Gisteravond trad voor de Afdeeling Leiden en omstreken van den Nederlandschen Pro testantenbond als spreker op de heer dr. W. Haverkamp, van Bergen op-Zoom. Vooraf was by monde van den beer Lojenga bet door den heer Van Kleeff gestelde verslag van de algemeene vergadering voorgelezen en herstelde de voorzitter een in de vorige ver gadering begaan verzuim, door nog den afge treden bestuurder, den heerA.J. Binnendijk, die aanwezig was, den dank der vergadering te betuigen voor de belangstelling, die hy steeds als bestuurder van de Afdeeling had betoond. Dr. Haverkamp had tot onderwerp gekozen „Christendom en rijkdom." Ztyn doel was om hot Christendom te verdedigen tegen de aanvallen, door de uiterste linkerzijde daartegen gericht, als zou de godsdienst van Jezus den rijkdom en de rijken oigeniyk verachten en alsof 't aan zijne hand zou wezen, dat zij daartegen te velde trokken. Immers, allerlei teksten uit het N. T. schijnen oppervlakkig die voorstelling te begunstigen, maar bij eenig dieper nadenken daarover blijkt toch de beteekenis eene andere te zijn. Immers, woorden als „Vergadert u geene schatten op aarde" of „de gelijkenis van den rijken dwaas'' of dat „het is lichter dat een kemel ga door het oog eener naald dan dat een rijke inga in het Koninkrijk der Hemelen" of „de gelijkenis van den rijken man en Lazarus" of „het verhaal van den rijken jongeling" zij hebben volstrekt niet ten doel, om den rijkdom als iets verkeerds of onge oorloofds voor te stellen en de rijken aan te wijzen als personen die 70or het Christendom niet kunnen bestaan; het doel van al die en dergelijke woorden is om te veroordeelen, dat velen door hun rijkdom zichzelven en anderen ongelukkig maken, dat vele rijken de weelde van hun bezit niet kunnen verdragen, niet be stand zijn tegen de verleiding, daaraan ver bonden. Ook waar het „bezit is diefstal" verdedigd wont met 't oog op hetgeen door sommige Kerkvaders in dien geest is gezegd, daar is 't, zonder zinsverdraaiing, duidelijk, dat de bedoeling is, dat bezit diefstal is als daarvan niet het gebruik wordt gemaakt, dat God, die eigenlijk van alles eigenaar is, en ons tot zijne rentmeesters over een deel van zijne goederen heeft aangesteld, gowild heeft, dat wij van het ons door hem toevertrouwde goed ten bate van anderen, d. i. in den dienst van 't Koninkrijk Gods, zouden gebruik maken. Of weelde geoorloofd is? was sprekers laatste vraag, die hij ter beantwoording stelde Al is 't moeilijk, zoo niet onmogelijk om de grenzen tusschen geoorloofde en ongeoorloofde weelde te bepalen, zeker is 't, dat er weelde bestaat, die geoorloofd mag heoten en die met 't oog op het Christendom verdedigd kan worden. Immers, wie vindt niet natuurlijk, dat do Vader in de gelijkenis, als do Verloren Zoon weer teruggekeerd is, in zijn huis feest viert over het behoud van zyn kind? En wie ste nt niet van harte in met hetgeen bij de zalving te Bethaniö die vrouw deed toen zjj liare kruik met kostbare olie stukbrak en met die olie Jezus zalfde? En zoo z|jn er in ons dagelyksch leven ook weelden, die wy ton zeerste hoog hebben to houden, en die ieder als om strijd prijzen en goedkeure 1 zal. Zeker, er is oi.gou iloofdo weelde I Al> w(j lozen in de couranten tui u.uou a. oen span paarden koopt voor/'20,000, of baron B. eenige honderden gulden besteedt voor oen jachthond en w\j daaronder lezen van een vader, die geen brood heeft voor zjjn gezin, zoodat zijne kinderen van hongor sterven, dan is daar geen commentaar bij noodig, dat sproekt voor zichzelf. Zoo en door velerlei voorbeelden