Woensdag O December. A°. 1893. <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. VERLOTING SINT-NI COL AAS. Leiden, 5 December. feuilleton. HET SLOT ELKRATH. N°. 10367. LEIDSCH BAG-BLAB. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon por 8 maanden, f 1.10. Franco par post 5 1-40- Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER AD VERTEN T1ËN Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Premie Leidscli Dagblad. Dé uitslag van de heden gehouden verloting is, dat de pry zen gevallen z(jn op de volgende nummers: 1842. HEEREN-BEMONTOIR-HOB- LOS8, zwaar verguld. 1207. HEEREN-REMONTOIR-HOR- LOCK, nikkel, met datumwijzer. 1647. HEBREN-RBMONTOIR-ÏIOH» LOGE, nikkel, met datumwijzer. 1236. DAME «-REMONTOIR-HOR LOGE, zwaar verguld. 108. DAMEB.REMOBITRIR-HOR. LOGE, zwaar verguld. 1337. DAMES-REMONTOIR-HOR- LOGE, zwaar verguld. 252. VAN GENNEP, Nederlandsche Le genden. Prachtuitgave. 1679. HELLER, Novellen, 5 dln. in pracht banden. 374. JOÏEF ISRAËLi, Juweeltjes, in prachtband. 858. TEN KATE, Complete Gedichten, 12 dln. 33. TEN HATE, Het Verloren Paradijs, in prachtband. 1221. J. J. CREHER, Romantische Wer ken, 6 doelen. 209. JOZEF ISRAËL», Kinderen der Zee. 988. P. LOCWERSE, Historische Ver- halen, 3 dln. geb., naar keuze. 675. JORAN GRAM, Tocht door Afrika's Wildernissen, 3 dln. 1012. TER HAAR, Gedichten, 2-din. 36. J. U. O. KERN, De Vrijbuiters van Sumatra. De bonders san dese nommers ge lleven zich aan het Bnreel Tas ons Blad aan te melden (met het boek werk van ANDB1ES9EN, waarop het noaaer vermeld staat), ten einde de prezen ln ontvangst te nemen. Als in het zwaarbelaste luchtruim de storm wind met woest geweld de wolken voor zich uitdrijft, en de bladenlooze takken dor boomen zich angstig buigen op de nadering van den machtigen heerscher, dan weten we, dat de winter in aantocht is. Hy heeft den orkaan vooruitgezonden als zyn wegbereider. Straks wordt het rustig, en het sneeuwtapyt zal dra ien voetstap des eenzamen wandelaars schier onhoorbaar maken. Onze voorvaderen zeiden dan, dat Wodans lachtstoet door de bosscben gierde, en dat was voor hen het teeken, dat het tydperk der winterkalmte, der schorsing van alle werk zaamheden, afgewisseld door dagen van feeste lijk samenzijn, was aangebroken. Men had alzoo, tusschen de jaren, een scheiding, en wel van een geheele maand, van omstreeks veer tien dagen vóór tot even zooveel na het tijd stip van den winter-zonnestilstand, of, om in onze hedendaagsche taal te spreken, van Sint- Nicolaas tot Driekoningen. Hot spreekt vanzelf, dat vooral do aanvang van het wintertydperk feestelijk gevierd moest worden. In de eerste plaats waa het noodig, Wodan, die zich zoo duchtig deed gelden, gunstig te stemmen, en dat kon niet anders plaats hebben, dan door het brengen van offers. Maar een gewoon mensch kon on mogelijk de godheid naderen: dat was het uitsluitend voorrecht des priesters. Dit be zwaar was evenwel niet onoverkomelijk: kon men Wodan geen geschenken aanbieden, de menschen deden het elkander. Deze gelijkstelling van onderling welwillend- heidsbetoon met het geven van huldeblijken aan de godheid is niet zoo vreemd als op het eerste gezioht schijnt. In eiken gecultiveerden godsdienst vindt men terug het denkbeeld van een nauw verband tusschen humaniteit in allerlei vormen en eerbied voor de Hoogste Macht. Die tweo zijn niet te scheiden, en naarmate de godsdienst volmaakter is, komt die innige vereeniging meer en beter tot haar recht. Wij weten dat het