PERSO VERZUCHT.
Peuilleton.
NONDUftfi.
By den uitgever den heer L. J. Veen, te
Amsterdam, ia een nieuw boek van hare hand
verschenen, getiteld „Het kasteel Wildenstein".
Do uitgever heeft voor een nette-'i druk en
eenige aardige plaatjes gezorgd. Het verhaal
kan de kinderen menig uurtje aangenaam
bezighouden. De inhoud is vry boeiend en zal
de belangstelling der lezers wel gaande houden.
"Verslag der 195ste vergadering van de
afdceling Leiden en Omstreken van
de Maatschappij tot bevordering
der Bouwkunst.
Aanwezig 41 leden.
Deze vergadering, de 195ste sedert de
oprichting der afdeeling, was in hoofdzaak
gewijd aan de herdenking van het 25-jarig
bestaan der afdeeling Leiden en Omstreken
van de M. t. b. d. B.
Den 25sten Nov. 1868 werd de eerste ver
gadering gehouden, en verder zyn de samen
komsten geregeld eens per maand van af Sept.
tot Mei voortgezet.
Reeds in eene der vorige vergaderingen was
besloten het 25-jarig bestaan der afdeeling
niet ongemerkt te laten voorbijgaan en eene
tentoonstelling van het werk der leden te
houden.
Deze tentoonstelling werd des avonds om
zes uren geopend en gaf, behalve verschillende
teekeningen en photographieön, ook bouw
materialen te zien.
De voorzitter opende om halfacht de ver
gadering en deed mededeeling van den geluk-
wensch der zustervereenigmg „Bouwkunsten
Vriendschap".
Nadat eenige huishoudelijke zaken waren
behandeld, hield de voorzitter ongeveer de
volgende toespraak
Het is mjj een aangename plicht het woord
tot u te mogen richten op dezen herdenkings
avond van bet 25-jang bestaan onzer afdeeling.
Het zou mij te ver voeren alles in herinne
ring te brengen wat in die 25 jaren is voor
gevallen, maar toch komt het mij noodzake
lijk voor, een vluchtigen terugblik met u te
moeten slaan op het afgeloopen tijdvak en
met een enkel woord de mannen te herdonken,
waaraan de oprichting to danken is of die
invloed op den gang der zaken hebben uit
geoefend.
Allereerst moet ik u voor den geest roepen
eene bij ons allen bekend geweest zijnde por
soonlykheid, nl. den heer J. W, Schaap, in
leven gemeente-architect alhier, en daarby
myne persoonlyke herinnering raadplegende
omdat ik in de gelegenheid geweest ben van
den aanvaDg af de oprichting gade te slaan
en mede te maken, herinner ik my dat de
heer Schaap den heer C. Blansjaar bezocht
om met hem do mogelykheid van eene op
richting eener afdeeling van do M. t. B. d. B.
te bespreken.
De heer Blansjaar, enthusiast als by was
als een denkbeeld by hem instemming vond,
was direct bereid mode te werken, waarop
werd besloten mot de hier ter stede aan
wezige leden der Maatschappy eene byeon-
komst t9 houden, om bet denkbeeld verder
uit te werken.
no hoeren G. H. Bortrand, P. G. Hout-
J. Giezen en J. Van Lith, allen
reeds overleden, werden hiertoe uitgenoodigd,
mot het gevolg dat tot de oprichting werd
overgegaan.
Dat de oprichting in den geest viel, kan
wel hieruit biyken, dat binnen enkele dagen 41
loden toetraden; van deze 41 leden zyn er
19 overleden. Hun zy by deze eeno dankbare
en eerbiedige hulde gebracht I
Van de 22 overigen zyn er 12 geen lid
meer; de andere 10 zfln: C. Blansjaar, A.
Boekwyt, B. Van Drl*t, P. L Van Erkel, P.
J Groen, J. P. J. Van Ewyk, W. A. Van
Lith, L. Maas, J. J. P'lanjer en "W. C. Mulder,
waarvan de een meer, de ander, minder een
werkzaam deel dor afdeeling hebben.
