N°. 10377.
Maandag IS December.
A0. 1893.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilletoia.
S-5ST SLOT ELKRATH.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTEN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grootere
lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Noch de geruchtmakende na-historie der
zaak-d8. Th yin, noch het voortgezette ge
schrijf naar aanleiding van het overgaan tot
een anderen godsdienst door mevrouw Van
By landt en haren zoon, evenmin als de
nabetrachtingen op het anarchist-geweld
in de Fransche Kamer zullen we in dit
overzicht en in zyne nakomelingen opne
men. Omtrent de zaak-Thym hebben onze
lezers o. i. nu reeds genoeg vernomen; de
quaestie-Van Bylandt begint de bron te worden
voor scherpe betoogen misschien nog aan
groeiende tot „ruzie" en voor pochen van twee
kanten, hetgeen df dezen öf genen, die er
mede in kennis komt, bepaald onaangenaam
moet worden; de aanslag in de Kamer mocht
eens in onze nog vry rustige omgeving, door er
te veel notitie van te nemen, in 't klein na
volging vinden en moet maar wijken voor
wat van eigen bodem komt.
Dit ten bewjjze dat we toch wel op ons
qui vive zyn met het oog op hetgeen de
pers biedt, al nemen we de besprekingen
over alle onderwerpen niet in ons over
zicht op.
Beginnen we thans met mede te deelen
dat het tijdschrift Themis aan een overzicht
van de begrooting van justitie voor 1894
eene beschouwing vastknoopt over ons
gevangeniswezen.
In het gebrek aan cellen wil de Regeering
te gemoet komen door op de begrooting
gelden te brengen voor de stichting van eene
strafgevangenis te Haarlem en voor aanbouw
van cellen bjj de strafgevangenis te 's-Her-
togenbosch. Indien de aangevraagde gelden
door de Staten Generaal worden toegestaan,
zal men over twee jaar over pl. m. 65 cellen
meer te beschikken hebben dan. thans, maar
of dat iets van belang zal uitmaken, wordt
door Themis betwijfeld mot het oog op het
feit, dat in het Diet eens tot de meest
bevolkte behoorend ressort van een Hof
hot aantal mannen tin den regel is het aantal
cellen voor vrouwen voldoende), dat nog cel
straf had te ondergaan, op 1 October 11. niet
minder dan 632 bedroeg. Het hoogst beden
kelijke van dien achterstand is, dat do straf
zoo geruimen tyd na de veroordeeling wordt
ondergaan. Yan de hier genoemde veroor
deelden toch waren er op 1 Oct. 17, wier
straf reeds in 1891, en 249, wier straf in 1892
was uitgesproken. Men kan dus met eenigen
groDd onderstellen, dat van de in 1893 ver
oordeelden geen eDkele man zijne straf heeft
ondergaan, tenzij hjj in voorloopige verzekerde
bewaring is geweest.
Dat door het lange tijdsverloop tusschen de
veroordeeling en het ondergaan van de straf
deze geheel van aard verandert en haar doel
grootendeels mist, vooral ten opzichte van hen,
die tot eene goringe gevangenisstraf zijn ver
oordeeld, behoeft geen betoog.
De pogingen van den Minister tot ver
betering van dezen toestand kunnen dus niet
anders dan toegejuicht worden, maar met dien
buitengewoon grooten achterstand voor oogen
zal men erkennen, dat er veel meer moet
gedaan worden. Een aantal van 65 nieuwe
cellen is geheel onvoldoende en men mag de
vraag stellen of de uitgaven niet grootor
zullen wezen, wanneer telkens enkele cellen
worden gebouwd, in plaats van nog ééne of
twee strafgevangenissen.
Men moge terecht ontstellen op het voor
uitzicht nog ettelijke tonnen gouds voor het
bouwen van gevangenissen te moeten uit
geven, nu men meende, dat het aantal vol
doende was; ongetwijfeld is het eene teleur
stelling, dat de berekeningen, welke gemaakt
waren voor de executie der gevangenisstraf
volgens het nieuwe Strafwetboek en die by
de begrooting voor 1882 werden medegedeeld,
toen gelden werden aangevraagd voor het
bouwen der strafgevangenissen te Arnhem,
Breda en 's-Gravenhage, veel te laag zyn ge
weest; maar waar de goede werking van ons
strafstelsel wordt bedreigd, daar moet het
gevaar onder de oogen gezien en moeten
krachtiger maatregelen genomen worden.
