N°. 10305. A0.1893. feze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Kikeriki. Maandag; S/> Septeoibei4. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Tranco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRTJS DER ADYBRTHNTTÊN: Van 16 rogeto ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Groei ere lel tere naar plaatsruimte. Yuor het incasseeron iuicen do stad wordt ƒ9.05 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 1 ran Kikeriki. De Leidsche Doelens. Toen de verdediging der ateden nog hoofd- zakeiyk afhing van de kordaatheid der burgers, die tot de stedelijke schutterij behoorden, vond men allerwegen zekere plaatsen, doelens ge- heeten, waar zy zich, betzij in de behandeling van bet roer of kaliber, van den kruis- en voetboog, of wel van den handboog, konden oefenen. In geene stad van Holland waren die schiet- plaatsen zoo groot en schoon aangelegd als te Leiden. Zy waren daar gelegen aan de zuid westzijde van der stede wallen of vesten omtrent de "Wittepoort. Aanvankelijk waren zy gescheiden in twee afgezonderde plaatsen, zoodat men uit de eene niet onmiddellijk in de andere kon komen. Hierin kwam echter, weinige jaren later, verbetering door ze in het noorden met een gangpad'aan elkaar te ver binden. Men behoefde nu, om uit de eene in de andere te komen, niet terug te keereD, maar kon zich van de eene naar de andere begeven. Aan weerszijden van deze doelens waren doornen hagen, waardoor het uitzicht van de wandelaars op deze scbletplaatsen be lemmerd werd en de schutters zich op een vrij terrein bevonden. Dit had eene breedte \an 90 en eene lengte van 70 treden. Het was in acht van elkander gescheiden wandel gangen verdeeld. Aan de zuid- en noordzijde vond men een groot vierkant plein, hetwelk grootendeels mot schoone, hooge linden en iepen beplant was, waar men in den zomer vele wandelaars vond, die zich verlustigden onder de schaduw dier boomen. In elk van deze beide doelens stond eene schoone huizing van tamelijke grootte, verdeeld in verscheidene -grootere en kleinere vertrekken. In het begin der 17de eeuw werden die in de voorste dooien geheel vernieuwd en daarboven eene schoone kamer gebouwd en in do glazen daarvan door Mr. Willem Tibout van Haarlem conter- feitsels gemaakt van al de graven en gravinnen, die het graafschap Holland geregeerd hebben, naar die, welke te Haarlom in het carmelieten- klooster aan den muur geschilderd stonden, t. w. van Dirk I, graaf van Holland, tot Vrouwe Jacoba van Beieren. Deze huizing werd nog versierd met een fraai torentje, waarin eene eetplaats was gebouwd, die met tafel en gasten kon rondgedraaid worden, wat menigeen zeer vermakelijk vond. In het midden der 17de eeuw waren op de voerzyde- doelen nog de conterfeitsela te zien van al de officieren van zeven vaandels der Leidsche schutter^, door mr. Joris Verschoten, een Leidsch burger, kunstig geschilderd. Deze doelens zijn zoolang in gebruik ge bleven als de schutterij de voornaamste macht was, aan wie de bewaking en verdediging der stad was toebetrouwd. Zy alleen maakte van die schietplaatsen gebruik, om zich in de behandeling en hanteering van hun wapen te oefenen. Lag er bezetting in eene of andere stad, dan werd voor deze een ander terrein beschikbaar gesteld. Toen de kracht der verdediging minder by de schutterij en meer by de bezetting werd, behoefde gene minder diensten te verrichten, ten gevolge waarvan ook de doelens niet zoo druk bezocht werden en het stedeiyk bestuur zich minder gelegen liet liggen aan het goede onderhoud van die doelens. Zy geraakten van- lieverlede in een minder gunstigen toestand en, tor vermyding van groote kosten, liet men ze al meer vervallen, zoodat ze eindeiyk gesloopt werden en de gebouwen en het terrein eene heel andere bestemming ver kregen. De naam Doelenstraat in sommige steden herinnert er aan, dat daar weleer de doelens of schietplaatsen voor de schuttery gevonden werden. Een ander terrein, buiten de drukke passage, werd daarna voor de schuttery bestemd om zich de exercitiën eigen te maken, terwyi, als het weder het niet toeliet, deze werden afgecommandeerd door het uitsteken van een vlaggetje van den toren. Toen de doelens nog bestonden, konden deze oefeningen ook by minder gunstige weersgesteldheid doorgaan, wyi de schiet plaatsen van weleer overdekt waren. Het oefenen met den kruis- of voetboog of wel met den handboog was minder het werk van de schutters, die zich toch van het roer