N°. 10363. Vrijdag 1 December. A0. 1893. tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. Peuilleton. NONDUM. T.EIDSCH BA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. - Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIÉN Van 1—6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17{. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoron buiton de stad ■wordt f 0.05 berekend. Bit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Onbewoonbare huizen te Leiden. In de gemeenteraadszitting van 22 Junijl. "werd tot onbewoonbaarverklaring besloten van zes huizen aan de Brandewynsgracht, toebehoorende aan de wed. J. O. Do Vries, gfb. W. Filippo; S. Filippo, weduwe van D. Hagemans, en F. Filippo, terwijl het concept besluit werd vastgesteld in de zitting van 13 Juli d. a. v. Om verschillende redenen is geene uitvoering gegoven aan het besluit, maar een nieuw onderzoek ingesteld. Daaruit 16 gebleken dat de porceelen aan de Brandewijnsgracht Sectie R, Nos. 721 en 1692, ten name van de Wed. J. O. De Vries, geb. W. Filippo, Sectie B Noe. 724 en 725 ten name van Suzanna Filippo, weduwe van Daniel Hagemans en Sectie B Nos. 722 en 723, ten name van F. Filippo, volgens proces-verbaal van rooimees ters: lo. door de geringe oppervlakte en 2o. door gemis van de noodige vereischten, als drinkwater en pleti, voor menechelijke bewoning ongeschikt zijn, dat ze bovendien bouwvallig zijn, steenen vloeren en slechte bekapping hebben en enkele daarvan onrein zijn, op welke gronden rooimeesters als hun gevoelen hebben uitgesproken, dat aan boven genoemde huizen in geenen deele zoodanige verbeteringen zijn aan te brengen, dat'ze bruikbaar zullen kunnen worden en daarom deze perceelen binnen dertig dagen behooren te worden ontruimd of gesloopt. Door de drie door het College van B en Ws. aangewezen stadsgeneeskundjgon werd ter zake geconstateerd lo. Op de Brandewijnsgracht bestaat voor alle inwonenden slechts óéne golegunhr>rd om de faecalien te deponeoren, zoodat die huisjes daardoor reeds uit een hygiënisch oogpunt onbewoonbaar zijn; 2o. Op de gracht is geene waterleiding. De bewoners aldaar bekomen hun drinkwater uit de standpijp in de Brandowijnspoort. De ver strekking van zuiver water geschiedt dus zoolang de gemeente er voor zorgt. 3o. De rioleericg en gelegenheid tot afvoer van vuil water is op do gracht niet aanwezig. Vuilnis en afval worden in de Langegracht geworpen. 4o. Wat de daken aangaat, lagen eenigo gebroken in een stompen hoek, wat tot groote lekkages aanleiding geeft. Het inwendige der daken was dichtgemaakt even voor de komst der rooimeesterstoch waren er bedsteden on muren, welke dóór en dóór vochtig waren, hoewel de houten zolderingen er over het al- gomeen vrij goöd uitzagen. Een muur, niet bepleisterd, was door de bewoners met een stuk behangselpapier beplakt, dat natuurlek door de vocht volkomen was verkleurd. De vloeren waren gewoonlijk van groote roode steenen en uiterst vochtig. Deuren en ramen waren over het algemeen goed, eenige zicht baar pas zeer kort geleden hersteld Roman van li. KOOPMANS VAN BOEKEREN. 