De Minister behoort daartegen niet op te
zien en Themis vertrouwt dat do Kamer
voorstellen in die richting niet zal afwijzen.
In eene correspondentie uit Amsterdam in
het Utrechisch Dagblad over do werkeloos
heid komt de volgende opmerking voor:
Reeds van Mei af hebben de sociaal-demo
craten eene soort van organisatie der werke
loosheid over het land in het leven geroepen
zy poseeren zich als de mannen, die brood
en arbeid zullen verschaffen, wyzen met veel
ostentatie, zooals Geel do vorige week, op het
gevaar, dat zij voor hunno persoonlyke vry-
heid loopen, en komen, zooals Reens, tot de
tot vervelens toe herhaalde conclusie, dat die
werkeloosheid .is ontstaan, omdat de maat-
schappy. zoo verrot is, on dat er geene werke
loosheid meer zal wezen, als die hoogopge-
vyzelde sociaal-domocratieche Staat zal zyn
gesticht. Men hoopt zóodoende do gelederen
te versterken mot honderden workeloozen,
voor wie wol is waar die sociaal-democrati
sche Staat veel te geleerd is, die don kluts
kwyt raken by het socialistisch bargoensch,
maar die by zichzelven denken: laton wo 't
maar eens probeeren; slechter dan we 't nu
hobben zullen wo 't wel nooit krygen.
Het is zeker de schuld dor maatschappy,
dat zich achter den vierden stand een vyfde
stand vormt, wiens gelederen dagelijks aan
gevuld worden door de werkeloozön, door hen,
die buiton hunne schuld door do omstandig
heden gedoemd zyn tot leegloopen. Deze
menschen bohoorden vroeger tot den vierden
stand, maar zooals hst Nieuwsblad voor Neder
land terecht opmerkte, het weerstandsver
mogen van ons volk neemt af, de werklieden
dalen en dalen al meer, en vormen eindelijk
de klasse, die de Duitschers het „Lumpen-
proletariaat" noemen. Onder dezen is het
revolutionnaire element, gevormd door honger
en domheid, het beste te recruteeren, en
waar nu in de gelederen der ontwikkelde
socialisten zich meer en meer eene neiging
begint te openbaren, om zich niet op de
banen van bloed en geweld te begeven, slaat
de leider der sociaal-democraten, Domela
Nieuwenhuis, reeds lang zyn blik op dien
wordenden vyfden stand, omdat hy daarin
zyne meest gehoorzame volgelingen hoopt to
vinden. Want deze ex-predikant is niet meer,
ook onder zyne party, de groote man van
1886, dat reeds duidelyk in het oog sprong op
bet congres der sociaal democraten, gedurende
de Kerstdagen van 1891 te Amsterdam gehou
den. Ook uit de voorsteden betreffende de
organisatie, de tactiek en de pers der party,
welke op hot aanstaande congres, te Gronin
gen te houden, aan de orde zyn gestold, blykt
dat er eene strooming bestaat om in het
gezag en den invloed van don bestaanden
Centralen Raad en in de redactie van Recht
voor Allen eenige wyzigingen te brengen.
In De Nederlander lezen we
De beschrijvingsbrief voor de in het laatst
van deze maand te houden jaarvergadering
van de sociaal-democratische party behelst
een voorstel van de afdeeling HarllDgen, om
door den centraion raad „aan de afdeelingen,
sociaal-democratische boekhandelaars on verder
waar zulks dienstig kan zyn", onder anderen
te doen verstrekken „schilderingen voor muren
in het groot, betrekking hebbende op revolu
tionnaire daden, den val van het kapitalisme,
begin van den opstand, enz., enz."
Dat is onder de middelen, die de sociaal
democraten aanwenden voor hunne propa
ganda, niets byzonders. Maar wol is een
beetje byzonder de openhartigheid, waarmee
het wordt toegelicht en aangeprezen als volgt:
„Hot dieno voor buitonryuren, voorn am elyk
voor volksgebouwen, en verder waar zulks
dienstig zal kunnen zijn.
