N°. 10371. Maandag 11 December. A>. 1893. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. 'KikeriJki. Leiden, 9 December. F euilleton. HET SLOT ELKRATH. PRIJS DEZER COURANT: Voot Leiden por 3 maanden. 1.10. Franco per post-l-^0- Afzonderlijke 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIKN": Van 1 6 regels ƒ1.05. Iedore regel moor 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt ƒ0.05 berekend. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Eerste Blad. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 12 van Kikeriki. Officieel© Kennis#ff©ving©n. Jimyoraeotiter en Wöthouclera van Leiden; Gezien art. 6 der Verordoning van den llden No vember 1880 (Gemeenteblad No. 4 van 1881); Breng'-n ter algemeono kennis dat tot het doen lnschrij ren va» nieuwe leerlingen voor do open bare srlmien voor voorbereidend en voor moer ultgcbtoiii lager ouderwijs, golegenlieid zal gege- fOD worden: voor die voor voorbereidend moor uitgebreid lager onderwijn voor jongens en iiioisjea, in het schoolgebouw aan de Oude Vest; voor die voor moor uitgebreid lager onderwijs: der 1ste klasse, voor jongens, in het schoolgebouw aan de Aalmarkt; dor l9to klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw acn de Boommarkt; dor 2do klasse, voor jongens, in hot schoolgebouw aan de Pietorskerkstraat der 2do klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw aan de Broeatraat; en wel van den 4 den tot en met don lOden Doe. o. k., dagolijka (den Zondag uitgezonderd), van des voormiddaga halfnegen tot negen uren, on op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Vrijdag boven dien van halftwee tot twee uren dea namiddags. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Bargemeeator. 8 Deo. 1808. E. KIST, Seoretaris. Prof. Dr. A. KUENEN. t lO December 1891. Een enkel woord, vriendelijke lezer I om u op dozen onvergetelyken sterfdag van een van Nederlands grootste mannen en beste zonen, een van Leidons uitnemendste burgers in de herinnering nog eenmaal te doen genieten van het schoone levensbeeld, dat bi) ons to aan schouwen gaf. In hot met meesterlijke hand. geschreven Levensbericht van Abraham Kuenen, Theol. Dr., Hoogl. te Lelden, verschenen in de Levens berichten van de Maatschappij der Neder- landscho Letterkunde te Leiden 1892-1893, doelt Prof. Van der Vlugt ons mede, dat zgn vader, wijzende naar Kuenens portret, hem op dea toon van innige overtuiging zeide: „Zie, jongen, zóó als deze, wordt óónmanin honderd jaar geboren"; en wy voelen eerst recht, welk een rykdom die profetie in zich bevat heoft. Wy, die Kuenen daarna zoolang hebben mogen genieten, wy beamen 't: hy is een groot man geweest. Grootmogelijk, dat zijn schim, met dion fijnen glimlach, waaruit soms iets van goedmoodigen afkeer sprak, op my neer ziet, evenale „aan den avond van zyn jubiló, toen de maat eener gepaste hulde niet langer werd betracht en een voiyverig vereerder hem „driowerf groot" verklaarde, hy zyn weerzin over dat bedryf zoo duidelijk te kennen gaf, als zulk een lijn, wellevend gastheer het doen kon. „Ik ben biy, zoo sprak hy toen met zijn verstandigen glimlach, „dat nog dit laatste woord gesproken is. Want nu begint de lof zichzelven to weerleggen, en zal het er wel mee uit zyn." Maai* dat waag ik er aan, tegenover de zekerheid, dat velen, die dit lezen, 't een genot zullen vinden, nog een3 en straks misschien nog weer eens, als in gedachten daar vóór ons te zien den man, dien iedereen kende. Grootzeker, zeker, het grootst6 deel van zyn roem, van zyn meer dan Europeeschen naam had Kuenen te danken aan zyne ge leerdheid, aan zyne kennis men moet 't lezen, bij Van der Vlugt en elders, om van zijne geleerdheid den allerdiepsten indruk te ontvangen. Maar dat is 't niet alleen, niet bovenal geweest, wat z\jn naam zoo onver getelijk doet zyn, als hy dat in werkelijkheid is. Geleerd, tot over den Oceaan was zyn naam wydvermaard, en als ds. P. H. Hugen- holtz zyne reis maakt door N.