N°. 10339. A®. 1893. <§eze Gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 2 November. JEP o uilleton Vrijdag 3 November. FRIO'S DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden. f 1.10. Franco per post n 1.40. Afzonderlijke Nonimers0.05. DA&BLAD. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Het nieuwe IVijkgebOuw „Pniöl" aan do Middelslevracht alhior, naby de kerk der Chr.-Geref. gemeente en niet verre van den Ouden Rijn, dat in 't vervolg te Leiden wel kortweg genoemd zal worden „Pniël", liefst niet, als men dr. Gunning genoegen wil doen„liet wykgebouw van dominee Gunning", werd gisteravond in gebruik ge nomen. Alvorens by de plechtigheid, waarmedo do opening geschiedde, stil te staan, wenschon we het een en ander mede te deelon aan gaande het rijzige gebouw zelf, omtrent de indeeling en inrichting or van, in 't kort evenwel, omdat het heden, Donderdag, te be zichtigen was en morgen en Zaterdag gratis te zien zijn zal voor elkeen, die zich van oeno toegangskaart voorziet, verkrijgbaar bij den penningmeester der Wljkvereeniging, den heer J. P. Fontein (Haven 34). Het gebouw ziet er uitwendig flink uit en vertoont in den voorgevol in duidelijke letteren zijn naam „Pniöl". Het hoeft (eene groote deugd) twee broedo ingangen, boven eiken waarvan des avonds eene gasvlam brandt ter rechter- en ter linkerzijde. In de eene gang is een wit marmeren steen aangebracht met het volgende gedichtje van dr. Gunning, voor zitter dor Wijkvereeniging, in gouden letteren: Dit Pniöl biyve te allon tyd Den driemaal hoil'gon God gewijd. Des Heeren Woord en Jezus' kruis, Zijn de óón'ge wetten van dit Huis. Deze steen is een geschenk van dr. Gun ning zeiven. In de andere gang hangt een net notilie- bord, zeer practisch ingericht. Beneden bevindt zich do groote zaal, waarin, met behulp van stoeltjes, ruim 400 personen kunnen ge plaatst worden, zooals gisteravond het go val was; zo is dan echtor geheel gevuld; met do zitplaatsen op de vaste banken is; blijkens do nummering, op mindor personen gerekend; voorts vindt men daar een spreokkamertjo on eene bergplaats; achter bet gebouw een hokje voor brandstoffen. Boven is do kleinere zaal met eene lange tafel, byzondor geschikt voor vergaderingen. Die tafel is zóó ingericht, dat zo, wordt zo van 't groene kloed ontdaan, gebruikt kan worden als naaitafeleon groot, doorloopend spelden kussen kan er dan op aangebracht worden. Verder zijn op deze verdieping do catechisatie- kamer en de bibliotheek, benevens voor 't grootsto deel de woning van den eonciorgo, die er zeor mee in zjju schik moot wezen. Hooger natuurlijk oen zolder on nog eon klein gedeelte concierge-verbiyf. Do verbinding tusschen be- nodon en boven is tot stand gebracht door -one breede trap mot stevigo leuningen. Het eenvoudige, practische geheel, in passende kleuren geschilderd on verder afge werkt, mot electnsoho geleiding, duinwater- on gasleiding, maakt eon gunstigon indruk en doot soliditeit onderstellen. Voör licht, lucht on zindelykheid is gezorgd; vooral do flinke hoogte der zalen verdient waardeering. Het bestuur der Wykvereeniging is dan ook den heer W. Fontein, architect alhier, dankbaar voor al zijno bemoeiingen wat dit gebouw betreft; dankbaar, want hy deed alles zonder geldelijke belooning. De jonge bouw kundige is biykbaar wel op de hoogte van hotgeen voor zulk een gebouw noodig is en weet te woekeren met den tyd. Ook den aan nemer, den heer J. Boom, en diens werklieden, mag een woord van lof