N°. 10337. Woensdag 1 November. A°. 1893. i§eze £ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. F"emlleton. §\SöaSDU^. LEIBSCH DAGBLAD. Voor Leiden por 3 Franco por post Afzonderlijke Nommers PRIJS DEZER COURANT: maanden. f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTTËN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, 31 October. Onze geachte stadgenoot de hoer W. F. Steygerwalt, rijks-veearts 1ste klasse, herdenkt morgen den dag, waarop by vóór 40 jaren in dienst dezer gemeente trad als eerste keur meester van slachtvee en vleesch, welke betrek king hjj met ijver en nauwgezetheid waarnam tot het jaar 18Ö8. Toen toch werd do Verordening op die keuring ingetrokken en werd genoemde heer aaDgestold tot gemeente-veearts, in wel ken werkkring by tot op den huidigen dag de belangen van deze 9tad behartigde. In 1871 werd hjj levens door de hooge Regeoring benoemd tot districts-veoarU plaats- vorvangor en ook als zoodanig was hy tot heden werkzaam. Bij het uitbreken van den veetyphus in het jaar 1865 heeft lig" in gemeente en rijks betrekkingen de maatregelen tot bestriding dier diepingiypende ziekte helpen toepassen en door het in-werking-lreden van de wet op I do besmettolyke veeziekte, in 1871 onder an deren tot hot uitroeien der alom heorschendo longziekto medegewerkt. Doordien er in die dagen een zeer gering aantal erkende veeartsen was, was men steeds met vele werkzaamheden overladen, hetwelk do particuliere praktijk van den vee arts niet weinig in den weg stond, terwijl de tegenwerking van vele veehouders, welke dik wijls tot hevig verzet oversloeg, de positie van den veearts zeer moeilijk maakte. Moge het den jubilaris nog vele jaren ge geven worden zyne kennis en krachten aan de belangen van gemeente en particulieren te wydenl Gisteravond is tot predikant by de Ned.- Herv. Kerk te Amsterdam beroepen dr. J. H. Gunning J.Hz., predikant te Leiden. De Leidsche Tooneelvereeniging „Talma" gaf gisteravond voor het eerst in dit seizoen eene uitvoering in het Schouwburglokaal „Yondelhoven", alhier De flinke, ruime zaal, helder verlicht, rechts van het tooneel mooi met groen versierd, geheel gevuld door leden, donateurs en genoodigden, gaf een waar fees telijk aanzien. Het programma deed reeds ontwaren dat veel te genieten zou worden gegeven en, wist men wat de Veroeniging „Talma" is, dan was men overtuigd dat hierop geene teleur stelling volgen kon, daar zy er steeds op uit is het den leden en donateurs zoo aangenaam mogolyk te makon. Nadat de president, de heer Verhaaff, den feestavond met eene hartelijke toespraak ge opend had en oenigo muzieknummers waren gespeeld om de aanwezigen nog meer in vroolyko stemming te brengen, werd over gegaan tot de opvoering van„Eene jaloer- sche vrouw", blijspel in twee bedrgven. Dat dit stukje zeer in den smaak viel, bleek uit hot herhaald gelach, dat in de zaal weerklonk. De rollen waren aan uitstekende handen toe vertrouwd allen kweten zich flink van hunne taak; vooral de hoofdrollen werden uitnemend vervuld. Hierop volgde een biyspel met zang in één bedrijf, „Het kamertje van een wasch meisje". Dit blijspel, wel is waar niet meer op nieuwheid kunnende bogen, is daarom toch niet minder kluchtig; alles, het inklimmen door het dakraampje in het kamertje van het waschmeisje door Achilles, huzaren-trompet ter; het verschuilen in de waschmanden van Christ. Vlug en Jodocus Vlug, dit alles, met nog meer grappen, deed allen hartelijk lachen. Vooral de heer P. J. v. S., als Achilles, huzaren trompetter, en Geertruida, het wasch meisje (mej. S. V.), vervulden