PERSO VERZUCHT. Peuilleton. NONDUftfi. By den uitgever den heer L. J. Veen, te Amsterdam, ia een nieuw boek van hare hand verschenen, getiteld „Het kasteel Wildenstein". Do uitgever heeft voor een nette-'i druk en eenige aardige plaatjes gezorgd. Het verhaal kan de kinderen menig uurtje aangenaam bezighouden. De inhoud is vry boeiend en zal de belangstelling der lezers wel gaande houden. "Verslag der 195ste vergadering van de afdceling Leiden en Omstreken van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst. Aanwezig 41 leden. Deze vergadering, de 195ste sedert de oprichting der afdeeling, was in hoofdzaak gewijd aan de herdenking van het 25-jarig bestaan der afdeeling Leiden en Omstreken van de M. t. b. d. B. Den 25sten Nov. 1868 werd de eerste ver gadering gehouden, en verder zyn de samen komsten geregeld eens per maand van af Sept. tot Mei voortgezet. Reeds in eene der vorige vergaderingen was besloten het 25-jarig bestaan der afdeeling niet ongemerkt te laten voorbijgaan en eene tentoonstelling van het werk der leden te houden. Deze tentoonstelling werd des avonds om zes uren geopend en gaf, behalve verschillende teekeningen en photographieön, ook bouw materialen te zien. De voorzitter opende om halfacht de ver gadering en deed mededeeling van den geluk- wensch der zustervereenigmg „Bouwkunsten Vriendschap". Nadat eenige huishoudelijke zaken waren behandeld, hield de voorzitter ongeveer de volgende toespraak Het is mjj een aangename plicht het woord tot u te mogen richten op dezen herdenkings avond van bet 25-jang bestaan onzer afdeeling. Het zou mij te ver voeren alles in herinne ring te brengen wat in die 25 jaren is voor gevallen, maar toch komt het mij noodzake lijk voor, een vluchtigen terugblik met u te moeten slaan op het afgeloopen tijdvak en met een enkel woord de mannen te herdonken, waaraan de oprichting to danken is of die invloed op den gang der zaken hebben uit geoefend. Allereerst moet ik u voor den geest roepen eene bij ons allen bekend geweest zijnde por soonlykheid, nl. den heer J. W, Schaap, in leven gemeente-architect alhier, en daarby myne persoonlyke herinnering raadplegende omdat ik in de gelegenheid geweest ben van den aanvaDg af de oprichting gade te slaan en mede te maken, herinner ik my dat de heer Schaap den heer C. Blansjaar bezocht om met hem do mogelykheid van eene op richting eener afdeeling van do M. t. B. d. B. te bespreken. De heer Blansjaar, enthusiast als by was als een denkbeeld by hem instemming vond, was direct bereid mode te werken, waarop werd besloten mot de hier ter stede aan wezige leden der Maatschappy eene byeon- komst t9 houden, om bet denkbeeld verder uit te werken. no hoeren G. H. Bortrand, P. G. Hout- J. Giezen en J. Van Lith, allen reeds overleden, werden hiertoe uitgenoodigd, mot het gevolg dat tot de oprichting werd overgegaan. Dat de oprichting in den geest viel, kan wel hieruit biyken, dat binnen enkele dagen 41 loden toetraden; van deze 41 leden zyn er 19 overleden. Hun zy by deze eeno dankbare en eerbiedige hulde gebracht I Van de 22 overigen zyn er 12 geen lid meer; de andere 10 zfln: C. Blansjaar, A. Boekwyt, B. Van Drl*t, P. L Van Erkel, P. J Groen, J. P. J. Van Ewyk, W. A. Van Lith, L. Maas, J. J. P'lanjer en "W. C. Mulder, waarvan de een meer, de ander, minder een werkzaam deel dor afdeeling hebben. Aan hen allen breng ik dank voor „hunne bemoeiingen en toewyding en ik vertrouw op uwe instemming, wanneer ik hun toowensch nog jaren hun voor 25 jaar geboren spruit te mogen aanschouwen, bloeiend en wassend tot genoegen en leering van hare leden, tot nul voor het algemeen, maar bovenal tot bevordering der ons zoo geliefde bouwkunst. Nadat de spreker nog eenige huishoudelyke mededeelingen gedaan had, o. a. wie voor zitters, secretarissen, enz. geweest waren, sprak hy verder: „Steeds is de afdeeling in bloei vooruitgegaan; het aantal ledenis meer dan verdubbeld en getrouw aan ons devies is de Bouwkunst bevorderd; mocht er te kort zyn geschoten, dan i6 de erkenning daarvan reeds