niet onthouden worden. Wie nu nog meer van 't gebouw weten wil, wie b(jv. de gaskroon wil zien in de groote zaal, de kachels, de twee orgels"(ge schenken aan dr. Gunning persoonlijk), hy of zij ga een en ander rustig kijken, lezo bijv. de door dr. Gunning gemaakte gedichtjes, eik verschillend, geplaatst boven de vier bussen voor „Pniöl" (twee in de groote en twee in de kleinere zaal), en kan probeeren of klein en groot geld gemakkelijk door de bussleuven gaat; dezo proef komt meteen ten goede aan „Pniël", dat nog schulden heeft te be talen. Men kan dan tevens nog ontwaren dat er eene schoono gelegenheid is voor samen komsten van godsdienstigon aard, waarvoor de vergoeding (do gedrukte voorwaarden kan de concierge gratis afgeven) uiterst gering is. Later zullen de wanden versierd worden met nu reeds aanwezige teksten en platen. Van 't gebouw, voor welks gevel gisteren de vlag wapperde, werden bereids photographieön genomen door den heer J. Goedeljee. Een houten noodhek was gisteren aan den walkant geplaatst, ter voorkoming van ongelukken. Do plechtige opening nu van dit gebouw ving gisteravond te acht uren aan. Trots het barre weder, kwamen zeer velen op om van deze opening getuigen te zijnonder die velen merkten We op predikanten dor Ned .-Her v. gemeente alhier en dr. M. C. Dekhuyzen, wet houder van onderwijs. Na eono vertrouwelijke mededeel in g van dr. J. H. Gunning J.H.zn., gebed van dezen en het zingen van Gezang 2 vors 1, ving dr. Gunning zjjno rede tot opening van „Pniël" aan met een wolkom aan hen, die opgekomen warén naar dit tweodo wykgebouw te Leiden, samengekomen om te verklaren dat „Pniöl" vóór 'c gebruik gereed is en allermeest om don Hoor oen zegen te vragen over al wat er in geschieden zal. En daar wy, zeide spr. ongeveer, ons in alles wenschon te onder werpen aan hot Woord, en aan hot Woord onzes Gods altyd on overal do eoreplaats wenschon toe to kennen, lees ik u een Schrift woord voor, dat zoo geheel en al uitdrukt wat thans in mgn hart© is voor deze jeug dige Stichting, een woord uit het wijdings gebed, waarmede koning Salomo den Jeruza- lemschen tempel in gebruik stolde, en wel 1 Koningen 8 vers 29, de eerste woorden; „Dat Uwe oogen open zyn, nacht on dag, over dit huis." Naar aanleiding hiervan wenschte dr. Gunning te spreken over: de geschiedenis van dit huis (Pniël); onze plannen er moe on onze bede er voor. By do bespreking der geschiedenis ver klaarde spr. de zaak niet voor eigen genoegen te zijn begonnen en dat hy or vroeger nooit aan had gedacht, allerminst by zgne komst naar Loiden, waar hy gehoopt had wat rustig te gaan studeeren. Hy ondervond evenwel dat het hoog noodig was on toonde aan waarom. Voorts wees by op hot gebrek te Leiden aan oeno plaats voor wykarbeid (het wykgebouw van ds. De Wolff uitgezonderd), hoe de predikanten zich moeten redden wat betreft eene behoorlijke lokaliteit voor cate- chisatiën, enz., on op welke wyze hy, dr. G.f zag te komen aan zoo'n lokaliteit, hoe by or gekomen was, er God de eere van gevende. Voorts gaf hy moleen eenige ophelderingen over het Christeiyk weekblaadje „Pniël", ter wegneming- van onjuiste voorstellingon, welke men zich daaromtrent zou kunDen maken, en verklaarde dat voortaan de twee Pniëla (blaadje en gebouw) niets meer dan den naam met elkaar zullen gemeen hebben. Verder deolde dr. G. 