Vervolg der Advcrteiitiën. Algemeene Friesche Levensverzekering Maatschappij, uk p ersovenicht Een portret van mr. S. Van Houten. - Dr. Schaepman vindt dat men ten opzichte van de houding dos heeren Van Houten tegenover de kieswet zeer verkeerd oordeelt en men zich schuldig maakt aan overdriving en valsche voorstellingen, die voor en tegenstanders van den heer Van Houten moeten ergeren. H\j stelt zich voor, dat men over 30, 40 jaar in dezer voege over den heer Van Houten zal schrijven en geeft in Het Centrum het volgende portret van den politicus Mr. Van Houten. „Bij de behandeling der kieswet door do toenmalige regeering, bij monde van der Minister Tak Van Poortvliet ingediend, trok ken weinig zaken zoozeer de aandacht at de houding, die do heer Mr. S. Van Houten te dien opzichte aannam. Had men gemeenn in hem een stoeren democraat te vinden die voor eene uitbreiding van het kiesrecht dat met eerbiediging der Grondwet tot ho algemeen stemrecht zou naderen, niet terug deinsde, men zag hem nu optreden als d< hezielende aanvoerder der behoudzieke libe ralen, die langs allerlei wegen en door alk middelen, met veel vernuft, maar met minder gezondeü en kloeken geest de toetreding der breede schare tot het kiezerscorps trachtten te belemmeren. De verwondering, door deze houding opge wekt, werd verontwaardiging. Niet weinigen in don lande beschouwden den heer Van Houten als een afvallige. Zeer ten onrechte Hot was zelfs onbillijk hem voor te stellen als een, die niet aan zijne vroegere meeningen getrouw, niet zichzelven gelijk gebleven was. integendeel, nooit was de heer Van Houten meer zichzelven dan op dat oogenblik. Het is hier de plaats eene tookening, eene schets van dezen merkwaardigen man to beproeven. Van Houten was van nature met oen wijs- georigen aanleg begaafd. In den strijd over wetten en machtsverhouding kon hij do hoogere en algemeene beginselen waarnemen. Niet zelden wist hy daardoor do parlomentairo gedachtenwisseling te verheffen, hooper op te beuren. Met dat alles ontbrak hem iets, iets, waarvoor bij hem geene plaats was, omdat alle plaats door iets anders werd ingenomen. Bij allo streven naar algemeen heid ontbrak hom de zin voor het geheel. Van Houten was namelijk in alles en boven alles de man eener party. Hy kende twee, drie, vier vijfden van vyf vijfden, en van die vyf vyfden, als éénheid, wist hy niets. Van Houten was in merg en been on in geheel zyn wezen de man van don tiers t a t. Hy was de geestelijke tweelingbroeder van den abbé Siéyès en wel in zoodanige mate, dat memand den afstand van honderd jaren tussclien deze twee zou hebben vermoed. Voor hem gold niet alleen het woord, dat de derde stand alles moest worden of zyn, maar voor hem gold ook, dat deze derde stand alles moest biyven, biyven tot aller dagen end. In geheel zyn wezen tiers t a t. Boven dezen niets, naast dozen niets. Als wysgeer was Van Houten onverdraagzamer dan wio ook. Hy had met alle geloof gebroken, maar hy geloofde des te vaster en de6 te onfeil baarder in zichzelven. Het mogeiyk goed recht eener andore meening ook over be- trekkeiyko dingen kon hy niet aannemen. Hoe welwillend ook voor personen, hoo aan genaam ook in den dageiykschen omgang, op dit stuk was hy enghartig, benauwend eng. In een zyner geschriften spreekt hy van den mensch in zyne geestelyko waarneming als van oen, die, by kaarslicht gezeten, buiten den door de kaars verlichten kring niet kan zien. Een juist beeld voor hem zeiven: hy zat steeds by zyne eigen kaars; hy zat nooit onder de zon, die alles verlicht. In de staatkunde dezelfde onghartigheid als in de wysbegoerte. Voor hem was het volk de burgery, de burgery in den zin van derden stand. Aan de Natie in hare wezenlyke be- standdeolen on haar organiek geheel dacht hy niet. Of liever hy zag haar slechts in den derden stand, den stand, die, met eene zekere beschaving begiftigd, door die beschaving een zekeren welstand heeft verkregen. Voor dezen stand trok hy do grenzen zeer ruim, maar hoe ruim hy do grenzen ook trok, wat be neden dien stand lag, kon voor hem niet gelden als volk. Al zyne meeningen en daden zyn te verklaren uit deze onderstelling. Zelfs zyne bemoeiing mot de wetgeving op den arbeid. Verder dan bescherming van zwakkon mocht deze naar zyne meening niet gaan en het recht van het niet zwakke individu behoorde onverkort te blyven. Waarlyk, van eene soort van zelfloochening was by den heer Van Houten in 1893 geen sprake. De aanvallen op zyn persoon worden dan ook te onrechtvaardiger, naarmate zyn 6telsel govolgryker blykt." „Sluit Schiedam!" is do huidige leuze, zegt de Middelburgsche Courant. En wat dan? vraagt zy. Zou men denken dat dan de gansche wereld voor het drankgebruik zou gesloten zyn? Van elders komt dan het- of een zelfde r 0S3B3iXBX£i**yr*m»air pOWCTiXgCaHW'U'^waBE vocht; maar bovendienhandelt "men dan rechtvaardig2 en trog ernstiger vraag: maakt men do m'jnschon dan beter? Zou men rechtvaardig handelen? En op die vraag aarzelen wy niet beslist ontkennend te antwoorden. "Waarom