eene aansporing tot beterschap. Laten wy met moed en vertrouwen het nieuwe tydvak ingaan en ook onze aandacht schenken aan die vraagstukken, welke, al staan zy niet in direct verband met de Bouw kunst, toch onze aandacht verdienen, als daar zyn: werkeloosheid, arbeidsduur, loonstand- aard, opleiding en vorming en meer dergelyke, welke met de noodige zorg dienen behandeld te worden, ten einde daardoor den band, welke behoort te bestaan tusschen hen, die de kunst beoefenen, en hen, die aan de denkbeelden uitvoering geven, nauwer toe te halen. Op deze wyze zullen wy handelen in den geest van hen, die ons voorgingen, in het belang van ons vak en tot bevordering dor Bouwkunst." Deze rede, welke hier slechts zeer beknopt is weergegeven, vond by de leden eene leven dige instemming, welke zy door luid applaus kenbaar maakten. De secretaris bracht daarna het 25-jarig verslag der afdeeling uit, het zooveel mogeiyk bekortende met het oog op de nog te ver wachten feesteiykheden. Eene feestcommissie, bestaande uit de heeren J. Van Dam, P. De Wilde, Fred. Wempe, Lancel en Van Oerle, had bereids voor een en ander gezorgd, trachtende de feestelykheden zoo aantrekkeiyk en gezellig mogelyk te maken. Dat zy hierin geslaagd zy'd, is daardoor be wezen, dat het feest tot laat in den avond werd voortgezet. De leden der commissie hadden steeds voor afwisseling gezorgd en menige handeling bad eene humoristische tint, veelal slaande op zaken betreffende de Bouwkunst en uit onze omgeving en op vraagstukken, welke aan de orde van den dag zyn. Ook de Ned Archi tecten-Bond, onlangs te Amsterdam opgericht, werd niet vergeten en in deze woorden her dacht „Wat is er nu weer aan de hand Met dj architecten van ons land? De concurrentie wordt te groot! Veel honden is der hazen dood. Doch Kromhout wist weer spoedig raad. Men zegt het middel is probaat." En als wensch eindigde het voorgedragene „Eon wensch wil ik uiten tot bescheid: Ontvangt als loon voor kunst en vlyt, Op d'een of anderen morgenstond 't Diploma van den nieuwen Bond." Deze en dergelyke voordrachten vielen zeer in den smaak. De opgeruimde geest en de prettige stemming maakten de samenkomst tot oen zeer gezelligen avond, welke nog lang in herinnering zal blyvon. Nadat het programma, een zeer sierlyk feestprogram, afgehandeld was, besloot de voorzitter met dank aan alltn, die tot het welslagen hadden medegewerkt, de verga- doring. Dg Standnard komt er tegen op, dat men de instellingen, welke men onder den naam van Kamers van Arbeid hier en daar van particuliere zyde begint in 't leren te roepen, met dien naam betitelt. Nu het vraag stuk der Kamers van Arbeid eenmaal op po litiek terrein is gebracht en men daaronder algemeen niets anders verstaat dan officieele lichamen, vertegenwoordigende den Arbeid, geeft het bezigen der benaming van combi natiën, die dit niet zyn, aanleiding tot tweeërlei gevaar. De Standaard zet dit aldus uiteen „Allereerst heeft men het zeer ernstig ge vaar, dat de velen, die tegen elke Overheids bemoeiing met de sociale quaestie zyn, aan stonds hun stokpaardje weer gaan beryden, om te zeggen, dat Kamers van Ar beid iets is, waarmee de Overheid niets uitstaande heeft, en dat geheel aan 't parti culier initiatief moet worden overgelaten. Wie dan zegt: Dat kan niet, wordt aanstonds in den hoek gezet met de vor- wyzing naar wat te Kampen en elders reeds geschied is. Reeds nu merkt men dan ook, hoe juist de conservatieve geesten deze particuliere Kamers het harteiykst welkom heeten. Want natuuriyk, deze particuliere Kamers zyn koren op hun molen. Zoo hadden zy het altoos ge wild. En door niets zal op het beslissend oogenblik hunne positie zoozeer versterkt worden, als door het feit, dat er zulke parti culiere Kamers reeds bestaan. Maar ook een tweede gevaar schuilt in deze particuliere Kamers, dat stellig niet minder bodenkeiyk is. Onwillekeurig toch zal men, als het op definitieve beslissing aankomt, uit deze parti culiere Kamers gevolgen gaan trekken voor de staatsrechterlyke Kamers. Zie, zal