Gisteravond trad voor de Afdeeling Leiden
en omstreken van den Nederlandschen Pro
testantenbond als spreker op de heer dr. W.
Haverkamp, van Bergen op-Zoom.
Vooraf was by monde van den beer Lojenga
bet door den heer Van Kleeff gestelde verslag
van de algemeene vergadering voorgelezen en
herstelde de voorzitter een in de vorige ver
gadering begaan verzuim, door nog den afge
treden bestuurder, den heerA.J. Binnendijk,
die aanwezig was, den dank der vergadering
te betuigen voor de belangstelling, die hy
steeds als bestuurder van de Afdeeling had
betoond.
Dr. Haverkamp had tot onderwerp gekozen
„Christendom en rijkdom." Ztyn doel was
om hot Christendom te verdedigen tegen de
aanvallen, door de uiterste linkerzijde daartegen
gericht, als zou de godsdienst van Jezus den
rijkdom en de rijken oigeniyk verachten en
alsof 't aan zijne hand zou wezen, dat zij
daartegen te velde trokken.
Immers, allerlei teksten uit het N. T. schijnen
oppervlakkig die voorstelling te begunstigen,
maar bij eenig dieper nadenken daarover
blijkt toch de beteekenis eene andere te zijn.
Immers, woorden als „Vergadert u geene
schatten op aarde" of „de gelijkenis van den
rijken dwaas'' of dat „het is lichter dat een
kemel ga door het oog eener naald dan dat
een rijke inga in het Koninkrijk der Hemelen"
of „de gelijkenis van den rijken man en
Lazarus" of „het verhaal van den rijken
jongeling" zij hebben volstrekt niet ten doel,
om den rijkdom als iets verkeerds of onge
oorloofds voor te stellen en de rijken aan te
wijzen als personen die 70or het Christendom
niet kunnen bestaan; het doel van al die en
dergelijke woorden is om te veroordeelen, dat
velen door hun rijkdom zichzelven en anderen
ongelukkig maken, dat vele rijken de weelde
van hun bezit niet kunnen verdragen, niet be
stand zijn tegen de verleiding, daaraan ver
bonden.
Ook waar het „bezit is diefstal" verdedigd
wont met 't oog op hetgeen door sommige
Kerkvaders in dien geest is gezegd, daar is
't, zonder zinsverdraaiing, duidelijk, dat de
bedoeling is, dat bezit diefstal is als daarvan
niet het gebruik wordt gemaakt, dat God, die
eigenlijk van alles eigenaar is, en ons tot
zijne rentmeesters over een deel van zijne
goederen heeft aangesteld, gowild heeft, dat
wij van het ons door hem toevertrouwde
goed ten bate van anderen, d. i. in den dienst
van 't Koninkrijk Gods, zouden gebruik maken.
Of weelde geoorloofd is? was sprekers
laatste vraag, die hij ter beantwoording stelde
Al is 't moeilijk, zoo niet onmogelijk om de
grenzen tusschen geoorloofde en ongeoorloofde
weelde te bepalen, zeker is 't, dat er weelde
bestaat, die geoorloofd mag heoten en die
met 't oog op het Christendom verdedigd kan
worden. Immers, wie vindt niet natuurlijk,
dat do Vader in de gelijkenis, als do Verloren
Zoon weer teruggekeerd is, in zijn huis feest
viert over het behoud van zyn kind? En wie
ste nt niet van harte in met hetgeen bij de
zalving te Bethaniö die vrouw deed toen zjj
liare kruik met kostbare olie stukbrak en
met die olie Jezus zalfde? En zoo z|jn er in
ons dagelyksch leven ook weelden, die wy
ton zeerste hoog hebben to houden, en die
ieder als om strijd prijzen en goedkeure 1 zal.
Zeker, er is oi.gou iloofdo weelde I Al> w(j
lozen in de couranten tui u.uou a. oen span
paarden koopt voor/'20,000, of baron B. eenige
honderden gulden besteedt voor oen jachthond
en w\j daaronder lezen van een vader, die
geen brood heeft voor zjjn gezin, zoodat zijne
kinderen van hongor sterven, dan is daar geen
commentaar bij noodig, dat sproekt voor
zichzelf.