-Amerika, dan worden hem in druk bezochte „meetings" adressen van dank en van hulde aangeboden voor zyn beroemden landgenoot. Groot door geleerdheid, ze kwamen van vele zijden, en uit verre gewesten, in het welbekende huis. aan de Haarlemmerstraat, en 't was, voor wie dat binnenging, alsof hy den drempel van een heiligdom overschreed, want Kuenens studeer kamer te mogen betreden, menig vreemdeling, voor wien 't de vervulling van een zyner hoogste wenschen geweest is. Groot.zeker, daardoor heeft Kuenen zich een wereldberoemden naam verworven. Maar dat is het niet bovenal, wat iedereen zoo met den diepsten eerbied over hem spre ken deed, over hem spreken doet Daar zyn meer grooten geweest, daar zyn onder de levenden nog wel, wier namen hoog, heel hoog worden geprezen, omdat zy zoo geleerd zyn, maar wier namen niet op dien toon, niet met die sympathie, die liefde worden genoemd als die van Kuenen, wier werken biyven leven en spreken, maar wier personen al spoedig weer vergeten zyn. Nietwaar, ik kan 't me voorstellen, dat nog lang na dezen, ouderen aan jongeren zullen vertellen van dien grooten man, die eens een sieraad was van Leiden8 hoogeschool, van dien lichameiyk grooten man ook, met dien ietwat gebogen rug en dat altoos vriendelijk oog, dien iedereen kende, omdat hy alomtegenwoordig was. „Een kamergeleerde, groot ouder de grootsten I En toch dageiyks op straat, des Zondags regolmatig in de kerk, op geene vergadering van gewicht, hoe rookerlg, hoe benauwd, ontbrekende. En altyd zoo eenvoudig, mild, gewoon 1" „En altyd zoo eenvoudig, mild, gewoon!" Zou daarin ook het geheim schuilen van die groote populariteit, die Kuenen genoot? Een voudig, d. w. z. óón vouw in het karakter heb ben, den zin voor waarheidmild, dat is den kleinere door zyne meerderheid niet terneer drukken, maar zoo mogelijkopheffen;gewoon, d. i. met ieder en voor ieder een woord te spreken, dat gepast wasja, zoo was Kuenen. En wederom, het geheim van die deugden? Zou het niet gezocht moeten worden in dat „zelfgevoel van ongewone hoogte, doch daarby van zeldzaam edel, fijn gehalte?" Toen op Maandag 14 Dec. 1891, uit die Haarlemmerstraat naar de begraafplaats aan de Groenesteeg Kuenens lyk werd heenge dragen naar zyn laatste rustplaats, toen waren er uit schier alle oorden van ons Vaderland saamgekomen, om aan d9n grooten doode een laatst vaarwel toe te roepen. Wat ontving de aarde daar een onzer dierbaarste schatten! Zokor con onvergeteiyken vader, stellig een ongeëvenaarden leermeester, onge twijfeld een held, op het veroveringsgebied der wetenschap, een held, zonder vrees en blaam, zeker, stellig, ongetwyfeld, maar wat den vader zoo onvergeteiyk doet zyn, wat den leermeester zoo hoog deed waardeeren, wat voor den held met de diepste bewonde ring vervulde, dat was Kuenens beminnelijk heid! En die beminnelykheid heeft hem zoo bemind gemaakt. Nu moge geëerd, gevierd te worden om kennis en wetenschap, om geboorte en naam, een voorrecht heeten, bemind te worden is een recht, dat de mensch zichzelven veroveren moet. Kuenen is zoo groot geweest, omdat hy zoo goed is geweest en hy was zoo goed, omdat hy zoo vroom was. Vriendeiyke lezer! ik had behoefte, en velen zullen die met my gevoelen, eene be hoefte, opgewekt en versterkt na de lezing van