N°. 10300
Dinsdag ULO ep terra lb ei\
A0.1893.
<§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, !8 September.
FeuiHeton.
Op gescheiden wegen.
LEID 80II
PRIJS DEZER COURANT:
\6or Lotdeo per 3 maanden..».1.10.
ïranco per post1.40.
Alsoudorlgke Nommera0.05.
PRIJS DER ADVERT EN TIÉN
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.17J.
Grootero letters nnnr plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten do atad wordt ƒ0.05 berekend.
Eerste Blad.
Na overleg met de commissie van fabricage
«doelen B. en Ws. mede dat er geen bezwaar
"bes'taat tegen de inwilliging van fret hieronder
vermelde verzoek van J. Vael Klaveren en
G. Van der Lee, te Leiderdorp, zoodat z(j in
overweging geven:
lo. aan adressanten vergunning te verleenen
om vsor hunne rekening d« sloot voor fcunne
perceolen aan den Haarlemmerweg Ne. 20 en
21 te dempen;
2e. den door de dempicg verkregen grond
tot wedsropzeggeas in gebruik te geven, onder
voorwaarde, dat de grond door een ijzeren
hek worde afgesloten, 'twee kolken "worden
sromaakt met eeoe looztag van 20 ■centimeters
"wyde verglaasde Engelsche aardon buizen,
*llles voor rekening yan adressanten te maken
-en te onderhouden en eene jaarDJksche re
cognitie worde betaald^van 0.03%:per centiare
tgederapten grend en ven f 1.50 rooT-de loozing.
Ook deelen B. en Ws. mede ^dat Volgn.
134, Kosten van verlichting en «verwarming
•en van hot schoonhouden der'Lokalen, van
de begroeting voor dit jaar niet toereikend
zal z|jn voer de behoeften ea zulks met het
oog op hetgeen thans reeds ter /zake is uit
gegeven.
Voor de verschillende scholen i6 alsnog
bonoodigd: Vuur en licht, Meisjesschool 2de
klasse 50., school 3de klasse .No. 2 ƒ100,
school 3de klasse No. 3 ƒ50 en school 4de
klasse No. 2 25.
Schoonhouden der lokalen, Jongensschool
lste klasse 25, Meisjesschool ƒ25, Meisjes
school 2de klasse 50, School 3de klasse
No. 2 ƒ65, school 3do klasse No. 4 25,
school 4do klasse No. 2 25, tezamen 440.
Zy geven mitsdien in overweging bedoeld
.artikel met geneemd bedrag van ƒ440 te
verhoogen door afschryving van don post
voor Onvoorziene Uitgaven, wordende een
•staat van af- en overschrijving tevens over
gelegd.
Verder deelen zy mede dat de op de be
grooting voor 1893 op Volgn. 124 VI „Kosten
van de parallel-klassen" uitgetrokken som
niet toereikende is gebleken met het oog op
de plaats gehad hebbende splitsing van som
mige klassen der Hoogere BurgorschodeD,
zoodat op dit artikel een tekort zal ontstaan
van ƒ266.68.
Zy geven mitsdien in overweging den be
doelden post te verhoogen met 267, te
vindon door afschryviug van de Onvoorziene
Uitgaven, waartoe een staat van af- en over
schrijving, dienst 1893, ter vaststelling is
bijgevoegd.
B. en Ws. geven den gemeenteraad in
ovorweging te besluiten:
lo. dat voor de inrichting van e-jne aech-
ën vuilnisbelt der gemeente van den heer
J. De Graaf, onder Leiderdorp, zullen worden
aangekocht de terreinen met gebouwen, gelegen
naby do Zyi of Spanjaxrdsbrug onder de
gemeente Leiderdorp, voor-de som van f 30,000
en de kosten van ovento&cht, wanneer de voor
de oprichting der inrichting vereischte ver
gunning krachtens art. 2 No. Vil der Wet
van "2 Juni 1875 (Stó)l. No. 95), coo noodig
in hoogste ressort, 'is verkregen en wanneer
tevens by de verpachting blfyken mocht det
het bezit vaa dat "terrein voor 'de gemeoirto
•■noodig is;
2o. dat d« baggerstalen aas-ée Waard, onder
<öe gemeente 'Leiderdorp bovenomschreven,
wan den heer'C.dFilippo, te Haserswoude, zullen
wvorden aangekocht voor ƒ3500 en de kosten
van overdraoht, wanneer hot na de gehouden
verpachting veo. het bagger werk binnen de
grachten, siDgels ensingelsJooten biyken mocht
dat het bezit van die baggerstalen voor de
g-ömeento nooöig is.