of kaliber bedienden, dan wel van een gezelschap van burgers, die in deze uit spanning vermaak vonden. In Holland waren weleer het schieten van pylen op den hand boog evenals het kegelen en andere manne- lyke spelen, de voornaamste uitspannings middelen, vooral der jongeluizy bereidden zich op die wyze voor, tot ook zy geroepen werden hun sckutterlykon dienstplicht te vervullen. Het kon das eok geene verwondering wek ken, dat er menig schutter gevonden werd, die met vaste hand het wit kon treffen, dat hy zich had voorgesteld. Zy mochten wel niet de bekwaamheid erlangen van een Soranus, maar toch waren er velen onder, van wie by zelf had moet6n getuigen, dat zy een meesterlijk schot deden, zoodat het dan ook niet te verwonderen is, dat de vyand menig maal zelf verbaasd stond door burgers te worden tegengehouden, die uit liefde voor hunne vaderstad haar met hand en tand ver dedigden en zelfs uitvallen durfden doen, waar van zy ate overwinnaars weder ter stede terugkeerden, gelijk o. a. in het bange beleg dezer stad is gebleken, toen zy alleen voor eene te groote overmacht terugdeinsden, maar anders schik verspreidden ondo hen, die zy aanvielen, ja zelfs den buit, waarmede de vyand meende te ontvlieden, hem weder af handig maakten, voor welk dapper feit bun de toejuiching van hunne medeburgers vol- .doende was en het bewustzyn, dat zy hadden gedaan wat krygsmansplicht van hen vorderde. Gemengd Nieuws, In den Haagschen Dierentuin is een jonge kameel aangekomen. Het voornemen bestaat om het dier af te richten tot ry kameel voor kinderen, zeker tot groot vermaak der kleinen. De tram, welke om 12 u. 54 min. uit Oosterbeek naar Arnhem vertrekt, reed Donderdag op den hoek van den Oosterbeekschen en den Schelm6chenweg een kar met hit aan. Een op de kar zittende man, een grysaard van 80 jaar, werd gedood, evenals het paard. De voerman werd gewond «aar Arnhem vervoerd. Volgens een telegram van giste- heeft men met twee der in de tinmyn te Dalcouth door de aardstorting begraven rayn- werkers kunnen spreken; men hoopte hen te redden. Naar aanleiding van een uit Benschop medegedeeld bericht, dat aldaar een doofstoom paar in ondertrouw is opgenomen, en de daarby gevoegde mededeoling, dat het steller onbekend is hoe de partyen de ver- eischte verklaringen voor den ambtenaar van den burgeriyken stand zullen moeten afleggen, ontvangt het „Utr. Dbl." de volgende toe lichting. Niettegenstaande het burgerlyk wetboek te dezer zako geene roorsctiriften bevat, heeft de practyk zorg gedragen, dat doofstommen by hunne hulpbehoevendheid nog niet daarenboven den steun zouden moeten derven, die zeker in het vinden van een levensgezel of -gezellin is gelegen. Tot dit dool wordt gebruik gemaakt van de hulp eens tolks, die, na belediging, de door den ambtenaar gestelde vragen aan partyen voorlegt en hun antwoord weder geeft. Ver staan belanghebbenden bovendien de schryf kunst, dan wordt de hiervan opgemaakt akte door hunne handteekenlng bezegeld. Van de door Italiö verlangde conferentie der staten van de Latynsche munt unie komt vooreerst niets. Te Brussel wordt verzekerd dat de Fransche regeering het plan doet mislukken om Italië in ver legenheid te brengen. In eene Parysche tor- respondentie der „Indèpendance beige" wordt het mislukken dier conferentie genoemd „een buitengewoon interessant incident der tegen woordige internationale politiek" en wordt ronduit gezegd dat Frankryk do door Italië zoo gewenschte samenroeping der conferentie beeft verydeld, omdat de Italiaansche kroon prins do Duitsche legeroefeningen by Metz heeft bijgewoond en Italië de Duitsche politiek tot de zyne maakt. Dit kost Italië dus eenige millioenen. De Fransche regeering beantwoordt op deze „even wettige als vreedzame wyze" de vyandige houding van Italië. Een gruwelijke moord in D e 1 i. De „DeliCt." van 11 Aug. schryft het vol gende: In den nacht van 9 op 10 dezer heeft op de Onderneming „Kwala Bingey" een gruweiyke moord, gevolgd door diefstal, plaats gehad. Vyf Bengaleescbe broodbakkers werden aldaar in hunne woning overvallen en letteriyk ge- tjintjangd. Daar de bakkery nogal verafgelegen is van het hoofd-etablisseraent, wist men eerst, den volgenden morgen wat er dien nacht ge beurd was. Als buit hebben de dieven, alias moorde naars, een kleine 200 dollars aan contanten en een zak suixer medegenomen. Gistermorgen (10 dezer) vertrok de adju dant-onderofficier Pierre met vier oppassers derwaarts, ten einde de zaak te onderzoeken, en is hot hem mogen gelukken drie Javanen en vier Maleiers uit de kampong daar in de buurt als vermoedelyke daders te arresteeren. Fouilloton. Op gescheiden wegen. 