Aan hen allen breng ik dank voor „hunne
bemoeiingen en toewyding en ik vertrouw
op uwe instemming, wanneer ik hun toowensch
nog jaren hun voor 25 jaar geboren spruit
te mogen aanschouwen, bloeiend en wassend
tot genoegen en leering van hare leden, tot
nul voor het algemeen, maar bovenal tot
bevordering der ons zoo geliefde bouwkunst.
Nadat de spreker nog eenige huishoudelyke
mededeelingen gedaan had, o. a. wie voor
zitters, secretarissen, enz. geweest waren,
sprak hy verder: „Steeds is de afdeeling in
bloei vooruitgegaan; het aantal ledenis meer
dan verdubbeld en getrouw aan ons devies
is de Bouwkunst bevorderd; mocht er te
kort zyn geschoten, dan i6 de erkenning
daarvan reeds eene aansporing tot beterschap.
Laten wy met moed en vertrouwen het
nieuwe tydvak ingaan en ook onze aandacht
schenken aan die vraagstukken, welke, al
staan zy niet in direct verband met de Bouw
kunst, toch onze aandacht verdienen, als daar
zyn: werkeloosheid, arbeidsduur, loonstand-
aard, opleiding en vorming en meer dergelyke,
welke met de noodige zorg dienen behandeld
te worden, ten einde daardoor den band, welke
behoort te bestaan tusschen hen, die de kunst
beoefenen, en hen, die aan de denkbeelden
uitvoering geven, nauwer toe te halen.
Op deze wyze zullen wy handelen in den
geest van hen, die ons voorgingen, in het
belang van ons vak en tot bevordering dor
Bouwkunst."
Deze rede, welke hier slechts zeer beknopt
is weergegeven, vond by de leden eene leven
dige instemming, welke zy door luid applaus
kenbaar maakten.
De secretaris bracht daarna het 25-jarig
verslag der afdeeling uit, het zooveel mogeiyk
bekortende met het oog op de nog te ver
wachten feesteiykheden.
Eene feestcommissie, bestaande uit de heeren
J. Van Dam, P. De Wilde, Fred. Wempe,
Lancel en Van Oerle, had bereids voor een
en ander gezorgd, trachtende de feestelykheden
zoo aantrekkeiyk en gezellig mogelyk te
maken.
Dat zy hierin geslaagd zy'd, is daardoor be
wezen, dat het feest tot laat in den avond
werd voortgezet.
De leden der commissie hadden steeds voor
afwisseling gezorgd en menige handeling bad
eene humoristische tint, veelal slaande op
zaken betreffende de Bouwkunst en uit onze
omgeving en op vraagstukken, welke aan de
orde van den dag zyn. Ook de Ned Archi
tecten-Bond, onlangs te Amsterdam opgericht,
werd niet vergeten en in deze woorden her
dacht
„Wat is er nu weer aan de hand
Met dj architecten van ons land?
De concurrentie wordt te groot!
Veel honden is der hazen dood.
Doch Kromhout wist weer spoedig raad.
Men zegt het middel is probaat."
En als wensch eindigde het voorgedragene
„Eon wensch wil ik uiten tot bescheid:
Ontvangt als loon voor kunst en vlyt,
Op d'een of anderen morgenstond
't Diploma van den nieuwen Bond."
Deze en dergelyke voordrachten vielen zeer
in den smaak. De opgeruimde geest en de
prettige stemming maakten de samenkomst
tot oen zeer gezelligen avond, welke nog lang
in herinnering zal blyvon.
Nadat het programma, een zeer sierlyk
feestprogram, afgehandeld was, besloot de
voorzitter met dank aan alltn, die tot het
welslagen hadden medegewerkt, de verga-
doring.
