den godsdienst heeft gedacht, nu den godsdienst als redmiddel wil aangrypen. Dèt is de eenige weg ter ontkoming aan het dreigende gevaar dat is het eenige middel tor redding uit zoo grooten nood. Maar welk een treurig contrast: Aanbeveling van godsdienstzin van die zydo, waar men jarenlang alles in het werk heeft gestold, om den godsdienstzin uit ons volk uit te roeien; waar men, door ongoloovige lagere, middelbare en hoogere scholen, de natie stelselmatig heeft ontkerstend; waar iyk, het toont dat we in ernstige dagen leven niet alleen, maar ook dat wy, die immer tegon het ontkerstenen van ons volk hebben gepro testeerd; die den stryd voor onze vrye school streden en stryden en eene staatkunde willen, gegrond op de eeuwige beginselen van Gods Woord, dat wy, zeiden we, met juistheid den weg hebben aangewezen, dien men volgen moet. Neen, wy spotten er niet mee, dat men nu van liberale zyde begint te roepen om „aankweeking van godsdienstzin": we waar deeren dit en nemen akte van die halfbewuste eerbetooning aan onzen stryd. Maar waar we wel tegon opkomen, is, dat men nu den godsdienst niet wil gebruiken in zyne hooge on heilige beteekenis, maar hem slechts als politiemaatregel begeert, om do orde te bewaren en de brandkast te beschermen. En dat ziet het volk maar al te goed in. Het is de verklaring van onmacht, die de liberalen met deze zucht naar „godsdienstzin" afleggen, die het ontkerstende volk spotten doet, het is de zucht tot ïyfsbehoud, die dat volk op deze toekenen van vroomheid met minachting doet neerzien. En het is dan ook het „waarom" van deze vroomheid, dat ons er op wyzon doet, hoe men onzerzyds tegen dat gebruik van den godsdienst op zyn hoede dient te zyn. De liberale vroomheid heeft ons al zooveel kwaad gedaan, dat men niet mag verzuimen wat in zyn vermogen is, om te voorkomen, dat zy ook onze sociale ellende verergere. En daarom maant De Twee Provinciën ten slotte aan, dat men ten dezen scherp onder- scheido. „Want zoo waar als het is, dat alleen in het buigen voor Gods Woord uitkomst en redding ligt; zoo waar is het ook, dat de vroomheid, die nu het hoofd begint op te steken, uitloopen moet op vergrooting van do ellende, waaronder ons volk gebukt gaat." burgerlijke Stuud. ALFEN. Bevallen: M. O. Do Lange gob. Vernea D. T. Yan Tol geb. Van der Hoo^et Z. Ovorlodon: M. Odijk 80 j. B03K00P. B e v a 11 o nJ. J. Koster gob. Boer D. A. Van der Willik gob. Goudkad© Z. J. O. Mohr geb. Van Heiningen Z. M. O istrum gob. Paling D. M. Yan dor Starro geb. Zwijnonburg Z. Overleden: O. Mohr 3 <L HAZEBSWOÜDE. B o v a 11 e nN. Van Tol geb. Yan Etewgk Z. A. Brugnoh gob. Oostvoen D. Overleden: M. Honvrneel, echtgen. van P. Louwera 87 j. KOUDEKERK. Be val Ion: O. Yan der Laan geb. Van Ea D. J. J. Den Hertog geb. Bontenbal Z. Ovorleden: J. M. Ylaerold 2 j. H. Van Leeuwon echtg. van E. Boer 38 j. O.B. Helos 4 J. LEIDERDORP. Bevallen: A. Arbouw geb. Nagel D. K. Van Egmond gob. Kroes Z. J. Van Klavoren gob. Yan Egu.ond Z. O. M. Winterkamp gob. La Feber Z. Q e h n w d: D. Megohebje, wednr. van T. Vrjjcnhoef, 02 j. en O. Do Lange, 38 J. NIEUWKOOP. O v o r l odon: E. Brouwor jd. 18 J. J. O. Blom, wed. van H. Van der Tol 78 j. OE08TOEE9T. Geboren: Maria Johanna, <3. van A. Segaar en M. Raronebergen. Wilhelmina Jobanna, d. van J. Hogerrorsfc en EL A. W. Sohry- vora. Cornelia, z. van H Boaman enD.Mlnnoe. Rainier, z. van R. Hlll en O. A. D. Taffljn. Hondrika, d. van N. Koomon on A. De Lange. Ovorloden: M. Dijkstra 15 m. J. Hoog kamer 16 m. J. Lith 3 m. A. H. Brüno 28 j. Ondertrouwd: H. Saaflo, weduwnaar 66 J., en 8. J. Arentz, weduwe 60 j. B. J. Hots, 18 j.f on A. W. Beyor, 22 j. REEUWIJK. Bevallen: O. Vogelaar geb. Tom Z. E. Bonman geb. v. d. Vliat Z. M. Do Wit gob. StroDg D. O. W. Buitenhuis gob. v. d. Akker D. M. Sebrier geb. v. d. Vllst D. W. 8ohouten gob. v. d. Wolf Z. Overleden: G. Nap. WOUBRUGGE. Gehuwd: J. D. Parlevliet jm 28 J. on N. Van Kuilenburg jd. 21 j. ZWAMMERDAM. Bevallen: J. Verwoij geb. De Jong D. Overleden: J. L. Yeelenturf D. 1 m. DOOB GOLO 1ÏAIMUND. 