Christendom veel van de oude volkszeden behouden, en alleen de bestaande gebruiken met een nieuwen geest bezield heeft. Zoo is Wodan de luchtruiter, ter wiens eere men elkander met geschenken verraste, de populairste van alle Heiligen geworden, die langs 6choorsfceenen on over daken rondrijdt om met milde hand de blijken van zjjn vriendelijke gezindheid te verspreiden, die in ons vaderland allerwegen wordt ver eerd, zonder dat verschil van geloofsmeeningen op die algemeenheid van eenigen invloed is. Het trof dan ook bijzonder goed, dat de naamdag van den bisschop van Myra samen viel met het feest der oude Germanen, want wat geschiedenis en legende van Nlcolaas den Wonderdoener verhalen, maakt hem bij uitnemendheid geschikt voor de vriendelijke rol, hem opgedragen. De Sint-Nicolaas, wiens beeld door de eeuwen heen is bewaard ge bleven, muntte uit door onbegrensde liefdadig heid, daar hjj voor zichzolven het noodigste onthield om steun te kunnen verleenen aan een armehad er een bijzonder behagen in, zyn weldaden te bezorgen op een geheim zinnige manier, zoodat zij gewoonlijk eene verrassing, niet zelden eene uitredding waren en, wat we eigenlijk het eerst hadden moeten zeggenwas een kindervriend zooals weinigen. Vooral in deze laatste qualiteit is zyn naam onsterfelijk. Onze Sint-Nicolaas is alzoo het feest der onderlinge welwillendheid, voornamelijk in den familiekring; het is bovendien het groote kinderfeest. Dit dubbel karakter maakt dat wij het dubbel op prijs stellen. Wat het eerste betreft, hot is weleoDs noodig dat de leden van een huisgezin er op buitengewone wijze toe gebracht worden, zich met elkander bezig te houden; er zijn zoo dikwijls in het leven oogenblikken, waarin door zelfzucht of eigenzinnigheid aan de heilig ste verplichtingen wordt te kort gedaan. Nu kunnen kleine gesohenken wol niet alles goedmaken, maar ze zijn toch een niet te versmaden vorm om groote genegenheden te openbaren, en uit te drukken dat ondanks tijdelijke storingen de harmonie is gebleven, dat de familieband niet losser is geworden, al werd er een enkele maal roekeloos aan gerukt. En wanneer de vogels het nest zijn ontvlogen, om zichzelf in de verte of nabij een woning te vestigen, wat aangename ge legenheid biedt dan niet de Sint-Nicolaas aan om nog eens te herinneren aan die avonden van weleer, toen men zoo gezellig bijeenzat in het ouderlijk woonvertrek, of de gedachten terug te voeren naar een nog verdor verleden, toen de mannen en vrouwen, die nu een zelfstandige plaats hebben ingenomen in de maatschappij, nog geheel en al zich konden overgeven aan do bekoring van een Sint- Nicolaasdeuntjo en aan de verwachtingen omtrent de uitwerking! Wy gelooven zelfs dat Ce voorbereiding voor het Sint Nicolaasfeest leerzaam is. Immers, we mooten dan cijferen, berekenen, overleg gen, nadenken. Het eerste is een zaak van het verstand, dat ons voorschrijft niet verder te springen dan de stok reikt; bij het laatste komt inzonderheid het hart aan het woord. Het is niet altijd gemakkelijk te weten, waar mede wjj oen huisgenoot nu eens een genoe gen zouden kunnen doen; om daarachter te komen, moeten wij ons met hem bezighou den, zijn smaak en neigingon bestudeeren. Welnu, in het algemeen moesten wij dat veel meer doen; en als nu de Sint-Nicolaas of een verjaardag daartoe bijzondere aanleiding geeft, laat ons dat dan op pryë stellen en van die noodzakelijkheid een good gebruik maken. Er z\Jn menschen, die dat veel te moeilijk vindön, en zij trachten