men zeggen, daar hebt ge nu uwe Kamers van Arbeid, en zie nu eens, hoe onbeteekenend de invloed is, die er van uit gaat; let er eefis op, hoe weinig de opgedane ervaring voor heel uw denkbeeld pleit; en oordeel zelf, of'het niet wijzer, niet verstan diger is, dat de Overheid zich onthoude van zulk een perfect failure, als de oprich ting van zulke Kamers zyn zou. Zoo snydt het mes aan twee kanten. Omdat er particuliere Kamers zyn, kunt ge zo ook verder aan het particulier initiatief overlatenen omdat de ervaring leerde hoe onbeduidend de werking is, die van deze particuliere Kamers uitging, wordt heel de oprichting er van overtollig gekeurd. Do uitkomst" zal dan ook toonen, dat er geen snijdender wapen tegen de oprichting van officieele Kamers zal worden aangewend, dan juist die ehkele particuliere Kamers, die men thans in het leven poogt te roepen." De Standaard betoogt verder dat hy eene krachtige werking van het particulier initiatief niet gaarne zou missen, want daarvoor blyft, ook na de totstandkoming der officièele Kamers, nog genoeg te doen over. Maar juist daarom loope men niet in de conservatieve fuik en late den toekomstigen officiëelen lichamen den haam, waarop reeds van parle mentaire zyd'e':beslag is gelegd. De NieuiooRotlerdamsche Courant is tame- lyk ontstomd Over de enorme misrekening inzake de vermogensbelasting. Yooral is het tekort h. i. te betreuren, omdat nu die vermeerderde inkomsten, het tekort der vermogensbelasting dekkend, niet kunnen aangewend worden om de herziening van het personeel op ruimer schaal te doen plaats hebben. Immers, do te verwachten vermindering van het personeel moet nu uitsluitend gedekt worden door dé. ten gevolge eener herziening vermeerderde opbrengst der successie-belasting; en men dient zich dus voorloopig te vleien met de hoop, dat deze vermeerdering niet uit zal blyven. Want het blad blyft vari meening, dat, ook met het oog op de in te voeren bedryfsbelasting, eene vermindering van lasten voor sommige klassen der maat schappy dringend noodig is. In een artikel over den nieuwen Oosten- rykschen minister van. financiën, dr. Edler Von Piener, zegt, naar onze lezers zich zullen herinneren, de Napelscbe Mattinodat Europa thans twee buitengewoon bekwame ministers van financiën telt, Piener in Oostenryk en Piers on in Nederland, waarop het blad laat volgen - „In Ollanda vi e Dier sonil sottile teorico che attende ora a quella trasformazione dei tributi su cui sono rivolti gli occhi di quasi tulli gli economisti." Hetgeen vertaald zeggen wil: In Nederland leeft P i e r s o n, de bekwame theoreticus, op wiens plannen van belastinghervorming de oogen van letteriyk alle economisten geves tigd zyn. Deze lof voor onzen minister van financiën is niet gering en alle Nederlanders zullen er zich door gevleid gevoelen, zegt Het Centrum. Het is echter gelukkig, dat het bericht omtrent het tekort van maar 2 millioen op de raming der vermogensbelasting nog niet in de Itali- aanscho bladen heeft gestaan, want anders zouden tutti economisti tot hunne 6pyt er by hebben moeten vernemen, dat onze sottile teorico wel rivolti kan bewerken op belasting terrein, maar een slecht rekenaar is. Wy moeten eerlyk bekennen, dat de roep der groote bekwaamheid van den beroemden Oostenryker nog niet tot ons was doorge drongen. Is deze evenwel van hetzelfde ge halte, als die van den Nederlandschen teorico dan ruilen wy beide heeren gaarne in voor éón enkel pratticoals de Belgische minister Beernaert, wiens overschotten politiek zoo niets „Italiaansch" aan zich heeft. De Tijd zegt naar: aanieiding van voorgaand bericht der Mattirio: Over den Oostenrykschen minister kunnen wy niet oordeelen wellicht dat deze het pluimpje op zyn hoed verdient maar ,van onzen Pierson ware het te wenschen. dat? hy wat minder goed theoreticus en wat beter practicus was. Voor de op hem gevestigde byziende oogen „van alle economisten" zou het dus niet kwaad zyn zich met een sterken bril te wapenen, ten einde zyne daden eens aan zyne theorieën te toetsen. Eene