74.) Een der voornaamste vragen, die Nondum tot nu toe niet beantwoorden kon, en die hy toch ook niet ais volstrekt onoplosbaar voor- go<d op ay gelegd had, was die naar de reden, waarom de jonker indertyd duizend gulden aan papa Streeiland had gezonden en naar de aanleiding, die de goede man had gehad, om de voorbede van dien dominee te verzoeken. Nu zou er zeker menigeen zyn, die zich van nader onderzoek zou afmaken met de verklarmgDe vraag naar het hoe en waarom kwam hier niet te pas, omdat Van Moerbeek immers zelf ook niet wist, wat hy deed. De man was immers gek, en hiermee was alles gezegd. Maar zou rede neerde onze gryze oppasser niet. Smit, voor zich, was overtuigd, dat ook de heel of half waanzinnige zpn reden heeft voor z«n doen en laten. Die reden moge ongegrond, grillig, ja dwaas zyn, maar zy is er toch. Men meene echter niet, dat onze vriend nu op zekeren dag er zich eens toe gezet heeft, om die zaak van alle kanten te bekyken en haar rypeiyk te overleggen. O, neen, opzet- teiyk heeft hy daarvan geen werk gemaakt maar hy dacht er over, 's morgens by het aankleeden en 'a avonds by 't ter ruste gaan, onder 't poetsen van schoenen en laarzen en 5o. Vele der huisjes worden door te veol menschen bewoond, óén zelfs door 9 personen. Om deze redenen deelen de drie genees kundigen het gevoelen van rooimeesters, dat de bedoelde huisjes niet zoodanig zyn te ver anderen, dat ze weer bruikbaar zullen worden. De processen-verbaal van rooimeesters, tevens inhoudende het veralag van de stadagonoos- kundigen, is daarop den 29sten September aan de eigenaren beteekend ter voldoening aan de bepalingen der Algemeene Politie verordening, vervat in de artikelen 157, 158, 159 en 160, met aanzegging dat het hun over eenkomstig art. 161 van bovenvermelde Ver ordening vry stond om gedurende 14 dagen na de beteekening van dit exploit schriftelijk bezwaren in te leveren ter Secretarie der gemeente en het verlangen te kennen te geven, dat de zaak op hunne kosten andermaal zal worden onderzocht, alles overeenkomstig het de in Verordening daaromtrent nader bepaalde. Aangezien van dit recht door de eigenaren geen gebruik werd gemaakt, is hun by exploit van 18 October jl. aangezegd dat binnen 30 dagen en alzoo uiterlijk den 18den November jl., zijnde de termijn, door het college van B on Ws. overeenkomstig art. 163 van de Algemeene Politieverordening vastgesteld, de perceelen moesten worden ontruimd of ge sloopt. Vermits het is gebleken dat het perceel No. 6, kadastraal bekend Sectie B, No. 724, ten name van S. Filippo, wed. van D. Hage mans, nog steeds wordt bewoond en alzoo door die eigenares niet is voldaan aan de aanzegging bovenbedoeld; torwyl ten aanzien van de andore porceelen het gebleken is, dat ze na de genoemde aanzegging tot dusverre niet meer zijn bewoond, geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging, met intrek king van het besluit van 22 Juni jl., hierboven vermeld, tot-de onbewoonbaarverklaring te besluiten van bovengenoemd" perceel No. 6, terwijl den gemeenteraad in verband hiermede tevens eon concept-raadsbesluit ter vaststel ling wordt aangeboden. Leiden, 30 November. In de Stadszaal had gisteravond de derde der Volksbyeenkornsten plaats, waarin als spreker optrad de heer A. N. J. Fabius, uit Amsterdam. Vóór de pauze las hy eeno ver telling, waarin „Burgemeester Sabel" dien we leerden kennen als een zeer standvastig man, als de rechte man op do rechte plaats, ook in rumoerige dagen in de gemeente, waarvan b|j het hoofd was de hoofdrol vervulde. Na de pauze gaf spreker een veel kleiner verbaal ten beste, door hem gedoopt „Generaalsinspectie", waarin de jonge tamboer Trip, juist jarig op den dag van 's generaals komst en die door deze „kleinigheid" weer niet met verlof bal kunnen gaan, de held was. Het eerste vorhaal kwam ons aan éón stuk wel wat lang voor, al waren er zeer boeiende -passages inbyna anderhalf uur zitten luisteren is voor vele bezoekers der Volksbyeenkomsten eene onmogelijkheidvelen