Naar aanleiding van de door hern in de
Raadszitting -van den 8sten Juni jl. mondeling
gedane «meaedoeling, doet de heer .P. J. Van
Hoeken 'thans schrifteiyk ihet voorstel, om in
dB Verordening, betrekking hebbende op de
b enoemang van ambtenaren, de bepakng op te
n emen: „dat ^y met hunigezin moeten wonen
bitnnen de gemeente Leiden."
De heer «Van Hoeken gaat daarby uit van
de meening, nlat er voldeond aantal en ge
schikte «huizen binnen de^grenzen oneer stad
aanwezig zyn om de betrekken ambtenaren
"behoorlek te ^bunnen huisvesten; zyn de den
heer Van Hoeken verstrekte opgaven juist,
dan staan er 62 zulke huizen ledig, oaar, al
.mochten er ook niet genoeg woningen zyn
•om alle .250 «buitenwonende ambtenaren op
fte nemen, toch .acht hy het-daartoe te.nemen
■toesluit zeer billijk en gevrensoht in hot belang
van den bloei der stad en in >het voordeel der
mede-ingezetenen,rterwjjl dan tevens voldoende
zou blyken ^hetgeen de heer Van Hoeken «voor
zich niet betwijfelt)«of uitzetting van de grenzen
der gomeente Leiden gewenscht is.
Wel is er volgens mededeeliug van het Dage-
ïyksch Bestuur, aan den heer Van Hoeken
verstrekt, den 18n October 1845 door den Raad
der gemeente Leiden ingevolge art. 109 van
het Stedeiyk Regeerings-Reglement een besluit
genomen dat alle Stedelyke ambtenaren hunne
voornaamste inwoning zullen moeten hebben
en houden binnen deze stad, de ervaring heeft
evenwel geleerd dat dit besluit of zeer ge
brekkig óf in 't geheel niet is gehandhaafd.
Een en ander heeft den heer Van Hoeken
aanleiding gegeven bovengenoemd voorstel te
doen om meergenoemd besluit in de Veror
dening op te nemen.
Aan den gemeenteraad wordt door B.
«n Ws. ter vaststelling aangeboden een staat
van af- en overschryving op de begrooting
voor dit jaar, strekkende tot verhooging van
Volgn. 122Kosten, voortvloeiende uit het
nemen van maatregelen ten behoeve van
den opeisbaren gezondheidstoestand mot 1000,
te vinden door afschryving van dat bedrag
van den post voor Onvoorziene Uitgavon.
De verhooging dient tot bestryding van
meerdere kosten voor maatregelen als boven
bedoeld wegens arbeidsloon voor desinfectie,
desinfecteermiddelen, onderhoud van het
cholera hospitaal, enz.
To zyner tyd zal eene opgave geschieden
van het alsnog benoodigde wegens den aan
log van duin waterbuizen in poorten en stegen,
het maken van putten voor de plaatsing van
watermeters en de aanschaffing van eenige
voorwerpen voor het cholera hospitaal.
Ter vervulling der vacature, welke is
ontstaan ten gevolge van het aan mej. A. C.
Brouwer verleend eervol ontslag, wordt den
gemeenteraad eene voordracht aangeboden ter
benoeming van eene derde onderwijzeres aan
de school der 3de klasse No. 2, op eene jaar
-wedde van fl.50: lo. mej. Chr. M. Van der
Hoyde, 2o. mej. M. Fr. J. De Vries en 3o. mej.
A. Rodbard, de beide eersten werkzaam
aan de school 3de klasse No. 4 en-de laatste
aan de school 3de kl. No. 1.
De gemeente verordening van -den 5den
lïuni 1879, regelende het getal leeraren ver
bonden aan het Gymnasium te Leiden en het
bedrag hunner jaarwedde bepaalt in art. \f
de jaarwedde van den leoraar in de wiskunde
op ƒ2000 en alzoo geiyk .aan die der leeraren
in de |oude talen (art. Ie) en in de Nederland-
scbe taal- en (letterkunde, geschiedenis en
aardrijkskunde.