eigenaardige jachtpartij. Reeds maakten wy er in ons vorig nummer melding van dat Maandag in den vooravond alhier eene werkelyke jacht plaats had om een persoon te vatten, die van diefstal werd verdacht. Omtrent de aanleiding daartoe kunnen we nader nog het volgende mededeelen: Twee goed gekleede buitenlui vragen in een schoenen winkel om lage schoenen, welke de juffrouw te passen gaf. Een hunner trok ze aan, doch de schoenen voldeden niet, zoodat der juf frouw werd verzocht andere te geven. Zy moest daartoe zich omdraaien en verloor hier door de mannen uit het oog, hetgeen echter slechts een kort oogenblik was. Ook de nieuwe schoenen pasten den man niet, waarop beide personen, zonder koop, den winkel verlieten. Onmiddellyk na hun vertrek miste de juffrouw evenwel een der paren schoenen, die natuur iyk in het bezit der mannen waren overge gaan. Ongeveer een uur daarna gingen dezelfde mannen een anderen winkel binnen en vroegen aan den bediende weder om een paar lage schoenen. Dezelfde man als te voren deed het woord en paste de schoenen. Hy had toen een paar schoenen in een doek gewik keld by zich. Ook in dezen winkel schenen de schoenen maar niet te willen passen, en daarom vroeg de man andere te zien. Om deze te krygen, moest de bediende eene trap opgaan. Daar zynde, hoorde hy den man die do schoenen paste, tot den ander zeggen„kyk, daar gaat Hein voorby 1" op welk gezegde de toegesprokene een paar schoenen van den grond opnam en den winkel uitliep. De bediende zorgde echter dat de andere man bleef, en daarna werd politiehulp inge roepen. Buiten gebracht, wist hy te ontsnap pen en rende, steeds gevolgd door politie-en burgers, van uit de Maarsmanssteeg door- de Kapelsteeg, langs Vischmarkt, Burgst'eëg, Nieuwstraat, Hooigracht, Groenestegen, Lange. straat, Utrechtsche Veer tot aan de Plantage, waar hy door burgers en politie-agenten werd gegrepen. Voor zyne overbrenging werd toen wel gezorgd. Kort daarna werd aan het politiebureol gedeponeerd het door den eerst woggeloopen man medegenomen paar schoenen, welkë waren gevonden aan het einde der Groene6teeg naby de begraafplaats, maar de man is nog steeds zoek. Maatregelen tot zyne aanhouding zyn echter genomen. Uit de Rechtzaal. Op den lOden Oct. jl. kwam T. G., schipper te Katwyk aan Zee, ten huize van den ge meente-veldwachter B. aldaar, om zich te beklagen over eene bekeuring. De inlichtingen, welke hem dienaangaande verstrekt werden, schenen hem niet to voldoen en de veld wachter, die het gezeur moede was, gelastte den Katwyker om zich te verwydoren. In plaats daaraan te voldoen, drong do man naar binnen on nam in de huiskamer op een stoel plaats, weigerende op last van don bewoner te vertrokken. Eindelyk verliet hy de woning, maar werd gedagvaard wegens huisvredebreuk en had hy zich gisteren voor de arrond-rechtbank te 's-GraveDhage te ver antwoorden. Het O. M. vorderde f 10 boete of 10 dagen. In den avond van den 28sten October jl. liep zekere P. V. beschonken langs de straat te Alfen, viel door eene ruit en werd zoo wel om de orde te handhaven als voor's mans eigen veiligheid, naar „de kast" gebracht. Eenige dorpsgenqpten, onder wie A. v. D., vonden dit minder aangenaam en sommeerden op Amerikaanschë manier, de politie: „P. V. uit de kast, of wy halen breekyzers en breken de kast af", waarmede een paar der vrienden instemden. Die A. v. D. scheen be6t een mannetje om zyne bedreiging te volvoeren en daarom lieten de politie-beambten 's mor gens in de vroegte hun arrestant los. Het O. M. vorderde de veroordeeling van A. v. D. tot 21 dagen gevangenisstraf. In den ochtend van den 5den November jl. begaf H. O., wonende op Meyendal, in de zeeduinen onder Wassenaar, zich met zyne zuster naar de vroegkerk. Daarna thuis komende, vond de man zyn boel opengebroken en miste hy zyne zuurverdiende spaarduitjes ongeveer 130. Deze diefstal met braak was bedreven door den 20-jarigen G. v. d. B., uit Scheveningen, een deugniet, dien de ouders niet meer in huis wilden nemen. De knaap had 's nachts in het hooi by O. geslapen, het vertrek van den armen daglooner afgewacht, toen uit den wrakken zolder eene plank los gemaakt, vervolgens een slot van de-kist, waarin het geld geborgen lag, geforceerd en de spaarpenningen gestolen. Gisteren ter terechtzitting van de arrond.