Prof. Van der Vlugts Levensbericht van Abraham Kuenen, op dezon sterfdag van Kuenen, dezen weemoedigen herinneringsdag aan onzen grooten doode, met diepgevoelde piëteit 't uit te sprekenave, pia anima l ave 't Zyn groote leego plaatsen, die door het heengaan van mannen, als Kuenen geweest is, in het maatschappeiyk geheel worden te voorschyn geroopen. Hy was, zoo sprak aan zyn graf prof. Oort, hy was eene veiligheid. Onze veiligheid, d. w. z. niet alleen van ge leerden, die op hem volkomen konden ver trouwen, maar ook onze veiligheid, omdat wy wisten dat waar hy sprak of waarover hy sprak, zyn verstand en zyn hartdevrien- deiyke tweelingen waren, die hem woorden van wysheid deden uitspreken. Onze veilig heid, omdat wy op hem konden bouwen als een man van karakter. Zou ik durf 't te vragen zou Kuenen ons, de meesten onzer niet een voorbeeld kunnen geven, moeten zyn? Aan wien kunnen wy in deze stormachtige tyden ons vastklem men, als eene veiligheid? Weet gij één naam te noemen van één man in ome dagen, die „onze veiligheid" kan heeten? Zeker, maunon van ge leerdheid in menigte, mannen van talent velen, mannen van naam zonder tal, maar ook man nen, altyd zoo eenvoudig, mild, gewoon? Zoker, wy zyn dankbaar voor wat wetenschap en kunst ons te aanschouwen, te genieten, te hooren of te lezen geven, maar als de maat- schappy roept: „och, geef toch aan myne leden een deel van het hun beloofde levens geluk I" ja, dan moet het heldere hoofd knappe mannen en vrouwen vormen, maar het warme, reine hart moet de menschen beter maken. En om gelukkig te wezen, behoeven wy neen, niet knap, of ryk, of aanzieniykj te wezen, maar moeten wy braaf wezen en goed wezen en beminneiyk wezen, moeten wy i. e. w. vroom zyn. En 'tis een veilig heid voor ons in deze wereld, als wij een man kennen, van wien wy 't kunnen afzien, afleeren, die 't ons voorgedaan heeftgelukkig, omdat hy zoo vroom is geweest l Wees daarom gegroet, vrome ziel, wees gegroet! Krachtens Raadsbesluit van 19 Februari 1891 werd aan de Leidsche Katoenmaatschappy vergunning verleend tot demping van een ge deelte der Binnenvestgracht, kadastraal bekend Sectie A. No. 886, grenzende aan de Katoen- fabriek, voor hare rekening en het gedempte gedeelte ter grootte van 52'/, centiaren aan genoemde Maatschappy in gebruik gegeven met het recht van opstal, onder bepaling dat het van de gracht worde afgescheiden door gemetselde muren, onder toezicht van den gemeente architect, alsmede tegen betaling van ƒ13.12*/, per jaar. Thans heeft de Leidsche Katoenmaatschappy den eigendom van voorschreven grond ver zocht, alsmede den eigendom eener strook water der Binnenvestgracht, daaraan grenzende ter grootte van ongevoer 198 centiaren. Na onderzoek door de Commissie van Fabri cage is gebleken dat tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar bestaat, zoodat B. en W8. den gemeenteraad in overweging geven lo. dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd is een gedeelte der Binnenvestgracht, kadastraal bekend Sectie A, No. 886, ter grootte van ongeveer 198 centiaren; 2o. aan de Leidsche Katoenmaatschappy in eigendom af te staano. den reeds by haar in gebruik zynden grond, kadastraal bekend Sectie A. No. 886, ter grootte van 52'/a cen tiaren; b. een gedeelte der Binnen vee (gracht kadastraal bekend Sectio A, No. 88fi, ter grootte van ongeveer 198 centiaren, ten einde door baar, na bekomen toestemming van Rijnland, te worden gedempt, onder bepaling dat door adresaante voor hare rekening eer. steeuen kaaimuur worde gemaakt ten genoegen van Burg. en Weths., dat de eigendomsoverdracht geschiedt tegen