N°. 10339.
A®. 1893.
<§eze Gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 2 November.
JEP o uilleton
Vrijdag 3 November.
FRIO'S DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post n 1.40.
Afzonderlijke Nonimers0.05.
DA&BLAD.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Het nieuwe IVijkgebOuw „Pniöl"
aan do Middelslevracht alhior, naby de kerk
der Chr.-Geref. gemeente en niet verre van
den Ouden Rijn, dat in 't vervolg te Leiden
wel kortweg genoemd zal worden „Pniël",
liefst niet, als men dr. Gunning genoegen
wil doen„liet wykgebouw van dominee
Gunning", werd gisteravond in gebruik ge
nomen.
Alvorens by de plechtigheid, waarmedo do
opening geschiedde, stil te staan, wenschon
we het een en ander mede te deelon aan
gaande het rijzige gebouw zelf, omtrent de
indeeling en inrichting or van, in 't kort
evenwel, omdat het heden, Donderdag, te be
zichtigen was en morgen en Zaterdag gratis
te zien zijn zal voor elkeen, die zich van
oeno toegangskaart voorziet, verkrijgbaar bij
den penningmeester der Wljkvereeniging, den
heer J. P. Fontein (Haven 34).
Het gebouw ziet er uitwendig flink uit en
vertoont in den voorgevol in duidelijke letteren
zijn naam „Pniöl". Het hoeft (eene groote
deugd) twee broedo ingangen, boven eiken
waarvan des avonds eene gasvlam brandt ter
rechter- en ter linkerzijde. In de eene gang
is een wit marmeren steen aangebracht met
het volgende gedichtje van dr. Gunning, voor
zitter dor Wijkvereeniging, in gouden letteren:
Dit Pniöl biyve te allon tyd
Den driemaal hoil'gon God gewijd.
Des Heeren Woord en Jezus' kruis,
Zijn de óón'ge wetten van dit Huis.
Deze steen is een geschenk van dr. Gun
ning zeiven.
In de andere gang hangt een net notilie-
bord, zeer practisch ingericht. Beneden bevindt
zich do groote zaal, waarin, met behulp van
stoeltjes, ruim 400 personen kunnen ge
plaatst worden, zooals gisteravond het go val
was; zo is dan echtor geheel gevuld; met do
zitplaatsen op de vaste banken is; blijkens do
nummering, op mindor personen gerekend;
voorts vindt men daar een spreokkamertjo on
eene bergplaats; achter bet gebouw een hokje
voor brandstoffen.
Boven is do kleinere zaal met eene lange
tafel, byzondor geschikt voor vergaderingen.
Die tafel is zóó ingericht, dat zo, wordt zo van
't groene kloed ontdaan, gebruikt kan worden
als naaitafeleon groot, doorloopend spelden
kussen kan er dan op aangebracht worden.
Verder zijn op deze verdieping do catechisatie-
kamer en de bibliotheek, benevens voor 't
grootsto deel de woning van den eonciorgo,
die er zeor mee in zjju schik moot wezen. Hooger
natuurlijk oen zolder on nog eon klein gedeelte
concierge-verbiyf. Do verbinding tusschen be-
nodon en boven is tot stand gebracht door
-one breede trap mot stevigo leuningen.
Het eenvoudige, practische geheel, in
passende kleuren geschilderd on verder afge
werkt, mot electnsoho geleiding, duinwater-
on gasleiding, maakt eon gunstigon indruk
en doot soliditeit onderstellen. Voör licht, lucht
on zindelykheid is gezorgd; vooral do flinke
hoogte der zalen verdient waardeering.
Het bestuur der Wykvereeniging is dan
ook den heer W. Fontein, architect alhier,
dankbaar voor al zijno bemoeiingen wat dit
gebouw betreft; dankbaar, want hy deed alles
zonder geldelijke belooning. De jonge bouw
kundige is biykbaar wel op de hoogte van
hotgeen voor zulk een gebouw noodig is en
weet te woekeren met den tyd. Ook den aan
nemer, den heer J. Boom, en diens werklieden,
mag een woord van lof niet onthouden worden.