37.) „O, leor hem maar eerst kennen", riep de zangeres met groote levendigheid uit; „byis lang geen alledaagsch mensch, geen man, wiens veelzydige ontwikkeling slechts een dun vernisje is; integendeel: hy is byzonder degelyk en knap. Dat is niet alleen myn oordeel, maar ook dat van verschillende wetenschappeiyke mannen, die ik over hem heb hooren spreken. Myne kennismaking met hem dagteekent overigens niet van vandaag of gisteren, maar van toen ik nog teNieuw- Yoik was, vaar hy als ingenieur een aan- zieniyk vermogen verworven hoeft. Ook zyn wy met hetzelfde schip naar Europa terug gekeerd." Deze mededeoling vermocht evenmin by Arnold Van Langen eene warmere belangstel ling op te wekken voor den onbekenden Olto Von Eichen, ciie wel niemand anders kon zyn dan degeen, dien by eenmaal een oogenblik als zijn modeminnaar beschouwd had. „Nu, 't i-s mij ook tamelijk hetzelfde, of go gasten hebt, aan wel of ge alleen zijt; ik kc-:n toch, dat wil zoggen, wannew ge my toes:au, u na allojp van de opera naar huis te begeleiden." „Zeer gaarne, Arnold, maar dan zult ge buiten een poosje op my moeten wachten." „Dat zal myn geduld op de proef stellen." „Kom, dan ga ik nu en zal myne nicht Cornelia op uw aangenaam bezoek voor bereiden." „Woont ge hier dan by familie?" „Dat niet, maar Cornelia is myne onaf scheidbare geleidster. Zy is namelyk eene oude jongejuffrouw, die als oeae moeder voor my zorgt. Zonder haar was ik misschien nooit op de planken gekomen; ik ben dan ook zóó aan haar gehecht, dat ik my een leven zonder Cornelia niet zou kunnen voor stellen." „Dit neemt my reeds by voorbaat voor mi-juffrouw Cornelia in; wil haar mynegroe ton ovorbrengen en haar zeggen dat het my hoogst aangenaam zal zyn, by haar een kop thee te komen drinken." „Die zal u voortreffelyk smaken; thee zetten is haar glorie; zy is byna twiniig jaar in Rusland geweest. Nu, adieu, tot ziens d^n! Vergeef me, dat ik u zoo lang heb opgehouden." „Wel, liove Erika, gy hebt my oen zóó heeilijk uurtje verschaft, dat ik u iotegendee, dank veischuldigU ben", zeiüo doktor Van Langen, tenvyl by de zangeres tut aan ae deur uitgeleide deedtoen trad hy aan het venster, om oe bekoorlyke, bevallige gestalte, die, met lichten tred, byna zwevend, over de straat yide, nog na te zien. De dag ging verder als gewoonlyk in het uitoefenen van zyne praktyk voorby; eerst laat in den avond vond hy gelegenheid een langen brief aan den raadsheer Born te schryven, waarvan het slot luidde: „Erika redeneerde natuurlyk van haar standpunt, maar toch lag er in hare woorden veel waars. Het zou rayns inziens dus goed zyn, wanneer wy nu de noodige stappen deden om tot eene wettige soheiding te ge raken, doch een en ander moet vlug van stapel loopen en in den kortst mogelyken tyd tot het doel voeren, zai de vonk, die Erika door hare woorden in myn hart heeft doen gloren, niet weder uitgedoofd worde,, Ook gij, myn vaderlyke vriend, moet t'lian3 uwe bedenkingen en tegenwerping©'me|- het oog op de zoekgeraakt© brieven r'w anders zins, op zyde zetten. My dunk Cj b0:i les verloop van negen jaren zat v wel ten volle overtuigd hebben, dat eoua Astrea Von Nor den voor mij Ü004 ÊP begraven is. JJna.r, om Erika's wuoiden t,e tebruiken: „Ik moet vry man worden." Toen Arnold dezen brief sloot en ver zond, vermoedde hy niet, welke nieuwe zorgen hy hem op den hals schoof, die zyn schryven ontving. Niet vanwege de bedenkingen, die zyn beschermeling daarin terloops aanhaalde, maar omdat hy sinds acht jaren niets meer van Astrea Van Langen gehoord had. Toen destyds de jonge vrouw geweigerd had eene rente aan te nemen, die haar niet alleen een onafhankelyk bestaan bezorgd, maar haar in weelde en overvloed had kunnen doen baden, had hare besliste houding, en dat nog wel in tegenwoordigheid barer vertoornde moeder, den ouden beer zooveel ontzag ingeboezemd^, dat h^, piet het plan omliep: Arnold wed' zyne jeugdige echtgenoote te ven?'' jr Doch in dit opzicht zou by zicb tenen. hebben. De jonge man was nJ' misrekend wonden, niet vervuld vap -öt meer opgo- jegens haar, die hem ,laat en afkeer hadmaar, was dp 1200 zwaar beleedigd gekeerd, daar z 'n 2«n eemo°d weder- zich .'oor n' eene vasthe'd, die v'ts &0U laten verwrikkon. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1