Dg Standnard komt er tegen op, dat men
de instellingen, welke men onder den naam
van Kamers van Arbeid hier en daar
van particuliere zyde begint in 't leren te
roepen, met dien naam betitelt. Nu het vraag
stuk der Kamers van Arbeid eenmaal op po
litiek terrein is gebracht en men daaronder
algemeen niets anders verstaat dan officieele
lichamen, vertegenwoordigende den Arbeid,
geeft het bezigen der benaming van combi
natiën, die dit niet zyn, aanleiding tot
tweeërlei gevaar. De Standaard zet dit aldus
uiteen
„Allereerst heeft men het zeer ernstig ge
vaar, dat de velen, die tegen elke Overheids
bemoeiing met de sociale quaestie zyn, aan
stonds hun stokpaardje weer gaan beryden,
om te zeggen, dat Kamers van Ar
beid iets is, waarmee de Overheid niets
uitstaande heeft, en dat geheel aan 't parti
culier initiatief moet worden overgelaten.
Wie dan zegt: Dat kan niet, wordt
aanstonds in den hoek gezet met de vor-
wyzing naar wat te Kampen en elders reeds
geschied is.
Reeds nu merkt men dan ook, hoe juist
de conservatieve geesten deze particuliere
Kamers het harteiykst welkom heeten. Want
natuuriyk, deze particuliere Kamers zyn koren
op hun molen. Zoo hadden zy het altoos ge
wild. En door niets zal op het beslissend
oogenblik hunne positie zoozeer versterkt
worden, als door het feit, dat er zulke parti
culiere Kamers reeds bestaan.
Maar ook een tweede gevaar schuilt in deze
particuliere Kamers, dat stellig niet minder
bodenkeiyk is.
Onwillekeurig toch zal men, als het op
definitieve beslissing aankomt, uit deze parti
culiere Kamers gevolgen gaan trekken voor
de staatsrechterlyke Kamers.
Zie, zal men zeggen, daar hebt ge nu uwe
Kamers van Arbeid, en zie nu eens, hoe
onbeteekenend de invloed is, die er van uit
gaat; let er eefis op, hoe weinig de opgedane
ervaring voor heel uw denkbeeld pleit; en
oordeel zelf, of'het niet wijzer, niet verstan
diger is, dat de Overheid zich onthoude van
zulk een perfect failure, als de oprich
ting van zulke Kamers zyn zou.
Zoo snydt het mes aan twee kanten.
Omdat er particuliere Kamers zyn, kunt
ge zo ook verder aan het particulier initiatief
overlatenen omdat de ervaring leerde hoe
onbeduidend de werking is, die van deze
particuliere Kamers uitging, wordt heel de
oprichting er van overtollig gekeurd.
Do uitkomst" zal dan ook toonen, dat er
geen snijdender wapen tegen de oprichting
van officieele Kamers zal worden aangewend,
dan juist die ehkele particuliere Kamers, die
men thans in het leven poogt te roepen."
De Standaard betoogt verder dat hy eene
krachtige werking van het particulier initiatief
niet gaarne zou missen, want daarvoor blyft,
ook na de totstandkoming der officièele
Kamers, nog genoeg te doen over. Maar juist
daarom loope men niet in de conservatieve
fuik en late den toekomstigen officiëelen
lichamen den haam, waarop reeds van parle
mentaire zyd'e':beslag is gelegd.
De NieuiooRotlerdamsche Courant is tame-
lyk ontstomd Over de enorme misrekening
inzake de vermogensbelasting.
Yooral is het tekort h. i. te betreuren,
omdat nu die vermeerderde inkomsten, het
tekort der vermogensbelasting dekkend, niet
kunnen aangewend worden om de herziening
van het personeel op ruimer schaal te doen
plaats hebben.
Immers, do te verwachten vermindering
van het personeel moet nu uitsluitend gedekt
worden door dé. ten gevolge eener herziening
vermeerderde opbrengst der successie-belasting;
en men dient zich dus voorloopig te vleien
met de hoop, dat deze vermeerdering niet
uit zal blyven. Want het blad blyft vari
meening, dat, ook met het oog op de in te
voeren bedryfsbelasting, eene vermindering
van lasten voor sommige klassen der maat
schappy dringend noodig is.
In een artikel over den nieuwen Oosten-
rykschen minister van. financiën, dr. Edler
Von Piener, zegt, naar onze lezers zich zullen
herinneren, de Napelscbe Mattinodat Europa
thans twee buitengewoon bekwame ministers
van financiën telt, Piener in Oostenryk en
Piers on in Nederland, waarop het blad
laat volgen -
„In Ollanda vi e Dier sonil sottile teorico
che attende ora a quella trasformazione dei
tributi su cui sono rivolti gli occhi di quasi
tulli gli economisti."