't eon en ander mee aangaande den geldelijken toestand, zoo byv. omtrent de inkomsten, waarvan een groot deel te danken is aan bot blad „Pniël" (niot uit do exploitatie, maar als klinkende antwoorden op godane vragen om geldelijke hulp). Van 1 Jan. 1892 tot 31 Oct. 1893 werd ontvangen f 14>250.32l/ji de somma van tal van by- dragen, als van de Koningin, do Rogentes en Prinses Sophie, van in on buiten Leidon, door do busjes, aan rentelooze aandeelen, enz., enz., te veel om hier op te noemen, bydragon zelfs uit Duitnchland, Engeland, Canada, Ned. Indiö, ja zelfs uit Jeruzalem! Woorden van dank werden door dr. G. gericht tot den architect Fontein, tot do lango ry van vele vriendelijke gevers on geefsters, tot de medeleden van het bestuur der Wyk vereeniging, inzonderheid tot den onvermooidon penningmeester Fontein, aan do firma Gebr. Van Wijk en Cio. voor hot afstaan van het gebouw voor „Ilulp-Pniöl", voor do hulpvaar digheid en vriendelijkheid, hem, dr. G., daar bowezen, (vooral tot den heer Abr. Corts richtte bij liet woord) en tot de breisterjes dier firma voor bare busjes voor „Pniël". Harteiyifiiool^' sprak hy zyn hooggeschattan ambtgenoot ds. De Wolff too. Tot dezen zei by hot volgende: „Wanneer er thans te Loiden niemand meer, is die Iwyfolt aan het nut eener Wyk vereeniging wanneer de harten en do beurzen van velen ontsloten werden toen do jongore modebroodor uw voetspoor wenschte to volgon, dan danken wy dat aan uwen onverdroten arbeid in uwo wijk een arbeid, waartoe do Heer u krachten en middelen bly vo schenken En gy, Gemeente van Lolden, voor zoover g\j ook bier vertegenwoordigd zgtvergeet de noodon van hot Wykgoboüw op 't Leveudaal toch nooitl Het zou my waarlyk don lu3t voor myn arbeid hior be nomen, wanneer ik ooit moest vree zen dat het ton koste zou gaan van het work daarginds. En gy, geachte modebroedorl gy zyt even overtuigd als ik dat in dezen nooit van éónigen andoron yvor tusschon ons gesproken mag en zal worden, dan van eon vurigon wodyvor om zielen te wijzen op don Heer, op Jezus on Dion go- kruist als den eonigen Heiland voor armo zondaren." Ten slotte dankte hy ook den aannemer, den heer Boom, en diens blinden zoon voor zyn gevoelvol orgelspel op den avond van gisteren, en verzekerde dat niet vergeten werden zy, die geholpen haddon door gave of raad, gebed of aansporing van anderen, die op eenigorlei wyzo hadden getoond de Stichting wélgezind te zyn. Dr. Dekhuyzen werd bedankt voor zyne tegenwoordigheid. Wat de plannen met „Pniël" aangaat, spr. wees op het rympje op de marmeren plaat in de g3ng, dat het geheele programma bloot legt. Dr. O. hoopt er zyne catechisatiën te houden on -verdere lessen te geven en Dins dagsavonds Bybellezing te houden en gaf verder in den breede aan voor wie en waar voor het gebouw, met goedvinden van het bestuur, zal ter beschikking staan. De biblio theek beval hy in de belangstelling aan frissche jongens- en meisjesboeken zullen vooral welkom zyn. De vurigste wensch en bede voor de Stich ting noemde dr. G. de straks vermelde woorden van Salomo. Voorts hoopto hy in 't gezin Verwor goede en trouwe huisbewaarders ge vonden to hebben, beval hen aan in de vrien delijke beoordeeling van allen, herdacht do zegeningen Gods by den bouw van „Pniël," knoopte daaraan vast oen woord van dank aan do werklieden, verklaarde groote behoefte to bobben aan de liefde en hot gebod zynor medechristenen, hoopte vurig dat het gobouw van schuld moge verlost worden en gaf alsnog rekenschap van zyn met-gebruikmaken dor zaal-Noordeinde. „Met do woorden„Gods oogen mogen dag en nacht open zyn over dit Huis! Wy heffen onze oogen op tot Hem, van