opge- heldord, trachtte spreker duidelijk te maken, dat het Christendom niet den rijkdom en zijne genietingen veroordeelt, maar dat het, waar het daartegen zijne ernstige stom verheft, dat doet ön om te waarschuwen tegen de gevaren van den rijkdom èn om den rijkdom te maken tot eene van de heerlijkste bezittingen van den mensch, als hjj dien als eeno gave van God weet t9 waardeeron en ook te ge bruiken. Zoo staat dan het Christondom ongerept voor ons, in weerwil van de aanvallen, daar tegen gericht, on mag 't zeker in dezen wel gelden: Christendom is rijkdomI Deze week had de inwijding plaats van het nieuwe orgel in do Herv. kerk te Feyenoord, gemeente Rotterdam. Hot instrument, dat met zijn fraai, in renaissancestijl gebouwd front, oen sieraad van het kerkgebouw mag genoemd worden, voldeed uitmuntend en word algemeen geprezen om don welluidenden en krachtigen toon. Hot werk heeft negen sprekende stemmen, verdeeld over 2 klavieren, met do Bourdon 16 voet vrij op hot pedaal, en wordt oone aanbeveling genoemd voor den heer J. Van Gelder, orgolfabrikant te Leiden, die het ver vaardigde. Men schrijft ons uit Leiderdorp, dd. 15 dezor Voor de alhier bestaande Chr. Jong.-voreen. „Abiléna" en de Chr. zangvereeniging „Loof den Heer" was het gisteravond feest. Eerst genoerado vereeniging viordo nl. haar zeven en laatstgenoemde kort na de ontbinding der vorige zangvereeniging „Oefening baart Kunst" opgericht - haar éénjarig bestaan. Het feest, gehouden in het ruime catechi satie lokaal, dat geheel gevuld was met be gunstigers en begunstigsters, werd geopend door ds, Nierstrasz, voorzitter der Jong.-vereen., die, na allen een hartelijk welkom toógeroepen te hebben, een inleidend woord sprak, waarin hp ondor moer de reden meedeelde, waarom de beide vereenigingen thans tegoiyk hare jaarvergaderingen hielden en de jongelings- vereeniging niet, zooals vorige jaren, afge vaardigden van de naburige zuster-afdeelingen had uitgenoodigd tot bijwoning dezer feest viering. Uit deze mededeelingen bleek dat de voorraamste oorzaak daarvan was, dat de kas der vereeniging, wegens de verbouwing van het lokaal, geene bijzondere uitgaven toeliet. Na deze toespraak noodigde ds. N. de aan wezigen uit om te zingen Ps. 68 10, waarna hij de bijeenkomst verder met gebed opende en alsnu het gemengd zangkoor, bestaande uit 27 leden, al dadelijk door achtereenvolgens de Nos. 32, 87 en 88 uit den zangbundel van den Zangersbond ten gehoore te brengen, de verwondering opwekte, hoe deze pas een jaar bestaande zangvereeniging, waarvan de meeste leden niets aan muziek hadden gedaan en daarom van meet af moesten beginnen, in dezen korten tyd, reeds zulke vorderingen had gemaakt. Om alles te noemen, wat er in dezen avond te genieten viel, zou te veel ruimte vergen. Genoeg te zeggen, dat zang, voor drachten en samenspraken elkander afwis selden en het eene lied of gedicht al schooner was dan het andere, zoodat alles flink van stapel liep. Toen na de pauze door de zangver. gezon gen was het oud Nederlandsche Volkslied Wie gaat met ons mee overzee, waarbij men door zijne opgewektheid onwille keurig zou beginnen medo te zingen, stelde ds. N. den aanwezigen voor om naar aanlei ding van dat lied eene collecte te houden ten behoeve van de nagelaten betrekkingen der zoo jammerlijk omgekomen visschers te Wie- rum, die, terwijl deze vergadering zoo genoeg lijk bijeen is, in groote armoede en ellende zijn geraakt. Dit voorstel werd met applaus begroet. De daarop gehouden collecte bracht ft op- Men schrijft ons heden uit Sassenheim; In