„Voor de geheel onontwikkelde proletariërs
zal zoo iets zeer onderwijzend werken. Wat
toch is gewoonlijk het geval Dat gedeelte
van ons volk leest niet, of doet het zeer
slecht; alleen sterk sprekende schilderingen
trekken het aan. Men kan dat het best op
merken op onzo kermissen en jaarmarkten.
Personen, die geen 5 of 10 cents voor ontróe
in do spellen kunnen missen, gaan toch naar
de kermis; en de rechte kormisman weet
zeer goed hoe zyne sterk gekleurde schilde
ringen op de domme menigte inwerken. Al
wordt er binnen in de speeltent allerlei kool
verkocht, toch zal do groote menigte, aange
trokken door bedoeldo schilderingen en anderen
humbug buiten, willen weton wat er binnen
in het heiligdom omgaat."
„Humbug" buiten, „allerlei kool" binnen
„het heiligdom", een tegenstander zou
het nauweiyks durven zeggen. Maar als het
gezegd wordt door mannen van de party zelve?
De Twee Provinciën wyst op het verschijnsel
dat thans in oeriige groote liberale bladen,
alsmede in liberale kringen, valt op te merken
eene waar deering van den gods
dienst, voorheen daar tevergeefs gezocht,
tenzy in verkiezingsdagen.
Men herinnert zich dat in de dagen der
verkiezingen de liberale „vroomheid" in de pers
vaak zóó sterk voor den dag kwam, dat men
slechts weinig verbeelding noodig had, om te
denken, dat men in een of ander negentiende-
eeuwsch preekenboek in plaats van in een op
en top liberaal dagblad las.
Maar dat was in de verkiezingsdagen.
Doch thans, nu er nog aan geene verkiezing
gedacht wordt, nu waardeerGnd te hooren
spreken over kerk en godsdienst, dat is wat
byzonders.
Zoo gaf het Handelsbladdat nooit aan
overmatige vroomheid mank ging, dezer dagen
een artikel, waarin den „godsdienst" lof werd
toegezwaaid, ja, waarin zelfs tot nauwer aan
eensluiting van wie pryb op godsdienst stellen,
werd aangedrongen.
Eene welwillendheid, die men nu niet aan
stonds verdenken moet. "Want waariyk, wan
neer liberale bladen zich thans zoo uitlaten,
dan meenen zy het; en men begaat eene
onbillijkheid, wanneer men aan de oprecht
heid van die meening twyfelt.
Zoo ook kan men tegenwoordig in tien van
do twintig redevoeringen, die door liberale
heeren over de sociale toestanden worden ge
houden, lezen, dat men onder de middelen,
om den ontredderden toestand te verbeteren,
ook aanpryst de „aankweeking van gods
dienstzin."
Wat men nu in die kringen alzoo onder
„godsdienstzin" verstaat, wil het blad ditmaal
niet nader onderzoeken.
Meer aandacht, zegt de Redactie, vordert
onzerzyds do vraag, waar dat waardeeren van
den godsdienst wel van daan komen mag.
En op die vraag antwoordt zy o. a.
Er is in het maatschappeiyk leven oeno
gisting zóó sterk, dat menig voorheen onbe
kommerd hart daarover met zorg vervuld is.
Men probeert alles, om don storm, die
dreigt, te bezweren; maar het baat niet.
Thans Teeds is men aan het uiterste; men
zendt marechaussees en soldaten.
Maar daarmede verbetert men den toestand
nietmen verbittert er moe; en die toenemende
verbittering wordt eiken dag schrikkoiyker
openbaar.
Maar wat moet men dütn doen?
En het is in dien nood die bidden schynt
to leeren dat menigeen, die nooit aan den
godsdienst heeft gedacht, nu den godsdienst
als redmiddel wil aangrypen. Dèt is de eenige
weg ter ontkoming aan het dreigende gevaar
dat is het eenige middel tor redding uit zoo
grooten nood.
Maar welk een treurig contrast:
Aanbeveling van godsdienstzin van die zydo,
waar men jarenlang alles in het werk heeft
gestold, om den godsdienstzin uit ons volk
uit te roeien; waar men, door ongoloovige
lagere, middelbare en hoogere scholen, de
natie stelselmatig heeft ontkerstend; waar
iyk, het toont dat we in ernstige dagen leven
niet alleen, maar ook dat wy, die immer tegon
het ontkerstenen van ons volk hebben gepro
testeerd; die den stryd voor onze vrye school
streden en stryden en eene staatkunde willen,
gegrond op de eeuwige beginselen van Gods
Woord, dat wy, zeiden we, met juistheid
den weg hebben aangewezen, dien men volgen
moet.