zich uit, do klem te redden door overlegging te verzoeken van oen „ver langlijst.". De goede oude bisschop wist zijn geschenken wel te kiezen zonder tot zulk een letterkundig product zijn toevlucht te nemen en ze vielen altjjd in goede aarde. De eigenlijke helden van het Sint-Nicolaas- feest zijn de kinderen: en zoolang het volk van Nederland vreugdo blijft scheppen in de blijdschap van het opkomend geslacht, zal het feest van 5 en 6 December ook niet ster ven door gemis van sympathie. Och, welk een verrukkelijke aanblik, nietwaar, die lachende kindergezichtjes, welk een onover trefbaar beerljjke muziek, dat blij gelach, wanneer de gaven te voorschijn komen, die de liefde hun ten offer brengt. Wy durven ons beroepen op het getuigenis van allen, die hun kinderen mochten zien groot worden en hon thans met voldoening zien optreden in de groote-menschenmaatschappij of dat „avondje van Sint Niclaas niet tot hun lieflijkste her inneringen behoort? En dan, ook dat zal men met ons eens zijn, moet gezorgd worden het feest zoo algemeen mogelijk te maken door het ook uit te strekken tot die kinderen, wier ouders niet bij machte zijn hun kroost iets buiten gewoons te verschaffen, of, en deze kleinen zyn nog veel meer te beklageD, door on verschilligheid of losbandigheid zich moed willig berooven van de middelen, om dat to doen. Reeds eeuwen geleden was men van die verplichting overtuigd, en schenkingen, met het bepaald aangewezen doel om op Sint-Nicolaas arme scholieren te onthalen, waren volstrekt geen zeldzaamheid. In die richting wordt tegenwoordig ook veel gedaan er biyft echter nog meer te doen over. Alleen hy kan met een gerust hart feestvieren, die zich bewust is naar vermogen te hebben medegewerkt om het ook voor anderen toe gankelijk te maken: dat is immers met ons het geval? Zoo iemand misschien op dat punt nog niet geheel gerust mocht zijn, er wonen in de buurt nog wel een paar lui, die men volgens de echte methode van den ouden Sint met een of ander zoii kunnen verrassen dat bezwaar is dus gemakkelijk te overwinnen. En wanneer nu dit alles in orde is dan wenschen wy al onzen lezers een recht ge- zelligen Sint-Nicolaasavond l Over het in do laatste dagen veel bespro ken voorstel om het Ethnographisch Museum van Leiden naar een der centra van verkeer als Amsterdam of 's-Qravenhage over te bren gen, zegt de minister van binnenlandsche zaken in de thans verschenen Memorie van Antwoord op het Vde hoofdstuk der Staats begrooting alleen, dat hy „hot geopperde denk beeld gaarne zal overwegen." Omtrent de grensverandering tusschen Leiden en Oegstgeest, zegt do minister, is eerlang een wetsontwerp te gemoet te zien. Die van Amsterdam en Nieuwer Amstel is nog bjj Gedep. Staten van Noord-Holland in onderzoek. De minister blijft zich geroepen achten eene herziening van de wet op en wijzigingen van ons hooger onderwijs voor to bereiden. Alle posten betreffende het onderwas in zyne ver schillende vertakkingen worden nog eens nader toegelicht. De minister handhaaft het voor don bouw van het nieuwe Museum van Natuurlijke Histoiii, te Leiden, thans aangevraagd krediet en acht het uitschrijven van eene prijsvraag weinig aanbevelenswaardig. Overeenstemming ter zake van do uitbreiding van het ziekenhuis te Utrecht hoopt de min. weldra te verkrijgen. In afwachting eener wettelijke regeling van het middelbaar onderwijs voor meisjes, wenscht de minister de Rykssubsidiën voor gemeente lijke middalbare meisjesscholen niet te her stellen. De