Wie nu nog meer van 't gebouw weten
wil, wie b(jv. de gaskroon wil zien in de
groote zaal, de kachels, de twee orgels"(ge
schenken aan dr. Gunning persoonlijk), hy of
zij ga een en ander rustig kijken, lezo bijv.
de door dr. Gunning gemaakte gedichtjes,
eik verschillend, geplaatst boven de vier bussen
voor „Pniöl" (twee in de groote en twee in de
kleinere zaal), en kan probeeren of klein en
groot geld gemakkelijk door de bussleuven
gaat; dezo proef komt meteen ten goede
aan „Pniël", dat nog schulden heeft te be
talen. Men kan dan tevens nog ontwaren dat
er eene schoono gelegenheid is voor samen
komsten van godsdienstigon aard, waarvoor
de vergoeding (do gedrukte voorwaarden kan
de concierge gratis afgeven) uiterst gering is.
Later zullen de wanden versierd worden
met nu reeds aanwezige teksten en platen.
Van 't gebouw, voor welks gevel gisteren de
vlag wapperde, werden bereids photographieön
genomen door den heer J. Goedeljee. Een
houten noodhek was gisteren aan den walkant
geplaatst, ter voorkoming van ongelukken.
Do plechtige opening nu van dit gebouw
ving gisteravond te acht uren aan. Trots het
barre weder, kwamen zeer velen op om van
deze opening getuigen te zijnonder die velen
merkten We op predikanten dor Ned .-Her v.
gemeente alhier en dr. M. C. Dekhuyzen, wet
houder van onderwijs.
Na eono vertrouwelijke mededeel in g van
dr. J. H. Gunning J.H.zn., gebed van dezen
en het zingen van Gezang 2 vors 1, ving dr.
Gunning zjjno rede tot opening van „Pniël"
aan met een wolkom aan hen, die opgekomen
warén naar dit tweodo wykgebouw te Leiden,
samengekomen om te verklaren dat „Pniöl"
vóór 'c gebruik gereed is en allermeest om
don Hoor oen zegen te vragen over al wat
er in geschieden zal. En daar wy, zeide spr.
ongeveer, ons in alles wenschon te onder
werpen aan hot Woord, en aan hot Woord
onzes Gods altyd on overal do eoreplaats
wenschon toe to kennen, lees ik u een Schrift
woord voor, dat zoo geheel en al uitdrukt
wat thans in mgn hart© is voor deze jeug
dige Stichting, een woord uit het wijdings
gebed, waarmede koning Salomo den Jeruza-
lemschen tempel in gebruik stolde, en wel
1 Koningen 8 vers 29, de eerste woorden;
„Dat Uwe oogen open zyn, nacht on dag,
over dit huis." Naar aanleiding hiervan
wenschte dr. Gunning te spreken over: de
geschiedenis van dit huis (Pniël); onze plannen
er moe on onze bede er voor.
By do bespreking der geschiedenis ver
klaarde spr. de zaak niet voor eigen genoegen
te zijn begonnen en dat hy or vroeger nooit
aan had gedacht, allerminst by zgne komst
naar Loiden, waar hy gehoopt had wat rustig
te gaan studeeren. Hy ondervond evenwel
dat het hoog noodig was on toonde aan
waarom. Voorts wees by op hot gebrek te
Leiden aan oeno plaats voor wykarbeid (het
wykgebouw van ds. De Wolff uitgezonderd),
hoe de predikanten zich moeten redden wat
betreft eene behoorlijke lokaliteit voor cate-
chisatiën, enz., on op welke wyze hy, dr. G.f
zag te komen aan zoo'n lokaliteit, hoe by
or gekomen was, er God de eere van gevende.
Voorts gaf hy moleen eenige ophelderingen
over het Christeiyk weekblaadje „Pniël", ter
wegneming- van onjuiste voorstellingon, welke
men zich daaromtrent zou kunDen maken,
en verklaarde dat voortaan de twee Pniëla
(blaadje en gebouw) niets meer dan den naam
met elkaar zullen gemeen hebben.
Verder deolde dr. G. 't eon en ander mee
aangaande den geldelijken toestand, zoo byv.
omtrent de inkomsten, waarvan een groot deel
te danken is aan bot blad „Pniël" (niot uit
do exploitatie, maar als klinkende antwoorden
op godane vragen om geldelijke hulp). Van
1 Jan. 1892 tot 31 Oct. 1893 werd ontvangen
f 14>250.32l/ji de somma van tal van by-
dragen, als van de Koningin, do Rogentes en
Prinses Sophie, van in on buiten Leidon, door do
busjes, aan rentelooze aandeelen, enz., enz.,
te veel om hier op te noemen, bydragon zelfs
uit Duitnchland, Engeland, Canada, Ned. Indiö,
ja zelfs uit Jeruzalem!