flink hunne rol. Na de pauze werden de aanwezigen vergast op twee voordrachten, nl. „Mettertijd", keurig voorgedragen door den heer E. Ben „'n Specialiteit", door den heer A. D. U. Deze laatste wordt bepaald eene specialiteit in voor dragen en ook in tooneelspelen. Hierna volgde een blijspel van den beroem den Fritz Reuter: „Jochem Pezel! "Wat ben je voor 'n ezel." In dit stuk vervulde de heer A. D. U. wel de voornaamste rol als Jochem, de oppasser. Kranig was zyn spel, eenig zijne houdingen en gebaren "Tegenover zyn heer, den luitenant Felix v. Degen (den heer P. J. v. S). Onophoudelijk schaterde men het uit van lachen, ja, men moet het gezien heb ben, wil men overtuigd zgn van zijn juist en kluchtig, doch tevens moeilijk spel. Ook alle eer aan de andere in dit stukje medespelen don; alle rollen werden uitmuntend vervuld. Was deze avond zoo bost geslaagd, het kan ook niet anders of het hierop volgend bal moest vroolijk en zeer geanimeerd zgn. Dit was dan ook het gevalvelen bleven nog lang en gezellig bijeen, totdat de tijd van scheiden weder daar was, waarna ieder huis waarts keerde met de overtuiging, dat de Leidsche Tooneelvereeniging „Talma" haren leden en donateurs weder een feest had be reid, waarop zy met trots mag terugzien. Hedenmiddag ontvingen wij per Engelsche mail de Bataviasche bladen van 2729 Sept., alsmede de „Deli Crt." van 2730 September. T- Do „Köln. Zeitung" bevat oen artikel over wglen dr. C. Leemans, alhier, waarin aan diens groote verdiensten warme hulde wordt gebracht. Omtrent de kolonel-Vogel quaestie deelt thans de „Haagscho Kouter" van de „Prov. Gron. Crt." het volgende uit de residentie mede „Onder al de vragen en vraagjes van den dag, die in sociëteit en salon nu telkens be handeld worden, hoort men herhaaldelijk deze: Wat is er toch met den bevelhebber van het keur-regiment gebeurd, dat bom, zonder dat van eenig verzoek van zijnentwege- blijkt, eervol ontslag is verleend? Kolonel Vogel had niet zonder slag of stoot het bevelhebber schap veroverd; zijne verhouding tot de offi cieren en manschappon scheen niets te wen- schen over te laten. „Men zegt" de groote, alvermogende men zegt dat de kolonel herhaaldelijk in de bres zou zgn gesprongen voor z\jn zoon, die, in een lagen rang by het regiment dienende, dank zij de veelvermogende tusschenkomst van den vader, zich aldus van verschillende straffen ontheven zag. Dit lekte echter uit, gelijk alles op dit ondermaansche ten slotte bekend wordt, en den bevelhebber werd op zgne partijdige houding gewezen. Deze brief- wisseling met het ministerie van oorlog moet ten slotte geleid hebben tot den „welge- meenden" raad aan den kolonel, om eervol ontslag to vragendaar men zich anders ver plicht zou zien het te verleenen. „Toen de bevelhebber zich voor dit dilemma geplaatst zag, heeft hg een stout besluit ge nomen. In een oogwenk vloog hy naar hot Loo, waar de Regentes vertoefde, om hare veelvermogende tusschenkomst in deze in te roepen. Maar toen de kolonel op het Loo aan belde en daar de Regentes verzocht te spreken, gaf men hem te kennen, dat Koningin Emma zoo maar niet voor den eerste den boste te spreken is, die daartoe zjjn verlangen te kennen geeft. De vormen brachten mede, dat men eene audiëntie aanvroeg, en zich eerst vertoonde, wanneer H. M. dat gevraagde onderhoud had toegestaan. Intusschen werd ook deze stap, dien de kolonel gedaan had, bg het ministerie van oorlog bekend, en nu zond men hem zijn eervol ontslag thuis. Is dit de juiste lozing niet, wel mogelyk, maar aldus wordt zg door zeer geloofwaardige vertellers