wien allo zegen komen kan en komen zal. En zoo dragen wy dan „dit huis", dit „Pniöl" den God van Pniël eerbiedig en ootmoedig op. Hy, die Zjjnen dienstknecht Jakob aan don ■Jabbok ondersteunde, en maakte tot een Israel, een worstelaar, dio zich vorstelyk ge droeg met God en nietje menschen, hekrach- tigo ook allen, die hier zullen bidden en smeeken met den Heiligen Geest, en dryvo uit ons midden alles weg wat niet overeenkomt met de majesteit van Zynen volheoriy ken Naam. Hem den Drieëonige, Vader, Zoon en Hoiligon Geest, zy de lof, de dankzegging en de aanbid ding, van nu aan tot in eeuwigheid! Amen", eindigde dr. Gunning zyne boeionde, mot aan dacht gevolgde rede,—waarvan we hier slechte den gedachtengang aangaven zonder de vole karakteristieke gezegden, welke zy bevat, hot geen vooral ook daarom voldoende is te achten, omdat zo in druk zal vor&chynen na oorst nog do veronderstelling geuit te hebben dat, na 't zingen van Gezang 62: 9 en 13, wollicht óón of meor der aanwezigen nog een woord op het hart hadden, dat hun verzocht werd alsdan uit te spreken, mits allo menschver- hoorlyking bleve buitengesloten. Ds. S. H. J. De Wolff voelde zich daarna gedrongen een kort woord tot dr. Gunning te richten, als oudste der aanwezige collega's Hy wenschte hem geluk met zyn wykgebouw en zei dat er voor dr. Gunning alleszins reden tot blydschap was en om God te danken: „de Heer toch heeft groote dingen gedaan, dies zyn wy verblyd." By dezo woorden gedacht hy hoe ds. Drost by de opening van spr.'s wykgebouw aan 't Leven- daal een beetje ondeugend dat „verblyd" ver anderde in „jaloersch"; dit mocht ds. De Wolff nu ook wel doenhier is alles zoo nieuw, by hem is het oud en nieuwer door en mot elkander! Hy sprak zyn dank uit voor de woorden, hem door ds. G. toegesproken, woorden van waardeering voor zyn wyk arbeid, welke hem lang niet altyd geworden, en herinnerde aan zyn voorbeeld tot dien arbeid, ds. Adama van Scheltemaaan dezen heeft hy vooral zyn wykarbeid, meer byzonder in 1875 hier begonnen, te danken. Verder wees ds. De Wolff er op hoe het niet den menschen, maar hoe het den Heer te danken is lust en opgewektheid voor zoo'n veelomvattenden arboid to bebbon on met het oog op het uitgebracht beroep op dr. G. als predikant voor Amsterdam, sprak hy, ook namons collega's, den wensch uit, dat dr. G. hier mocht blyven. Hy zal wel niot zoolang hier blyven als spr., maar kan toch nog met ryken zegen hier werkzaam zyn, geleid in al zyn doen en laten (hierop vooral wees ds. De Wolff) door den Heer. Met den wensch dat dit mosterdzaadje tot een boom moge groeien en met zegenboden voor „Pniöl" en den leeraar Gunning besloot ds. De Wolff zyne hartelyke toespraak, waarvoor dr. G. hem met oen handdruk dank zeide. Den heer A. E. Van Kempen, lid des bo- stuurs, was door zyno modoledon verzocht een woord van dank to spreken tot dr. G., die het initiatief nam tot dezo Stichting en reeds zooveel voor haar deed. Aangezien die dank dr. G. echtor niet welgovallig zoude zyn, was hij zoo vry niet aan zyne opdracht te voldoen. Is er dank te brongen, zeide hy, dan aan don Hoere. Hy besprak verder voor wie „Pniël" zyno deuren opent en ging do stemming dos harten van dr. G. na, welke hy achtte uitgedrukt in Ten Kate's Sabbatu- bymne, welker toopasseiyke regelen hy voor droeg. Prof. Gunning, de vader van den predikant, eindigde met eene ernstige dankzegging, waarna word gezongen Psalm 72 vers II en later nog een lied voor dr. Gunning, al had deze ook