Zoo en door velerlei voorbeelden opge-
heldord, trachtte spreker duidelijk te maken,
dat het Christendom niet den rijkdom en zijne
genietingen veroordeelt, maar dat het, waar
het daartegen zijne ernstige stom verheft, dat
doet ön om te waarschuwen tegen de gevaren
van den rijkdom èn om den rijkdom te
maken tot eene van de heerlijkste bezittingen
van den mensch, als hjj dien als eeno gave
van God weet t9 waardeeron en ook te ge
bruiken.
Zoo staat dan het Christondom ongerept
voor ons, in weerwil van de aanvallen, daar
tegen gericht, on mag 't zeker in dezen wel
gelden: Christendom is rijkdomI
Deze week had de inwijding plaats van
het nieuwe orgel in do Herv. kerk te Feyenoord,
gemeente Rotterdam.
Hot instrument, dat met zijn fraai, in
renaissancestijl gebouwd front, oen sieraad
van het kerkgebouw mag genoemd worden,
voldeed uitmuntend en word algemeen geprezen
om don welluidenden en krachtigen toon.
Hot werk heeft negen sprekende stemmen,
verdeeld over 2 klavieren, met do Bourdon
16 voet vrij op hot pedaal, en wordt oone
aanbeveling genoemd voor den heer J. Van
Gelder, orgolfabrikant te Leiden, die het ver
vaardigde.
Men schrijft ons uit Leiderdorp, dd. 15
dezor
Voor de alhier bestaande Chr. Jong.-voreen.
„Abiléna" en de Chr. zangvereeniging „Loof
den Heer" was het gisteravond feest. Eerst
genoerado vereeniging viordo nl. haar zeven
en laatstgenoemde kort na de ontbinding
der vorige zangvereeniging „Oefening baart
Kunst" opgericht - haar éénjarig bestaan.
Het feest, gehouden in het ruime catechi
satie lokaal, dat geheel gevuld was met be
gunstigers en begunstigsters, werd geopend
door ds, Nierstrasz, voorzitter der Jong.-vereen.,
die, na allen een hartelijk welkom toógeroepen
te hebben, een inleidend woord sprak, waarin
hp ondor moer de reden meedeelde, waarom
de beide vereenigingen thans tegoiyk hare
jaarvergaderingen hielden en de jongelings-
vereeniging niet, zooals vorige jaren, afge
vaardigden van de naburige zuster-afdeelingen
had uitgenoodigd tot bijwoning dezer feest
viering. Uit deze mededeelingen bleek dat
de voorraamste oorzaak daarvan was, dat de
kas der vereeniging, wegens de verbouwing
van het lokaal, geene bijzondere uitgaven
toeliet.
Na deze toespraak noodigde ds. N. de aan
wezigen uit om te zingen Ps. 68 10, waarna
hij de bijeenkomst verder met gebed opende
en alsnu het gemengd zangkoor, bestaande
uit 27 leden, al dadelijk door achtereenvolgens
de Nos. 32, 87 en 88 uit den zangbundel
van den Zangersbond ten gehoore te brengen,
de verwondering opwekte, hoe deze pas een
jaar bestaande zangvereeniging, waarvan de
meeste leden niets aan muziek hadden gedaan
en daarom van meet af moesten beginnen, in
dezen korten tyd, reeds zulke vorderingen had
gemaakt.
Om alles te noemen, wat er in dezen
avond te genieten viel, zou te veel ruimte
vergen. Genoeg te zeggen, dat zang, voor
drachten en samenspraken elkander afwis
selden en het eene lied of gedicht al schooner
was dan het andere, zoodat alles flink van
stapel liep.
Toen na de pauze door de zangver. gezon
gen was het oud Nederlandsche Volkslied
Wie gaat met ons mee overzee,
waarbij men door zijne opgewektheid onwille
keurig zou beginnen medo te zingen, stelde
ds. N. den aanwezigen voor om naar aanlei
ding van dat lied eene collecte te houden ten
behoeve van de nagelaten betrekkingen der
zoo jammerlijk omgekomen visschers te Wie-
rum, die, terwijl deze vergadering zoo genoeg
lijk bijeen is, in groote armoede en ellende
zijn geraakt. Dit voorstel werd met applaus
begroet. De daarop gehouden collecte bracht
ft op-
Men schrijft ons heden uit Sassenheim;