Deze regeling komt curatoren van het
Gymnasium niet ibiliyk voor. De taak vaa den
leeraar in de wiskunde is zwaar en veelom
vattend. Hy heeft niet alleen het grootst aan
tal lesuren, doch bovendien zyn die uren
gelyk niet met andere leeraren het geval is.
verdeeld over alle klassen. Daarby komt, dat
die klassen allengs talryker worden en het
dientengevolge voor den leeraar in de Wis
kunde uiterst moeilyk is, zich goed te ver
gewissen omtrent de vorderingen der leer
lingen. Om die te beoordeelen is bet maken
van schrifteiyk proefwerk zeer dikwijls nood-
zakoiyk. Het nauwkeurig beoordeelen van dat
werk kost den leeraar veel moeite en in
spanning. Eindeiyk is de leeraar in de wis
kunde voor een groot deel betrokken in alle
toelatings- en overgangsexamens, terwyi de
beteekenis van de wi kunde als leervak en
de verantwoordelijkheid van den leeraar met
het oog op het eind-examen vau de leerlingen
afdeeling B, niet gering mag worden geacht,
Om al deze redenen zyn curatoren van
oordeel, dat de jaarwedde van dion leeraar
niet is in overeenstemming met het door hem
te verrichten werk en te laag in vergeiyking
tot de jaarwedde van de leeraren in de oude
talen, In de Nederlandsche taal-en letterkunde
en in de geschiedenis en aardrykskunde. Naar
het curatoren voorkomt, verdient de leeraar
in de wiskunde eene plaats tusschen den
conrector en de andere leeraren en moet dien
overeenkomstig zyne jaarwedde worden be
paald op 2200.
Do Inspecteur der Gymnasia, wiens advies
curatoren omtrent deze aangelegenheid in
wonnen, antwoordde het volgende; „Ik ben
het geheel met Uw Collego eens, dat de taak
van den leeraar in de wiskunde zwaar en
veelomvattend is, in vele opzichten zwaarder,
dan die van de leeraren in de oude talen en
in de Nederlandsche taal- en letterkunde, ge
schiedenis en aardrykskunde, die eene even
hooge bezoldiging genieten. Het komt my
alleszins biliyk voor, aan dezen verdienste-
lyken leeraar, die in verhouding tot het aan
tal zyner lesuren, van alle leeraren het ge
ringste tractement geniet, eene verhooging
toe te kennen. Een voorstel om zyne jaar
wedde op 2200 to brengen, zal ik dan ook
gaarne ondersteunen."
Uit dit antwoord kan worden afgeleid, dat
aan een besluit tot wijziging der verordening
in den bovenomschreven zin de goedkeuring
der Hooge Regeering niot zal worden ont
houden, ten gevolge waarvan slechts de helft
der meerdere kosten door de gemeente zal
moeten worden gedragen.
Curatoren stellen den gemeente mitsdien
voor de bedoelde verordening te wyzigen in
dien zin, dat do jaarwedde van den leeraar
in de wisknnde zal worden bepaald op 2200.
28.)
Wellicht zou hy het my hebben toever
trouwd, wanneer ik daartoe moeite gedaan of
daarop aangedrongen hadmaar daar was ik
de man niet naar. Wel kan ik u woord voor
woord herhalen, wat hy zeide, toen hy mij
deze brieven voor ugaf: „Mocht Arnold onver
hoopt met A8trea niet gelukkig worden, zoo
zal hy mij dit toch niet wijten, zoo vaak hy
deze brieven leest. Ik kon niet anders dan den
drang van myn hart volgen; tydens ffijjn
leven kon ik niets voor hem doen."
„Dat is ten minste al zeer geheimzinnig."
„Ge ziet dit in, nietwaar? Welnu, dan zult
ge ook inzien, dat het u niet vrystaat eigen
dunkelijk en zonder beraad te handelen vóór
en aleer wy de brieven gevonden hebben
„Ea toch zal ik handelen, al kon de over
ledene zelf opstaan om het my te verbieden.