Woorden van dank werden door dr. G.
gericht tot den architect Fontein, tot do lango
ry van vele vriendelijke gevers on geefsters,
tot de medeleden van het bestuur der Wyk
vereeniging, inzonderheid tot den onvermooidon
penningmeester Fontein, aan do firma Gebr.
Van Wijk en Cio. voor hot afstaan van het
gebouw voor „Ilulp-Pniöl", voor do hulpvaar
digheid en vriendelijkheid, hem, dr. G., daar
bowezen, (vooral tot den heer Abr. Corts richtte
bij liet woord) en tot de breisterjes dier firma
voor bare busjes voor „Pniël". Harteiyifiiool^'
sprak hy zyn hooggeschattan ambtgenoot
ds. De Wolff too. Tot dezen zei by hot volgende:
„Wanneer er thans te Loiden niemand
meer, is die Iwyfolt aan het nut eener Wyk
vereeniging wanneer de harten en do beurzen
van velen ontsloten werden toen do jongore
modebroodor uw voetspoor wenschte to
volgon, dan danken wy dat aan uwen
onverdroten arbeid in uwo wijk een arbeid,
waartoe do Heer u krachten en middelen
bly vo schenken En gy, Gemeente van Lolden,
voor zoover g\j ook bier vertegenwoordigd
zgtvergeet de noodon van hot Wykgoboüw
op 't Leveudaal toch nooitl Het zou my
waarlyk don lu3t voor myn arbeid hior be
nomen, wanneer ik ooit moest vree zen dat
het ton koste zou gaan van het work
daarginds. En gy, geachte modebroedorl
gy zyt even overtuigd als ik dat in dezen
nooit van éónigen andoron yvor tusschon
ons gesproken mag en zal worden, dan
van eon vurigon wodyvor om zielen te
wijzen op don Heer, op Jezus on Dion go-
kruist als den eonigen Heiland voor armo
zondaren."
Ten slotte dankte hy ook den aannemer,
den heer Boom, en diens blinden zoon voor
zyn gevoelvol orgelspel op den avond van
gisteren, en verzekerde dat niet vergeten
werden zy, die geholpen haddon door gave
of raad, gebed of aansporing van anderen,
die op eenigorlei wyzo hadden getoond de
Stichting wélgezind te zyn. Dr. Dekhuyzen
werd bedankt voor zyne tegenwoordigheid.
Wat de plannen met „Pniël" aangaat, spr.
wees op het rympje op de marmeren plaat
in de g3ng, dat het geheele programma bloot
legt. Dr. O. hoopt er zyne catechisatiën te
houden on -verdere lessen te geven en Dins
dagsavonds Bybellezing te houden en gaf
verder in den breede aan voor wie en waar
voor het gebouw, met goedvinden van het
bestuur, zal ter beschikking staan. De biblio
theek beval hy in de belangstelling aan
frissche jongens- en meisjesboeken zullen
vooral welkom zyn.
De vurigste wensch en bede voor de Stich
ting noemde dr. G. de straks vermelde woorden
van Salomo. Voorts hoopto hy in 't gezin
Verwor goede en trouwe huisbewaarders ge
vonden to hebben, beval hen aan in de vrien
delijke beoordeeling van allen, herdacht do
zegeningen Gods by den bouw van „Pniël,"
knoopte daaraan vast oen woord van dank
aan do werklieden, verklaarde groote behoefte
to bobben aan de liefde en hot gebod zynor
medechristenen, hoopte vurig dat het gobouw
van schuld moge verlost worden en gaf alsnog
rekenschap van zyn met-gebruikmaken dor
zaal-Noordeinde.
„Met do woorden„Gods oogen mogen dag
en nacht open zyn over dit Huis! Wy heffen
onze oogen op tot Hem, van wien allo
zegen komen kan en komen zal. En zoo
dragen wy dan „dit huis", dit „Pniöl" den
God van Pniël eerbiedig en ootmoedig op.