In de buitengewone vergadering van ons
Nutsdepartement trad gisteravond als spreker
op een voor ons goed bekende, nl. de heer
G. F. Van Duyl, uit Amsterdam.
In eene uitvoerige verhandeling schetste
hij, met aanhaling van voorbeelden, het ver
schil en de overeenkomst tusschen sommige
toestanden van nu en die van vóór 100 jaren,
den tijd der Fransche beroerten; hoe toen
krachtige en bezielende figuren dd£ir waren,
om een kentering te brengen in de toestanden
van die dagen, hetgeen maar al te goed ge
lukte met het doen uitbreken der groote revolu
tie, het breken met oude tradities en het voort
durend zegevieren der Fransche wapenen.
Zoodanige mannen stelde spreker, bjj het
einde zijner verhandeling, ten voorbeeld aan
de tegenwoordige fin de-siècle-mannetjes.
Wy biyven natuuriyk buiten verdere be
schouwing of beoordeeling zyner gezichts
punten, maar brengen hem lof voor zyno
doorwrochte en leerryke rede.
Na de pauze werden wy vergast op eon
door hemzelven gemaakt gedicht, waarin hy
ons deed zien van hoevele kanten en op
hoedanige wyzen het huweiyk dikwijls wordt
bekeken. Dit vers, dat volen dikwyls harteiyk
deed lachen, werd uitstekend voorgedragen.
Hot was jammer dat de opkomst niet ge
trouwer was, doch helaas, 't was force majeure,
daar do influenza menigeen thuis hield.
Voor de inschryring voor de nationale
militie, voorde mannolyke ingezetenen, geboren
in het jaar 1876, zal ton Raadhuize te Wou-
brugge meer bepaaldeiyk worden zitting ge
houden op Maandag 8 Januari 1894, 's voor
middags van 9 tot 12 uren. Voor degenen, die
zich alsdan niet aanmelden, wordt do gelegen
heid tot inschryving nog gedurende de gansche
maaüd Januari opengesteld.
Hot aantal der gemeente Zegwaard in te
leveren manschappen voor de nationale militie
van de lichting 1894 i8 door Ged. Staten vast
gesteld op 3.
Het dagelyksch bestuur van de Vereeni
ging van weesvaders ontving dezer dagen
de verbiydende mededeeling dat de heer
Rubber. Rubbons, gewoond hebbende te
'8 Gravenhage en onlangs to Amsterdam over
leden, aan genoemde Vereeniging heeft gele
gateerd, vry van alle rechten en kosten, eene
som van /"2000, voor de inrichting voor hulp
behoevende weezen te Maarssen.
By koninkiyk besluit zyn verplaatst met
1 Januari a. s. de controleurs der dir. belastin
gen, invoerrechten en accynzen: naar Amster
dam, directe belastingen, 6de kantoor, H.
Van Manen, to Nymegen; 's-Gravenhage, 2de
afd., A. P. R. Van Beusekom, te Delft; naar
Delft-, D. Van Nievelt, te Deventer; naar Leiden,
J. H. A. Bouman, te Kampennaar Nymegen,
G. H. J. Souman, te 's Hort ogen bosch, 1ste
afd.; naar Alkmaar, J. A. Van der Feen, te
Valkenburg; naar Helder, jhr. S. Trip, to
Enschedee; naarZutfen, W. Vlug,te Deutichera
naar Gorkum, G. B. Won del, te Alfen; naar
Deventer, H. W. G. Ras, te Gorkum; naar
Kampen, jhr. N. J. Calkoen, te Sneek; naar
Hoogdzand, J. C. Van dor Meer, te Koevorden
naar Helmond, P. H. De Haan, te Gennep;
naar Gennep, M. J. G. H. A. Arnoldts, te
Goertruidenberg; naar Gouda, M. Blonker
Herney, te HollevoetsluisG. Greidanus, van
Leiden naar Amsterdam, vierde kantoor, en
J. Van der Burgh van Amersfoort naar Am
sterdam, zesde kantoor.
Benoemd: tot contr. der dir. bel. en invoerr.
en acc.te Deutichem J. P. A. De Vries,
adj.-contr. te Maastrichtto Waalwyk J. H.