verwijderden zich dan ook vóór het slot uit de zaal, hetgeen allorhinderlykst was, te meer, daar op de teenen loopen hun niet geleerd scheen te zijn. Van loopen onder het lezen gesproken: zou 't niet wenscheiyk wezen de bijeenkomsten te kwartier over achten te doen aanvangen en dan de buitendeur voor na komenden gesloten te houden? Menigeen holt nu van zijn werk 'of uit haren dienst naar de zaal, komt toch te laat enbrengt nog stoornis teweeg op den koop toe. De Com missie doet zooveel goeds; wellicht kan die maatregel nog by dat volei Hot stukje na de pauze, toen de zaal enkel nog ernstig luisterenden bevatte, viel zeer in den smaak: zoo iets pakt; dit bleek uit het sterke applaus. Ten laatste nog de vermelding van eene nieuwigheidBoven het hoofd van den spreker aanschouwden we een „hemel", zooals we in de zaal het met touwen aan het plafond be vestigde „klankbord" hoorden noemen, natuur- lyk aangebracht om de stem des sprekers te hulp te komen, om niet te veel geluid naar boven te loor te doen gaan. Aangezien dat klankbord evenwel het plafondlicht onder schepte, was het noodig naast sprekers lezenaar lichtjes aan te brengen. Het geheel misstond volstrekt niet. Of het beantwoordde aan het doel? Dezen eersten keer kunuon we daarover nog geen beslist oordeel vellen; we kenden de kracht van sprekers stem in vergelyking met die van andere personen niet ende te- geiykertyd in de kleine bovonachterzaal ge houden repetitie van het koor van „Toonkunst", te luide in de groote zaal hoorbaar, speelde den naar den heer Fabius luisterenden nogal parten, ook zeer verleidelijke. Zal de zaal voortdurend gebruikt bly ven voor deze bijeenkomsten? Laten we het by dit vraagteekon De gisteravond in het Nutsgebouw ge houden oponbaro vergadering der afdeeling Leiden van de „Ned. Yereeniging tot afschaf fing van sterken drank", waarin als spreekster optrad mej. M. M. Scholten, van Amsterdam, was zóó druk bezocht, dat weldra alle zit plaatsen waren ingenomen en menigeen zich met eene staanplaats, niet alleen in de zaal, maar zelfs in het voorportaal, moest tevreden stellen, waar men, dank zy de flinke stem der spreekster, haar nog tamelyk good kon hooren. Mej. Scholten noemde in hare met aan dacht gevolgde rede tal van rampzalige voorbeelden, welke veroorzaakt werden door het drankmisbruik. Zy wees niet alleen op de gevolgen voor den betrokken persoon zeiven, maar haalde ook tal van voorbeelden aan, welke de ongelukkigste gevolgen hadden op die kinderen, wier ouders zich schuldig maakten aan het misbruik van sterken drank. Vele ongelukkige ziekten ontstaan daardoor, o. a. blindheid, krankzinnigheid, enz., enz. Na het eindigen harer rede, welke eene enkele maal ook aanleiding gaf om eens eventjes te lachen, nam een dor heeren van het bestuur hetwoord", om in de eerste plaats mej. Scholten dank te zeggen voor het ge sprokene, en ten tweede was het hem eene ware verrassing, zooveel belangstellenden, waaronder ook tal van vrouwen, byeen te zien. Spreker zeide dan ook, dat, indien het bestuur geweten had, dat er zóóvelen zouden opgekomen, zeker voor meerdere ruimte zou zyn gezorgd. [Do temperatuur scheen, tusschen twee haakjes gezegd, tydons de voordracht wel wat te benauwend te zyn geworden, want zoo nu en dan zag men er een zich uit de zaal verwyderen, die, naar het uiteriyk te oor deelen, niet goed tegen die warmte kon.] Spreker eindigde zyne dankbetuiging met het uitspreken van den wensch, dat deze byeenkomst geleid moge hebben tot toetre ding van tal van personen als lid der Yer