- rechtbank bekende de knaap den diefstal en verklaarde dat de honger er hem toe ge dreven had. Hoewel geen signalement van den deugniet hebbende, byna zonder eenige gegevens, werd de jeugdige dief door den inspecteur der recherche P. Rietdyk en den rechercheur De Wit by de Wittebrug opgespoord en ge arresteerd. In zyn bezit werd nog een groot gedeelte van het geld gevonden, t9rwyi een ander gedeelte in de duinen achter de straf gevangenis verstopt was. Het O. M., hulde brengende aan de activiteit van de zooeven gedoemde Haagsche recher cheurs, waardoor de arme man nog een groot gedeelte van zyn geld terugkreeg, vorderde 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. Uitspraak in deze drie zaken over 8 dagen. CORRESPONDENTIE. Ingezonden 6tuk- ken of mededeelingen, waarvan de inzenders hun naam niet aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst ter zyde gelegd. Roman van R. KOOPMANS VAN BOEKEKEN. 72.) O, waren ze vry in hun doen en laten, niets gemakkeiyker dan het opvragen en verkrygon van 't adres van dien hoer, die onlangs, by de biljartparty, zyn portefouillo vermiste; zo behoefden daartoe slechts naar het Gulden Vlies te gaan, en wisten ze 't daar niet terstond, welnu, er behoefde slechts oen advertentie geplaatst, te worden, en de rechthebbende zou zich onverwyid aanmelden. Maar tot dergelyke maatregelen kon men immers nu niet overgaan, 't Geld afgeven was geen kunst, maar dit te doen, zonder gevaar van in den kykor te loopen, zoo goed als onmogelyk. Aan 't adres, in zoo'n adver tentie opgegeven, kon zich niet slechts ver voegen de persoon, wien men 't geld ontrold had, maar ook een inspecteur van politie; laatstgenoemde, niet om iets stoffelyks op te eischon, maar alleen om mondelinge inlichtin gen en verklaringen te vragen, omtrent het een en ander, omtrent dingen, die geen dag licht konden zien en geen navraag ïyden. Dus was men gedoemd tot werkeloosheid, tot hopeloos wachten. Dat wachten duurde echter korter dan 't zich aanvankelyk liet aanzien, want na drie dagon deed do jonge Smit een vondst, over welker belangrykhoid hy zelf aanvankelyk niet kon oordeelen, dan alleen in zoo verre als hy meende, dat zy hoogstwaarschijnlyk niets te beteekenen had, maar die toch moge- Hik tot eenige ontdekking aanleiding konden geven. Kees vond nameiyk een paar snip pertjes papier, nauwolyks een vingerlid groot, maar waarop toch iets, hoe weinig dan ook, to lezen stond, en die in ieder geval en dit laatste maakte de zaak gewichtig over- biyfsels moesten zyn van een brief uit de bewuste portefeuille. Hoe en waar vond sinjeur Kees die snip pertjes? Hy had indertyd de brieven van de gestolen portefeuille verscheurd op zyne kamer. Terwyl by daar ovenwei mee bezig was, hoorde hy iemand de trap opkomen, en toen had hy haastig die stukjes papier in zyn broekzak gestoken. Vandaar had hy ze een uurtje later naar de kachel doen verhuizen. By dat overbrengen naar de kachel waren er echter een paar snippertjes gespaard gebleven, die dus niet in de vlammen vernietigd wer den. Kees droeg dien dag een zakkammetje, en wel een, dat, evenals eeu knipmes, in een hecht kon geborgen worden. Nu waren er twee fragmentjes in dat hecht blyven steken tusschen den eigenlyken kam en het foedraal, on daarin verborgen gebleven, tot de kam weer gebruikt werd. Daar echter dat voorwerp des avonds in een lade geborgen werd en daarin een tydlang onaangeroerd lag, is 't verklaarbaar, dat dit gebruiken en dus ook het doen van de ontdekking pas eenigo dagen daarna plaats had. Kees bekeek de gevonden papiertjes een poosje zeer nauwkeurig, maar zonder eenig resultaat, ja, hy zou ze zeker ook ten vure gedoemd hebben, indien hy niet de mogeiyk- heid voorondersteld had, óat zyn vader in die weinige letters, in die