nög zoo uitdrukkeiyk verzocht na 't zingen van 't Psalmvers het gebouw zonder méér rustig en kalm te verlaten. Ton slotte nog dit: Den architect Fontein is door hot bestuur als teeken van orkenteiyk- heid en dankbaarheid oen fraai cadeau aangé- bodonoen schryfbureau. Dr. G. bereidde hem gisteravond, na afloop der openingsplechtigheid, voor op do ontmoeting met dit huldobiyk ten huize van den ontwerper van „Pniël" en sprak don bouwkundige, alsmede den aannemer, nog eenige hartelyke woorden toe. NOi^DUM. Roman van R. KOOPMANS VAN KOKKEREN. 32.) En dat aanknoopon moest dan ook maar bewerkstelligd worden, en boe oer zoo liever. Vooits beredeneerde Floiis by zichzelven o, hoe hateiyk on vervolend, dat hy 't mot niemand anders kon doen! dat die juffrouw Van Breukelen, in voorkomen, taal en manie ren, volstrokt niot geleek op een geheel of half waanzinnige, veel minder nog op eene zondares, die hare duizend gulden afstond als oen zoenoffer voor hare ongerechtigheden. Onbegrypelyk kwam 't hem nu ook voor, dat oene damo, die haar salon met zooveel voor werpen van kunst en smaak had opgosiord, een enveloppe kon toetakelen en bekladden, zooals die van den eorsten briof had gedaan, ja, als niet beide couverten in 't Latyn ge steld waren on dus kennolyk van dezelfde hand afkomstig moesten zyn, dan zou men zeggen't is onmogelyk, dat dezelfde persoon eerst iets zoo walgelyks, daarna zoo iots keurig-nets kon verzenden 1 Wat hem vooral zoo allerzonderlingst, ja, onmogelijk voor kwam, was de grootte van de toegezonden som. Als 't vyf en twintig guldon was ge weest. dat zou hy reeds eer voel dan weinig gevonden hebben. Maar duizend gulden,'t was zoo ongerymd, zoo ongehoord. Voor bet aan bieden van zulk oen buitensporig mild geschenk was die dame toch waarlyk niet ryk, noen, maar zeker ook niot gok genoeg! En zoo rezon er nog honderd vragen en duizend twijfelingen by onzen Streefland op, vragen, die niet te beantwoorden, twyfelingen, die niet weg te cyferen waren. Maar als hy door de gedachte aan al die onzekerheden ©enigszins ontstemd werd, dan troostte by zich weer met de voorspiegeling van deze groote waarhoid, of liever mot de vooretelling, die hy voor zich als oen onbetwistbaar feit geliefdo te beschouwenIk heb de geefster van do duizend gulden opgespoord, zy heeft het my vergeven, dat ik my dat geld weder- rechtoiyk heb toegeëigend, ik zal vanwege deze daad niet vervolgd, noch tot teruggave der som genoodzaakt worden, en de geheele zaak zal een diep geheim blyven, in de eerste plaats voor papa, maar verder ook voor heol do woreld. Do eorste maatregel, dien Yan Cornputte nam, by de komst van zyn vriend Streefland, bestond hierin, dat hy de meid liet boven komen, om haar 't consigne te geven: „Ver der van avond voor niemand thuis." Toen Floris by die lastgeving zynen gast heer verwonderd en min of moer vragend aanzag, verklaarde laatstgenoemde do reden zynor handelwyze door te zeggen: ,Je be- grypt, amice, dat ik by onze samenspreking in dit uur geen derden persoon als getuige begeer." Streefland knikto toestemmend, en dat kon hy doen, want hy begreep, dat zyn vriend een tète-a-tête verlangde, maar waarom hy dit deed, was hem niot duidolijk. „Ja, ja", hqrvatto Van Cornputto, „wo zullen waarschijnlijk heel wat to bepraten hebbon. Om je vast eenigszins op de hoogto te bren gon van het onderworp, waarover wy 't aamon zullen bobben, begin ik rnet je te vertellen: Ik heb Kurks by my gehad." „Wien?" „Kurks." „Ik ken goen Kurks.'k