N°. 10353. Maandag 20 November. A\ 1893. feze jouraat wordt dagelijks, met uitsondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. PERSOVERZICHT. F euilleton. NONDUM. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT; Voor Leidon per 3 maanden. 2 i f 1-10. Franco per post'1-40. Afzonderlijke Nommersn OOG- PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Over de in De Telegraaf geplaatste artikelen van de heeren Obreen en Tindal aangaande een gezantschap hp den Paus. schrijft de Haagsche Briefschrijver in de Zaanlanieche Courant o. a. 1 „Ik beschouw deze van liberale zijde opge worpen beweging voor eene tooneel-scêne, voor een opgewarmd gevoel van generositeit met een verdacht achtergrondje. Waarlijk, zoolang de Katholieken-zelven bet vuurtje niet opstoken, vind ik, dat de liberalen allerminst geroepen zijn brandstof aan te dragen om het te doen opvlammen. Daar zit iets aanstellerigs in of erger. En dat ergere, waarom zou Ik het verzwij gen? dat is tamelijk doorzichtig. Het zou oene eenvoudige kranten-reclame kunnen zijn, eeno tot zekere hoogte vergeeflijke poging om bij de Katholieken voor het gematigd orgaan, dat tusschen Amsterdammer en Handelsblad een behoorlijk debiet moet verwerven, een wit voetje te halen. Was het dat ik zou or my niet boos over maken. Doch ik ver moed dat er een akelig politiek balletje mee wordt opgeworpen. Eenerzjjds eene poging om de Katholieke tegenstanders der kieswet om te koopen met den Pauselijken gezanten daarna eene brug, gelegd om tusschen de toekomstige radicale fractie en de Katholieken oene nauwer aansluiting te bewerken, mis schien wel met een beetje stembus berekening voor enkele Kamer-candidaten in ape, die zonder de hulp van de Katholieken goeue kans hebben. Aan zulke staatkundige kwanselarjj doe de liberale partU in 's Hemelsnaam niet mee I Als we stemmen voor belangrijke wetten moeten koopen met onzuivere rogeoringspolitiok, en stemmen bjj de stembus met iade honigkoek jes voor oe tegenpartij, dan is 't met de staatkundige moraliteit in ons land uit, finaal uit. Men zette den eersten stap niet op den evon gevaarlijken als misleidenden weg. Even min in de politiek als in 't spel ben-Ijst men den tegonstander diensten, dio eigen beginsel verzwakken. De toestanden, dio in 1871 er too leidden om het gezantschap by het Yati- caan op te heffen, ze zyn nog totaal onver anderd, ze zyn door de 22 jaren, die er overheen zyn gegaan, geconsolideord: Had men het Pauselyk gezantschap, ook na de iniyving van Rome by Italië als hoofdstad, laten voortbestaan, dan kon men heden daar mee evengood vrede hebben en zou niets den liberalen nopen thans tot de opheffing van dien diplomatieken post over te gaan. Doch nu wy voor een feit staan, dat meer dan twintig jaren ia geaccepteerd, door de opvolgende regeeringen is gehandhaafd en dat niet heeft belet, dat de Paus steeds een internuntius in Den Haag heeft doen ver- bl'Jren, zoodat de relatiên tusschen het Vati- caan en onze Regeering geenszins zyn afge broken, nu pleit niets hoegonaamd er voor dat in 1893 eene liberale meerderheid aan eene liberale Regeering de verplichting oplegge een diplomatiek agent te accredlteeren by bet Hoofd eener Kerk." Ook De Standaard geeft zyne meening ter zake van den gezant by den Paus. Dit oordeel luidt ongunstig over bet voorstel van De Telegraaf. Ook al geeft De Standaard toe dat in 1870 roof is gepleegd aan den Paus, dat feit ligt er nu eenmaal loe. De Paus is van zyne wereldlyke heerschappy ontzet, niet door Protestanten, maar door Roomsch