betaling van eene koopsom van vyf gulden per oentiare en de kosten van overdracht en dat adressan'e zich vóór 1 Jan. 1894 moet verklaren of zy met de gestelde voorwaarden genoegen neemt. Ten aanzien van het in hare handen gestolde en door ons bereids in zyn geheel medegedeelde rapport der deskundigen in zake de Gehoorzaal doelt de Commissie van Fabri cage den gemeenteraad mede dat zy zich over het algemeen met den inhoud van het rapport kan vereenigen en dat zy daaraan het volgende wenscht toe te voegen: lo. dat tegen de voorgeschreven veranderin* gen in de constructie van de kap geon bezwaar by do Commissie bestaat, doch dat de uitvoe ring, naar het oordeel van de meerderheid der Commissie, op minder kostbare wyze zoude kunnen plaats hebben; 2o^ dat de kapspanten overeenkomstig de teokening gomaakt zyn, doch dat er aan som mige deelen het noodigo yzerwerk ontbreekt 3o. dat de muren niet volgoraapt zyn, is, volgens ingewonnen inlichtingen, gelegen in de kostbaarder betimmering van den Foyer; 4o. dat de muren, die niet In het gezicht zyn, gemetseld zy'n van miskleurig bardgrauw, zooals het bestek aangeeft, waar alleen sprake is van kleurig hardgrauw voor don voorgevel aan de Breestraat en den voorgevel van de conciërgewoning aan de Aalmarkt; 5o. dat. de qualiteit der specie mooiiyk is te beoordeelen, omdat by strenge vorst is gemetseld, en dat de vraag of de gebruikte specie al of niet volgons het bestek bereid is geworden, thans, na 21/* jaar, niet meer te beantwoorden is; 6o. dat verder do meerderheid der Commisie van oordeel is, dat de houtzwaarte van do bekapping en binten over het algemeen wel wat te licht in het bestek is beschreven. Aan den gemeenteraad deelen B. en Ws. mede dat de huur van het Raamland aan den Mare singel, zünde een gedeelte van het land in den Stadspolder, afkomstig van de voormalige administratie der vereenigde Gast en Leprooshuizen, by Raadsbesluit van 20 December 1881 onder de hand aan do firma J. Zuurdeeg en Zn. voor 5 jaren verhuurd, met 31 December a. s. zal zijn geëindigd en dat genoemde firma het verlangen heeft te kennen gegeven do huur onder de bebtaande voorwaarden en voor denzelfden termyn wederom in te huren. Aangezien dit land, groot ongeveer 5100 centiaren, door de bestaande raamdykjes minder waarde heeft dan het naastgelegen welland en in verhouding thans goene mindere huur oplevert, terwyi het voor de tegenwoordige huurster, met het oog op hare industrie, zeer geschikt is, bestaan by B. en Ws. tegen do continuatie der huur geene bedenkingen, waarom zy in overweging geven te besluiten het voorgeschreven stuk Raamland onder de hand voor den tyd van 6 jaren, ingaande 1 Januari 1894, aan de firma J. Zuurdeeg en Zn. in huur af te staan onder de bestaande voorwaarden. Ter vervulling dor vacature, welke ont staan is aan de school 4de klasse No. 2, ten gevolge van de benoeming van den twooden onderwyzer R. Adama tot laten onderwijzer, aan die sehool, is opgemaakt eene voordracht ter benoeming van een tweeden onderwyzer op eene jaarwedde van ƒ700, als: lo. M. G. Van Ewyk, derde onderwyzer aan de school 3de klasse No. 3; 2o. A. Dirks, 3de onder wyzer aan de school 4de klasse No. 1, en 3o. J. Christiaanse, mede 3de onderwyzer aan de school 4de klasse No. 1. Naar aanleiding van het desbetreffend verzoek van mevrouw de wed. A. Hartevelt Jr., deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede dat de zoon van adreasante met Januari a. s. de Hoogere Burgerschool voor Jongens zal verlaten, ten einde voor zyne aanstaande loopbaan te worden opgeleid. B. en Ws. geven op dien grond in overweging aan adrèssante