N°. 10363.
Vrijdag 1 December.
A0. 1893.
tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Peuilleton.
NONDUM.
T.EIDSCH
BA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. -
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIÉN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17{. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoron buiton de stad
■wordt f 0.05 berekend.
Bit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Onbewoonbare huizen te Leiden.
In de gemeenteraadszitting van 22 Junijl.
"werd tot onbewoonbaarverklaring besloten
van zes huizen aan de Brandewynsgracht,
toebehoorende aan de wed. J. O. Do Vries,
gfb. W. Filippo; S. Filippo, weduwe van D.
Hagemans, en F. Filippo, terwijl het concept
besluit werd vastgesteld in de zitting van
13 Juli d. a. v.
Om verschillende redenen is geene uitvoering
gegoven aan het besluit, maar een nieuw
onderzoek ingesteld. Daaruit 16 gebleken dat
de porceelen aan de Brandewijnsgracht Sectie
R, Nos. 721 en 1692, ten name van de Wed.
J. O. De Vries, geb. W. Filippo, Sectie B
Noe. 724 en 725 ten name van Suzanna
Filippo, weduwe van Daniel Hagemans en
Sectie B Nos. 722 en 723, ten name van F.
Filippo, volgens proces-verbaal van rooimees
ters: lo. door de geringe oppervlakte en
2o. door gemis van de noodige vereischten,
als drinkwater en pleti, voor menechelijke
bewoning ongeschikt zijn, dat ze bovendien
bouwvallig zijn, steenen vloeren en slechte
bekapping hebben en enkele daarvan onrein
zijn, op welke gronden rooimeesters als hun
gevoelen hebben uitgesproken, dat aan boven
genoemde huizen in geenen deele zoodanige
verbeteringen zijn aan te brengen, dat'ze
bruikbaar zullen kunnen worden en daarom
deze perceelen binnen dertig dagen behooren
te worden ontruimd of gesloopt.
Door de drie door het College van B en
Ws. aangewezen stadsgeneeskundjgon werd
ter zake geconstateerd
lo. Op de Brandewijnsgracht bestaat voor
alle inwonenden slechts óéne golegunhr>rd om
de faecalien te deponeoren, zoodat die huisjes
daardoor reeds uit een hygiënisch oogpunt
onbewoonbaar zijn;
2o. Op de gracht is geene waterleiding. De
bewoners aldaar bekomen hun drinkwater uit de
standpijp in de Brandowijnspoort. De ver
strekking van zuiver water geschiedt dus
zoolang de gemeente er voor zorgt.
3o. De rioleericg en gelegenheid tot afvoer
van vuil water is op do gracht niet aanwezig.
Vuilnis en afval worden in de Langegracht
geworpen.
4o. Wat de daken aangaat, lagen eenigo
gebroken in een stompen hoek, wat tot groote
lekkages aanleiding geeft. Het inwendige der
daken was dichtgemaakt even voor de komst
der rooimeesterstoch waren er bedsteden
on muren, welke dóór en dóór vochtig waren,
hoewel de houten zolderingen er over het al-
gomeen vrij goöd uitzagen. Een muur, niet
bepleisterd, was door de bewoners met een
stuk behangselpapier beplakt, dat natuurlek
door de vocht volkomen was verkleurd. De
vloeren waren gewoonlijk van groote roode
steenen en uiterst vochtig. Deuren en ramen
waren over het algemeen goed, eenige zicht
baar pas zeer kort geleden hersteld
Roman van
li. KOOPMANS VAN BOEKEREN.
74.)
Een der voornaamste vragen, die Nondum
tot nu toe niet beantwoorden kon, en die hy
toch ook niet ais volstrekt onoplosbaar voor-
go<d op ay gelegd had, was die naar de
reden, waarom de jonker indertyd duizend
gulden aan papa Streeiland had gezonden en
naar de aanleiding, die de goede man had
gehad, om de voorbede van dien dominee te
verzoeken. Nu zou er zeker menigeen zyn,
die zich van nader onderzoek zou afmaken
met de verklarmgDe vraag naar het hoe
en waarom kwam hier niet te pas, omdat
Van Moerbeek immers zelf ook niet wist,
wat hy deed. De man was immers gek, en
hiermee was alles gezegd. Maar zou rede
neerde onze gryze oppasser niet. Smit, voor
zich, was overtuigd, dat ook de heel of half
waanzinnige zpn reden heeft voor z«n doen
en laten. Die reden moge ongegrond, grillig,
ja dwaas zyn, maar zy is er toch.