de buitengewone vergadering van ons Nutsdepartement trad gisteravond als spreker op een voor ons goed bekende, nl. de heer G. F. Van Duyl, uit Amsterdam. In eene uitvoerige verhandeling schetste hij, met aanhaling van voorbeelden, het ver schil en de overeenkomst tusschen sommige toestanden van nu en die van vóór 100 jaren, den tijd der Fransche beroerten; hoe toen krachtige en bezielende figuren dd£ir waren, om een kentering te brengen in de toestanden van die dagen, hetgeen maar al te goed ge lukte met het doen uitbreken der groote revolu tie, het breken met oude tradities en het voort durend zegevieren der Fransche wapenen. Zoodanige mannen stelde spreker, bjj het einde zijner verhandeling, ten voorbeeld aan de tegenwoordige fin de-siècle-mannetjes. Wy biyven natuuriyk buiten verdere be schouwing of beoordeeling zyner gezichts punten, maar brengen hem lof voor zyno doorwrochte en leerryke rede. Na de pauze werden wy vergast op eon door hemzelven gemaakt gedicht, waarin hy ons deed zien van hoevele kanten en op hoedanige wyzen het huweiyk dikwijls wordt bekeken. Dit vers, dat volen dikwyls harteiyk deed lachen, werd uitstekend voorgedragen. Hot was jammer dat de opkomst niet ge trouwer was, doch helaas, 't was force majeure, daar do influenza menigeen thuis hield. Voor de inschryring voor de nationale militie, voorde mannolyke ingezetenen, geboren in het jaar 1876, zal ton Raadhuize te Wou- brugge meer bepaaldeiyk worden zitting ge houden op Maandag 8 Januari 1894, 's voor middags van 9 tot 12 uren. Voor degenen, die zich alsdan niet aanmelden, wordt do gelegen heid tot inschryving nog gedurende de gansche maaüd Januari opengesteld. Hot aantal der gemeente Zegwaard in te leveren manschappen voor de nationale militie van de lichting 1894 i8 door Ged. Staten vast gesteld op 3. Het dagelyksch bestuur van de Vereeni ging van weesvaders ontving dezer dagen de verbiydende mededeeling dat de heer Rubber. Rubbons, gewoond hebbende te '8 Gravenhage en onlangs to Amsterdam over leden, aan genoemde Vereeniging heeft gele gateerd, vry van alle rechten en kosten, eene som van /"2000, voor de inrichting voor hulp behoevende weezen te Maarssen. By koninkiyk besluit zyn verplaatst met 1 Januari a. s. de controleurs der dir. belastin gen, invoerrechten en accynzen: naar Amster dam, directe belastingen, 6de kantoor, H. Van Manen, to Nymegen; 's-Gravenhage, 2de afd., A. P. R. Van Beusekom, te Delft; naar Delft-, D. Van Nievelt, te Deventer; naar Leiden, J. H. A. Bouman, te Kampennaar Nymegen, G. H. J. Souman, te 's Hort ogen bosch, 1ste afd.; naar Alkmaar, J. A. Van der Feen, te Valkenburg; naar Helder, jhr. S. Trip, to Enschedee; naarZutfen, W. Vlug,te Deutichera naar Gorkum, G. B. Won del, te Alfen; naar Deventer, H. W. G. Ras, te Gorkum; naar Kampen, jhr. N. J. Calkoen, te Sneek; naar Hoogdzand, J. C. Van dor Meer, te Koevorden naar Helmond, P. H. De Haan, te Gennep; naar Gennep, M. J. G. H. A. Arnoldts, te Goertruidenberg; naar Gouda, M. Blonker Herney, te HollevoetsluisG. Greidanus, van Leiden naar Amsterdam, vierde kantoor, en J. Van der Burgh van Amersfoort naar Am sterdam, zesde kantoor. Benoemd: tot contr. der dir. bel. en invoerr. en acc.te Deutichem J. P. A. De Vries, adj.