vrijstelling of terugbetaling to verleenen van schoolgeld voor haren zoon, leerling van de Hoogere Burgerschool voor Jongens, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1893/94. DOOR GOLO RAD1UND. 8) Het griefde haar nauweiyks, dat hy haar scheen vergeten te hebben; by zulk een groot held, als hare kinderlyke fantasie zich hem voorstelde, vond zy dat natuuriyk; daaren boven werd zy eiken dag ouder, trad lang- zamerhaud in de ryen der volwassenon en etelde zich tevreden mee den troost, dat zy eens zyns gelyke zou zyn. Dit. duurde mtus6chen nog j^ren, want ook toeu het vaderland hem niet langer meer noodig had, bleef Adelbert g«uouw aan hot eenmaal gekozen beroep, waarin hem, in de eerste tyden van geestdrift en dankbaarheid, roem oor, vryhoid en voorrechten van allerlei aard veileend werden. Dat was in Duitsch- land de bloeityd van den soldatenstand: op de handen gedragen, waren de soldaten overai de eersteD, de bevoorrechten, vooral by de vrouwen. Was het dus te verwonderen, dat een jong- mensch, vol levenslust en levensmoed, met beide handen den beker, die hem aangeboden werd, aangreep en ledigde; dat hy de gouden vruchten van den roem en van de eer met 2t)ne makkers wilde deelen, dat hy gretig den geurigen bloemruiker der liefde en onder scheiding aannam, die hem hier in de resi dentie op zoo verleideiyke wyze werd aan geboden? In het volle gevoel van zyne jeugd en kracht dronk Adelbert met volle teugen uit de bron des levens en graaf Stephan, te zeer gestreeld en gevleid in zyn trots, te zeker van zyne schitterende vooruitzichten, vond de eischen, die Adelbert aan het leven stelde, volkomen gerechtvaardigd. De oude heer hield nu beurtelings zyn verbLyf te Boriyn en op Elkratb, en daar Adelbert op die wyze gelegenheid genoeg had om zyn vader te zien, zyne herinnering echter aan de kleine speelgenoote zyner jeugd en aan het tooneel zyner kindorlyke genoegens niet groot genoeg scheen om hem te doen verlangen naar huis terug te keeren, ver- iiepen er jaren, waarin Leonore van een kind tot eene schoone, blozende maagd opgroeide, vóór de beide jongelieden elkander wederzagen. Het hart der vrouw houdt langer vast dan dat vaD den man; in Leonores herinnering leefde het beeld van den vriend harer jeugd met al zyoe volmaaktheden en in hare ver beelding tooide zy het dageiyks met nieuwen glans. Ademloos, vol teederbeid en spanning, luisterde zy naar de verhalen van den graaf omtrent Adelbertzy gevoelde het met blyde voldoening, dat hy zelfs aan de eischen van dezen strengen, trotschen man voldeed. En dit was inderdaad het gevalAdelbert had tot heden door woord noch daad tegen de grondstellingen zyns vaders gezondigd, hetzy uit piëteit of overtuiging, hetzy omdat er geene aanleiding toe bestond dit bleven onbeantwoorde vragen. Eene zekere overhel ling tot eigenzinnigheid en verkwisting werd door den vader beschouwd als een gewoon gebrek, aan de jeugd eigen; uit principe was hy tegen vermaningen, wanneer deze niet onvermydeiyk noodzakeiyk waren, en hy gaf bereidwillig do sommen, die het kostbare leven van zyn zoon vorderde. Immers, hy moest volgens zyn stand leven, dat was ook voor graaf Stephan eene gebie dende noodzakelykheid, en hoe hooger be grippen hyzelf steeds gehad had van het aanzien en den luister van de familie, des te grooter offers vorderde dit aanzien ook uit een finantiëel oogpunt, offers, die met te meer bereidwilligheid gebracht konden wor den, daar Adelbert, als de eenige zoon en erfgenaam, de gewoonten kon behouden, waarin hy thans leefde. Zoo waren er zes jaren verloopen vóór hy na de laatste scheiding het dorp