Rochel], id. te Rozendaal; te Oss J. J. Loke,
id. te 's-Gravenhage; te Alfen B. Formyne,
id. te Amsterdamte Vlaardingen J. Van Hee,
id. te Rotterdam; te Drachten J. N. J. Boom.
id. te Schiedam te Valkenburg W. L. Van der
Vegte, id. te Dordrechtte Enschedee J. D. A.
Hollweg, ontv. der dir. bel., invoerr. en acc.
te Winterswyk, belast met de waarneming
van de controle der dir. bel., invoerr. en acc.;
te Sneek, W. H. J. Van HIen, ontv. der dir.
bel. en acc. te Lemmer c. a.te Hellevoet-
sluis, A. Potjer, id. te Koiynsplaat c. a.te
Emmen, C. G. J. A. Stort, id. te Baard c. a.,
to Dokkum, J. J. W. Veldhorst, id. te Ouder
kerk a/d. IJsel (residentie Lekkerkerk).
Benoemd by het wapen der inf. by het
6de reg., tot kapitein, de eerste luit. F. H. de
Vos, van het 7de reg tot eersten luit., de
tweede luit. J. M. Gerritsen, van het korps;
by hot 8ste reg., tot eersten luit., de tweede
luit. D. A. van der Wedden van het korps.
De 2de luits. by het corps mariniers H.
Quispel, J. Van Haaften en F. J. Sachse, op
hun verzoek, met 1 Jan. a. s. eervol ontsla
gen uit den dienst by het corps mariniers,
en hem benoemd en aangesteld tot 2den luit.
by het wapen der inf. van het leger in Ned.-
Indiö, met ingang van den dag waarop zy
in hun nieuwen rang zullen worden beëedigd
en erkend.
De Oostindischo ambtenaar A. A. Fokker,
laatstelijk waarnemende derde commies by
hot departement van onderwys, eoredienst
en ny verheid in Ned.-Indië, thans met ver
lof hier te lande, op zyn verzoek, wegens
physieke ongeschiktheid, met 1 Jan. 1894,
eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toe
kenning van pensioen.
TWEEDE HAMER.
Voortzetting der beraadslagingen over het
hoofdstuk Marine.
By afd. IV (Personeel der marine) kwam de
heer Guyol op tegen het voornemen des
ministers om de adelborsten lste klasse na
vierjarigen dienst te benoemen tot luitenant
ter zee 2de klasse.
Hy meende dat eene niet te verdedigen
uitbreiding zal worden gegeven aan het aantal
officieren volgens de bestaande formatie, ter-
wyi men niet vergoten moet dat de adel
borsten lste klasse eigeniyk beschouwd moeten
worden als jeugdige officieren, die zich aan
boord bevinden om zich in den dienst te
oefenen. Wat de minister wil, zal de geheele
positie aan boord dor adelborsten veranderen.
Deze wyziging meende spr. den minister
ernstig te moeten ontraden. Hy gaf hem in
beraad te rade te gaan met het advies der
vlagofficieren.
De minister antwoordde dat er z. i. geene
enkele reden bestaat om deze onschuldige
titulatuur, na vier jaren dienst, niet toe
to kennen. Met het oog op hunne rang-
genooten by andere wapens Is dit z. i. billyk.
Trouwens, het corps zeeofficieren zal er niet
door worden uitgebreid.
De heer Guyot 'antwoordde dat hy de
voorkeur zou hebben gegeven aan een tus-
schenrang.
De minister verklaarde zooveol mogelyk
aan de gemaakte bezwaren te willen te gemoet
komen.
Op art. 37 (Opleiding van Machinisten) was
een amendement voorgesteld door de heeren
Guyot, Lieftinck en De Kanter tot vermin
dering met f 2950, ten einde aan de voorge
stelde ingryponde wyzigingen van de bestaande
regeling van het personeel van 's Ryks stoom
vaartdion8t, wat betreft de bevordering tot
officier-machinist, geen gevolg te geven.
De Minister bracht hulde aan het corps
machinisten, maar, wy 6taan aan den voor
avond van groote veranderingen aan boord
dor oorlogsschepen en hot is dringend noodig,
dat de officieren machinist zich gaan bekwamen
in tal van zaken. Gesteund door eene com
missie van bekwame mannen, heeft de Minister
dit voorstel gedaan. Thans geschiedt de be
noeming van officieren enkel by keuze. On
willekeurig heerscht dientengevolge soms
willekeur.