het eene huis in- en het andere huis uitgedragen. Volgens den schrgver der „Haagsche Sprok kelingen" in het „Utr. Dbl." zou, naar hg uit goede bron vernam, in de geheele zaak de minister natuurlijk wel de verantwoordelijke, maar niet de handelende persoon zijn geweest, on slechts op z. i. goede gronden de voordracht van den inspecteur der infanterie hebben goedgekeurd. Ik zou nu nog, schrijft hij verder, kunnen vermelden wat ik te dezer zake van officieren van het regiment vernam, maar laat dit na. Zij, dio na mij het woord namen, hebben de zaak voldoende toegelicht; ik wensch er mii verder buiten te houden. Naar aanleiding van het- g'Hschrijf over do pensionneering van kolonel Vogel meldt men ook nog aan do „Haagsche Courant": „Op gevaar af van voor een leugenaar te worden uitgemaakt wat ik echter bg voor baat al verklaar mij niet te zullen aantrekken, omdat ik goed weet wat ik zeg kan ik u het volgende omtrent de aanleiding tot het veelbesproken pensioen mededeelen. De luite nant, onder wiens bovelen do sergeant V. stond, merkte op, dat die onderofficier menig maal op een appèl ontbrak en ook wel eene hem opgelegde straf niet onderging, en sprak er ten laatsto den kapitein over. Uit don aard der zaak maakte dit weldra een onderwerp van bespreking uit, en werd zoo in steeds wyderen kring bekend, zoodat het ton slotte hetzy met of zonder opzet ook ter ooren kwam van „de hoogon". „Daarb(j kwam echter nog iets, nl. dat ge noemde onderofficier niet slaagde by het oxa men voor den cursus, doch daarop door den kolonel eene nieuwe examen-commissie werd benoemd, die den sergeant toeliet." Zooals onzen lezers bekend is, werd voor eenigen tyd melding gemaakt, dat door zekeren heer Canaille Schaufuss, to Coelln a/d. Elbe, een geheel museum ten geschenke was aangeboden aan de gemeente Arnhem; dat de Raad dier gemeente evenwel gemeend heeft, de schenking niet te moeten aanvaarden om de bezwarende voorwaarden aan de overneming verbonden, want in de eerste plaats was het noodig een geschikt gebouw aan te wijzen tot opneming van al hetgeen hot museum zou bevatten en voorts was als conditie ge steld, dat do schenker levenslang zou worden aangesteld als conservator van het te aan vaarden museum. Alvorens eene beslissing te nemen, achtten een paar raadsleden het gewenscht, vooraf nadere inlichtingen omtrent bedoeld museum in te winnen. Dit voorstel kon evenwel geen byval vinden, omdat zelfs by do meest gun stige berichten de lasten, aan het hebben van een museum verbonden, voor Arnhem te zwaar zouden worden bevonden. In het belang van die gemeenten, aan wie eventueel bet buitenkansje te beurt mocht vallen de schenking te worden aangeboden, zy naar aanleiding der mededeelingen van de firma Wys Muller en Co., handels-informatie bureau „MutuaConfldentia", te Amsterdam, het volgende vermeld. Camille Schaufuss is eigenaar van het zoo genaamde „Salvador-Musoum", dat opgesteld is in het Meissner Lakenmagazjjn. Hg is de zoon van den nog niet lang over leden directeur Schaufuss te Blasewitz, bg Dresden, en zgne moeder woont te Spaar, by Coelln a/d. Elbe, op een wgnberg. Behalve het genoemde museum en de bezitting der moeder genoemde wjjnberg is er geen vermogen in de familie voorhanden. De vrouw van Schaufuss heeft echter aandeel in een buis te Dresdendit vormt een deel der in komsten. Tevens trekt hg ook de entróegel- den van het museum en dryft by handel mot de dubbele nummers van zgne verzameling. Dio verzameling moet eene nogal aanzien lijke waarde vertegenwoordigenmaar hoeveel zg nu juist waard is, kan men niqt