-contr. te Maastrichtto Waalwyk J. H. Rochel], id. te Rozendaal; te Oss J. J. Loke, id. te 's-Gravenhage; te Alfen B. Formyne, id. te Amsterdamte Vlaardingen J. Van Hee, id. te Rotterdam; te Drachten J. N. J. Boom. id. te Schiedam te Valkenburg W. L. Van der Vegte, id. te Dordrechtte Enschedee J. D. A. Hollweg, ontv. der dir. bel., invoerr. en acc. te Winterswyk, belast met de waarneming van de controle der dir. bel., invoerr. en acc.; te Sneek, W. H. J. Van HIen, ontv. der dir. bel. en acc. te Lemmer c. a.te Hellevoet- sluis, A. Potjer, id. te Koiynsplaat c. a.te Emmen, C. G. J. A. Stort, id. te Baard c. a., to Dokkum, J. J. W. Veldhorst, id. te Ouder kerk a/d. IJsel (residentie Lekkerkerk). Benoemd by het wapen der inf. by het 6de reg., tot kapitein, de eerste luit. F. H. de Vos, van het 7de reg tot eersten luit., de tweede luit. J. M. Gerritsen, van het korps; by hot 8ste reg., tot eersten luit., de tweede luit. D. A. van der Wedden van het korps. De 2de luits. by het corps mariniers H. Quispel, J. Van Haaften en F. J. Sachse, op hun verzoek, met 1 Jan. a. s. eervol ontsla gen uit den dienst by het corps mariniers, en hem benoemd en aangesteld tot 2den luit. by het wapen der inf. van het leger in Ned.- Indiö, met ingang van den dag waarop zy in hun nieuwen rang zullen worden beëedigd en erkend. De Oostindischo ambtenaar A. A. Fokker, laatstelijk waarnemende derde commies by hot departement van onderwys, eoredienst en ny verheid in Ned.-Indië, thans met ver lof hier te lande, op zyn verzoek, wegens physieke ongeschiktheid, met 1 Jan. 1894, eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toe kenning van pensioen. TWEEDE HAMER. Voortzetting der beraadslagingen over het hoofdstuk Marine. By afd. IV (Personeel der marine) kwam de heer Guyol op tegen het voornemen des ministers om de adelborsten lste klasse na vierjarigen dienst te benoemen tot luitenant ter zee 2de klasse. Hy meende dat eene niet te verdedigen uitbreiding zal worden gegeven aan het aantal officieren volgens de bestaande formatie, ter- wyi men niet vergoten moet dat de adel borsten lste klasse eigeniyk beschouwd moeten worden als jeugdige officieren, die zich aan boord bevinden om zich in den dienst te oefenen. Wat de minister wil, zal de geheele positie aan boord dor adelborsten veranderen. Deze wyziging meende spr. den minister ernstig te moeten ontraden. Hy gaf hem in beraad te rade te gaan met het advies der vlagofficieren. De minister antwoordde dat er z. i. geene enkele reden bestaat om deze onschuldige titulatuur, na vier jaren dienst, niet toe to kennen. Met het oog op hunne rang- genooten by andere wapens Is dit z. i. billyk. Trouwens, het corps zeeofficieren zal er niet door worden uitgebreid. De heer Guyot 'antwoordde dat hy de voorkeur zou hebben gegeven aan een tus- schenrang. De minister verklaarde zooveol mogelyk aan de gemaakte bezwaren te willen te gemoet komen. Op art. 37 (Opleiding van Machinisten) was een amendement voorgesteld door de heeren Guyot, Lieftinck en De Kanter tot vermin dering met f 2950, ten einde aan de voorge stelde ingryponde wyzigingen van de bestaande regeling van het personeel van 's Ryks stoom vaartdion8t, wat betreft de bevordering tot officier-machinist, geen gevolg te geven. De Minister bracht hulde aan het corps machinisten, maar, wy 6taan aan den voor avond van groote veranderingen aan boord dor oorlogsschepen en hot is dringend noodig, dat de officieren machinist zich gaan bekwamen in tal van zaken. Gesteund door eene com missie van bekwame mannen, heeft de Minister dit voorstel gedaan. Thans geschiedt de be noeming van officieren enkel by keuze. On willekeurig heerscht dientengevolge soms willekeur. Het amendement-Guyot c. s. werd aange nomen met 54 tegen 21 stemmen. Ten gevolge dezer beslissing word het art. 28 (dat aange houden was) met f 1700 verminderd. By Afd. IV (Loodswezen) verdedigde de hoer Plate do invoering van een stoomloods- dionst in plaats van den bes taanden zeil- dienst. Hy verklaarde het eons te zyn met den Minister, om geen der bestaande loodsstations in te trek kon. Spr. was het niet eens dat het overschot van de opbrengst der loodsgelden moet die nen tot vermindering dier verschuldigde gel den; waar echter de Staat ook dion tak van dienst tot zich heeft got robken, moet hy ook zorgen, dat de dienst zoo goed mogelyk zy; het loodswezen moet zoo zyn ingericht, dat de meest mogolyko veiligheid verzekerd zy. De heer Guyot zoide dat de handel toch ook wel aanspraak kan maken op vermin dering der loodsgelden. De Minister dankte voor het welwillend advies van de beide sprekers en beloofde deze zaak in studie te houden. Het hoofdstuk Marine werd aangenomen zonder hoofdelyke stoinming. Daarna werd (ie vergadering verdaagd tot hedenmorgen. De gemeente Leiden contra de Leidsche Duinwater-maatschappij. Gelyk men woet, werd inderiyd door den officier van justitie by de Rechtbank te 's Gravenhage tegen de directie der Leidsche Duinwaler-maatschappy eene vervolging inge- i steld wat betrtfc het gehalte van het door j haar geleverde duinwater, welk rechtsgeding eindigde met de vryspraak van genoemde directie. Bovendien werd ook door den gemeenteraad besloten tot eene procedure tegen genoemde Maatschappy, doch op andere gronden, in welke zaak door den Raad uit zyne leden eene rechtskundige commissie werd benoemd, tot het uitbrengen van eene conclusie van eisch. De daarop betrekking hebbende stukken zyn thans in de jongste gemeenteraadszitting ingekomen en luiden in hun geheel als volgt Aan H. H. Burg. en "Weth. alhier. De rechtskundige Commissie uit den Ge meenteraad in zake het geschil met de Leidsche Duinwatermaatschappy heeft de eer U te berichten, dat volgens mededeeling van Mr. Thorbecke, de acte van compromis op 10 Nov. 11. door heeren arbiters is geteekend en dat op 11 Nov. 11. de hierbygaande conclusie van eisch voor de gemeente is genomen. De Commissie geeft U beleefd in over weging van een en ander in de eerstvol gende openbare Raadszitting mededeeling te doen. Namens de rechtskundige Commissie voornoemd: F. Was. Leiden, 8 December 1893. Conclusie van Eisch. L. M. De Laat de Kanter wonende te Leyden, in hoedanigheid van Burge meester van Leyden, en als zoodanig namens die gemeente in regten optredende en haar vertegenwoordigende. Eischer, vertegenwoordigd door den advo caat Mr. Thorbecke. Contra. De Naamlooze vennootschap Leyd- sche Duinwatermaatschappy geves tigd te Leyden. Gedaagde, vertegenwoordigd door den advo caat Jhr. Mr. De Brauw. Aangezien de gemeente Leyden den 23 December 1876 heeft verleend concessie tot den aanleg en de exploitatie eener Duinwater leiding van Katwyk naar en in Leyden aan Mrs. W. Van der Vliet en Ch. Bosch Reitz, welke concessie met toestemming van den Raad van Leyden is overgedragen aan de ge daagde. Aangezien de gedaagde: a. heeft aangelegd in 1883 het zoogenaamd klein reservoir zynde een met de molens en den watortoren der waterleiding van de gedaagde door zuig- en andere buizen in ver binding staande put, gegraven onder Katwyk ten Noorden van de terreinen van de gedaagde, in de onmiddellyke nabijheid (14 M.) der met den Ryn gemeenschap hebbende Zandsloot aan den voet der duinen, op grond door de gedaagde in erfpacht verkregen van D. W. Westerbaan, in welke put het water wordt verzameld hetwelk afvloeit uit het aangrenzend tot aan de duinen zich uitstrekkend laag teelland (bollenland) hetwelk