Men meene echter niet, dat onze vriend nu
op zekeren dag er zich eens toe gezet heeft,
om die zaak van alle kanten te bekyken en
haar rypeiyk te overleggen. O, neen, opzet-
teiyk heeft hy daarvan geen werk gemaakt
maar hy dacht er over, 's morgens by het
aankleeden en 'a avonds by 't ter ruste gaan,
onder 't poetsen van schoenen en laarzen en
5o. Vele der huisjes worden door te veol
menschen bewoond, óén zelfs door 9 personen.
Om deze redenen deelen de drie genees
kundigen het gevoelen van rooimeesters, dat
de bedoelde huisjes niet zoodanig zyn te ver
anderen, dat ze weer bruikbaar zullen worden.
De processen-verbaal van rooimeesters, tevens
inhoudende het veralag van de stadagonoos-
kundigen, is daarop den 29sten September
aan de eigenaren beteekend ter voldoening
aan de bepalingen der Algemeene Politie
verordening, vervat in de artikelen 157, 158,
159 en 160, met aanzegging dat het hun over
eenkomstig art. 161 van bovenvermelde Ver
ordening vry stond om gedurende 14 dagen
na de beteekening van dit exploit schriftelijk
bezwaren in te leveren ter Secretarie der
gemeente en het verlangen te kennen te geven,
dat de zaak op hunne kosten andermaal zal
worden onderzocht, alles overeenkomstig het
de in Verordening daaromtrent nader bepaalde.
Aangezien van dit recht door de eigenaren
geen gebruik werd gemaakt, is hun by exploit
van 18 October jl. aangezegd dat binnen 30
dagen en alzoo uiterlijk den 18den November
jl., zijnde de termijn, door het college van B
on Ws. overeenkomstig art. 163 van de
Algemeene Politieverordening vastgesteld, de
perceelen moesten worden ontruimd of ge
sloopt.
Vermits het is gebleken dat het perceel
No. 6, kadastraal bekend Sectie B, No. 724,
ten name van S. Filippo, wed. van D. Hage
mans, nog steeds wordt bewoond en alzoo
door die eigenares niet is voldaan aan de
aanzegging bovenbedoeld; torwyl ten aanzien
van de andore porceelen het gebleken is, dat
ze na de genoemde aanzegging tot dusverre
niet meer zijn bewoond, geven B. en Ws.
den gemeenteraad in overweging, met intrek
king van het besluit van 22 Juni jl., hierboven
vermeld, tot-de onbewoonbaarverklaring te
besluiten van bovengenoemd" perceel No. 6,
terwijl den gemeenteraad in verband hiermede
tevens eon concept-raadsbesluit ter vaststel
ling wordt aangeboden.
Leiden, 30 November.
In de Stadszaal had gisteravond de derde
der Volksbyeenkornsten plaats, waarin als
spreker optrad de heer A. N. J. Fabius, uit
Amsterdam. Vóór de pauze las hy eeno ver
telling, waarin „Burgemeester Sabel" dien
we leerden kennen als een zeer standvastig
man, als de rechte man op do rechte plaats,
ook in rumoerige dagen in de gemeente,
waarvan b|j het hoofd was de hoofdrol
vervulde. Na de pauze gaf spreker een veel
kleiner verbaal ten beste, door hem gedoopt
„Generaalsinspectie", waarin de jonge tamboer
Trip, juist jarig op den dag van 's generaals
komst en die door deze „kleinigheid" weer
niet met verlof bal kunnen gaan, de held was.