Hy, die Zjjnen dienstknecht Jakob aan don
■Jabbok ondersteunde, en maakte tot een
Israel, een worstelaar, dio zich vorstelyk ge
droeg met God en nietje menschen, hekrach-
tigo ook allen, die hier zullen bidden en
smeeken met den Heiligen Geest, en dryvo
uit ons midden alles weg wat niet overeenkomt
met de majesteit van Zynen volheoriy ken Naam.
Hem den Drieëonige, Vader, Zoon en Hoiligon
Geest, zy de lof, de dankzegging en de aanbid
ding, van nu aan tot in eeuwigheid! Amen",
eindigde dr. Gunning zyne boeionde, mot aan
dacht gevolgde rede,—waarvan we hier slechte
den gedachtengang aangaven zonder de vole
karakteristieke gezegden, welke zy bevat, hot
geen vooral ook daarom voldoende is te achten,
omdat zo in druk zal vor&chynen na oorst nog
do veronderstelling geuit te hebben dat, na
't zingen van Gezang 62: 9 en 13, wollicht
óón of meor der aanwezigen nog een woord
op het hart hadden, dat hun verzocht werd
alsdan uit te spreken, mits allo menschver-
hoorlyking bleve buitengesloten.
Ds. S. H. J. De Wolff voelde zich daarna
gedrongen een kort woord tot dr. Gunning
te richten, als oudste der aanwezige collega's
Hy wenschte hem geluk met zyn wykgebouw
en zei dat er voor dr. Gunning alleszins
reden tot blydschap was en om God te
danken: „de Heer toch heeft groote dingen
gedaan, dies zyn wy verblyd." By dezo
woorden gedacht hy hoe ds. Drost by de
opening van spr.'s wykgebouw aan 't Leven-
daal een beetje ondeugend dat „verblyd" ver
anderde in „jaloersch"; dit mocht ds. De Wolff
nu ook wel doenhier is alles zoo nieuw,
by hem is het oud en nieuwer door en mot
elkander! Hy sprak zyn dank uit voor de
woorden, hem door ds. G. toegesproken,
woorden van waardeering voor zyn wyk
arbeid, welke hem lang niet altyd geworden,
en herinnerde aan zyn voorbeeld tot dien
arbeid, ds. Adama van Scheltemaaan dezen
heeft hy vooral zyn wykarbeid, meer byzonder
in 1875 hier begonnen, te danken.
Verder wees ds. De Wolff er op hoe het niet
den menschen, maar hoe het den Heer te
danken is lust en opgewektheid voor zoo'n
veelomvattenden arboid to bebbon on met het
oog op het uitgebracht beroep op dr. G. als
predikant voor Amsterdam, sprak hy, ook
namons collega's, den wensch uit, dat dr. G.
hier mocht blyven. Hy zal wel niot zoolang
hier blyven als spr., maar kan toch nog met
ryken zegen hier werkzaam zyn, geleid in al
zyn doen en laten (hierop vooral wees ds. De
Wolff) door den Heer. Met den wensch dat
dit mosterdzaadje tot een boom moge groeien
en met zegenboden voor „Pniöl" en den leeraar
Gunning besloot ds. De Wolff zyne hartelyke
toespraak, waarvoor dr. G. hem met oen
handdruk dank zeide.
Den heer A. E. Van Kempen, lid des bo-
stuurs, was door zyno modoledon verzocht
een woord van dank to spreken tot dr. G.,
die het initiatief nam tot dezo Stichting en
reeds zooveel voor haar deed. Aangezien die
dank dr. G. echtor niet welgovallig zoude
zyn, was hij zoo vry niet aan zyne opdracht
te voldoen. Is er dank te brongen, zeide hy,
dan aan don Hoere. Hy besprak verder voor
wie „Pniël" zyno deuren opent en ging do
stemming dos harten van dr. G. na, welke
hy achtte uitgedrukt in Ten Kate's Sabbatu-
bymne, welker toopasseiyke regelen hy voor
droeg.
Prof. Gunning, de vader van den predikant,
eindigde met eene ernstige dankzegging, waarna
word gezongen Psalm 72 vers II en later nog
een lied voor dr. Gunning, al had deze ook
nög zoo uitdrukkeiyk verzocht na 't zingen
van 't Psalmvers het gebouw zonder méér
rustig en kalm te verlaten.