veel bemest en bearbeid wordt en waarop dus dikwerf vele arbeiders verkeeren, en kunnende onder zekere omstandigheden ook het water der Zandsloot door eene buis in de put komen; Aangezien de gedaagde: b. in 1886 haar zoogenaamd groot reser voir, zynde het waterbassin gelt gen ten Zuid Oosten van den watertoren van de gedaagde te Katwyk, dieper, en wel door de zich aldaar bevindende kleilaag heen, tot op 4 M. A. P. heeft uitgegraven, terwijl dit reservoir oor- spronkeiyk tot geen meerdere diepte dan tot aan die kleilaag was aangelegd, door welke uitgraving het water uit de aardlagen die zich onder die kleilaag bevinden en door deze van de duinen afgescheiden zyn, in dat reser voir opgevangen wordt. Aangezien de gedaagde: c. mede daarna in datzelfde groot reservoir heeft ingeslagen zh 30 2-duims Nortonpypon elk ter lengte van 10 M. waarvan het boveneind op ongeveer 2 M. boven den bodem van het reservoir uitsteekt, en het ondereind tot oBgeveer 12 M. A. P. reikt; waardoor insgelyks het water uit de diepe onder de kleilaag gelegen aardlagen in het reservoir wordt opgevangen; Aangezien de gedaagde: d. na den aanleg dezer werken het daar door verzameld en aangevoerd water aan do verbruikers te Leyden geleverd heeft; Aangezien de gedaagde door een en ander handelt in stryd met de verpligtingen, welke door de concessie aan haar zyn opgelegd Aangezien immers de aanleg van voorschre ven werken geschiedde in afwyking van de plannen en teekeningen der werken, welke door den Raad van Leyden waren goedge keurd en zonder dat de Raad de plannen en teekeningen voor de sub a, b en c vermelde werken had goedgekeurd, en het der gedaagde naar de concessie niet geoorloofd is zulke niet geautoriseerde werken aan te leggen of te hebben Aangezien ook de sub d bedoelde levering van water, als zynde het water verzameld en aangevoerd door de sub a, b en c genoemde werken, en als zynde geen duinwater, naar de concessie niet is geoorloofd. Aangezien de eischende gemeente den 5 Mei 1893 vruchteloos de gedaagde geregtelyk heeft laten sommeren om hare verpligtingen na te komen; Zoo concludeert de eischende gemeente dat by het te wyzen vonnis: 1. zal worden verklaard dat: A. de aanleg van voorschreven klein reser voir, en verbinding met de waterleiding der gedaagde; de voorschreven uugraving van hot zooge naamd groot reservoir, de plaatsing van voorschreven Norton pypon. B. de levering aan de verbruikers te Leyden van het water verzameld door het voorschreven klein reservoir, de levering aan de verbruikers te Leyden van het water verzameld door het voor schreven uitgegraven groot reservoir, de levering aan de verbruikers te Leyden van het water verzameld door de voor schreven Nortonpypen, elk voor zich zyn handelingen in stryd mot de veipligtingen welke door de con cessie van 23 December 1876 aan de ge daagde zyn opgelegd. H. A. de gedaagde zal worden veroordeeld: doch onverminderd hare verpligting om voort durend water overeenkomstig de concessie aan de verbruikers te Leyden te leveren en de daar voor noodige maatregelen te nemen. Om: de werken uitmakende voorschreven klein reservoir af te breken en weg te ruimen, het zoogenaamd groot reservoir terug te brengen in den toestand waarin het vóór voorschreven uitgraving verkeerde, de voorschreven Nortonpypen weg te ruimen, met magtiging op de eischende gemeente om, voor het geval de gedaagde niet binnen drie maanden na beteekening van het te wyzen vonnis aan deze veroordeeling mogt hebben voldaan, alsdan zelf ten koste van de gedaagde de bedoelde werken af te breken