Het amendement-Guyot c. s. werd aange
nomen met 54 tegen 21 stemmen. Ten gevolge
dezer beslissing word het art. 28 (dat aange
houden was) met f 1700 verminderd.
By Afd. IV (Loodswezen) verdedigde de
hoer Plate do invoering van een stoomloods-
dionst in plaats van den bes taanden zeil-
dienst.
Hy verklaarde het eons te zyn met den
Minister, om geen der bestaande loodsstations
in te trek kon.
Spr. was het niet eens dat het overschot
van de opbrengst der loodsgelden moet die
nen tot vermindering dier verschuldigde gel
den; waar echter de Staat ook dion tak van
dienst tot zich heeft got robken, moet hy ook
zorgen, dat de dienst zoo goed mogelyk zy;
het loodswezen moet zoo zyn ingericht, dat
de meest mogolyko veiligheid verzekerd zy.
De heer Guyot zoide dat de handel toch
ook wel aanspraak kan maken op vermin
dering der loodsgelden.
De Minister dankte voor het welwillend
advies van de beide sprekers en beloofde deze
zaak in studie te houden.
Het hoofdstuk Marine werd aangenomen
zonder hoofdelyke stoinming.
Daarna werd (ie vergadering verdaagd tot
hedenmorgen.
De gemeente Leiden contra de Leidsche
Duinwater-maatschappij.
Gelyk men woet, werd inderiyd door den
officier van justitie by de Rechtbank te
's Gravenhage tegen de directie der Leidsche
Duinwaler-maatschappy eene vervolging inge- i
steld wat betrtfc het gehalte van het door j
haar geleverde duinwater, welk rechtsgeding
eindigde met de vryspraak van genoemde
directie.
Bovendien werd ook door den gemeenteraad
besloten tot eene procedure tegen genoemde
Maatschappy, doch op andere gronden, in
welke zaak door den Raad uit zyne leden
eene rechtskundige commissie werd benoemd,
tot het uitbrengen van eene conclusie van
eisch.
De daarop betrekking hebbende stukken
zyn thans in de jongste gemeenteraadszitting
ingekomen en luiden in hun geheel als volgt
Aan H. H. Burg. en "Weth. alhier.
De rechtskundige Commissie uit den Ge
meenteraad in zake het geschil met de
Leidsche Duinwatermaatschappy heeft de eer
U te berichten, dat volgens mededeeling van
Mr. Thorbecke, de acte van compromis op
10 Nov. 11. door heeren arbiters is geteekend
en dat op 11 Nov. 11. de hierbygaande conclusie
van eisch voor de gemeente is genomen.
De Commissie geeft U beleefd in over
weging van een en ander in de eerstvol
gende openbare Raadszitting mededeeling te
doen.
Namens de rechtskundige
Commissie voornoemd:
F. Was.
Leiden, 8 December 1893.
Conclusie van Eisch.
L. M. De Laat de Kanter wonende
te Leyden, in hoedanigheid van Burge
meester van Leyden, en als zoodanig
namens die gemeente in regten optredende
en haar vertegenwoordigende.
Eischer,
vertegenwoordigd door den advo
caat Mr. Thorbecke.
Contra.
De Naamlooze vennootschap Leyd-
sche Duinwatermaatschappy geves
tigd te Leyden.
Gedaagde,
vertegenwoordigd door den advo
caat Jhr. Mr. De Brauw.
Aangezien de gemeente Leyden den 23
December 1876 heeft verleend concessie tot
den aanleg en de exploitatie eener Duinwater
leiding van Katwyk naar en in Leyden aan
Mrs. W. Van der Vliet en Ch. Bosch Reitz,
welke concessie met toestemming van den
Raad van Leyden is overgedragen aan de ge
daagde.
Aangezien de gedaagde:
a. heeft aangelegd in 1883 het zoogenaamd
klein reservoir zynde een met de molens
en den watortoren der waterleiding van de
gedaagde door zuig- en andere buizen in ver
binding staande put, gegraven onder Katwyk
ten Noorden van de terreinen van de gedaagde,
in de onmiddellyke nabijheid (14 M.) der met
den Ryn gemeenschap hebbende Zandsloot
aan den voet der duinen, op grond door de
gedaagde in erfpacht verkregen van D. W.