Het eerste vorhaal kwam ons aan éón
stuk wel wat lang voor, al waren er zeer
boeiende -passages inbyna anderhalf uur
zitten luisteren is voor vele bezoekers der
Volksbyeenkomsten eene onmogelijkheidvelen
verwijderden zich dan ook vóór het slot uit
de zaal, hetgeen allorhinderlykst was, te meer,
daar op de teenen loopen hun niet geleerd
scheen te zijn. Van loopen onder het lezen
gesproken: zou 't niet wenscheiyk wezen de
bijeenkomsten te kwartier over achten te doen
aanvangen en dan de buitendeur voor na
komenden gesloten te houden? Menigeen holt
nu van zijn werk 'of uit haren dienst naar
de zaal, komt toch te laat enbrengt nog
stoornis teweeg op den koop toe. De Com
missie doet zooveel goeds; wellicht kan die
maatregel nog by dat volei
Hot stukje na de pauze, toen de zaal enkel
nog ernstig luisterenden bevatte, viel zeer in
den smaak: zoo iets pakt; dit bleek uit het
sterke applaus.
Ten laatste nog de vermelding van eene
nieuwigheidBoven het hoofd van den spreker
aanschouwden we een „hemel", zooals we
in de zaal het met touwen aan het plafond be
vestigde „klankbord" hoorden noemen, natuur-
lyk aangebracht om de stem des sprekers te
hulp te komen, om niet te veel geluid naar
boven te loor te doen gaan. Aangezien dat
klankbord evenwel het plafondlicht onder
schepte, was het noodig naast sprekers lezenaar
lichtjes aan te brengen. Het geheel misstond
volstrekt niet. Of het beantwoordde aan het
doel?
Dezen eersten keer kunuon we daarover nog
geen beslist oordeel vellen; we kenden de
kracht van sprekers stem in vergelyking met
die van andere personen niet ende te-
geiykertyd in de kleine bovonachterzaal ge
houden repetitie van het koor van „Toonkunst",
te luide in de groote zaal hoorbaar, speelde
den naar den heer Fabius luisterenden nogal
parten, ook zeer verleidelijke.
Zal de zaal voortdurend gebruikt bly ven voor
deze bijeenkomsten? Laten we het by dit
vraagteekon
De gisteravond in het Nutsgebouw ge
houden oponbaro vergadering der afdeeling
Leiden van de „Ned. Yereeniging tot afschaf
fing van sterken drank", waarin als spreekster
optrad mej. M. M. Scholten, van Amsterdam,
was zóó druk bezocht, dat weldra alle zit
plaatsen waren ingenomen en menigeen zich
met eene staanplaats, niet alleen in de zaal,
maar zelfs in het voorportaal, moest tevreden
stellen, waar men, dank zy de flinke stem der
spreekster, haar nog tamelyk good kon hooren.
Mej. Scholten noemde in hare met aan
dacht gevolgde rede tal van rampzalige
voorbeelden, welke veroorzaakt werden door
het drankmisbruik. Zy wees niet alleen op
de gevolgen voor den betrokken persoon zeiven,
maar haalde ook tal van voorbeelden aan, welke
de ongelukkigste gevolgen hadden op die
kinderen, wier ouders zich schuldig maakten
aan het misbruik van sterken drank. Vele
ongelukkige ziekten ontstaan daardoor, o. a.
blindheid, krankzinnigheid, enz., enz.
Na het eindigen harer rede, welke eene
enkele maal ook aanleiding gaf om eens
eventjes te lachen, nam een dor heeren van
het bestuur hetwoord", om in de eerste plaats
mej. Scholten dank te zeggen voor het ge
sprokene, en ten tweede was het hem eene
ware verrassing, zooveel belangstellenden,
waaronder ook tal van vrouwen, byeen te
zien. Spreker zeide dan ook, dat, indien het
bestuur geweten had, dat er zóóvelen zouden
opgekomen, zeker voor meerdere ruimte zou
zyn gezorgd.
[Do temperatuur scheen, tusschen twee
haakjes gezegd, tydons de voordracht wel
wat te benauwend te zyn geworden, want zoo
nu en dan zag men er een zich uit de zaal
verwyderen, die, naar het uiteriyk te oor
deelen, niet goed tegen die warmte kon.]
Spreker eindigde zyne dankbetuiging met
het uitspreken van den wensch, dat deze
byeenkomst geleid moge hebben tot toetre
ding van tal van personen als lid der Yer
eeniging.
Benoemd is tot onderwijzer aan de
openbare school van Zoetermoer en Zeg
waard de heer H. Snel, te Valk, gemeente Ede.