min. blijft bjj zijne vroegere meening dat verbetering van bet lot der onderwijzers by het lager onderwys alleen is to verkrijgen door wetswyziging. Do minister overweegt om, met handhaving van het koninklijk besluit van 18 April 1890, te gemoet to komen aan de schoolbesturen, die door gebrek aan onderwyzers op 1 Japuari 1894 niet het gevorderde onderwijzersperso neel in hunne school zouden hebben on dus de Rijkstoelage zouden moeten missen. Verlaging van den leeftyj voor toelating tot het examen in nuttige handwerken voor meisjes acht de minister niet wonschelyk - Ook de „Tel." bespreekt thans de vraag waar hel Ryks Ethnographisch Museum be hoort te zijn: te Leiden, in Den Haag of te Amsterdam. Volgens het blad heeft Amsterdam er alle aanspraak op en wel om de volgende- redenen Te Amsterdam wordt eene universiteit onderhouden, bevinden zich machinisten en handelsscholen, van stadswege in hefc leven geroepen en treft men verschillende inrichtingen aan, hoewel uit private middelen opgericht, hetzelfde doel beoogond. Al deze inrichtingen, de universiteiten mis schien uitgezonderd, leiden jaarlyks een niet onbelangrijk aantal jongelingen op voor een workkring in de koloniön en in den vreemde. De meesten dezer volgen hunne bestemming zonder ten minste in de meeste gevallen in de gelegenheid geweest te zijn, eenige practische kennis omtrent de streken, waar heen zy zich zullen begeven, op te doen, een gebrek in hunne opleiding, waarover herhaalde malen is geklaagd, doch dat in de gegeven omstandigheden niet valt te ver helpen. Bevond zich te Amsterdam een Ethno graphisch Museum, dit euvel, zegt de „Tel.", zou spoodig zyn weggenomen; thans biyft het evenwel bestendigd. Er is meer. Tot wien moet do handel zich in Amsterdam wenden, als hy inlichtingen omtrent nyverheids producten uit andere ge westen verlangt, als hy zich van aldaar heerschende toestanden op de hoogte wil stellen? Tot een particulier genootschap, dat slechts by uitzondering inwoners-niet leden tot zyne verzamelingen mag toelaten. Te Rotterdam is dit beter; aldaar onder houdt de stad eene land- en volkenkundigo verzameling, waarvan ieder op eik gemeld uur gebruik kan maken. Rotterdam hoeft zeer juist ingezien, dat zulk eeno inrichting in eene handelsstad niet mag worden gemist; toch moet Amsterdam ze tot op den huidigen dag derven. Men zou ons, aldus vervolgt do „Tel.", tegemoet kunnen voeren, dat met eene over plaatsing naar do hoofdstad uitsluitend Am sterdam zou worden bevoorrecht. Hot tegen deel is waar, in do eerste plaats zou zy het Museum ten goede komen. Lust tot verzamelen toch is altyd nog ons volk eigen. Geen schip valt aldaar binnen of het brengt hot een en ander mede, dat in den regel, by gebrek aan betere bestemming, na langoren of kortoren tyd onder den hamer komt. Winstbejag is daarby slechts zelden de dryfveer; onbekendheid met het bestaan oener Rijksinstelling, verscholen als zy te Leiden is, regel. Ware 's Ryks museum te Amsterdam gevestigd, velen, die nu naar den opkooper loopen, zouden zich dan der waarts begeven on het Ryk zou 6teeds do voorkeur genieten van alles, wat aangevoerd werd, zoo noodig in een tyd van kolonisatie- manieën, die het eene natuurvolk voor on het andere na dwingt afstand van alles te doen, waarmede het tot voor kort in zyn levensonderhoud voorzag. Men moet hot Britsch-Museum kennen, om te weten hoezeer zulk eene instelling als wy hier bespreken in eene handelsstad bloeit. Bovendien, kwam •DOOR GOLO KAIMUN». 