Katholieken. Italië immers is een geheel Roomsch land. En dit niet alleen, maar alle Roomsche vorsten en prinsen, zelfs de keizer van Oostenryk, nebben ten slotte dit feit erkend en een gezant gezonden naar den koning van Italië op het Quirinaal. Internationaal is derhalve de stelling'niet te weerspreken, dat de Paus op dit oogenblik geen souverein meer iston wel niet onderdaan, maar dan toch ho'ffpes Italiae. Wel is hy nog pretenden tsouverein, maar met prontedenten rekent onze diplomatie nimmer. Eene missie op het Vaticaan zou derhalve op dit oogenblik geene andere beteekenis kunnen hebben dan het zonden van een ge zantschap naar den Paus al3 Stedehouder van Christus, die als Vicarius Dei, ook afgezien van zyn gemis aan locale Souvereiniteit, met een gezag, hooger dan dat van alle vorsten, van Godswege bekleed is. Maar juist zulk eene erkenning, die er im- plicite als eenig motief voor deze missie in zou liggen, zou even aanstooteiyk zyn voor de veel talrijker niet-Roomsche bevolking, als het Roomsche deel der bevolking ze vurig- ïyk wenscht Het Dagblad van Zuid-Holland vestigt in oen artikel, waarboven staat „Eene schuld van Eer" de aandacht op de quaestie van de soidy voor de ridders der Militaire Willemsorde, in 't byzonder die beneden den officiersrang. De Militaire Willemsorde te verwerven is het ideaal, dat menig officier, maar niet minder menig onderofficier of soldaat voor de oogen zweeft, als naar Indië wordt getogen. Maar die onderscheiding wordt in waarheid niet licht verkregen, er moeten heldenfeiten worden gedaan om er mede begiftigd te worden. En tegenwoordig, nu ons land in vrede is, wordt deze orde alleen toegekend aan onze stryders in de 0verzee3Che bezit tingen, en de zaak, die het blad ter sprake brengt, heeft dan ook meer speciaal belang voor het leger in Indië, maar is toch tevens van groot gewicht ook voor 't Moederland. Volgens de oorspronkelyke ridderwet van 1815 bedroeg de soldy voor de ridders be neden den rang van officier de helft der soldy, welke zy genoten op het oogenblik, dat hun de onderscheiding ten deel viel. In dien toestand werd in 1864 verandering gemaakt, naar 't heette ter vereenvoudiging dor administratie, maar van dien maatregel werden de ridders der M. W. de dupes. Het bedrag dor soldy word toon vastgesteld, doch zoodoende werd aan mannen, die blyken van heldenmoed hadden gegeven en groote diensten bewezen hadden aan bet landeene aalmoes uit gereikt. Een gewoon soldaat doch die door eene buitengewone daad, tot heil des vaderlands verricht, zich onderscheidde, boven zyne om geving zich verhief ontvangt in Oost-Indië f 65 per jaar riddersoldy, een korporaal f 80, een sergeant 140, een sergeant-majoor/190, een onder-adjudant f230. In Nederland wordt aan de ridders van de Militaire Willemsorde, in de zooeven genoemde graden, nog minder toegekendde ridder soldy bedraagt daar onderscheidenlyk f 60, f 75, f130, f160 en f 200. Tot in laatstgenoemden graad wordt den bewusten ridders veel te weinig uitgekeord. In het jaar 1891 werd dan ook in de Tweede Kamer deze zaak ter sprake gebracht en 0. a. het denkbeeld bepleit het geschiedde door den beer Van Vlymen om aan de ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang van officier hetzelfde bedrag 200) uit te keeren, dat thans door de broeders in de orde van den Nederlandschen Leeuw wordt genoten. Door den Minister van Oorlog werd erkend, dat de bewuste riddersoldijen te laag] waren, doch hem kwam de gelykstelling van de riddersoldyen in quaestie met het geldeiyk aandeel, door