N*. 10299. Maandag 18 September. AM893. (Ceze Courant wordt dagelijks, mei uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Een man van karakter. Leiden, 16 September. Feuilleton. Op gescheiden wegen. LEID PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommer30.05. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer fO.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend Eerste Blad. "Wanneer wy ons de vraag stellen welke menschen aan de maatschappij de grootste diensten hebben bewezen, dan kan ons ant woord niet zynzy, die toegerust waren met uitstekende gaven of grooto kundigheden. Want het is helaas eene treurige waarheid, die in de geschiedenis der menschheid hare bevestiging vindt, dat de grootste vernuften niet steeds de beste menschen waren. Niet het bezit van veel verstand of geleerdheid alleen bepaalt onze beteekenis als mensch; het komt slechts aan op het gebruik, dat wy van onze talenten maken. Hieraan is het dan ook toe te schryven, dat dikwijls menschen met middelmatige vermogens voor de maat schappij van grooter nut zijn geweest dan de geestelijk het meest ontwikkelde. Bij alle uitmuntende eigenschappen, die zij bezaten, misten de laatsten karakter. Eerst wanneer een voortreffelijk verstand met een uitstekend karakter gepaard gaat, ontstaat die vereeniging van goede eigenschappen, welke den edelen mensch kenmerken. De geschiedenis geeft ze ons voor het grijpen, de mannen, die wij gewoon zijn „mannen van karakter" te noemen. Wij denken aan een Prins Willem I, aan een Jan De Witt, aan een Prins Willem III en aan zoovele anderen, die allen hebben uitgeblonken niet alleen door hunne groote geestesgaven, maar vooral door hun karakter. Moesten zelfs de grootste vjjanden van den zoozeer gesmaden Jan De Witt niet getuigen, toen na zijn dood zijne papieren werden onderzocht en men hun vroeg: „Wat hebt gij in De Witts papieren gevonden?" „„Wat zouden wij ge vonden hebben, niets dan eerlijkheid"." In alle tjjden en onder alle omstandigheden zijn het steeds de mannen van karakter geweest, die hun land het best hebben gediend. Waardoor kenmerkt zich de man van karakter Het is dikwijls niet gemakkelijk eene om schrijving te geven van begrippen, die in zulk eene hooge mate gemeengoed zijn geworden, dat ieder bij het noemen van het woord als het ware onmiddellijk de beteekenis voelt. Toch wil ik trachten aan te duiden, waar door m. i. ae man van karakter zich onder scheidt. Hij bezit eene overtuiging, die het resultaat is van onvermoeid nadenken, wikken en wegen, eene overtuiging, waaraan hij bereid is tegenover iedereen vast te houden en waarvan af te wijken voor hem gelijkstaat met eene misdaad, aan zijn geweten begaan. Van zulke mannen gaat eene kracht uit, die op den duur niet te wederstaan is. Zij kunnen martelaars worden voor hunne zaak, deze zal niettemin, zij het ook nadat zij lang gestorven zijn, zegevieren. Het is in den tegenwoordigen tijd, waarin de eene waan van den dag den anderen ver vangt, niet zoo heel gemakkelyk mannen van karakter te ontdekken. Hot getal van heD, die zich niet door den stroom laten medesleepen} die slechts handelen naar hunne eigen innige overtuiging is niet zoo heel groot. Er behoort moed toe te allen tijde te durven uitkomen voor hetgeen men meent. Het is zoo gemak kelijk maar ie doen of men het eens is met hen, met wie men in aanraking komt. Is er niet een spreekwoord, dat zegt: „men moet huilen met de wolven, waarmede men in het bosch is." Eene eigen meening te hebben ver schaft zoovele vijanden. Neen, het is lafhartig te schipperen met zijn eigen geweten, niet te durven spreken omdat men er zijne belangen door zou kunnen schaden. Heb den moed uwer overtuiging, toon, als het er op aan komt, dat gij karakter hebt. Eene waarachtige overtuiging met klem verdedigd wekt altijd eerbied, zelfs bij uwe tegenstanders. Zy zullen het misschien met uwe argumenten niet eens zijn, maar zij zul len eerbied toonen voor uw karakter. Op de scholen wordt den kinderen veel geleerd, karaktervorming behoort echter voor namelijk tot de taak der ouders. Zwakke karakters zijn dikwijls te wyten aan ver keerde opvoeding. Laten óe ouders bedenken dat geestesontwikkeling niet behoedt voor gevaren, waaraan in de maatschappij vooral jonge menschen blootstaan. Een flink karakter alleen doet alle gevaren trotseeren en vormt den jongeling tot een man, die, in welken stand ook geplaatst, eerbied afdwingt. Het zal hem misschien niet zoo snel gelukken eene goede positie te verkrijgen, als anderen, die eene overtuiging als onnoodigen ballast bo schouwen, maar hij zal dien inwendigen vrede gevoelen, die het deel is van hem, die steeds spreekt en handelt volgens zijn geweten. Men zal misschien niet van hem kunnen zeggen: „hy was een goede vent", de hoogste lofspraak voor menschen, van wie men totaal niets anders zou kunnen getuigen, maar ieder 1 zal hem vol eerbied moeten nageven„hij was een man van karakter." V. De minister van koloniën, baron Van Dedem, bood Donderdag-avond in het „Hotel den Ouden Doelen", te 's-Gravenhage, den benoemden gouverneur generaal van Ned.