Hetgeen vertaald zeggen wil: In Nederland
leeft P i e r s o n, de bekwame theoreticus, op
wiens plannen van belastinghervorming de
oogen van letteriyk alle economisten geves
tigd zyn.
Deze lof voor onzen minister van financiën
is niet gering en alle Nederlanders zullen
er zich door gevleid gevoelen, zegt Het Centrum.
Het is echter gelukkig, dat het bericht omtrent
het tekort van maar 2 millioen op de raming
der vermogensbelasting nog niet in de Itali-
aanscho bladen heeft gestaan, want anders
zouden tutti economisti tot hunne 6pyt er by
hebben moeten vernemen, dat onze sottile
teorico wel rivolti kan bewerken op belasting
terrein, maar een slecht rekenaar is.
Wy moeten eerlyk bekennen, dat de roep
der groote bekwaamheid van den beroemden
Oostenryker nog niet tot ons was doorge
drongen. Is deze evenwel van hetzelfde ge
halte, als die van den Nederlandschen teorico
dan ruilen wy beide heeren gaarne in voor
éón enkel pratticoals de Belgische minister
Beernaert, wiens overschotten politiek zoo
niets „Italiaansch" aan zich heeft.
De Tijd zegt naar: aanieiding van voorgaand
bericht der Mattirio:
Over den Oostenrykschen minister kunnen
wy niet oordeelen wellicht dat deze het
pluimpje op zyn hoed verdient maar ,van
onzen Pierson ware het te wenschen. dat? hy
wat minder goed theoreticus en wat beter
practicus was. Voor de op hem gevestigde
byziende oogen „van alle economisten" zou
het dus niet kwaad zyn zich met een sterken
bril te wapenen, ten einde zyne daden eens
aan zyne theorieën te toetsen.
Eene eigenaardige jachtpartij.
Reeds maakten wy er in ons vorig nummer
melding van dat Maandag in den vooravond
alhier eene werkelyke jacht plaats had om
een persoon te vatten, die van diefstal werd
verdacht.
Omtrent de aanleiding daartoe kunnen we
nader nog het volgende mededeelen: Twee
goed gekleede buitenlui vragen in een schoenen
winkel om lage schoenen, welke de juffrouw
te passen gaf. Een hunner trok ze aan, doch
de schoenen voldeden niet, zoodat der juf
frouw werd verzocht andere te geven. Zy
moest daartoe zich omdraaien en verloor hier
door de mannen uit het oog, hetgeen echter
slechts een kort oogenblik was. Ook de nieuwe
schoenen pasten den man niet, waarop beide
personen, zonder koop, den winkel verlieten.
Onmiddellyk na hun vertrek miste de juffrouw
evenwel een der paren schoenen, die natuur
iyk in het bezit der mannen waren overge
gaan.
Ongeveer een uur daarna gingen dezelfde
mannen een anderen winkel binnen en vroegen
aan den bediende weder om een paar lage
schoenen. Dezelfde man als te voren deed
het woord en paste de schoenen. Hy had
toen een paar schoenen in een doek gewik
keld by zich. Ook in dezen winkel schenen
de schoenen maar niet te willen passen, en
daarom vroeg de man andere te zien. Om
deze te krygen, moest de bediende eene trap
opgaan. Daar zynde, hoorde hy den man die
do schoenen paste, tot den ander zeggen„kyk,
daar gaat Hein voorby 1" op welk gezegde de
toegesprokene een paar schoenen van den
grond opnam en den winkel uitliep.
De bediende zorgde echter dat de andere
man bleef, en daarna werd politiehulp inge
roepen. Buiten gebracht, wist hy te ontsnap
pen en rende, steeds gevolgd door politie-en
burgers, van uit de Maarsmanssteeg door- de
Kapelsteeg, langs Vischmarkt, Burgst'eëg,
Nieuwstraat, Hooigracht, Groenestegen, Lange.
straat, Utrechtsche Veer tot aan de Plantage,
waar hy door burgers en politie-agenten werd
gegrepen. Voor zyne overbrenging werd toen
wel gezorgd.