de broeders van den Neder landschen Leeuw genoten, te kras voor. In zonderheid verzette hy zich tegen het denk beeld, dat de weduwen der ridders van de Militaire Willemsorde, beneden den rang van officier, ook def 100 's jaars zouden ontvangen, welke den weduwen van de broeders van den Nederlandschen Leeuw worden toegekend. De reden daarvoor van den minister vindt het Dagblad al heel vreemd. De minister meent nl. dat tot broeder in den Noderl. I.eeuw worden benoemd personen, die reeds op jaren zyn on dus gehuwd, terwyl de Militaire Willemsorde wordt verdiend op een leeftyd, waarop men zich nog geene levens gezellin koos. Maar juist de ridders dier orde komen hier heen, uit Indië terug, in eene niet zeer schitterende positie en willen toch ook wel trouwen. Indien zy nu kunnen rekenen op een jaarlyksch weduwengeld, zou daarin menige vrouw of meisje nog eene drangreden te meer vinden om aan een huwelyksaanzoek van den gepensionneerden militair gohoor te verleenen, hem oen tehuis te schenken en hem te bewaren voor een ongezellig en dik- wyis onzedelyk leven. Neemt men nu in aanmerking, dat de Broederorde van den Ned. Leeuw meestal wordt verleend aan personen, die, hoo ver- diensteiyk ook, dit, zonder het wagen van hun leven of krachten, hebben verworven, en dat de Indische militair beiden, leven en kracht, in gevaar brengt, en dikwerf zyne krachten ondermynd blyven, door de daad, welke hem aanspraak op de onderscheiding deed verwerven, dan gelooven wy, dat de redeneering des ministers geheel onhoudbaar moet worden geacht. Alles pleit dus voor de verwezeniyking van het aangegeven denkbeeld, om de ridders der Militaire Willemsorde, voor wie men in '91 opkwam, in dezelfde geldelyke positie te plaatsen als de broeders van den Nederl. Leeuw. „Naar het ons voorkomt", luidt het verder in het Dagblad van Z.-H., „zou de geldelyke last, uit dien maatregel voortvloeiende, voor zooveel het militairen van Indië betreft, biy vend op het Indisch Budget kunnen worden ge bracht, daar het in de eerste plaats een Indisch belang is, dat door de heldendaad werd be vorderd. Al moesten echter de geldelyke bezwaren drukken op de Begrooting van Oorlog in Neder land, wat nood; do Natie zou zich tegen de gewenschte regeling niet verzetten. Men moet inderdaad verbaasd staan over de schrielheid, van welke men dikwerf blyk geeft in het noodige, tegenover eene ongewettigde mildheid in het betwistbaar noodzakelyke. Karigheid in een goval, als het hier geldt, achten wy onverdedigbaarveeleer moet alles worden aangewend om het dienstnemen voor Indië te bevorderen." In De Standaard lezen weDe Dood straf. De moeilykheid voor de justitie, om juist de bedrijvers van gruwelyke mis daden te ontdokken, houdt verband met de afschaffing van de doodstraf. Byna nooit wordt er eene zware misdaad bedreven, of er zyn personen, die er van af weten, of die althans genoog weten, om de justitie op hot juiste spoor te helpen. Zoolang men dan ook wist, dat zulko go- wetenlooze moordenaars tor dood werden ge bracht, zoodat men, by het uitbrengen van hunne misdaad, niets van hen te vreezen had, zag wie er van wist, er niet togen op, om aan de justitie de noodige inlichtingen te geven. Thans echter, nu men te duchten heeft, dat de gewetenlooze misdadiger leven blijft, en weer vry kan komen, on dan zyne wraakzucht op wie zyne misdaad uitbracht, kan botvieren, zwygt men en houdt zich schuil. Alzoo ligt in de afschaffing van de dood straf een waarborg voor den moordenaar tegen het uitbrengen van zyn gruwelstuk, en voor de