-Indië, by gelegenheid van zyn aanstaand vertrek naar de kolonie, een afscheidsdiner aan. Met den gast en den gastheer waren in de ruime eetzaal van het Doelenhotel aan tafel vereenigd al de ministers, ambtgenooten van den heer Yan Dedem, behalve de ministor van waterstaat, die zich met verlof te Heidel- berg bevindt; voorts de oud gouverneurs- generaal Yan Lansberge en 'sJacob; device- president van den Raad van State, jhr. mr. Van Panhuys; de oud ministers van koloniën Fransen van de Putte en Sprenger vanEyk; de president van de Tweede Kamer der Staten- Generaal en de leden van de beide Kamers de heerenJ. Van Gennep, Pynacker Hordyk, Kielstra, Land, Schaepman, Van Houten, Mees en Cremer; de raad adviseur bij het departe ment van koloniën jhr. W. E. Van Panhuys, alsmede de referendarissen aan dat ministerie de heeren: Bouwmeester, jhr. Six, Elias, Mondt en Viehoff; de oud referendaris jhr. mr. De Brauw, thans Commissaris der Koningin in Zeeland; de chef van het technisch bureau luit kol. Hartink en baron Van Verschuer. Men deelt mede dat de minister van kolo niën den eersten dronk uitbracht op het welzijn van HH. MM. de Kóninginnen en zyn tweeden toost dronk op den behouden over tocht en aankomst van den gouverneur- generaal, met den wensch tevens dat door zyn beleid en beheer over 4 jaren, wanneer, naar hy hoopte, H. M. de Regeering zal heb bon aanvaard, de Indische gewesten eene parel te meer zouden zyn geworden aan de Kroon. De opperlandvoogd bedankte en hoopte de goede verwachtingen, van zyn bestuur ge koesterd, niet te zullen beschamen. De leden van de Conferentie voor het Internationaal privaatrecht zetten den arbeid in de sectiën te 's-Gravenhage geregeld voort. Hoogstwaarschyniyk zal eerst in de eerste dagen van de volgende week wederom eene algemeene vergadering worden gehouden. Presidenten der afdeelingen zyn de heeren baron Van Seckendorff, baron Van Haan, De Martens en prof. L. Renault. By de gisteren in het Gebouw der Academie van Beeldende Kunsten, Prinsesse- gracht No. 3, 's-Gravenhage, gehouden ver- lotiDg van kunstwerken, geëxposeerd geweest op de driejaarlyksche tentoonstelling van schilderyen van levende meesters, was de uitslag als volgt: Lot No. 341 CatalogusnumnW 225, eene Veluwsche Kermis, door M. C. Lapidoth voor de verloting ten geschenke aangeboden door den kooper. Lot No. 760 Catalogusnummer 391, Binnen huis, door H. Valkenburg. Lot No. 868 Catalogusnummer 366, Achter buurt te Ylaardingen, door F. Carl Sierig. Lot No. 1167 Catalogusnummer 351, Scheep vaart op de Maas, door C. A. J. Schermer. De dichter Nicolaas Beets, te Utrecht, die den 13den September zyn negen-en-zeven- tigsten verjaardag mocht vieren, ontving by die gelegenheid het manuscript der complete Hoogduitsche vertaling van Hildebrands „Camera Obscura," van de bekwame hand van mevrouw Lina Schneider, aan wier be gaafde pen de eer der Nederlandsche letter kunde reeds zoo veel verplicht is. Wy ontvingen het nummer van 10 September van „l'Encyclopódie Contemporaine illustróe", revue hebdomadaire universelle des sciences, des arts et de l'industrie, welk tydschrift te Parys verschynt. In dit blad vinden we een artikel over de brandery van do heeren Catz en Zoon, van Pekela, te Groningen, naar aanleiding van eene inzending van deze heeren op de tentoonstelling te Brussel. In dit artikel wordt mot de grootste waardeering over de producten dezer firma gesproken, welke zegt de schryver niet alleen in Nederland, maar in de geheele wereld verkocht worden. Een speciaal merk van de firma is het „Catz-Elixer", maar bovendien is hun établissement de grootste fabriek van bitters in Nederland. De schryver wyst op het aantal bekroningen, onge veer 20 door de firma op verschillende tentoonstellingen behaald, en zegt dat haar ook nu weder te Brussel de hoogste onder scheiding te beurt gevallen is. Een portret van den heer Catz is aan het artikel toegevoegd. - De directeur, de heer M. A. J. Losgert, heeft vastgesteld het plan der 344ste Ned. Staatslotery, waarvan de collecte wordt ge opend op 18 Oct. a. s. en gesloten 5 Jan. 1894. De trekking begint op 13 Nov. a. 8. en eindigt 3 Febr. 1894. Het stoomschip „Kanzier", van Oost- Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde J 13 Sept. te Suez; de „Schiedam", van Araster- dam naar Nieuw-York, is 14 Sept. Wight I gepasseerd. 