Neen, wy spotten er niet mee, dat men
nu van liberale zyde begint te roepen om
„aankweeking van godsdienstzin": we waar
deeren dit en nemen akte van die halfbewuste
eerbetooning aan onzen stryd.
Maar waar we wel tegon opkomen, is,
dat men nu den godsdienst niet wil gebruiken
in zyne hooge on heilige beteekenis, maar hem
slechts als politiemaatregel begeert, om do
orde te bewaren en de brandkast te beschermen.
En dat ziet het volk maar al te goed in.
Het is de verklaring van onmacht, die de
liberalen met deze zucht naar „godsdienstzin"
afleggen, die het ontkerstende volk spotten
doet, het is de zucht tot ïyfsbehoud, die dat
volk op deze toekenen van vroomheid met
minachting doet neerzien.
En het is dan ook het „waarom" van deze
vroomheid, dat ons er op wyzon doet, hoe
men onzerzyds tegen dat gebruik van den
godsdienst op zyn hoede dient te zyn.
De liberale vroomheid heeft ons al zooveel
kwaad gedaan, dat men niet mag verzuimen
wat in zyn vermogen is, om te voorkomen,
dat zy ook onze sociale ellende verergere.
En daarom maant De Twee Provinciën ten
slotte aan, dat men ten dezen scherp onder-
scheido. „Want zoo waar als het is, dat alleen
in het buigen voor Gods Woord uitkomst en
redding ligt; zoo waar is het ook, dat de
vroomheid, die nu het hoofd begint op te
steken, uitloopen moet op vergrooting van do
ellende, waaronder ons volk gebukt gaat."
burgerlijke Stuud.
ALFEN. Bevallen: M. O. Do Lange gob. Vernea
D. T. Yan Tol geb. Van der Hoo^et Z.
Ovorlodon: M. Odijk 80 j.
B03K00P. B e v a 11 o nJ. J. Koster gob. Boer D.
A. Van der Willik gob. Goudkad© Z. J. O. Mohr
geb. Van Heiningen Z. M. O istrum gob. Paling
D. M. Yan dor Starro geb. Zwijnonburg Z.
Overleden: O. Mohr 3 <L
HAZEBSWOÜDE. B o v a 11 e nN. Van Tol geb. Yan
Etewgk Z. A. Brugnoh gob. Oostvoen D.
Overleden: M. Honvrneel, echtgen. van P.
Louwera 87 j.
KOUDEKERK. Be val Ion: O. Yan der Laan geb.
Van Ea D. J. J. Den Hertog geb. Bontenbal Z.
Ovorleden: J. M. Ylaerold 2 j. H. Van
Leeuwon echtg. van E. Boer 38 j. O.B. Helos 4 J.
LEIDERDORP. Bevallen: A. Arbouw geb. Nagel
D. K. Van Egmond gob. Kroes Z. J. Van
Klavoren gob. Yan Egu.ond Z. O. M. Winterkamp
gob. La Feber Z.
Q e h n w d: D. Megohebje, wednr. van T. Vrjjcnhoef,
02 j. en O. Do Lange, 38 J.
NIEUWKOOP. O v o r l odon: E. Brouwor jd. 18 J.
J. O. Blom, wed. van H. Van der Tol 78 j.
OE08TOEE9T. Geboren: Maria Johanna, <3.
van A. Segaar en M. Raronebergen. Wilhelmina
Jobanna, d. van J. Hogerrorsfc en EL A. W. Sohry-
vora. Cornelia, z. van H Boaman enD.Mlnnoe.
Rainier, z. van R. Hlll en O. A. D. Taffljn.
Hondrika, d. van N. Koomon on A. De Lange.
Ovorloden: M. Dijkstra 15 m. J. Hoog
kamer 16 m. J. Lith 3 m. A. H. Brüno 28 j.
Ondertrouwd: H. Saaflo, weduwnaar 66 J.,
en 8. J. Arentz, weduwe 60 j. B. J. Hots, 18 j.f
on A. W. Beyor, 22 j.