1) Waar de Erft hafe heldere wateren met den Etynstroom vereenigt, aan een der levendigste heerwegen, welke de schoone vlakten van den Benoden-Ryn in alle richtingen doorkruisen, verhief zich de woon- en stamzetel van de graven Van Elkrath, niet alleou het sieraad an glanspunt van hot lieve dorpje, maar ook van de geheele omgeving, en boeide als zoo- ïanig het oog van eiken reiziger of vreemde ling. In het midden van de vorige eeuw gebouwd, met al den rykdom van den toen ln zwang zynden en gelief koosden bouwtrant, had het een indrukwekkend voorkomen, en de ïorg, die aan de voortdurende instandhouding gewyd werd, getuigde dat het, ten tyde van ien aanvang van ons verhaal, nog tor woon plaats strekte aan een nakomeling van dit aloude geslacht. Het uitgestrekte, vierkante gebouw, op de hoeken van torentjes voorzien, was omringd ge weest door eene tamelyk breedo gracht, zoowel ter bescherming togen vreemde indringers als tegen de vreemde denkbeelden, die met deze in die aristocratische afzondering hadden kunnen binnensluipen. Tegenwoordig echter waren de bruggen weggenomen, welke er eens over gelegen hadden de tyd, die alles geiyk maakt, had beiden het binnendringen gemakkeiyk ge maakt, en de voorooraeelen van vroeger dagen waren het eenige, maar wellicht hot stevigste bolwerk, dat de tegenwoordige graaf had laten bestaan, om zich te beveiligen tegen minder gewenschten omgang en nieuwe denk beelden. De oude slotgracht was thans in eene grasvlakte herschapen; tegen de steile kanten werden leiboomen geplant, die het heerlijkste ooft leverden voor de grafelyke tafel, en fraaie kleine bloembedden sierden het grastapyt, waartoe hier en daar eenige trappen den toegang verschaften. Het was een kleine, lieflijke bloementuin, eene aangename wandeling, waaraan zelfs de schaduw van eenige treurwilgen en esschen niet ontbrak, en de zichtbare zorg, die er aan besteed werd, scheen te meer gerechtvaardigd, doordien de vensters van het slot er op uitzagen. Als men de plaats over was en zich in het voorportaal, in oen der torens, bevond, dat met al de pracht en weelderigheid van den tyd, waarin het werd opgetrokken, was aan gelegd, wendde zich het oog van den vreemde ling, die zich voor het eerst hier bevond, niet zonder verbazing af van de eenigszins ver weerde fresco's, die de koepelvormige zolde ring versierden, om zich te veBtigen op de lange reeks van voorvaderen, die in het portaal, zoowel als in de gangen, van de wanden, levensgroot uit de donkere gesneden eikenhouten lysten op den toeschouwer neder- zagen. De trots en de vaste overtuiging van den graaf voerden zyn stamboom terug tot op den tyd van Herman den Cherusker; hy had, om de twyfelaars en spotters tot stilzwygen te brengen, zelfs die voorvaderen laten afochil- deren, die vroeger geleefd hadden dan de kunst: don stamvader in een berenvel en allen, die op hem gevolgd waren, totdat in eene onafgebroken roeks degene bereikt was, by wiens leven de schilderkunst reeds zoo ver gevorderd was, om die plicht in het alge meen op zich te nemen en ook dit edele geslacht in beeltenis voor de nakomelingschap te bewaren. Het waren lange, lange ryen van trotsche mannen en vrouwen, en ofschoon men dikwyls moest glimlachen over de piëteit van den graaf, die den in nevel gehulden oorsprong van zyn stamboom met behulp van zyne verbeeldingskracht in het liebt stelde, moest men toch ook bekennen, dat de Elkraths behoorden tot een oud-adellyk geslacht en dat die portretten van de voorvaderen een waar