Ton slotte nog dit: Den architect Fontein
is door hot bestuur als teeken van orkenteiyk-
heid en dankbaarheid oen fraai cadeau aangé-
bodonoen schryfbureau. Dr. G. bereidde hem
gisteravond, na afloop der openingsplechtigheid,
voor op do ontmoeting met dit huldobiyk ten
huize van den ontwerper van „Pniël" en sprak
don bouwkundige, alsmede den aannemer, nog
eenige hartelyke woorden toe.
NOi^DUM.
Roman van
R. KOOPMANS VAN KOKKEREN.
32.)
En dat aanknoopon moest dan ook maar
bewerkstelligd worden, en boe oer zoo liever.
Vooits beredeneerde Floiis by zichzelven
o, hoe hateiyk on vervolend, dat hy 't mot
niemand anders kon doen! dat die juffrouw
Van Breukelen, in voorkomen, taal en manie
ren, volstrokt niot geleek op een geheel of
half waanzinnige, veel minder nog op eene
zondares, die hare duizend gulden afstond als
oen zoenoffer voor hare ongerechtigheden.
Onbegrypelyk kwam 't hem nu ook voor, dat
oene damo, die haar salon met zooveel voor
werpen van kunst en smaak had opgosiord,
een enveloppe kon toetakelen en bekladden,
zooals die van den eorsten briof had gedaan,
ja, als niet beide couverten in 't Latyn ge
steld waren on dus kennolyk van dezelfde
hand afkomstig moesten zyn, dan zou men
zeggen't is onmogelyk, dat dezelfde persoon
eerst iets zoo walgelyks, daarna zoo iots
keurig-nets kon verzenden 1 Wat hem vooral
zoo allerzonderlingst, ja, onmogelijk voor
kwam, was de grootte van de toegezonden
som. Als 't vyf en twintig guldon was ge
weest. dat zou hy reeds eer voel dan weinig
gevonden hebben. Maar duizend gulden,'t was
zoo ongerymd, zoo ongehoord. Voor bet aan
bieden van zulk oen buitensporig mild geschenk
was die dame toch waarlyk niet ryk, noen,
maar zeker ook niot gok genoeg!
En zoo rezon er nog honderd vragen en
duizend twijfelingen by onzen Streefland op,
vragen, die niet te beantwoorden, twyfelingen,
die niet weg te cyferen waren. Maar als hy
door de gedachte aan al die onzekerheden
©enigszins ontstemd werd, dan troostte by
zich weer met de voorspiegeling van deze
groote waarhoid, of liever mot de vooretelling,
die hy voor zich als oen onbetwistbaar feit
geliefdo te beschouwenIk heb de geefster
van do duizend gulden opgespoord, zy heeft
het my vergeven, dat ik my dat geld weder-
rechtoiyk heb toegeëigend, ik zal vanwege
deze daad niet vervolgd, noch tot teruggave
der som genoodzaakt worden, en de geheele
zaak zal een diep geheim blyven, in de eerste
plaats voor papa, maar verder ook voor heol
do woreld.
Do eorste maatregel, dien Yan Cornputte
nam, by de komst van zyn vriend Streefland,
bestond hierin, dat hy de meid liet boven
komen, om haar 't consigne te geven: „Ver
der van avond voor niemand thuis."
Toen Floris by die lastgeving zynen gast
heer verwonderd en min of moer vragend
aanzag, verklaarde laatstgenoemde do reden
zynor handelwyze door te zeggen: ,Je be-
grypt, amice, dat ik by onze samenspreking
in dit uur geen derden persoon als getuige
begeer."
Streefland knikto toestemmend, en dat kon
hy doen, want hy begreep, dat zyn vriend
een tète-a-tête verlangde, maar waarom
hy dit deed, was hem niot duidolijk.
„Ja, ja", hqrvatto Van Cornputto, „wo zullen
waarschijnlijk heel wat to bepraten hebbon.
Om je vast eenigszins op de hoogto te bren
gon van het onderworp, waarover wy 't aamon
zullen bobben, begin ik rnet je te vertellen:
Ik heb Kurks by my gehad."
„Wien?"
„Kurks."
„Ik ken goen Kurks.'k woot niet, dat
ik ooit dien naam heb booren noemon."