Westerbaan, in welke put het water wordt
verzameld hetwelk afvloeit uit het aangrenzend
tot aan de duinen zich uitstrekkend laag
teelland (bollenland) hetwelk veel bemest en
bearbeid wordt en waarop dus dikwerf vele
arbeiders verkeeren, en kunnende onder zekere
omstandigheden ook het water der Zandsloot
door eene buis in de put komen;
Aangezien de gedaagde:
b. in 1886 haar zoogenaamd groot reser
voir, zynde het waterbassin gelt gen ten Zuid
Oosten van den watertoren van de gedaagde
te Katwyk, dieper, en wel door de zich aldaar
bevindende kleilaag heen, tot op 4 M. A. P.
heeft uitgegraven, terwijl dit reservoir oor-
spronkeiyk tot geen meerdere diepte dan tot
aan die kleilaag was aangelegd, door welke
uitgraving het water uit de aardlagen die
zich onder die kleilaag bevinden en door deze
van de duinen afgescheiden zyn, in dat reser
voir opgevangen wordt.
Aangezien de gedaagde:
c. mede daarna in datzelfde groot reservoir
heeft ingeslagen zh 30 2-duims Nortonpypon
elk ter lengte van 10 M. waarvan het
boveneind op ongeveer 2 M. boven den bodem
van het reservoir uitsteekt, en het ondereind
tot oBgeveer 12 M. A. P. reikt; waardoor
insgelyks het water uit de diepe onder de
kleilaag gelegen aardlagen in het reservoir
wordt opgevangen;
Aangezien de gedaagde:
d. na den aanleg dezer werken het daar
door verzameld en aangevoerd water aan do
verbruikers te Leyden geleverd heeft;
Aangezien de gedaagde door een en ander
handelt in stryd met de verpligtingen, welke
door de concessie aan haar zyn opgelegd
Aangezien immers de aanleg van voorschre
ven werken geschiedde in afwyking van de
plannen en teekeningen der werken, welke
door den Raad van Leyden waren goedge
keurd en zonder dat de Raad de plannen en
teekeningen voor de sub a, b en c vermelde
werken had goedgekeurd, en het der gedaagde
naar de concessie niet geoorloofd is zulke
niet geautoriseerde werken aan te leggen of
te hebben
Aangezien ook de sub d bedoelde levering
van water, als zynde het water verzameld en
aangevoerd door de sub a, b en c genoemde
werken, en als zynde geen duinwater, naar
de concessie niet is geoorloofd.
Aangezien de eischende gemeente den 5
Mei 1893 vruchteloos de gedaagde geregtelyk
heeft laten sommeren om hare verpligtingen
na te komen;
Zoo concludeert de eischende gemeente dat
by het te wyzen vonnis:
1. zal worden verklaard dat:
A. de aanleg van voorschreven klein reser
voir, en verbinding met de waterleiding der
gedaagde;
de voorschreven uugraving van hot zooge
naamd groot reservoir,
de plaatsing van voorschreven Norton
pypon.
B. de levering aan de verbruikers te
Leyden van het water verzameld door het
voorschreven klein reservoir,
de levering aan de verbruikers te Leyden
van het water verzameld door het voor
schreven uitgegraven groot reservoir,
de levering aan de verbruikers te Leyden
van het water verzameld door de voor
schreven Nortonpypen,
elk voor zich zyn handelingen in stryd
mot de veipligtingen welke door de con
cessie van 23 December 1876 aan de ge
daagde zyn opgelegd.