Op de secretarie der gemeente Zeg
waard is ter visie gelegd een verzoek met
byiagen van den heer C. J. Veldhuizen aldaar,
om vergunning tot het plaatsen van een
petroleum motor van 15 paardenkrachten om
daarmede in beweging te brengen twee koppel
maalsteenen, bestemd tot het malen van
granen en mesting.
Op Woensdag den 13den December 1893,
des namiddags te 3 uren, zal in het Raad
huis aldaar gelegenheid worden gegeven om
tegen die inrichting bezwaren in te brengen.
Door het bestuur der Yereeniging van
archivarissen: do heeren Muller, Gratama,
Feith, Bondam en Dozy (te Leiden) is aan
de Tweede Kamer der Stateu-Generaal een
adres gericht, waarin de ondorteekenaars te
kennen geven, dat zij met groot leedwezen
hebben gezien, dat in het voorloopig verslag
omtrent hoofdstuk IX der ontwerp-Staats-
begrooting over den post „Bouw van archief
lokalen," opgenomen onder art. 122, 6en on
gunstig oordeel wordt uitgesproken en in
overweging wordt gegoven dien van de be
grooting af to voeren; dat zy het ten zeerste
zouden betreuren, indien wederom de bouw
vau oen nieuw algemeen ryks archiefgebouw
werd uitgesteld, althans de aanvang daarvan
wederom wie weet voor hoe lang? ver
schoven. Op de gronden, door hen uitvoerig
uiLengez6t, verzoeken onderteekenaars de
Kamer den bedoelden begrootingspost wel le
willen aannemen.
Do Levensverzekering Mü- „Utrecht"
(hoofdkantoor Leidsche straatweg 4 en 5 te
Utrecht) verzond een wandkalonder in kleuren
met eene afbeelding van „Het Steen" te Ant
werpen. De cbromolithegrapnie is uit de ateliers
van don heer Thieme, te Arnhem, dus keurig
werk.
Het dezen zomer te Arnhem gehouden
zangersfeest heeft een nadeelig saldo opgeleverd
van f 5526.25. Na aftrek der/" 1000, waarvoor
de gemeente krediet had verleend, blyït dus
voor de aandeelhouders in het waarborgfonds
68 pCt. te betalen.
Het stoomschip „Admiral", van Oost-
Afrika naar Rotterdam en Hamburg, passeerde
29 Nov. Aden; de „Veendam" arriveerde
29 Nov. van Nieuw-York te Amsterdam; de
„Didam" arriveerde 29 Nov. van Rotterdam
te Nieuw-York; do „Glaucus", van Amster iam
via Liverpool naar Java, passeerde 29 Nov.
Oues8ant.
By koninkiyk besluit is A. Van Lith
benoemd tot burgemeester der gemeente Oud-
Beierland.
Aan L. A. Yan Asperen v. d. Velde, op
zyn verzoek, eervol ontslag verleend als burge
meester van Brouwershaven.
Benoemd by het personeel der militaire
administratie, by de kwartiermeesters, tot
kapitein-kwartiermeester by het lsto reg.
huzaren, de 1ste luit.-kwartiorm. J. H. K. M.
Van Kesteren, van het reg. gren. en jagers,
gedetacheerd by opgemeld corps; tot lsten
luit. kwartierm. by het 2de reg. veld-artlll.,
tot 2den luit.-kwartierm. J. J. M. E. Muzser,
van het lste reg. veld artill., en is in zyn
rang overgeplaatst by het reg. grenadiers en
jagers de lste luit. kwartierm. D. A. L. Van
Andel, van het 2de reg. veld-artillerie.
Champignol.
Ik zet het iemand een verstandig verslag
samen te stellen over zooveel onsamenhan-
genden nonsens, want d t is toch wel het
voornaamste bestanddeel van dit „lachsuccès."