eeniging. Benoemd is tot onderwijzer aan de openbare school van Zoetermoer en Zeg waard de heer H. Snel, te Valk, gemeente Ede. Op de secretarie der gemeente Zeg waard is ter visie gelegd een verzoek met byiagen van den heer C. J. Veldhuizen aldaar, om vergunning tot het plaatsen van een petroleum motor van 15 paardenkrachten om daarmede in beweging te brengen twee koppel maalsteenen, bestemd tot het malen van granen en mesting. Op Woensdag den 13den December 1893, des namiddags te 3 uren, zal in het Raad huis aldaar gelegenheid worden gegeven om tegen die inrichting bezwaren in te brengen. Door het bestuur der Yereeniging van archivarissen: do heeren Muller, Gratama, Feith, Bondam en Dozy (te Leiden) is aan de Tweede Kamer der Stateu-Generaal een adres gericht, waarin de ondorteekenaars te kennen geven, dat zij met groot leedwezen hebben gezien, dat in het voorloopig verslag omtrent hoofdstuk IX der ontwerp-Staats- begrooting over den post „Bouw van archief lokalen," opgenomen onder art. 122, 6en on gunstig oordeel wordt uitgesproken en in overweging wordt gegoven dien van de be grooting af to voeren; dat zy het ten zeerste zouden betreuren, indien wederom de bouw vau oen nieuw algemeen ryks archiefgebouw werd uitgesteld, althans de aanvang daarvan wederom wie weet voor hoe lang? ver schoven. Op de gronden, door hen uitvoerig uiLengez6t, verzoeken onderteekenaars de Kamer den bedoelden begrootingspost wel le willen aannemen. Do Levensverzekering Mü- „Utrecht" (hoofdkantoor Leidsche straatweg 4 en 5 te Utrecht) verzond een wandkalonder in kleuren met eene afbeelding van „Het Steen" te Ant werpen. De cbromolithegrapnie is uit de ateliers van don heer Thieme, te Arnhem, dus keurig werk. Het dezen zomer te Arnhem gehouden zangersfeest heeft een nadeelig saldo opgeleverd van f 5526.25. Na aftrek der/" 1000, waarvoor de gemeente krediet had verleend, blyït dus voor de aandeelhouders in het waarborgfonds 68 pCt. te betalen. Het stoomschip „Admiral", van Oost- Afrika naar Rotterdam en Hamburg, passeerde 29 Nov. Aden; de „Veendam" arriveerde 29 Nov. van Nieuw-York te Amsterdam; de „Didam" arriveerde 29 Nov. van Rotterdam te Nieuw-York; do „Glaucus", van Amster iam via Liverpool naar Java, passeerde 29 Nov. Oues8ant. By koninkiyk besluit is A. Van Lith benoemd tot burgemeester der gemeente Oud- Beierland. Aan L. A. Yan Asperen v. d. Velde, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als burge meester van Brouwershaven. Benoemd by het personeel der militaire administratie, by de kwartiermeesters, tot kapitein-kwartiermeester by het lsto reg. huzaren, de 1ste luit.-kwartiorm. J. H. K. M. Van Kesteren, van het reg. gren. en jagers, gedetacheerd by opgemeld corps; tot lsten luit. kwartierm. by het 2de reg. veld-artlll., tot 2den luit.-kwartierm. J. J. M. E. Muzser, van het lste reg. veld artill., en is in zyn rang overgeplaatst by het reg. grenadiers en jagers de lste luit. kwartierm. D. A. L. Van Andel, van het 2de reg. veld-artillerie. Champignol. Ik zet het iemand een verstandig verslag samen te stellen over zooveel onsamenhan- genden nonsens, want d t is toch wel het voornaamste bestanddeel van dit „lachsuccès." En is het nu zoo aardig als men verwachten zou? Eeriyk gezegd: neen; het is me bitter tegengevallen, toen het gisteravond hier door het gezelschap van den Rotterdamschen Ti- voli schouwburg werd vertoond. Ik wil graag erkennen dat het een geschikt stuk is om publiek te trekken, dat hier en daar veel geks en lachwekkends schuilt; maar het genre van humor is