REEUWIJK. Bevallen: O. Vogelaar geb. Tom
Z. E. Bonman geb. v. d. Vliat Z. M. Do Wit
gob. StroDg D. O. W. Buitenhuis gob. v. d. Akker
D. M. Sebrier geb. v. d. Vllst D. W. 8ohouten
gob. v. d. Wolf Z.
Overleden: G. Nap.
WOUBRUGGE. Gehuwd: J. D. Parlevliet jm 28
J. on N. Van Kuilenburg jd. 21 j.
ZWAMMERDAM. Bevallen: J. Verwoij geb. De
Jong D.
Overleden: J. L. Yeelenturf D. 1 m.
DOOB
GOLO 1ÏAIMUND.
17)
„Geen vnur, geen kool kan branden zoo boot,
Als lieimolyke liefde, waarvan niemand iets weet,"
neuriede een boereDjongeD, die, voor hem
uitgaande, den weg naar het dorp insloeg en
in het kleine huisje verdween, dat aan den
iDgang daarvan een weinig ter zyde van de
andore gelegen was.
m.
Ook op Elkrath was de schoone dag ten
einde gespoed, maar de stilte van den avond
werkte hier minder bevredigend op de ge
moederen. En toch schitterde dezelfde met
sterren bezaaide hemel boven slot en park,
toch bracht ook hier de schemering lieflyke
verkoeling voor verhitte wangen en vurige
harten.
Do graaf, wel is waar, wist zyn ongenoegen,
dat Adelbert zich had laten overreden om te
blijven, te verbergen, maar Leonore had zich
nog te weinig geoefend in zelfbeheersching,
dan dat zy bare teleurstelling had kunnen
verholen. Hij zou nog slechts korten tyd
blijven en die tyd, waarop zy zoozeer gehoopt
had om haar ten volle en rykelyk schadeloos
te stellen voor hare eenzame, vreugdelooze
dagen, kon hy nog verkorten tor wille van
een man, met wien hy te Beriyn dageiyks
kon omgaan en dien by, dat wist zij, niet
eens byzonder hoogachtte! Wel moest hy
weinig waarde hechten aan haar gezelschap,
wel moest zy hom weinig belang inboezemen,
dat hy zoo de eerste de beste gelegenheid
tot ontspanning aangreep! Wat zy onbewust
en onbegrepen gedroomd had, wanneer zy
gedurende de lange, eenzame dagen van
scheiding werkte en zich beyverde, om den
kring harer kundigheden uit te breiden en
hare talenten te ontwikkelen, ten einde hem
in verstandelyke ontwikkeling meer naderby
te komeD, dat begreep zy nu eerst met
sraarteiyke duideiykheid. Nu alle bloemen
zich ontplooiden en lieflyk geurden, was er
niemand, wiens leven zy veraangenaamden.
Den volgenden dag, die voor het bezoek in
Pilsdorf was vastgesteld, verliep, en na dien
dag Dog verscheidene andere, vóór Adelbert
terugkwam; eerst toen het verlof van den
baron verstreken was en deze weder Daar
zyn garnizoen moest terugkeeren, verliet ook
zyn krijgsmakker het gastvrye huis.
Op Elkrath was er in het huiseiyk leven
gedurende dien tyd geene verandering ge
komen Leonore had met haren oom bezoeken
afgelegd en ontvangen, men nam deel aan
het gezellig verkeer, maar toch ontbrak met
Adelbert het eigenlyke doel voor de vreugde
van Leonore en de bemoeiingen en plannen
van den graafhet was eene schynvertooning,
die voor beiden nauweiyks eene andere nood-
zakelykheid had dan elkander to misleiden
en verklaringen te voorkomen.
Eerst twee dagen voor Leonores geboorte
dag keerde Adelbert eindelyk terug, en dat
hy tot op hot laatste oogen blik, dat de baron
te Pilsdorf vertoefde, by hem bleef, ontnam
haar ook de hoop, dat hy aan haren ge
boortedag gedacht had en daarom terug
keerde; het was haar alsof zy nooit weer
opgeruimd zou mogen worden. Wat had haar
ook moed kunnen geven Hy was verstrooid
en in zichzelvon gekoerd geen acht slaande
op de vele oplettendheden, waarvoor hy zich
vroeger zoo dankbaar betoonde. Zy gevoelde
het maar al te goed, dat hy met zyne ge
dachten verre, verre van haar was. En toch
zy hoorde zyne stem, ademde met hem dezelfde
lucht ineen jong hart in zyn eersten stryd
is zoo veerkrachtig, zoo vol hoophet ge
looft nog alles, ook de sprookjes en wonderen,
waarvan de liefde verhaalt.