En is het nu zoo aardig als men verwachten
zou? Eeriyk gezegd: neen; het is me bitter
tegengevallen, toen het gisteravond hier door
het gezelschap van den Rotterdamschen Ti-
voli schouwburg werd vertoond. Ik wil graag
erkennen dat het een geschikt stuk is om
publiek te trekken, dat hier en daar veel
geks en lachwekkends schuilt; maar het genre
van humor is het ware niet, het is te laag
by don grond, te banaal en alleen reeds het
feit, dat men na afloop nu eens geene enkele
uitmuntende aardigheid, geene enkele buiten
gewoon goede ui heeft onthouden, is, dunkt
my, min of meer bedenkelyk. Nean, hoor oens,
ik ben onbevredigd heengegaan. Ik had ge
hoopt weer eens eon geestig Fransch stuk
te zullen genieten en vond slechts een dollen
inval, in eene dolle bui op eene dolle manier
uitgewerkt, zonder slot of zin. Zoo is het;
want dat het, zooals wel eens beweerd wordt,
eene ernstig bedoelde satire zou wezen op be
staande militaire toestanden, daarvan geloof
ik nu eens geen syllabe.
Maar het is myn plan niet over het stuk
uit to weiden; de vraag is maar: Hoe werd
het gespeeld? En nu moet het hooge woord
er uit: ook tegen de vertolking heb ik alge
meens en byzondere bezwaren. Het groote
algemeene is dit: Ik vond de opvatting te
clownachtig, te luidruchtig. Dat er gang in
zit (en dat was gisteravond zeer zeker het
geval) is natuuriyk eene groove deugd, maar
vlugheid en levendigheid mag niet ontaarden
in lawaai en herrie! Er waren scènes, die my
te veel aan een paardenspel deden denken.
Ik miste juist de fijnheid, de keurigheid, die
ik anders zoo vaak b. v. in het spel van de
heeren De Vos en Royaards heb bewonderd.
De Yos was wat ruw en overdreef. En toch
zou juist een beetje fijne beschaving hier
zooveel goed gedaan hebben. Het stuk is be
paald niet fijn, h la bonheur, maar speel het
't afsehuioren van jassen en rokken; zoe ook
terwyl hy in den loop van den dag zyne
boodschappen deed in de stad.
En dan stonden alras eenige punten by
hem vast, t. w. dat de geleerde doctor, toen
hy om de voorbede van den predikant ver
zocht, zich over 't een of ander vergryp
moest bezwaard gevoeld hebben; ten anderen
dat het, met 't oog op laatstgenoemde onder
stelling, de moeite waard was na te vragen,
wanneer, op welken datum, de geheimzinnige
brief met geldswaarde ten huize van den
ouden beer Streefland was bezorgd.
Resultaat van die navraag en van het
raadplegen van eigen herinneringen was, dat
Nondum Da verloop van eenigen tyd eene
heldere voorstelling van den gang dor zaken
verkreeg, zoodat hy desveroiecht, daarvan
proces-verbaal had kunnen opmaken.
„Ja, ziet u, mynheer I" zoo placht de oude
man zelf te roemen in de vruchten zyner
nasporiDgen, „ik moest er haring of kuit van
hebben en wou 't naadje van de kous weten,
en daarom heb ik heel wat nageplozen en in
myn binnenste verwerkt. Maar nu kan ik
dan ook met den evangelist verklaren, dat
ik, na alles van voren aan naarstig onder
zocht te hebben, nu ter hand kan nemen, in
orde te stellen een verhaal van de dingen,
die voor my volkomen zekerheid hebben.
Zulk een verhaal ga ik nu geven op myn
manier en naar myn beste vermogen.
Ongeveer een dag of tien nadat Eveline
Van Berkel hare verbintenis met den heer
Van Moerbeek had verbroken, kwam onze
vriend Nondum zyn gewoon dageiyksch be
zoek by laatstgenoemde brengen. Inde laatste
dagen had hy den armen man gewooniyk
zeer somber en gedrukt gevonden, meest stil
en in zichzelven gekeerd, maar by gelegeu-
hcid toch ook woest en dreigend. Daarom zal
hot niemand verwonderen, dat Smit zich ver
wonderde, toen de jonker hèm dien morgen
ontving mot zoo'n wonderlijken glimlach.
Wonderiyk noemde ik dien glimlach, want
ja, gewoon was hy niet. Niet echt vroolyk,
maar toch ook weer niet zco pijniyk of ge
dwongen, dat hy deed denken aan 't bekende
spreekwoord van den boer, die kiespyu heeft.