Hot j ik van myn huwelyk begeer ik niet
te torsenTusschen D.y en die vrouw ligt
eene diepe klove; van toenadering kan geen
sprake zyn. Heeft de dierbare gestorvene
myne vereeniging met haar gewenscht, welnn,
aan zyn wensch is voldaan, maar nu ook
geen stap verder! Wee hem, die my' zou
willen dwingen, deze vrouw ooit weder
te zienl"
„Go cyt dus vast beslaten gescheiden van
kaar te ieven?"
„Dat is myn vast en onwrikbaar besluit I"
„Ik zal er over nadenken in boeverre zulk
eene oplossing gewenscht is."
„Nadenken? Eerst nadenken en niet
dadelyk bandelen, terwyi de grond onder
myne voeten brandt?
„Goed, dan zal ik dadelyk handelen."
„Heb dank voor deze verzekering 1 Ja,
handel gy voor my, zooals gy wilt; ik keur
reeds by voorbaat alles goed; maar op éón
ding moet ik u opmerkzaam maken: wees
niet te karig met het geld, dat ikzelf toch
niet gebruiken zal en waarnaar de begee-
rigen de handen uitstrekken, waarvoor zy
hare ziel en zaligheid veil hebbenIk ga nu
naar myne kamer, om in de eenzaamheid een
plan voor myne toekomst te ontwerpen."
„Doe dat en dan hoop ik weer spoedig
myn Arnold van voorheen, met zyn helder
denkvermogen, te zien!" zeide de raadsheer,
terwyl hy den vreeselyk opgewonden jongen
man, dio naar de deur ging, de hand toeslak
en hein ernstig in de oogen zag.
Arnold bleef op den drempel staan en ook
hy zag den ouden heer aan. „Den vroegeren
Arnold zult ge bezwaarlyk ooit weer terug
zien; dat zou gelykstaan als wildet ge den
tyd gebieden hem een verstreken jaar van
zyn leven, terug te geven; ge behoeft echter
voor my niet beangst te zyn, al heeft de
nachtvorst myn levensbloesem geknakt."
„Ge zult uw noodlot dus moedig het hoofd
bieden, nietwaar?"
„Ik zal het ten minste beproeven."
„En het zal u gelukken, want de over
tuiging, dat het moet, schenkt reeds de kracht
om te kunnen", zeide de oude heer op vasten
toondoch met schaamte moest hy zichzelven
bekennen dat hy iemand moed insprak, ter
wyl het hem zelf voor de eerste maai in
zyn leven aan moed ontbrak.
V.
Tweeërlei trots.
Toen de barones Von Norden haren schoon
zoon ontmoet had, zonder dat deze haar met
een blik, laat staan met een groet, had ver
waardigd, was zy zóó woedend geweest, dat
zy hem luid „vlegel" had nageroepen, doch
niet voordat hy reeds beneden was en het
dus niet hoeren kon. Daarop was zy het
boudoir vau hare dochter binnengestormd.
„Astrea, waar zyt ge? Go hebt zeker eene
hevige woordenwisseling met hem gebad;
want als een razende stoof hy my voorby!
Hy heeft zyn verdiende loon gekregen; wat
behoefde hy van myne kortstondige afwezig-
heid gebruik te maken om hier als een dief
binnen te sluipen? En ik had Babette nog
we! zoo op 't hart gedrukt niemand by u toe
te latenik zal haar om hare ongehoorzaam-
heid dadelyk wegjagen Maar, waar zyt ge,'
hoort ge my niet?" riep de adellyke darne^
het vertrek rondziende.
Eene doodsbleeke vrouw trad met bevende
knieën uit eene vensternis te voorschyn.
„Ik heb alles gehoord wat erlangt u
nog van my, moeder?"
„Hoe kunt ge dat nu nog vragen", stoof
de barones op, zonder van liet beven, hot
gedempte der stem de minste notitie te
nemen; „Van Langen is toch by u geweest?"
„Ja, zooeven was hy hier!"
„Nu, en wat is or tusschen u beiden afge
sproken; wat wilde hy?"
„Moet ik u dat alles herhalen? Bespaar
my deze kwelling; ik smeek er u om; ik
ben zoo vreeseijjk vermoeid."
Wordt vervolgd.)