H. A. de gedaagde zal worden veroordeeld:
doch onverminderd hare verpligting om voort
durend water overeenkomstig de concessie aan
de verbruikers te Leyden te leveren en de daar
voor noodige maatregelen te nemen. Om:
de werken uitmakende voorschreven klein
reservoir af te breken en weg te ruimen,
het zoogenaamd groot reservoir terug te
brengen in den toestand waarin het vóór
voorschreven uitgraving verkeerde,
de voorschreven Nortonpypen weg te ruimen,
met magtiging op de eischende gemeente
om, voor het geval de gedaagde niet binnen
drie maanden na beteekening van het te
wyzen vonnis aan deze veroordeeling mogt
hebben voldaan, alsdan zelf ten koste van
de gedaagde de bedoelde werken af te breken
en weg te ruimen, en daartoe met de noodige
werklieden de terreinen, gebouwen en werken
van de gedaagde te betreden, een en ander
desnoods met behulp van den sterken arm
B. voor het geval hel sub H A gevorderde
mogt worden ontzegdde gedaagde zal worden
veroordeeld, doch onverminderd hare ver
pligting om voortdurend water overeenkomstig
de concessie aan de verbruikers te Leyden
te leveren en de daarvoor noodige maatregelen
te nemen. Om:
de verbinding met de molens en den water
toren van de gedaagde af te snyden en afge
sneden te houden van het voorschreven klein
reservoir,
van het zoogenaamd groot reservoir, zoo
lang daarin water wordt opgevangen uit de
aardlagen, welke zich onder de hierboven
vermelde kleilaag bevinden,
de openingen van voorschreven Norton
pypen in het groot reservoir digt te maken
en digt te houden, zoodat daardoor geen water
uit de diepe aardlagen onder de kleilaag in
het reservoir wordt opgevangen,
met magtiging op de eischende gemeente
om, voor het yeval de gedaagde niet binnen
drie maanden na beteekening van het te
wyzen vonnis aan deze veroordeeling mogt
hebben voldaan, alsdan zelf ten koste van
de gedaagde tot die afsnyding en digtmaking
over te gaan, en daartoe met de noodige
werklieden de terreinen, gebouwen en werken
van de gedaagde te betreden, een en ander
desnoods met behulp van den sterken arm:
III. tot vergoeding 7an de kosten, schaden
en interessen op te maken by staat, welke
voor de eischende gemeente het gevolg zyn
van de voorschreven handelingen van de
gedaagde, strydig met de tusschen partyen
bestaande verbintenis, en van hare niet-vol-
doening aan de by het vonnis uit te spreken
veroordeelingen,
cum expensis.
(g.) w. Thorbecke.
Worden hierby overgelegd:
I. Akte van Compromis.
2. Sommatie 5 Mei 1893.
3. Gedrukt exemplaar der concessie.
KOL OIV IE IV.
BATAVIA, 15-17 November.
De „Sum. Ct." van 11 Nov. deelt mede
dat naar aanleiding van den reeds vermelden
moord op den radja van Troemon gepleegd,
de gouverneur van Sumatra's Westkust, mis
schien met een detachement infanterie, naar
Troemon zou gaan, zoodra een oorlogsschip
beschikbaar zou zyn, dat men eiken dag
verwachtte.
Volgens de bladen van Soerabaia verkeeren
onderscheidene handelsfirma's aldaar in moei-
lykheid. Een harer zou een passief hebben
van zes ton, verdeeld over zes crediteuren,
en ongeveer geene baten.
Te Soerakarta is na eene langdurige
ziekte overleden de gepensionneerde kolonel
der infanterie A. W. H. Perelaer, ridder der
militaire Willemsorde IVde klasse.
De reden tot den zelfmoord van den luite
nant Van Wageningen wordt door Bonjour in
de „Sosr. Crt." als volgt beschreven.
„De affaire Kroeng-Kali was op den 26 Oct.
indirect nog aanleiding tot het plegen van
zelfmoord.
Een jeugdig artillerist, de luitenant V. Wa
geningen, die in de benteng Kroeng-Kali als
artillerie-commandant optrad, kwam tot de
ontdekking, dat hy op 20 Oct. den tebestry-
ken afstand te kort schatte, en was van
meening, daardoor onvoldoenden sleun te heb
ben verleend aan de infanterie, die by Missigit
Siöm en kampong Kroeng Kali met den vyand
in actie was. Het werd hem langzamerhand
een idéé fixe de oorzaak te zyn geweest van
het sneuvelen en de verwondingen zyner ka
meraden; zulks was hem niet uit het hoofd
te praten en die gedachte werd voor hem zoo
ondrageiyk, dat hy besloot do hand aan zich
zelf te slaan. Eenige buren, die by hetverne:
men van een schot terstond naar zyne woning
snelden, vonden den jongen man reeds ontzield
in een plas bloed liggen."