nagaan. Do heer Camille Schaufuss staat gunstig bekend; hy is een ijverig mensch. Mot do schenking van het museum schijnt hy op het oog te hebben, zich een vast bestaan te ver zekeren, daar de entrees en de handel in de duplicaten slechts een zeer onzeker inkomen verschaffen. Hy is by de dertig jaar oud en heeft als éénjarig vry williger gediendhij maakt een goeden indruk. Hot bedoelde museum is grootendoels gewyd aan zoölogie Maar ook vindt men er in ver tegenwoordigd mineralogie, paleontologie, cos- mographie en ethnographio. Ook vindt men er voorwerpen, behoorende tot de numismatiek. Alle voorwerpen bevinden zich in goeden toestand; alles is zoodanig geconserveerd en bereid, dat het zoo lang mogeiyk duren kan, en ieder voorwerp is wetenschappeiyk ge rangschikt. De zoölogische afdeeling bestaat uit eene verzameling van verschillende onderafdeelin- gen van grooter of kleiner omvang; zy omvat de verschillende orden en klassen van het dierenrijk, gerangschikt naar de streken, waar zy voorkomen; men vindt er: zoogdieren, vogels, kruipende dieren, geraamten, vogel eieren, vlsschen, schaaldieren, stekelhuidige dieren, koralen, enz. Iedere soort is in aantal goed vertegenwoordigd. Eenige soorten, zooals kevers en andere insecten, munten uit door een ontelbaar aantal. In het Koninkiyk Zoölogisch Museum te Beriyn bevinden zich ongeveer 50,000 ver scheidenheden en soorten van insecten. Het museum van Schaufuss bevat misschien 35,000 soorten; de verzameling behoort alzoo tot de grootste der wereld. Eenige soorten en fami- liön zjjn in het byzonder met voorliefde be handeld en munten uit door voltalligheid. Gelyke tred is gehouden met de weten schappelijke gegevens omtrent deze voorwer pen, en men vindt er de resultaten en naspo- ringon van geleerden uit de geheele wereld gedurende meer dan veertig jaar. De verza meling is daardoor ook ryk aan historische exemplaren; men vindt daarvan meer dan duizend. Meer dan 100 wetenschappelyke werken, van af den vorm van brochures tot ïyvige boekdoelen, zyn aan de verzameling gewyd (verschenen en uitgegeven te Dresden, Beriyn, Stettin, Weenen, Praag, Parijs, St.-Petersburg, Den Haag, Leiden, Genua, enz.) en do verza meling vindt men vermeld in de archieven van vele musea. Het is dan ook verklaarbaar dat het museum om zyne wetenschappelyke beteekenis dp or vele vakmannen wordt gezocht en geroemd. De heeren Schaufuss, vader en zoon, hebben zich niet alleen naam gemaakt als eigenaars van deze verzameling, maar in wyden kring zyn zy bekend als natuuronderzoekers, auteurs en specialiteiten op wetenschappeiyk gebied. En bg alle wetenschappelyke inrichtingen van dezen aard zyn zoowel wyien de heer Schau fuss Sr. (t 1890) als zgn zoon met eere vermeld. Als middel tot volksbeschaving wordt het museum algemeen geroemd. Als bewys hier van diene, dat men de verzameling vermeld vindt vanwege het Pruisisch ministerie van onderwys op de wereldtentoonstelling te Chicago. Zooals wij reeds mededeelden, heeft Teylers Genootschap te Haarlem op de prijs vraag: „Eene geschiedenis der Rynsburgers of Collegianten", den heer J. C. Van Slee, to Deventer, met den gouden eerepenning be kroond. Op de vraag: „Welke resultaten hebben de onderzoekingen der laatste jaren over de Johanne'ischo Apocalypse opgeleverd ten aan zien van hare samenstelling en den tyd van haar ontstaan?" waren twee antwoorden inge komen. De eereprys word toegekend aan den heer Chr. Rauch, prot. geestelyke, te Dann- stadt in den Rheinpfalz, en een zilveren eere penning aan dr. M. A. N. Rovers, te Utrecht. In de gisteren te 's-Gravenhage