Een gemeenschappeiyk rytoertje met den
ouden graaf in de omstreken bracht de beide
jongelieden den dag van Adelberts terugkomst
voor het eerst weder dichter byeen en langer
te zamen. Het was een prachtige herfstdag,
met een helderen hemel, die zulk een wel-
dadigeD invloed op zwaarmoedige harten uit
oefent. Ook Leonore kon zich aan dezen
invloed niet geheel en al onttrekkenvroo-
ïyker dan in vele dagen zag zy om zich heen
en in de oogen van den geliefden man, die
heden nu en dan een vriendeiyken blik voor
haar had, en daardoor ©enigszins opgewonden,
was zy het byna alleen, die het onderhoud
aan den gang hield. De oude graaf liet haar
met zichtbaar welgevallen begaan nooit
was Leonore innemender dan wanneer zy,
levendiger dan gewooniyk, plotseling die
frischheid en schalkschheid van geest aan den
dag legde, die de voornaamste bekooriykheid
van haar wezen uitmaakten. Bevalligheid en
opgeruimdheid, altyd binnen de perken van
vrouwelyke schuchterheid biyvende, zetten
aan haar gekout die innemende bekooriyk
heid by, die slechts in den kuischen bodem
van een rein, kindoriyk gemoed kan bloeien
en door eene zorgvuldige opvoeding ver
edeld wordt.
In den beginne voerde de weg door de
oigon bezittingen van don graaf, maar later
ook door die van anderen. De vruchtbare
landstreek spreidde al haren rykdom ten toon.
Talryke heiligenbeelden stonden langs den
weg en noodigden zoowel het vermoeide als
het vrooiyke hart tot eene korte ruste uit.
Hier en daar verhief zich, tusschen de velden
of tegen de helling van een groenen heuvel,
de toren van eene dorpskerk, met haar leien
dak, grauw afstekende by de roodo pannen,
waarmede de daken der omliggende huizen
bedekt waren. Op de velden heerschte,
ondanks het late namiddaguur, nog overal
drukte en beweging. De viytigen lieten zich
door hot luiden der klok van een naburig
dorpje noch door de heldere tonen van lande-
ïyke muziek van hun werk afhouden.
Dit verwonderde den graaf. „Wat is dat?"
vroeg hy nieuwsgierig, terwyi hy het woord
richtte tot den koetsier.
„Te Eschweiler is het kerkmis; van daar
ginder kan men de gemeenteweide zien, waar
gedanst wordt. Moet ik rechts of links ryden,
uwo genade?"
„Laat ons over Eschweiler ryden, oom",
zeide Leonore op een vloienden toon„ik zie
zoo gaarne die volksvermaken, en", voegde
zy er ernstig by, toen zy zag dat zich een
trek van misnoegen over het gelaat van den
graaf verspreidde, „gy zegt immers altyd, dat
men het volk moet zien en zich ook daar
onder moet vertoonen."
De graaf lachte hardop.
„Myno kleine Leonore", zeide hy op eet
spottenden toon, „wordt gy plotseling be
zield met zulke begeerten om te heerschen}
Nu, voor uw genoegen kan Peter wel langs
Eschweiler ryden."
De plaats, waar het feest gevierd werd en
in welker nabyheid men thans was aange
komen, was eene groote, aan den straatweg
grenzende weide, waarop tenten en kramen
waren opgericht, tusschen welke de vrooiyke
menigte op en neer krioelde. Een ruim, afge
sloten terrein, dat voor den dans was inge
richt en waar de muziek zich deed hooren,
oefende de meeste aantrekkeiykheid uit op
het jonge volkje, dat de lucht deed weer
galmen van zyne uitgelaten vreugde. De
groote weg scheidde de velden en weidon,
die tot het dorp behoorden, van het bosch
aan de andere zyde van don weg af, en daar
zat, onder do schaduw van een ouden eik,
byna afgezonderd en op het zachte groen
nedergeviyd, een klein gezelschap, oogen-
schyniyk tot de notabelen van het dorp of
uit den omtrek behoorendo.
Wordt vervolqd.)