23.) Eerst had zy niet willen gaan, maar ein- deiyk had zy toegegeven, toen haar groot vader er op had aangedrongen en tot zyne verdere verpleging eene pleegzuster had laten komen. Hel flikkerden daarentegen de oogen van den jongen man, toen hy, op het breede bordes voor het huis staande, eindeiyk het rytuig zag naderen, dat hem de innig geliefde toevoerde. Door zyn gevoel overmand, greep by den raadsheer, die naast hem stond, zóó krachtig by den arm, dat deze het wenscheiyk achtte, door een paar stappen zywaarts te gaan, zich voor eene tweede hardhandige uiting van zyn geluk te vrywaren. Het rytuig stond stiJ, haastig trad Arnold er op toe om het portier te openen. Wat gingen hem de blikken van minachting aan dier vrouw, die weder zonder zyne hulp uit het rytuig wilde stygen? Haar liet hy aan haar lot over, maar des te sneller hief hy de aangebeden geliefde uit de kussens op en zette don lieven last niet neder vóór hare kleine voetjes den looper, welke van het bordes tot in de vestibule lag, betreden konden. „Welkom aan uw eigen haardfluisterde hij haar toe, terwyl hy hare hand aan zyne lippen bracht en een enkelen blik van haar van onder den zwaren, zwart krippen sluier trachtte op te vangen, Slechts óóne seconde stonden zy tegenover elkaar; by voelde, hoe hare kleine, tengere vingers in de zyne beefden; maar dit was ook het eenige. „Mynheer Van Langen, wanneer zal het huweiyk voltrokken worden; ik bedoel op welk uur?" Met deze woorden drong de barones zich zóó handig tusschen hem en hare dochter, dat de beleefdheid hem noodzaakte voor de spreek ster te blyven staan. „Om twaalf uren", zeide Arnold, zóó koel en afgemeten, dat de barones hem onwille keurig aanzag. Maar tegelykertyd verwrong eene gryns van leedvermaak hare trekken, als zy be merkte, hoe de aanstaande schoonzoon het leed niet verborg, dat hem aangreep, toen hy de bruid, die inmiddels naar boven ging, niet volgen kon. „Om twaalf uren dus! Goed, wy zullen ons daarnaar mrichten. En wie zyn de ge tuigen?" „Mynheer de raadsheer Born en onze dokter zullen ons die eer bewyzen", ant woordde Arnold op denzelfden afgemeten toon, maar hy kon zich inmiddels niet weerhouden een blik te werpen op de slanke gestalte, die daar de trap opging. Met denzelfden hoonenden glimlach om de lippen ving de barones opnieuw aan: „Er zyn daar dus slechts twee getuigen noodig?" „Ja!" Byna nog korter dan het woord zelf was de toon, waarop het werd uitgestootendit prikkelde de barones en op zoo mogeiyk nog trotscher toon voer zy voort: „Welnu, dan heb ik op 't oogenblik geen anderen wensch te kennen te geven, dan dat wy tot het bepaalde uur alleen en onge stoord kunnen blyven, want wy hebben vóór alles behoefte aan rust!" Eene sty ve, nauw merkbare buiging en daar ruischte zy heen. „Arnold, waarheen?" riep de raadsheer den jongen man na, die te gelyk met zyne aanstaande schoonmoeder de trap op wilde gaan. „Waarheen? Dat vraagt ge my, terwyl ge alles hebt aangehoord? Zou het misschien nog niet eindeiyk een3 tyd zyn, dat ik die vrouw my n verhouding tot haar aan 't verstand bracht?" „Neen, die tyd is nog niet gekomendie is nog niet daar. Hebt ge vier weken lang u tegen myn wil naar hare luimen kunnen schikken, heb dan ook nog deze enkele ur«.n geduld! Bedenk dat ge nog niet getrouwd zyt", voegde de raadsheer er op gedempten toon aan toe, terwyl hy den arm van zyn beschermeling greep en hem met zachten drang een der benedenvertrekken binnen leidde. „Ik heb alles gezien en ik moet u eeriyk verklaren dat ik de wyze, waarop uwe bruid zich tegenover u gedraagt, niet begrypl" „Ach, maak Astrea toch geene verwyten; ik kan het niet hooren!" „Best, ik kan ook zwygen; ze wordt uwo vrouw en niet de myne", zeide de oude heer ontstemd, doch niettegenstaande dat liet hy den jongen man geen enkel oogenblik alleen, uit vrees dat er vóór de voltrekking van het huweiyk nog eene scune tusschen hem en zyne schoonmoeder mocht plaats grypen. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1