gehouden algemeene vergadering der Billitonmaatschappy is het dividend op f 547 per aandeel vast gesteld en werd de balans goedgekeurd. Herkozen werden als commissaris mr. J. H. Van Wickevoort Crommelin en als lid der finantiöele commissie baron De Smeth van Alphen. Roman van R. KOOPKANS VAN BOEK EREN. 29.) „O. ik oaok u!.... Gaarne beken ik, dat myne handelwyze, by eene eerste beschou wing, vreerad. onbescheiden moest schijnen, maar ik meende er toe te moeten overgaan, en Gode zg dank, de zaak is in goede handen. her zaad in goede aarde gevallenOok bg u, nietwaar „Zeker, juffrouw Van Broukolen! Maar nu verzoek ik u nederig, maar dringend, mij nog een oogenblik geduldig aan te hooren. Ik zal u alles oprecbtelyk meedeelen. Houd er u op voorbereid, ge zult vreeselyke dingen hooren, maai go hoort de waarheid Die brief, juf frouw waarover wy spreken, is nooit ir vaders bezit gekomen. „Wat zegt ge?.... Is myn brief niet „Noen, juffrouw 1 Uw brief is nooit in vaders handen geraakt." „Maar dat ia verschrikkeiyk, mynheer Streefland!" „Dat is het ook, juffrouw! Het is ver BchnkkeiykIk heb heel slecht gehandeld dat beken ik met diepe schaamte.Uw brief heb ik geopend, den inhoud mg toege ëigendde oude beer weet van niets!" „JoDgmensch! Gy hebt u zwaar bezondigd, dat moet ik zeggen.Maar het kwaad is, zy het dan ook slechte voor een klein deel, te herstel len. Ga naar uw vader, beken met berouw en boete uw misdaad en vraag ver giffenisl" „Dat is 't nu juist, beste juffrouw l wat ik u wilde bidden en smeeken niet van my te vergen 1 Ik zal u alles zeggen en u wil ik vergiffenis vragen, op myne knieën wil ik her doen, maar o, laat de zaak voor myn vader verborgen blyven! Beloof my, dat gij er vader nooit en nimmer iets van zult zeggen „Neen, dat kan en mag ik niet!" „O, ik bid het u, by de ontfermiDgen Gods Heb medeiyden met den ouden manl... Als by van de zaak boort, zal hem dit nameloos veel verdriet aandoen, ja, gy zult zyn grauwe haren met jammer doen ten grave dalen. Heb medeiyden. bespaar hem dat verdriet! Heb ook medelyden mot my, armen zondaar! Schuldig ben ik, maar nog niet reddeloos verloren. O, werk mee tot myn behoud, tot myn eeuwig heil, door te belovenDo zaak blyft tusschen ons en den Alwetende.ik bic het u met tranen Onder de laatste woorden is de jonge mar. wezeniyk op de knieön gevallen en groote tranen biggelden langs zyne wangen Good wonder waariyk 't Was immers geer; comedie. die hy vertoonde, maar diepen ernst, en bad hy niet om het behoud van zyn leven? Constantiais verlegen, vermurwd, verteederd. „Sta op!" fluisterae zy, hevig aangedaan, „sta op, jongeling! Ik beloof u plechtig: ik zal nooit en met niemand over de zaak spreken." Opgetogen, gerustgesteld door dankbaar heid vervoerd en met de blyde hoop ver vuld, dat al het overige nu ook wel in orde zal komen, grijpt Floris, nog altyd geknield, Constantia's beide handen en bedekt die met vurige kussen. Juist op dat oogenblik, nog eer de student overeind gerezen is of de handen der juffrouw losgelaten heeft, komt de kapitein de kamer binnen. De arme Kurks. denkt met anders, of zyne geliefde is hem ontrouw geworden, en half waanzinnig van scbrik en woede, werpt hy zich onder vreeselyke vloeken en verwen- scbingen op den jongen Streefland Tevergeefs tracht Floris den verbolgen minnaar tot be daren te brengen, tevergeefs roept hy: „Be daar toch, mynheer! Gij vergist u: er is mets te doen.... Ik zal u alles zeggen!" De kapi tein hoort niets, by verstaat geen rede. Tevor- geofc- bidt ook Constantia: „Myn liefste! houd op!. Kom tot uzelveni" De