het ware niet, het is te laag by don grond, te banaal en alleen reeds het feit, dat men na afloop nu eens geene enkele uitmuntende aardigheid, geene enkele buiten gewoon goede ui heeft onthouden, is, dunkt my, min of meer bedenkelyk. Nean, hoor oens, ik ben onbevredigd heengegaan. Ik had ge hoopt weer eens eon geestig Fransch stuk te zullen genieten en vond slechts een dollen inval, in eene dolle bui op eene dolle manier uitgewerkt, zonder slot of zin. Zoo is het; want dat het, zooals wel eens beweerd wordt, eene ernstig bedoelde satire zou wezen op be staande militaire toestanden, daarvan geloof ik nu eens geen syllabe. Maar het is myn plan niet over het stuk uit to weiden; de vraag is maar: Hoe werd het gespeeld? En nu moet het hooge woord er uit: ook tegen de vertolking heb ik alge meens en byzondere bezwaren. Het groote algemeene is dit: Ik vond de opvatting te clownachtig, te luidruchtig. Dat er gang in zit (en dat was gisteravond zeer zeker het geval) is natuuriyk eene groove deugd, maar vlugheid en levendigheid mag niet ontaarden in lawaai en herrie! Er waren scènes, die my te veel aan een paardenspel deden denken. Ik miste juist de fijnheid, de keurigheid, die ik anders zoo vaak b. v. in het spel van de heeren De Vos en Royaards heb bewonderd. De Yos was wat ruw en overdreef. En toch zou juist een beetje fijne beschaving hier zooveel goed gedaan hebben. Het stuk is be paald niet fijn, h la bonheur, maar speel het 't afsehuioren van jassen en rokken; zoe ook terwyl hy in den loop van den dag zyne boodschappen deed in de stad. En dan stonden alras eenige punten by hem vast, t. w. dat de geleerde doctor, toen hy om de voorbede van den predikant ver zocht, zich over 't een of ander vergryp moest bezwaard gevoeld hebben; ten anderen dat het, met 't oog op laatstgenoemde onder stelling, de moeite waard was na te vragen, wanneer, op welken datum, de geheimzinnige brief met geldswaarde ten huize van den ouden beer Streefland was bezorgd. Resultaat van die navraag en van het raadplegen van eigen herinneringen was, dat Nondum Da verloop van eenigen tyd eene heldere voorstelling van den gang dor zaken verkreeg, zoodat hy desveroiecht, daarvan proces-verbaal had kunnen opmaken. „Ja, ziet u, mynheer I" zoo placht de oude man zelf te roemen in de vruchten zyner nasporiDgen, „ik moest er haring of kuit van hebben en wou 't naadje van de kous weten, en daarom heb ik heel wat nageplozen en in myn binnenste verwerkt. Maar nu kan ik dan ook met den evangelist verklaren, dat ik, na alles van voren aan naarstig onder zocht te hebben, nu ter hand kan nemen, in orde te stellen een verhaal van de dingen, die voor my volkomen zekerheid hebben. Zulk een verhaal ga ik nu geven op myn manier en naar myn beste vermogen. Ongeveer een dag of tien nadat Eveline Van Berkel hare verbintenis met den heer Van Moerbeek had verbroken, kwam onze vriend Nondum zyn gewoon dageiyksch be zoek by laatstgenoemde brengen. Inde laatste dagen had hy den armen man gewooniyk zeer somber en gedrukt gevonden, meest stil en in zichzelven gekeerd, maar by gelegeu- hcid toch ook woest en dreigend. Daarom zal hot niemand verwonderen, dat Smit zich ver wonderde, toen de jonker hèm dien morgen ontving mot zoo'n wonderlijken glimlach. Wonderiyk noemde ik dien glimlach, want ja, gewoon was hy niet. Niet echt vroolyk, maar toch ook weer niet zco pijniyk of ge dwongen, dat hy deed denken aan 't bekende spreekwoord van den boer, die kiespyu heeft. In ieder geval is 't gemakkeiyker van dien lach te zeggen, wat hy met was