woot niet, dat ik ooit dien naam heb booren noemon." „Ha, ba, ha! Dio vind ik classiekjy slacht Jakob wat; dio worstelde ook met eenen onbekende; maar je lykent ook weer niet op den aartsvader, daar deze zoo attent was, by 't einde van den stryd den kampvechter te vragenGeef my toch uwen naam te ken nen! Ha, ha!" „Zoo, boet dio woesteling Kurks?" zei Fioris op niet zoer opgeruimdon toon. Om de waarheid te zeggende jonge Streefland was op verre na -niet op zyn gemak. Onwille keurig toch moest hy vragenWat weet my n vriend meer van dat gekko geval? Van Oom- putte bemerkte, dat zyn gast juist niet zeor aangenaam verrast was door zy, i mtdedeo- ling. Mot een goedmoedig lachje zei hy dus: „Ja, ja, die vechtersbaas heet Kurks en hy is kapitein van zyn ambacht.dus, je zoudt kunnon zeggen: zyn beroep brengt het mee, dat hy graag aan 't plukharen gaat. 'k Geloof, dat hy wou duelleeren, maar wo zullon hem wel tot rede brongen.Maar voordat wy verder gaan: ik zei daar straks, dat wo geon getuige by ons gesprek bogoer- den, maar zoo'n enkele Franschman, genaamd Pauiliac Medoc zal ods dunkt me niet hin deren hy verstaat immers toch goen Hol landacb.... Zeg, kerel! ben je akelig onder 't geval?" „Neen.... ja, 't is oen nare historieI... Is dat wildo beest de minnaar van juffrouw Van Breukelen?" „Ja zeker. En dus begryp je, niet dat do man op je mocht losvliegen, maar wel dat hy een beetje boteutord moest kykeD, toon hy jo daar aan do voeten zynor geliefde ge knield zag. „Daarvoor had ik myn rodon." „Dat weot ik, on. „Weet jy dat?" „Ja, zoo iets er van. Constantia had daar omtrent 't een en ander aan haren kapitein moeten zeggen en dezo zei er iots van tegen my.... 't Was over een brief, nietwaar?" „Jal" „Een brief, voor don oudon heer bestemd?" „Ja, maar dat wist ik niet volkomen zeker, toon ik hem openmaakte, 't Adres was eenigs zins onduidolyk er stond alleen„V i r o docti8simo Streefland.... zonder voorletter. „Wat blief je Stond dat op 't adree?" „Jal" „Is 't monsch nu hoelemaaal stapelgek ge worden?" „Ja, daar kunnen wy, dunkt me, vry zeker van zyn." „Maar nu nog éón vraag, Flos! je houdt my ten goede, nietwaar? dat ik erg indiscreet word, maar 't ie heusch niet uit ydele nieuwsgierigheid Hoe wist je, dat de briof, dien je gingt openen, vail juffrouw Van Breukelen kwam? Stond dat erbuiten op?" „Neon, en ook niet binnen in." „Wat zog je? Ook niet binnen in?.... Maar myn boste Streefland I wat bewoog jo dan don brief te openen?" „Wel, omdat or van buiten op 't adres stond, wat er binnen in den brief te vindon zou zyn." Stond dat op 't adres?.... Dat begryp ik niotlWat stond or dan?" „Dat er gold in zat." „Geld? Daar weet ik niets van. Stuurde juffrouw Van Breukolon gold aan don oudonheor?" „Ja, en daar ik juist slecht by kas was, on afschuwelijk in don knoei zat, terwyi het toch ook niot duidelyk was, wien de toezen ding gold, don vader of don zoon, zoo heb ik my van den aap meestergemaakt. De juf frouw heeft het my vorgoven, dat ik dit ge daan heb. „Maar ik begrijp volbtrekt Diet, waarom or by dat geschryf ovor 't lidmaatschap van Raymundu8 geld gevoegd was. „Lidmaatschap van Raymundus, zeg je?" „Ja, daarovor schreef immers juffrouw Van Breukelen aan den oudenheor. „Daar weet ik niets vant" „Wat blief je?.... Nu wordt het al te gek! Weet je daar niets van? En dat is juist do brief, dien ge zelf bekent onder schept, opengebroken en verdonkeremaand te hebben." Wordt vorvolqd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1