Kort daarna werd aan het politiebureol
gedeponeerd het door den eerst woggeloopen
man medegenomen paar schoenen, welkë
waren gevonden aan het einde der Groene6teeg
naby de begraafplaats, maar de man is nog steeds
zoek. Maatregelen tot zyne aanhouding zyn
echter genomen.
Uit de Rechtzaal.
Op den lOden Oct. jl. kwam T. G., schipper
te Katwyk aan Zee, ten huize van den ge
meente-veldwachter B. aldaar, om zich te
beklagen over eene bekeuring. De inlichtingen,
welke hem dienaangaande verstrekt werden,
schenen hem niet to voldoen en de veld
wachter, die het gezeur moede was, gelastte
den Katwyker om zich te verwydoren. In
plaats daaraan te voldoen, drong do man
naar binnen on nam in de huiskamer op
een stoel plaats, weigerende op last van don
bewoner te vertrokken. Eindelyk verliet hy
de woning, maar werd gedagvaard wegens
huisvredebreuk en had hy zich gisteren voor
de arrond-rechtbank te 's-GraveDhage te ver
antwoorden.
Het O. M. vorderde f 10 boete of 10 dagen.
In den avond van den 28sten October jl.
liep zekere P. V. beschonken langs de straat
te Alfen, viel door eene ruit en werd zoo
wel om de orde te handhaven als voor's mans
eigen veiligheid, naar „de kast" gebracht.
Eenige dorpsgenqpten, onder wie A. v. D.,
vonden dit minder aangenaam en sommeerden
op Amerikaanschë manier, de politie: „P. V.
uit de kast, of wy halen breekyzers en breken
de kast af", waarmede een paar der vrienden
instemden. Die A. v. D. scheen be6t een
mannetje om zyne bedreiging te volvoeren
en daarom lieten de politie-beambten 's mor
gens in de vroegte hun arrestant los.
Het O. M. vorderde de veroordeeling van
A. v. D. tot 21 dagen gevangenisstraf.
In den ochtend van den 5den November jl.
begaf H. O., wonende op Meyendal, in de
zeeduinen onder Wassenaar, zich met zyne
zuster naar de vroegkerk. Daarna thuis
komende, vond de man zyn boel opengebroken
en miste hy zyne zuurverdiende spaarduitjes
ongeveer 130. Deze diefstal met braak was
bedreven door den 20-jarigen G. v. d. B., uit
Scheveningen, een deugniet, dien de ouders
niet meer in huis wilden nemen. De knaap
had 's nachts in het hooi by O. geslapen, het
vertrek van den armen daglooner afgewacht,
toen uit den wrakken zolder eene plank los
gemaakt, vervolgens een slot van de-kist,
waarin het geld geborgen lag, geforceerd en
de spaarpenningen gestolen.
Gisteren ter terechtzitting van de arrond.-
rechtbank bekende de knaap den diefstal en
verklaarde dat de honger er hem toe ge
dreven had.
Hoewel geen signalement van den deugniet
hebbende, byna zonder eenige gegevens, werd
de jeugdige dief door den inspecteur der
recherche P. Rietdyk en den rechercheur De
Wit by de Wittebrug opgespoord en ge
arresteerd. In zyn bezit werd nog een groot
gedeelte van het geld gevonden, t9rwyi een
ander gedeelte in de duinen achter de straf
gevangenis verstopt was.
Het O. M., hulde brengende aan de activiteit
van de zooeven gedoemde Haagsche recher
cheurs, waardoor de arme man nog een groot
gedeelte van zyn geld terugkreeg, vorderde
1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf.
Uitspraak in deze drie zaken over 8 dagen.
CORRESPONDENTIE. Ingezonden 6tuk-
ken of mededeelingen, waarvan de inzenders
hun naam niet aan de Redactie bekend maken,
worden ongeplaatst ter zyde gelegd.