17) „Geen vnur, geen kool kan branden zoo boot, Als lieimolyke liefde, waarvan niemand iets weet," neuriede een boereDjongeD, die, voor hem uitgaande, den weg naar het dorp insloeg en in het kleine huisje verdween, dat aan den iDgang daarvan een weinig ter zyde van de andore gelegen was. m. Ook op Elkrath was de schoone dag ten einde gespoed, maar de stilte van den avond werkte hier minder bevredigend op de ge moederen. En toch schitterde dezelfde met sterren bezaaide hemel boven slot en park, toch bracht ook hier de schemering lieflyke verkoeling voor verhitte wangen en vurige harten. Do graaf, wel is waar, wist zyn ongenoegen, dat Adelbert zich had laten overreden om te blijven, te verbergen, maar Leonore had zich nog te weinig geoefend in zelfbeheersching, dan dat zy bare teleurstelling had kunnen verholen. Hij zou nog slechts korten tyd blijven en die tyd, waarop zy zoozeer gehoopt had om haar ten volle en rykelyk schadeloos te stellen voor hare eenzame, vreugdelooze dagen, kon hy nog verkorten tor wille van een man, met wien hy te Beriyn dageiyks kon omgaan en dien by, dat wist zij, niet eens byzonder hoogachtte! Wel moest hy weinig waarde hechten aan haar gezelschap, wel moest zy hom weinig belang inboezemen, dat hy zoo de eerste de beste gelegenheid tot ontspanning aangreep! Wat zy onbewust en onbegrepen gedroomd had, wanneer zy gedurende de lange, eenzame dagen van scheiding werkte en zich beyverde, om den kring harer kundigheden uit te breiden en hare talenten te ontwikkelen, ten einde hem in verstandelyke ontwikkeling meer naderby te komeD, dat begreep zy nu eerst met sraarteiyke duideiykheid. Nu alle bloemen zich ontplooiden en lieflyk geurden, was er niemand, wiens leven zy veraangenaamden. Den volgenden dag, die voor het bezoek in Pilsdorf was vastgesteld, verliep, en na dien dag Dog verscheidene andere, vóór Adelbert terugkwam; eerst toen het verlof van den baron verstreken was en deze weder Daar zyn garnizoen moest terugkeeren, verliet ook zyn krijgsmakker het gastvrye huis. Op Elkrath was er in het huiseiyk leven gedurende dien tyd geene verandering ge komen Leonore had met haren oom bezoeken afgelegd en ontvangen, men nam deel aan het gezellig verkeer, maar toch ontbrak met Adelbert het eigenlyke doel voor de vreugde van Leonore en de bemoeiingen en plannen van den graafhet was eene schynvertooning, die voor beiden nauweiyks eene andere nood- zakelykheid had dan elkander to misleiden en verklaringen te voorkomen. Eerst twee dagen voor Leonores geboorte dag keerde Adelbert eindelyk terug, en dat hy tot op hot laatste oogen blik, dat de baron te Pilsdorf vertoefde, by hem bleef, ontnam haar ook de hoop, dat hy aan haren ge boortedag gedacht had en daarom terug keerde; het was haar alsof zy nooit weer opgeruimd zou mogen worden. Wat had haar ook moed kunnen geven Hy was verstrooid en in zichzelvon gekoerd geen acht slaande op de vele oplettendheden, waarvoor hy zich vroeger zoo dankbaar betoonde. Zy gevoelde het maar al te goed, dat hy met zyne ge dachten verre, verre van haar was. En toch zy hoorde zyne stem, ademde met hem dezelfde lucht ineen jong hart in zyn eersten stryd is zoo veerkrachtig, zoo vol hoophet ge