wederzag en de makkers van zyne kinderjaren woder ontmoette. Voor het eerst heerschte in de ziel van hot zeventienjarige meisje dat vrou- weiyke gevoel van scheppen, regelen en ver fraaien, dat zelfs aan de schuchterste vrouw binnen zekere grenzen het bewustzyn harer heerachappy verleent. Voor het eerst vroeg en zag zy naar alles, wat haren oom aange naam zou kunnen zyn, en voor den geliefden vriend dor jeugd tooide en versierde zyzelve met teedere opmerkzaamheid de vertrekken, die hem eens tot woning verstrekten en waarin zy de gelukkigste uren van haar jeugdig leven had doorgebracht. Zy stond, half verheugd, half angstig, met ongeduld te wachten aan de hooge vensters van de met de voorouders versierde gaDg, welke het uitzicht hadden op het slotplein, nog laDg voor vader en zoon konden aankomen, en verkortte zich dea tyd van het wachten met vergeiy kingen te maken tusschen het laatste portret, het jeugdige contorfeitsel van Adel bert, en datgene, wat hare minnende fantasie van hem ontwierp. De oude heer had met voordacht, vóór zyn zoon vertrok om misschien nimmer terug te keeren, het portret van zyn erfgenaam by de lange reeks stamheeren van zyn edel ge slacht doen ophangen. Het was een fraai, opgeruimd, goedig ge laat, dat haar van den wand toelachte, een gezicht, waarop de jeugdige overmoed, die om de nog baardelooze lippen speelde, zoo goed stond, omdat hy onmiskenbaar zyn oorsprong nam in jeugdige gelukzaligheid. Niets hards en gestrengs als in de trekken zyns vaders, die wel meer geestkracht te kennen gaven, maar minder innemend waren. Uit hot jeugdige, opgeruimde gelaat straalde, hoezeer het familietype daarin lag uitgedrukt, de reinste goodheid. Dit ondervond ook Leonore met een warm gevoel, terwyi zy, in gedachten verloren, voor het portret stond en zichzelve afvroeg, wat de tyd wol van dit dierbare aangezicht - wat hy van zyn hart gemaakt had. Zou voor haar dit aangezicht en dit hart nog even bekend zyn, zoo vol van hetzelfde vertrou wen als in dien vroegeren, lieven tyd? Zou zy zich wel kunDen schikken in het ongewone, in hetgeen misscnien vreemd voor haar was geworden? Zou ook hy haar nog even ver- trouweiyk naderen? Eenzaam als eene bloem in bet veld was zy opgegroeidniemand had haar tot nu toe nog gezegd, dat zy schoon was en dat men zich daarover verheugde, en voor het eerst had zy die vraag schuchter aan haren spiegel gedaan, toen zy zich langzamer en zorgvul diger kleedde dan vroeger. Ja, zy was schoon en frisch als morgen dauw, dit zeide haar eigen blos, toen zy zich beschaamd en toch zoo gelukkig van den spiegel afwendde. Het was reeds namiddag geworden onder dit wachten, eer een lichte, open reiswagen, met graaf Stephans eigen paarden, die aan het laatste station gewacht hadden, het slot plein opreed. De graaf steeg het eerst uit het rijtuig, bedaard en met die afgemeten waardigheid, welke hem nooit verliet, gevolgd door Adel bert, blozend en veerkrachtig, nog iets grooter dan zyn vader. Zyn blik vloog zoekend en groetend naar de vensters van de gaDg, waar Leonore zich bevond, ademloos, niet in staat dengene te gemoet te snellen, die al hare gedachten bezighield. Maar dit duurde ook slechts eene minuut: de bediende ter zyde duwende en zyn vader vooruitijlonde, snelde de jonge man, do treden van de trap paarsgewijze opklimmende, de breede steenen trap op en had het jonge meisje reods lang in zyne armen geklemd, toen de graaf lang zaam volgde en, buiten adem, eerst uitrustte, eer hy aan dit onstuimig wederzien der joDge- lieden een einde maakte. (TFordf vsroolgcfy.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1