Roman van
R. KOOPMANS VAN BOEKEKEN.
72.)
O, waren ze vry in hun doen en laten,
niets gemakkeiyker dan het opvragen en
verkrygon van 't adres van dien hoer, die
onlangs, by de biljartparty, zyn portefouillo
vermiste; zo behoefden daartoe slechts naar
het Gulden Vlies te gaan, en wisten ze 't
daar niet terstond, welnu, er behoefde slechts
oen advertentie geplaatst, te worden, en de
rechthebbende zou zich onverwyid aanmelden.
Maar tot dergelyke maatregelen kon men
immers nu niet overgaan, 't Geld afgeven
was geen kunst, maar dit te doen, zonder
gevaar van in den kykor te loopen, zoo goed
als onmogelyk. Aan 't adres, in zoo'n adver
tentie opgegeven, kon zich niet slechts ver
voegen de persoon, wien men 't geld ontrold
had, maar ook een inspecteur van politie;
laatstgenoemde, niet om iets stoffelyks op te
eischon, maar alleen om mondelinge inlichtin
gen en verklaringen te vragen, omtrent het
een en ander, omtrent dingen, die geen dag
licht konden zien en geen navraag ïyden.
Dus was men gedoemd tot werkeloosheid,
tot hopeloos wachten.
Dat wachten duurde echter korter dan 't
zich aanvankelyk liet aanzien, want na drie
dagon deed do jonge Smit een vondst, over
welker belangrykhoid hy zelf aanvankelyk
niet kon oordeelen, dan alleen in zoo verre
als hy meende, dat zy hoogstwaarschijnlyk
niets te beteekenen had, maar die toch moge-
Hik tot eenige ontdekking aanleiding konden
geven. Kees vond nameiyk een paar snip
pertjes papier, nauwolyks een vingerlid groot,
maar waarop toch iets, hoe weinig dan ook,
to lezen stond, en die in ieder geval en
dit laatste maakte de zaak gewichtig over-
biyfsels moesten zyn van een brief uit de
bewuste portefeuille.
Hoe en waar vond sinjeur Kees die snip
pertjes? Hy had indertyd de brieven van de
gestolen portefeuille verscheurd op zyne kamer.
Terwyl by daar ovenwei mee bezig was,
hoorde hy iemand de trap opkomen, en toen
had hy haastig die stukjes papier in zyn
broekzak gestoken. Vandaar had hy ze een
uurtje later naar de kachel doen verhuizen.
By dat overbrengen naar de kachel waren er
echter een paar snippertjes gespaard gebleven,
die dus niet in de vlammen vernietigd wer
den. Kees droeg dien dag een zakkammetje,
en wel een, dat, evenals eeu knipmes, in
een hecht kon geborgen worden. Nu waren
er twee fragmentjes in dat hecht blyven
steken tusschen den eigenlyken kam en het
foedraal, on daarin verborgen gebleven, tot de
kam weer gebruikt werd. Daar echter dat
voorwerp des avonds in een lade geborgen
werd en daarin een tydlang onaangeroerd
lag, is 't verklaarbaar, dat dit gebruiken en
dus ook het doen van de ontdekking pas
eenigo dagen daarna plaats had.
Kees bekeek de gevonden papiertjes een
poosje zeer nauwkeurig, maar zonder eenig
resultaat, ja, hy zou ze zeker ook ten vure
gedoemd hebben, indien hy niet de mogeiyk-
heid voorondersteld had, óat zyn vader in die
weinige letters, in die heele en halve woor
den iets zou lezen, eene aanduiding daarin
zou zien van een spoor, het uiterst tipje van
een draad, die, met geduld en omzichtigheid
behandeld, verder uitgehaald kon worden.
Van zyns vaders scherpzinnigheid en weer-
galooze talenten had de jonkman een hoog
denkbeeld, ja, hy achtte den ouden man in
staat, als een tweede Daniël het geheimzin
nigst schrift te lezen en uitlegging te geven
aan woorden, die geen sterrerikyker, Chaldeër
of waarzegger zou kunnen ontcyferen. Vol
ongeduld verbeidde hy dus 's vaders thuis
komst, en toen hy kon berekenen dat die
komst aanstaande was, ging hy hem te ge-
moet en deelde hem vast onderweg iets
mede over zyne vondst en over de herkomst
van 't gevondene.