In ieder geval is 't gemakkeiyker van dien
lach te zeggen, wat hy met was dan te be-
scbryven wat hy wel was. Zoo kunnen we
allereerst zeggen, dat er hoegemümd niets
boosaardigs was in dat lachje. Nu ja, maar
ik kan toch ook wel iets positiefs verklareD,
want dit is zeker, dat er iets verlegens, iets
smeekend8 in was. En laat ik bierby nu nog
eene vergelyking voegen en zeggen do glim
lach van den doctor deed denken aan een
matten zonnestraal, die tracht door te breken
door donkergryze regenwolken op een triesten
achtermiddag.
„Wel, faraulel" zoo ving Yan Moerbeek,
terstond na de eerste begroeting aan, „ik
hoop vandaag zaken met je te doen."
Als famulus betitelde onze geleerde doctor
zyn oppasser wel meer, vooral, als hy, de
joDker, eenig8zin8 opgewekt en geneigd was
tot het deen van eenige mededeeling of het
houden van een praatje. Lezers, die den
Faust op hun duimpje en dus ook Wagner
den vertrouwden dienaar, van naby kennen,
weten wat een famulus is. Voor anderen,
die Goethe's treurspel grootendeels vergeten
en ook niet terstond in de gelegenheid zyn
dat werk na te slaan, wil ik hier aanstippen
dat een famulus een bediende is, en dat dit
Latyneche woord vooral ook gebruikt wordt
em een bediende van hoogere soort aan te
duiden. Zoo werden oudtyds de medewerkers
der priesters, de offerknechten, ja, een en
kelen keer de priesters zeiven, famuli ge
roemd, en in den nieuwen tyd wordt deze
benaming gebezigd, als er sprake is van den
assistent eens professors.
„Zaken doen?" antwoorde Nondum opge
ruimd, „zoo, doctor! Wat is er van uw
dienst?"
„'kWou iets van je koopen, Smit!"
„Heel goed, jonker! Als 't niet, evenals
Naboth's wynberg, een onvervreemdbaar erf
goed myner vaderen is, dan zal dat wel
losloopen."
„'t Is niet iets onvervreemdbaars, Smit! Ik
wenschte een haarlok van je te koopen."
„Wat blieft U stamelde Nondum onthutst,
op den toon van iemand, die zyn ooien niet
gelooft, daar 't hem onmogeiyk is zich voor
te stellen, dat hy goed verstaan heeft.
„Een haarlok, Smit!" herhaalde Van Moer
boek, terwyl hy het greinen kalotje afnam,
en dat met beide handen verfrommelde. „Ik
geef jo er een ryksdaalder voor, of nog meer,
als dat niet genoeg is."
„Maar jonker I hoe heb ik 't nu met
Wat wil u met een haarlok van my?"
„Nu oudje! zóó erg is het toch niet, wat
'k van je vraagJe kykt my aan, alsot
ik van je vergde, dat je my 't haar van
Berenice zoudt gaan halen."
„Nu, dat was misschien nog zóó dwaas
nietNeem my niet kwaiyk, dat ik maar
zoo vryuit spreek!"
„Noen, ik neem niets kwalyk. Maar zeg,
weet jy dan wat dat ishet haar van
Berenice?"
„Yraag excuus! jonker! dat weet ik niet.
De kon wel een Berenice, de zuster van
Agrippa, die mee onder 't gehoor was, toen
de apostel Paulus zich in de gehoorzaal van
Caesarea, voor dien koning en voor den land
voogd Festus en zyne oversten en de notabelen
der stad verantwoordde
„Juist, juist, Smit! Die Berenice, daar jy
't daar over hebt, dat was me ook al zoo'n
lievertje! Je noemt ze de zuster van Agrippa.
Nu ja, dat was ze ook, de zuster en de rest,
hoor! Later de minnares van Vespasianusen
van Titus, en Joost weet, van wien nog
meerMaar dat haar, dat was van een
andere Berenice. Die andere was de vrouw
van een Egyptischen potentaat, van een Pto-
lemaeus, als 'k 't wel heb. Maar van welken
Ptolemaeu8?Laat eens kykenl"
En onze doctor stond op, en ging naar
zyn boekenkast om in 't oen of ander werk
iets over de bewuste dame en haren konink-
ïyken gemaal na te slaan. Daarby was hy
echter zoo attent zynen bejaarden oppasser
uit te noodigon er by te gaan zitten.
{Wordt vervolgd.)