justitie eene vaak onoverkomolljke hindernis, om de bewyzen voor den geploegden moord in handen te krygen. Als die redoneering opgaat, zegt het Han delsblad, van dit Standaard-artikeltje gewa gende, moet men op nagenoeg alle misdry- ven de doodstraf stellen. Aan die wraakzucht toch zftn thans allen blootgesteld, die een dief, een oplichter, een valschen munter e. d. ont maskeren. Moet men nu maar al die mis dadigers ophangen? Er is nog iets! Wie aan de justitie de noodige inlichtingen geeft, is nog volstrekt niet zeker dat eens veroordeeling zal volgen. Al ware dus de doodstraf niet afge schaft, dan zou toch nog de vroes voor wraak hare werking doen gevoelen. het grootste deel wit papiereene kolom va 1 de eerste bladzyde, de geheele tweede 011 derdr bladzjjde en een deel van de vierde waren wit als sneeuw. Ter verklaring van dit nieuwste op 'I ge bied der journalistiek las men aan het hoofd van het blad het bericht van den uitgever, den heer C. Bronsveld, te Wageningen, dat hy „van de redactie geene meerdere kopy voor dit nummer had ontvangen." Gemengd Nieuws. Ten slotte om der curiositeitswille nog dit: Eene verrassing viel verleden week aan de abonné's van De Christelijke Schoolbode ten deel Een toen versohenen nommer was voor De bedeeling vanwege de Waa- senaarsche Spyskokory zal den 4den December a. s. weder aanvangen. Zy, die voor deze bedeeling wenschen in aanmerking te komen, zullen zich, evenals ten vorigen jare, op nader bekend te maken tyd en plaats moeten aan- melden. Zy, die verlangen als vrywilligor by de militie op te treden, moeten zich ter secretarie te Aarlanderveen op Donderdag 30 November en te Alfen op Dinsdag 28 November a. s. aanmelden, ter bekoming van de bonoo- digde stukken. De loting van de paarden, welke voor de Rykskeuring in aanmerking komen, zal in de gemeente Koudekerk gehouden wor den op het Raadhuis op Dinsdag 21 Nov. a. s., des voormiddags te halftien. Z a a k-D e Jong. Woensdag jl. is de veroordeelde landlooper J. Hunolt, van 's Hertogenbosch naar Yeenhuizen getranspor teerd, met dien verstande, dat hy op die reis Amsterdam zal aandoen om er door den officier van justitie daar gehoord te worden over De Jong, met wien hy zegt zeer bekend te zyn en omtrent wiens handelingen hy reeds aan den wachtmeester der marechaussee te 's Bosch zyne inlichtingen, welke evenwel nog weinig licht verspreidden, gaf. Volgens die inlichtingen is, naar men zegt, Hunolts vrouw nog wel zoo goed als deze zelf met De Jong bekend. Dinsdag brandde te Oldekerk de kapitale boerenplaats „Kroonsveld", eigenaar de heer W. A. P. F. L. De Leve, te Wildervank, door eene onbekende oorzaak af; 22 koeien en 2 varkens worden eene prooi dor vlammen, alsook koren en inboedel. To L i m m e 1 - M e e r s e n werd vóór ongeveer 5 weken een goe3teiyke door eonige personen lastig gevallen. Een zekere Beinardus Verstegen, oud 29 jaren, die den gcestelyke te hulp snelde, werd bjj die gelegenheid door een steen aan het hoofd getroffen en is dozer dagen overleden. Op last der justitie Is hot ïyk naar het gesticht Cal varienberg te Maastricht overgebracht, om te worden geschouwd. Te Baarn is gisteren een jeugdig kind gestikt. Een ouder zusje bad bet oeut speen in den mond gegeven; deze had da kleine doorgeslikt en vóór geneeskundige hulp kwam opdagen, was hot kind overleden. Volgons ,Kecht voor Allen" bo staat het voornemen eene beweging van werk loozen over het geheele land in het leven te roepen. De verschillende commissies zullen werken volgens een bepaald programma. Roman van R. KOOPMANS VAN KOEKEREN. 