„Ha, ba, ha! Dio vind ik classiekjy slacht
Jakob wat; dio worstelde ook met eenen
onbekende; maar je lykent ook weer niet op
den aartsvader, daar deze zoo attent was, by
't einde van den stryd den kampvechter te
vragenGeef my toch uwen naam te ken
nen! Ha, ha!"
„Zoo, boet dio woesteling Kurks?" zei
Fioris op niet zoer opgeruimdon toon. Om de
waarheid te zeggende jonge Streefland was
op verre na -niet op zyn gemak. Onwille
keurig toch moest hy vragenWat weet my n
vriend meer van dat gekko geval? Van Oom-
putte bemerkte, dat zyn gast juist niet zeor
aangenaam verrast was door zy, i mtdedeo-
ling. Mot een goedmoedig lachje zei hy dus:
„Ja, ja, die vechtersbaas heet Kurks en hy
is kapitein van zyn ambacht.dus, je
zoudt kunnon zeggen: zyn beroep brengt het
mee, dat hy graag aan 't plukharen gaat.
'k Geloof, dat hy wou duelleeren, maar wo
zullon hem wel tot rede brongen.Maar
voordat wy verder gaan: ik zei daar straks,
dat wo geon getuige by ons gesprek bogoer-
den, maar zoo'n enkele Franschman, genaamd
Pauiliac Medoc zal ods dunkt me niet hin
deren hy verstaat immers toch goen Hol
landacb.... Zeg, kerel! ben je akelig onder
't geval?"
„Neen.... ja, 't is oen nare historieI...
Is dat wildo beest de minnaar van juffrouw
Van Breukelen?"
„Ja zeker. En dus begryp je, niet dat do
man op je mocht losvliegen, maar wel dat hy
een beetje boteutord moest kykeD, toon hy
jo daar aan do voeten zynor geliefde ge
knield zag.
„Daarvoor had ik myn rodon."
„Dat weot ik, on.
„Weet jy dat?"
„Ja, zoo iets er van. Constantia had daar
omtrent 't een en ander aan haren kapitein
moeten zeggen en dezo zei er iots van tegen
my.... 't Was over een brief, nietwaar?"
„Jal"
„Een brief, voor don oudon heer bestemd?"
„Ja, maar dat wist ik niet volkomen zeker,
toon ik hem openmaakte, 't Adres was eenigs
zins onduidolyk er stond alleen„V i r o
docti8simo Streefland.... zonder
voorletter.
„Wat blief je Stond dat op 't adree?"
„Jal"
„Is 't monsch nu hoelemaaal stapelgek ge
worden?"
„Ja, daar kunnen wy, dunkt me, vry zeker
van zyn."
„Maar nu nog éón vraag, Flos! je
houdt my ten goede, nietwaar? dat ik erg
indiscreet word, maar 't ie heusch niet uit
ydele nieuwsgierigheid Hoe wist je, dat
de briof, dien je gingt openen, vail juffrouw
Van Breukelen kwam? Stond dat erbuiten op?"
„Neon, en ook niet binnen in."
„Wat zog je? Ook niet binnen in?....
Maar myn boste Streefland I wat bewoog jo
dan don brief te openen?"
„Wel, omdat or van buiten op 't adres
stond, wat er binnen in den brief te vindon
zou zyn."
Stond dat op 't adres?.... Dat begryp ik
niotlWat stond or dan?"
„Dat er gold in zat."
„Geld? Daar weet ik niets van. Stuurde
juffrouw Van Breukolon gold aan don
oudonheor?"
„Ja, en daar ik juist slecht by kas was, on
afschuwelijk in don knoei zat, terwyi het
toch ook niot duidelyk was, wien de toezen
ding gold, don vader of don zoon, zoo heb ik
my van den aap meestergemaakt. De juf
frouw heeft het my vorgoven, dat ik dit ge
daan heb.
„Maar ik begrijp volbtrekt Diet, waarom or
by dat geschryf ovor 't lidmaatschap van
Raymundu8 geld gevoegd was.
„Lidmaatschap van Raymundus, zeg je?"
„Ja, daarovor schreef immers juffrouw Van
Breukelen aan den oudenheor.
„Daar weet ik niets vant"
„Wat blief je?.... Nu wordt het al te
gek! Weet je daar niets van? En dat is
juist do brief, dien ge zelf bekent onder
schept, opengebroken en verdonkeremaand te
hebben."
Wordt vorvolqd.)