en weg te ruimen, en daartoe met de noodige werklieden de terreinen, gebouwen en werken van de gedaagde te betreden, een en ander desnoods met behulp van den sterken arm B. voor het geval hel sub H A gevorderde mogt worden ontzegdde gedaagde zal worden veroordeeld, doch onverminderd hare ver pligting om voortdurend water overeenkomstig de concessie aan de verbruikers te Leyden te leveren en de daarvoor noodige maatregelen te nemen. Om: de verbinding met de molens en den water toren van de gedaagde af te snyden en afge sneden te houden van het voorschreven klein reservoir, van het zoogenaamd groot reservoir, zoo lang daarin water wordt opgevangen uit de aardlagen, welke zich onder de hierboven vermelde kleilaag bevinden, de openingen van voorschreven Norton pypen in het groot reservoir digt te maken en digt te houden, zoodat daardoor geen water uit de diepe aardlagen onder de kleilaag in het reservoir wordt opgevangen, met magtiging op de eischende gemeente om, voor het yeval de gedaagde niet binnen drie maanden na beteekening van het te wyzen vonnis aan deze veroordeeling mogt hebben voldaan, alsdan zelf ten koste van de gedaagde tot die afsnyding en digtmaking over te gaan, en daartoe met de noodige werklieden de terreinen, gebouwen en werken van de gedaagde te betreden, een en ander desnoods met behulp van den sterken arm: III. tot vergoeding 7an de kosten, schaden en interessen op te maken by staat, welke voor de eischende gemeente het gevolg zyn van de voorschreven handelingen van de gedaagde, strydig met de tusschen partyen bestaande verbintenis, en van hare niet-vol- doening aan de by het vonnis uit te spreken veroordeelingen, cum expensis. (g.) w. Thorbecke. Worden hierby overgelegd: I. Akte van Compromis. 2. Sommatie 5 Mei 1893. 3. Gedrukt exemplaar der concessie. KOL OIV IE IV. BATAVIA, 15-17 November. De „Sum. Ct." van 11 Nov. deelt mede dat naar aanleiding van den reeds vermelden moord op den radja van Troemon gepleegd, de gouverneur van Sumatra's Westkust, mis schien met een detachement infanterie, naar Troemon zou gaan, zoodra een oorlogsschip beschikbaar zou zyn, dat men eiken dag verwachtte. Volgens de bladen van Soerabaia verkeeren onderscheidene handelsfirma's aldaar in moei- lykheid. Een harer zou een passief hebben van zes ton, verdeeld over zes crediteuren, en ongeveer geene baten. Te Soerakarta is na eene langdurige ziekte overleden de gepensionneerde kolonel der infanterie A. W. H. Perelaer, ridder der militaire Willemsorde IVde klasse. De reden tot den zelfmoord van den luite nant Van Wageningen wordt door Bonjour in de „Sosr. Crt." als volgt beschreven. „De affaire Kroeng-Kali was op den 26 Oct. indirect nog aanleiding tot het plegen van zelfmoord. Een jeugdig artillerist, de luitenant V. Wa geningen, die in de benteng Kroeng-Kali als artillerie-commandant optrad, kwam tot de ontdekking, dat hy op 20 Oct. den tebestry- ken afstand te kort schatte, en was van meening, daardoor onvoldoenden sleun te heb ben verleend aan de infanterie, die by Missigit Siöm en kampong Kroeng Kali met den vyand in actie was. Het werd hem langzamerhand een idéé fixe de oorzaak te zyn geweest van het sneuvelen en de verwondingen zyner ka meraden; zulks was hem niet uit het hoofd te praten en die gedachte werd voor hem zoo ondrageiyk, dat hy besloot do hand aan zich zelf te slaan. Eenige buren, die by hetverne: men van een schot terstond naar zyne woning snelden, vonden den jongen man reeds ontzield in een plas bloed liggen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2