55.) Of zo ook voor mooi doorgaat, zou ik niet kunnen zoggen, maar ik voor my, ik vind, dat zy een heel gunstig uiteriyk heeft. In ieder geval i3 't licht begrypelyk, dat een man als onze jonker Van Moerbeek eene ernstige genegenheid opvat voor zulk eeu knappe juffer. Onze doctor kwam nu en dan by de Van Berkels aan huis, want zyne mama was een intieme vriendin van do familie Van Rasteren geweest. Eveline bemerkte eerst niet, dat de jonker zulk eene teedere genegenheid voor baar had opgevat; maar zoodra zy lont begon to ruiken, deed zy haar best, den goeden man zydelings, maar toch zoo duidelyk mogelyk aan 't verstand to brengen, dat hy om haar niet behoefde te komen. De juffer toch van haar kant beantwoordde des jonkors liefde niet. Wel wilde zy gaarne erkennen, dat Van Moerbeek eon braaf en degciyk monsch was, maar het denkbeeld om aan zoo ijvon, zonderlingen man hart en hand to ic„n, kwam niet by haar op. Te minu. ,Acut zy hierover, dewyi, strikt genomen, dat hart reeds een aüder toebe hoerde. Daar wist onze jonker, helaas! niets van; wat zeg ik? niemand wist daarvan, aelfs de intiemste vriendin niet, ja, ook de beminde persoon ïelf niet. Alleen Eveline wist voor zichzelve, dat zy reeds voor een paar jaar eene innige, vurige liefde had opge vat voor een jongen zeeofficier, Froderik Ver doom geheoten. Niet dat zy zich door deze liefde gebonden behoefde te gevoelen tegen over de wereld, ook niet tegenover den ge noemden jonkman, maar voor God en haar geweten meende zy wel degeiyk en dit toch waariyk niet ten onrechte dat zy daardoor niet vry meer was. Ja, en ook niet vry be geerde te zyn, daar zy hoopte op Verdoorn's wederliefde. Op de vraag echter, of zy voor deze hoop een deugdeiykon grond had, zou het meisje in alle oprechtheid en naar waar heid geantwoord hebben: Neen, zoo goed als geen grond. Wel weet ik, zoo kon zy er by voegen, dat Frederik my niet onaardig vindt, maar meer ook niet. Dat hy ooit iets voor my gevoeld heeft, dat den naam van liefde verdient, of immer zou gewenscht heb ben een nauwere betrokking dan die der kalme vriendschap met my te kunnen aan- knoopen van zoo iets heb ik nooit iets be merkt. Daarom is 't nog niet onmogeiyk, dat hy my toch bemint, maar zyne liefde ver borgen houdt, in de eerste plaats voor my, omdat er aan een huweiyk niet te denken valt en hy weldra weer voor een jaar of drie naar verre landen vertrekt dit geval, zeg ik, is niet onmogeiyk, maar daarmee is dan toch ook alles gezegd. Toen ik daarstraks over van Moerbeek's onwetendheid sprak in zake Eveline's beim- lyke liefde voegde ik er een helaas! by. Niet ten onrechte, want was mynheer op de hoogte geweest van 't geval, dan zou al die ellende voorkomen zyn, omdat hy dan niet eens haar gevraagd zou hebben. Dit gebeurde nu, ondanks de door de juffrouw aangewende pogingen om hem dit te ontraden. Het eerste aanzook werd afgeslagen, en wel op zoo stel- ligen toon als de welvoeglijkheid maar eenigs- zins toeliet. Jammer slechts, dat Eveline ook nu nog niet van hare liefde voor een ander sprak, daar immers zoodanige bekentenis niet alleen voor 't oogenblik haar afwyzend ant woord op radicale wyze zou bevestigd, maar ook eene herhaling van de huwelyksaanvraag zoo goed als onmogeiyk zou gemaakt hebben. Zeker is het te begrypen, dat een maagd er niet gemakkeiyk toe komt zulk een hartsge heim, aan wien en om wolko reden dan ook, te openbaren, en ik wil er juffrouw Van Ber- kel ook geen verwyt van maken, dat zy er niet toe overging: ik zeg alleen maar: jammer, dat zy 't niet kon of wildo doen. Ofschoon bet arme meisje aanvankelijk trachtte de zaak voor hare ouders verborgen te houden, gelukte haar dit op den duur niet Toen papa en mama er achtor kwamen kreeg de dochter en daarom zei ikarm meisje ongemakkeiyk den wind van voren. Nu, dat de oudelui, om meer dan ééne reden gaarne zouden gezien hebben, dat 't anders was, laat zich hooren. Een jonkheer Van Moerbeek toch was ongetwyfeld een zeer begeeriyke party, niet alleen om zyn rykdom, maar ook om zyne afkomst en maatschappeiyke positie, en vooral ook, omdat hy met al zyne eigenaardigheden, by slot van rekening een doodgoed man was, om van zyne kennis niet eens te spreken. Om alle die redenen, op welker geldigheid niet viel af te dingen, was het dus eene grievende teleurstelling voor het ouderhart te moeten hooren, dat dochterlief al dat goede had versmaad, ja, indien het al dan niet aanwezig zya van vurige liefde slechts eene bijkomende omstandigheid was, die geen overwegenden invloed mocht uitoefenen, dan hadden vader en moeder recht gehad, niet alleen om bedroefd, maar ook om ernstig boos te zyn vanwege Eveline's weigering. Nu ech ter hadden zy dat recht niet. De Van Berkels meenden echter van w 1, ten minste zo waren boos en nogal erg ook. Wondorlyko manier van redeneeren houden de monschen er by zoo'n gelegenheid op na, een redoneering, die bewys levert, dat de consciëntie ruim, zoor ruim wordt, zoodra de zelfzucht dit vordert. My dunkt, ik hoor den heer Van Berkol en ook mevrouw uitpakken in dezen trant: Zeker, die leer over de onmisbaarheid der liefde is volkomen juist, maar hare toepassing deugt niet. De zaak komt hierop neer: Een man verdient liefde, of hy verdient ze niet. Verdient hy zo, dan kan een meisje hem die ook geven. Dat nu een man als jonker Van Moerbeek oeminnenswaardig is, wie zal het ontkennen? Eveline zelf kan dit immers niet. Wolnu dan, als zyzolf erkent: De doctor ver dient liefde, waarom schenkt zy hem die dan niet? 'tOngeluk ia: de menschen verwarren liefde met verliefdheid en vergeten, dal huwe- lyksliefde niet vóór, maar ln en door het huweiyk komt. Verliefdheid is volstrekt niet onmisbaar voor een gelukkig huweiyk, in romans en tooneelstukken wel, maar niet in de werkelykbeid. Toen mejuffrouw Van Berkel des jonkets vraag! kunt, wilt gy de myne zyn? mot een beslist: onmogeiykl beantwoordde, handolde zy uit plichtbesef en naar de inspraak van haar rein en eerlgk hart. En men behoeft waariyk geon langen tyd over 't geval na te denken, om tot de overtuiging te komen, dat deze hare handelwijze eone daad van zeil- verloochening, van zelfopoffering mocht hbote* Immers, door dezen minnaar ongetroost hens te zenden, nam hot meisje de verplichting o zich, eerlang naar eene betrekking om t zien en die te aanvaarden, als er zich somt eene voordeed. Ja, Eveline erkende niet slechts hare verplichting, maar zy toog ook mot moed en volharding aan 't werk, om daaraan te voldoen. Te meer zette zy hare plannen door, dewyi zy thuis voortdurend bemerkte, hoe men 't haar noodo vergeren kon, dat zy den ryken jonker een blauwtje gegeven had. Hieraan is het zeker dan ook toe te schre ven, dat de voortvarendheid der juffer wel eenig8zins in overyiing ging ontaarden Waar heid althans is het, dat het meisje eindigde* met het aannemen van eene betrekking aic gouvernante by eene familie, o'mtrent welko zy niet genoegzaam narichten had Inge wonnen. Daar had ome goede Eveline een echt hondenbaantje. iWmnk earaafrrf).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1