sieraad waran voor de lange, helder verlichte gangen. De staatsie- en receptiezalen, de lange reeks van logeerkamers waren meest alle gesloten en de gordynen daarvan nedorge- laten, want de tegenwoordige bezitter was weduwnaar en een reeds bejaard man, die in afzondering leefde en de plechtige stilte, die in het slot en het park, dat zich aan drie kan ten aan den slottoren bevond en door een hoogen muur was omgeven, heerschte, bad zich zelfs aan de bedienden, die in de benedenvertrek ken van het slot hunne woning vonden, medegedeeld. Deze plechtige stilte heerschte ook in de ryke, door de zon helder verlichte kamer, waarin wy onze lezers thans binnenleiden. Zware gordynen van groene zyde, die half waren toegetrokken, lieten door die hooge kamer slechts gulden lichtstrepen vallen op den parketvloer en de lambrizeeringen, wier breede randen prykten met kostbare glazen, beelden en voorwerpen van gesneden ivoor, terwyi zeldzame wapenen en schilderijen tot versiering strekten van de goudlederen be hangsels, die de zonnestralen terugkaatsten, welke er op violen. De zoldering was met prachtig stukadoorwerk, met gouden randen afgezet, versierd, terwyi de marmeron schoor steen een meesterstuk van steenhouwerswerk kon genoemd worden. In het midden van hot vertrek, aan eene tafel, die met boeken, dagbladen en tijd schriften bedekt was, zat in een leunstoel de heer des huizes, eene nog krachtige ge stalte, met een fraai, verstandig gelaat, waarop trotschheid en onverzettelijkheid haar stempel onmiskenbaar hadden afgedrukt. Hy las in een dagblad, maar niet met veel opmerkzaamheid, want zyne blikken dwaalden nu en dan als in verstrooiing door eene open staande glazen deur, die den toegang ver schafte tot een groot balkon, dat uitzag op het park, of zy vestigden zich peinzend op do slanke gestalte van een jong meisje, dat in eene afgetrokken houding in de groene schemering van het gordyn zat. „Zyt gy ziek, Leonore?" vroeg hy na eene pooB, gedurende welke de diepste stilte in het vertrek gehoerscht had. Het jonge meisje scheen met schrik uit hare gedachten te ontwakpn en streek met de hand over haar voorhoofd. „Was ik achteloos, lieve oom, heb ik u misschien niet goed verstaan?" vroeg zy, met- iets angstigs in hare stem. „Gy weet, Leonore," antwoordde bij, „hoe die zwaarmoedigheid my tegen de borst stuit. Het is evenwol niet voor my, dat ik u daarop thans opmerkzaam maak, inaar gy moest bedenken, dat zy voor eene bruid, don dag vóór haar huweiyk, slecht voegt, dat zy ten minste geen compliment is voor den ver loofde." Hot jonge meisje antwoordde niets, maar zy naderde den graaf en bracht zyne hand aan hare lippen. „Zyt gy niet gelukkig, Leonore?" vroog doze na eene pauze, nadat hy als Hef koozendo de zachte haren van het meisje met zyne hand gestreeld had; „zoudt gy liever nog terug treden?" „Neen," zeide zy op een vasten toon, „do heer Van Tondern Is een braaf monach en ik biyf immers by u, oom 1 Indien ik hem gelukkig kan miken, indien ik aan dit huis een gedeelte k erugschonken van den vrede, die er aan ontnomen De graaf stond snel en mot niet weinig geraas op, terwyi zy in hare woerden bleef steken. „Gy moest u eindeiyk eens wat meer christelijke gelatenheid en geduid eigen maken, Leonore", zelde hy op een berispenden toon, „God heeft het zoo gewild." „Niet God was het, die het zoo wilde,' maar het waren de menschen," antwoordde' het jonge meisje met vastheid. Wordt vonolgcJ.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1