dan te be- scbryven wat hy wel was. Zoo kunnen we allereerst zeggen, dat er hoegemümd niets boosaardigs was in dat lachje. Nu ja, maar ik kan toch ook wel iets positiefs verklareD, want dit is zeker, dat er iets verlegens, iets smeekend8 in was. En laat ik bierby nu nog eene vergelyking voegen en zeggen do glim lach van den doctor deed denken aan een matten zonnestraal, die tracht door te breken door donkergryze regenwolken op een triesten achtermiddag. „Wel, faraulel" zoo ving Yan Moerbeek, terstond na de eerste begroeting aan, „ik hoop vandaag zaken met je te doen." Als famulus betitelde onze geleerde doctor zyn oppasser wel meer, vooral, als hy, de joDker, eenig8zin8 opgewekt en geneigd was tot het deen van eenige mededeeling of het houden van een praatje. Lezers, die den Faust op hun duimpje en dus ook Wagner den vertrouwden dienaar, van naby kennen, weten wat een famulus is. Voor anderen, die Goethe's treurspel grootendeels vergeten en ook niet terstond in de gelegenheid zyn dat werk na te slaan, wil ik hier aanstippen dat een famulus een bediende is, en dat dit Latyneche woord vooral ook gebruikt wordt em een bediende van hoogere soort aan te duiden. Zoo werden oudtyds de medewerkers der priesters, de offerknechten, ja, een en kelen keer de priesters zeiven, famuli ge roemd, en in den nieuwen tyd wordt deze benaming gebezigd, als er sprake is van den assistent eens professors. „Zaken doen?" antwoorde Nondum opge ruimd, „zoo, doctor! Wat is er van uw dienst?" „'kWou iets van je koopen, Smit!" „Heel goed, jonker! Als 't niet, evenals Naboth's wynberg, een onvervreemdbaar erf goed myner vaderen is, dan zal dat wel losloopen." „'t Is niet iets onvervreemdbaars, Smit! Ik wenschte een haarlok van je te koopen." „Wat blieft U stamelde Nondum onthutst, op den toon van iemand, die zyn ooien niet gelooft, daar 't hem onmogeiyk is zich voor te stellen, dat hy goed verstaan heeft. „Een haarlok, Smit!" herhaalde Van Moer boek, terwyl hy het greinen kalotje afnam, en dat met beide handen verfrommelde. „Ik geef jo er een ryksdaalder voor, of nog meer, als dat niet genoeg is." „Maar jonker I hoe heb ik 't nu met Wat wil u met een haarlok van my?" „Nu oudje! zóó erg is het toch niet, wat 'k van je vraagJe kykt my aan, alsot ik van je vergde, dat je my 't haar van Berenice zoudt gaan halen." „Nu, dat was misschien nog zóó dwaas nietNeem my niet kwaiyk, dat ik maar zoo vryuit spreek!" „Noen, ik neem niets kwalyk. Maar zeg, weet jy dan wat dat ishet haar van Berenice?" „Yraag excuus! jonker! dat weet ik niet. De kon wel een Berenice, de zuster van Agrippa, die mee onder 't gehoor was, toen de apostel Paulus zich in de gehoorzaal van Caesarea, voor dien koning en voor den land voogd Festus en zyne oversten en de notabelen der stad verantwoordde „Juist, juist, Smit! Die Berenice, daar jy 't daar over hebt, dat was me ook al zoo'n lievertje! Je noemt ze de zuster van Agrippa. Nu ja, dat was ze ook, de zuster en de rest, hoor! Later de minnares van Vespasianusen van Titus, en Joost weet, van wien nog meerMaar dat haar, dat was van een andere Berenice. Die andere was de vrouw van een Egyptischen potentaat, van een Pto- lemaeus, als 'k 't wel heb. Maar van welken Ptolemaeu8?Laat eens kykenl" En onze doctor stond op, en ging naar zyn boekenkast om in 't oen of ander werk iets over de bewuste dame en haren konink- ïyken gemaal na te slaan. Daarby was hy echter zoo attent zynen bejaarden oppasser uit te noodigon er by te gaan zitten. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1