Nog voordat de oude Smit zyn huisjasje
had aangetrokken, begon h'y reeds de gevon
den papiertjes te bekyken en to bestudeeren.
Het grootste was nagenoeg vierkant en aan
beide kanten beschreven: naar het schrift
te oordeelen, moest het een stukje zyn van
een damesbrief. Het bevatte de volgende woor
den en letters; aan den eenen kant:
aals dankz
gryke rede o
ikt, God bes
en aan de keerzyde:
odschen Kaa
et op het fee
oer kome on
lncuen ent vernaai een Malve' eeuw vroeger
geschreven was en dus uitgegeven in een tyd,
toen byna alle romans in het licht versche
nen, versierd met éón of meer titelvignetten,
al naar gelang het boek in éón of meer deelen
werd aangeboden, dan zou ik bescheideniyk
in overweging gegeven hebben het nu te be
schaven tooneel te kiezen als onderwerp voor
eene zoodanige illustratie. Ik zou dan den
heer Last of Kaiser of een ander der toen
maals werkzame celebriteiten verzocht hebben
eene eenvoudige werkmansbinnenkamer te
teekenen, netjes, maar sober gemeubileerd.
Voor het venster, uitziende op eene kleine
binnenplaats, staat een vierkante tafel en
daarby zit de oude Nondum, verdiept in de
aanschouwing van een klein stukje papier,
dat hy in de rechterhand opgeheven houdt,
terwyl de linker de Goudscbe pyp met tot
op de helft ingekorten steel steunt. Tegen
over den grysaard staat aan de andere zyde
van de tafel 'smans zoon, die zynen vader
strak aanstaart en op diens gelaat tracht te
lezen, of hy hoop koestert, iets uit het aan
geboden snippertje te kunnen wys worden,
of wel de vrees dit niet te zullen kunnen.
Als men op een zonnigen zomerdag een
grooteren of kleineren toer heeft gemaakt
door de stikdonkere gangen van den Sint-
Pietersberg by Maastricht en den uitgang
weer nadert, dan is 't een heel eigenaardige
gewaarwording, die men gevoelt, als men op
eenigen afstand den eersten straal van het
hemelsch licht weer ziet door de open poort
dringen, en opraerkeiyk is 't zoo spoedig als
men dan, onder 't voortgaan, schier by elke
senreae, steeds meer en helderaoi licht ont«
waart. Aan zoo'n terugkeer uit den Pieters
berg moet ik denkon, als ik my voorstel,
hoe vader Smit, na eerst geruimen tyd ge-
tuurd te hebben op het gevonden snippertje,
zoo op de manier, waarop men staart op een
werk van Frans Baltesz, eindelyk iets be-
grypt, ten minste zooveel, dat men uit halve,
woorden heele, en uit die heele een volzin
netje maakt. Zoo zag de gry'ze oppasser eens
klaps, hoe de derde regel
ikt, God bes
moet aangevuld worden, daar 't kennelyk
een overblijfsel moet zyn van de spreuk
De mensch wikt, God beschikt.
Eenmaal tot die wetenschap gekomen, werd
de zaak hem hoe langer zoo klaarder. Doch
ik geef nu onzen held zeiven weer het woord
en laat hem verhalen, hoe hy hoe langer zoo
meer licht zag in de zaak en eindelyk de
volle waarheid vond, alles ten minste, wat
hy in de gegeven omstandigheden te weten
noodig had.
„De mensch wikt, God beschikt. Die spreuk
kwam my niet alleen terstond bekend voor,
maar my schoot daarby ook dadelyk in den
zin, dat ik in den laatsten tyd daarover ge
hoord, gelezen, gedacht had. Waar, hoe, wan
neer? Ha! Daar heb ik 'tl 'kHerinnerde my
dat ik over die woorden eene rede gehoord
had in eene vergadering van Raymundus, eene
voordracht van den student Streefland."
(Wordt vervolgd).