liefste komt niet tot zicbzelven en houdt iiio op. maar verdubbelt zyne pogingen om de jo. kman de deur uit te sleuren. Aan vankelijk verweert Floris zich weinig of niet, tnaa buiten de kamer gekomen en vreezende va öc trap geworpen te zullen worden rukt hg zicb los en geeft op zyne beurt don aan rande: een duw, die roet zooveel kracht aaD koon, dat oe tegenpartij het evenwicht, ver lies en achterover vaT. Dat wae te veel voor onze goede Constantia. zy slaakt een angstkreet en valt in zwym Floris ziet dit laatste feit niet meerin drie sprongen is hy de trap at en de voordeur uit „Meoscben! Schepsels 1" gilt Griet, die op 't rumoer komt binnenstormen, rwat is hier te doen?" Toen zy daarop hare meesteres bewusteloos in den fauteuil zag liggen en van den kapi tein niets hoorde dan vloeken, voer zy tegen laatstgenoemde uit met deze niet malsche, maar niet geheel onverdiende toespraak: „Man! Wat sta je daar als een gek te tieren en te razen en dat terwyi je geliefde daar halfdood ligt. „'tls voor den dit en dat myn geliefde niet meer.'t is een trouwelooze, een slang, eene overspeelster l" „Schaam je wat, kapitein! Zulke borrel praat uit te slaan! Foei! zeg ik. Schenk liever eens een glas water in voor de juffrouw en laat de ziel eens dnnkenl" Middelerwyi is Griet zelf bezig Constantia's slapen te wry ven met een doek, met eau de cologne bevochtigd, en laat haar daaraan tel kens ruiken. Kurks, nog niet geheel, maar toch wel eenigszins gekalmeerd, hoeft Grietje's raad opgevolgd en nadert met een glas water. De goede Constantia slaat eiridejyk de oogen weer op. Nauwelijks ziet zy haren verloofde voor zich staan, of zy fluistert met een diepen •zucht: „Dolzinnige, wat hebt ge gedaan?" „Dolzinnige, ja, maai by (volgen eenige aanroepingen» «iet zonder reden." „Geheei zonder reden. Leo l(Toe, Griet 1 ga nu maar weer naar de keuken ik moet mynheei den kapitein enkele ophelderingen geven Ik dank je inmiddels weJ vooi je hulp en belangstelling - 't is nu beelemaai over, hoor! Maar gjj vraagt niet na ar reden, doldriftigegy vraagt naar niets, maar werpt u als een wild beest op een onschuldigeD bezoeker „Onschuldigon En ik vind den ellen deling aan uwe voeten geknield, en. „Geknield, ja, maar met de reinste bedoe lingen. Ja, Kurks! Als ge wist, hoe ge niet alleen een fatsoeDiyk jongmensch hebt mis handeld, maar ook uwe verloofde hoont en beloedigt door uwe schandelyke veronderstel lingen. dan zoudt ge wegkrimpen van schaamte en berouw." „Neen, voor den duivel niet! De houding van dien onverlaat is door niets te verontschul digen, en zoo zeker al6 ik Leonidas Kurks heet. de vent zal my voldoening geven." „Zoodanige voldoening begeert ge niet meer, als ge weet, wat er gebeurd is. Luister dan nu in vredesnaam een oogenblik bedaard naar my en gebruik uw veratand 1Ge her innert u, dat ik eenigen tyd geleden een brief schreef aan dominee Streefland, en wel over het ergerlijk feit, dat zyn zoon Floris lid is van dio Vereernging Raymund. Welnu, die brief - maar wat ik u nu ga vertellen moet een diep geheim blijven, hoor! dio brief is nooit in 't bezit van den dominee gekomen. „Des te boter. Stansl" merkte Kurks heel droogjes op „Nu ja, daarover zyn we 't niet eens. Om Kon te gaan: de zoon heeft den aan zynen vaaer gerichten brief onderscheptopen gebrokt» i en nooit aan rechte adres bezorgd. En nu kwam de jonkman hier by my, vooreerst om zyne excuses te maken en vervolgens om my te bidden en tb smeeken, dat ik dit zijn mis drijf vooi zyn vader verborgen zou houden. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1