heele en halve woor den iets zou lezen, eene aanduiding daarin zou zien van een spoor, het uiterst tipje van een draad, die, met geduld en omzichtigheid behandeld, verder uitgehaald kon worden. Van zyns vaders scherpzinnigheid en weer- galooze talenten had de jonkman een hoog denkbeeld, ja, hy achtte den ouden man in staat, als een tweede Daniël het geheimzin nigst schrift te lezen en uitlegging te geven aan woorden, die geen sterrerikyker, Chaldeër of waarzegger zou kunnen ontcyferen. Vol ongeduld verbeidde hy dus 's vaders thuis komst, en toen hy kon berekenen dat die komst aanstaande was, ging hy hem te ge- moet en deelde hem vast onderweg iets mede over zyne vondst en over de herkomst van 't gevondene. Nog voordat de oude Smit zyn huisjasje had aangetrokken, begon h'y reeds de gevon den papiertjes te bekyken en to bestudeeren. Het grootste was nagenoeg vierkant en aan beide kanten beschreven: naar het schrift te oordeelen, moest het een stukje zyn van een damesbrief. Het bevatte de volgende woor den en letters; aan den eenen kant: aals dankz gryke rede o ikt, God bes en aan de keerzyde: odschen Kaa et op het fee oer kome on lncuen ent vernaai een Malve' eeuw vroeger geschreven was en dus uitgegeven in een tyd, toen byna alle romans in het licht versche nen, versierd met éón of meer titelvignetten, al naar gelang het boek in éón of meer deelen werd aangeboden, dan zou ik bescheideniyk in overweging gegeven hebben het nu te be schaven tooneel te kiezen als onderwerp voor eene zoodanige illustratie. Ik zou dan den heer Last of Kaiser of een ander der toen maals werkzame celebriteiten verzocht hebben eene eenvoudige werkmansbinnenkamer te teekenen, netjes, maar sober gemeubileerd. Voor het venster, uitziende op eene kleine binnenplaats, staat een vierkante tafel en daarby zit de oude Nondum, verdiept in de aanschouwing van een klein stukje papier, dat hy in de rechterhand opgeheven houdt, terwyl de linker de Goudscbe pyp met tot op de helft ingekorten steel steunt. Tegen over den grysaard staat aan de andere zyde van de tafel 'smans zoon, die zynen vader strak aanstaart en op diens gelaat tracht te lezen, of hy hoop koestert, iets uit het aan geboden snippertje te kunnen wys worden, of wel de vrees dit niet te zullen kunnen. Als men op een zonnigen zomerdag een grooteren of kleineren toer heeft gemaakt door de stikdonkere gangen van den Sint- Pietersberg by Maastricht en den uitgang weer nadert, dan is 't een heel eigenaardige gewaarwording, die men gevoelt, als men op eenigen afstand den eersten straal van het hemelsch licht weer ziet door de open poort dringen, en opraerkeiyk is 't zoo spoedig als men dan, onder 't voortgaan, schier by elke senreae, steeds meer en helderaoi licht ont« waart. Aan zoo'n terugkeer uit den Pieters berg moet ik denkon, als ik my voorstel, hoe vader Smit, na eerst geruimen tyd ge- tuurd te hebben op het gevonden snippertje, zoo op de manier, waarop men staart op een werk van Frans Baltesz, eindelyk iets be- grypt, ten minste zooveel, dat men uit halve, woorden heele, en uit die heele een volzin netje maakt. Zoo zag de gry'ze oppasser eens klaps, hoe de derde regel ikt, God bes moet aangevuld worden, daar 't kennelyk een overblijfsel moet zyn van de spreuk De mensch wikt, God beschikt. Eenmaal tot die wetenschap gekomen, werd de zaak hem hoe langer zoo klaarder. Doch ik geef nu onzen held zeiven weer het woord en laat hem verhalen, hoe hy hoe langer zoo meer licht zag in de zaak en eindelyk de volle waarheid vond, alles ten minste, wat hy in de gegeven omstandigheden te weten noodig had. „De mensch wikt, God beschikt. Die spreuk kwam my niet alleen terstond bekend voor, maar my schoot daarby ook dadelyk in den zin, dat ik in den laatsten tyd daarover ge hoord, gelezen, gedacht had. Waar, hoe, wan neer? Ha! Daar heb ik 'tl 'kHerinnerde my dat ik over die woorden eene rede gehoord had in eene vergadering van Raymundus, eene voordracht van den student Streefland." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2