looft nog alles, ook de sprookjes en wonderen, waarvan de liefde verhaalt. Een gemeenschappeiyk rytoertje met den ouden graaf in de omstreken bracht de beide jongelieden den dag van Adelberts terugkomst voor het eerst weder dichter byeen en langer te zamen. Het was een prachtige herfstdag, met een helderen hemel, die zulk een wel- dadigeD invloed op zwaarmoedige harten uit oefent. Ook Leonore kon zich aan dezen invloed niet geheel en al onttrekkenvroo- ïyker dan in vele dagen zag zy om zich heen en in de oogen van den geliefden man, die heden nu en dan een vriendeiyken blik voor haar had, en daardoor ©enigszins opgewonden, was zy het byna alleen, die het onderhoud aan den gang hield. De oude graaf liet haar met zichtbaar welgevallen begaan nooit was Leonore innemender dan wanneer zy, levendiger dan gewooniyk, plotseling die frischheid en schalkschheid van geest aan den dag legde, die de voornaamste bekooriykheid van haar wezen uitmaakten. Bevalligheid en opgeruimdheid, altyd binnen de perken van vrouwelyke schuchterheid biyvende, zetten aan haar gekout die innemende bekooriyk heid by, die slechts in den kuischen bodem van een rein, kindoriyk gemoed kan bloeien en door eene zorgvuldige opvoeding ver edeld wordt. In den beginne voerde de weg door de oigon bezittingen van don graaf, maar later ook door die van anderen. De vruchtbare landstreek spreidde al haren rykdom ten toon. Talryke heiligenbeelden stonden langs den weg en noodigden zoowel het vermoeide als het vrooiyke hart tot eene korte ruste uit. Hier en daar verhief zich, tusschen de velden of tegen de helling van een groenen heuvel, de toren van eene dorpskerk, met haar leien dak, grauw afstekende by de roodo pannen, waarmede de daken der omliggende huizen bedekt waren. Op de velden heerschte, ondanks het late namiddaguur, nog overal drukte en beweging. De viytigen lieten zich door hot luiden der klok van een naburig dorpje noch door de heldere tonen van lande- ïyke muziek van hun werk afhouden. Dit verwonderde den graaf. „Wat is dat?" vroeg hy nieuwsgierig, terwyi hy het woord richtte tot den koetsier. „Te Eschweiler is het kerkmis; van daar ginder kan men de gemeenteweide zien, waar gedanst wordt. Moet ik rechts of links ryden, uwo genade?" „Laat ons over Eschweiler ryden, oom", zeide Leonore op een vloienden toon„ik zie zoo gaarne die volksvermaken, en", voegde zy er ernstig by, toen zy zag dat zich een trek van misnoegen over het gelaat van den graaf verspreidde, „gy zegt immers altyd, dat men het volk moet zien en zich ook daar onder moet vertoonen." De graaf lachte hardop. „Myno kleine Leonore", zeide hy op eet spottenden toon, „wordt gy plotseling be zield met zulke begeerten om te heerschen} Nu, voor uw genoegen kan Peter wel langs Eschweiler ryden." De plaats, waar het feest gevierd werd en in welker nabyheid men thans was aange komen, was eene groote, aan den straatweg grenzende weide, waarop tenten en kramen waren opgericht, tusschen welke de vrooiyke menigte op en neer krioelde. Een ruim, afge sloten terrein, dat voor den dans was inge richt en waar de muziek zich deed hooren, oefende de meeste aantrekkeiykheid uit op het jonge volkje, dat de lucht deed weer galmen van zyne uitgelaten vreugde. De groote weg scheidde de velden en weidon, die tot het dorp behoorden, van het bosch aan de andere zyde van don weg af, en daar zat, onder do schaduw van een ouden eik, byna afgezonderd en op het zachte groen nedergeviyd, een klein gezelschap, oogen- schyniyk tot de notabelen van het dorp of uit den omtrek behoorendo. Wordt vervolqd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1