jenever verbannen en niet wyn, champagne, tabak, cognac, koffie en thee, "waarvan het gebruik eveneens, in meer of mindere mate, nadeelig werkt? Over hun in vloed verschillen de govoelens evenzeer als over het gebruik van jenever. Maar zelfs al weert men die allen, niet lang zal het duren of een nieuw middel tot prik keling, tot opwekking, tot genot zal gevondei zijn. Het doel, dat men beoogt, wordt gemist, en niets zal verkregen zyn dari eenwedstrijc. in het uitdenken van andere middelen. Dit zullen de practischo gevolgen wezen van een onpractischen stryd. Men vergote bovendien niet hoovelen eer eerlyk stuk brood verdienen juist in Schiedam en elders, waar een uitgebreide handel ge dreven wordt in sterken drank. Niet aan die velen de schuld, dat tal vao zwakkelingen in de wereld misbruik van de jenever maken; tal vati levensomstandigheden velen op den weg van het verderf voeren. In De standaard komt onder het hoofd Schutterij wet het volgende voor: Van eene beoordeeling der ingezonden Schut terywet onthouden we ons tot na afloop van de discussion over do Kieswet. Moeilyk toch kan men van deze inzending een anderen indruk krygen, dan dat minister Seyffardt niet heen wil gaan, zonder op het papier in eene reeks ontwerpen zyne denk beelden te hebben uitgewerkt. Zyne oppositie tegen den vorigen minister Bergansius had zyn prestige niet verhoogd. En zyn optreden als minister na Bergansius scheen een overmoedig waagstuk. Dit is in heel do pers, en niet minder in de Kamer, den minister „goed rond goed Zeeuwsch" dan ook duidelijk te verstaan ge geven. En dit heeft hem biykbaar geprikkeld. Hy had wèl ideeén, wèl plannen, wèl voor nemens en opdat ook na zyn heengaan dit feit officiéél gedocumenteerd zy, zendt hy nu ontwerp na ontwerp in, waarvan alle om standers gevoelen, dat er toch niets van komt. Hetzy toch de Kieswet valt, hetzydeKies wet doorgaat, er komt in elk geval eene nieuwe Kamer. Die nieuwe Kamer zal ook op hot Kabinet haren invloed oefenen. Stellig ook dezen invloed, dat het zich door wisseling van personeel van Oorlog versterkt. Politieke beteekenis heeft de indiening van deze "Wet dus niet. In politieken zin kan een Kabinet zelfs geene wet van beteekenis indienen, zoodra do Kieswet in staat van wyzen komt. En wat nut zou het dan hebben, aan breede discussiën over oen omwerp deel te nemen, dat, hoe breed ook opgezet, door het Kabinet als zoodanig niet ernstig is genoemd? De Tijd juicht het Raadsbesluit van den nieuwen Bosschen gemeenteraad toe om de Rykskweekschoo1 voor onder wijzers hare matjes te laten oprollen. En zy voegt er de mededeeling aan toe: „ln de plaats der neutrale Kweekschool zal weldra, dank zy de offervaardigheid van velen, te 's Hertogenbosch eene katholieke kweek school verryzen, waar de aanstaande onder wyzers volgens den geest der Kerk hunne opleiding zullen ontvangen. Te wyzen op het jUen üeeIC Yaal groote gewicht dezer verblijdende manifestatie ferme Hoilandsche in de hoofdstad van eene onzer Katholieke provinciën, zal geheel overbodig zyn." De Maasbode zegt omtrent deze |opheffing Ziedaar nu, wat de gevolgen zyn, als de Katholieken aan de verkiezingen trouw deel nemen. Reeds was het vastgesteld, dat 's-Bosch eene openbare kweekschool zou bouwen, die do bevolking onder een zwaren flnantiëelen druk zou brengen, doch zie, de Katholieken snellen naar de stembus, verplaatsen de meer derheid, en de openbare kweekschool gaat Den Bosch uit. Laat dit voorbeeld nagevolgd worden dooi de Katholieken in de andere plaatsen van ons land. Men kan zooveel, als men maar wil Onze hulde aan de Katholieken der Noord- Brabantsche hoofdstad! Zy hebben het open baar onderwys een geduchten slag toegebracht en tot loon daarvoor gaat op de puinhooper. der openbare kweekschool eene Katholieke vormschool verryzen, die velen wezenlyk heil aanbrengen en van geslacht tot geslacht de herinnering levendig houden zal aan de moedige daad, door de Bosschenaars in 1893 verricht. Ten slotte wenschen we hier in hoofdzaak te laten volgen hetgeen omtrent Gro en- loop e n dezer dagen voorkwam in de Amster- damscJie Courantvoor eene academiestad in deze maand ongetwyfeld van belang: Binnenkort zullen de academio-bezoekers arriveeren. Sommigen met vrees en hope, beangst na gestaard door hunne moeders, die zooveel ge hoord hebben van het ontgroenen. Bti geen wonder! Al willen wy niet be weren, dat de oudere studenten, die zich met hot ontbolsteren van hunne jeugdige studiemakkors belasten, barbaren zyn, en dat de voorgekomen middeleouwsche balddadig- heden met opzet worden toegepast, de eerste pas op een glibberigen weg doet veien, ook goedgezinden, vaak uitglyden. In weerwil, dat na het constateeren van ernstige feiten, het groenloopen der jonge studenten van alle kanton bestreden werd, als eene ergerlyke, barbaarsche gewoonte, be schaafden jongelieden, die aangewezen zyn in de toekomst de moraal en de beschaving der natie hoog te houden, te prediken, te ver dedigen en in haren naam recht te spreken, onwaardig, blyft het aan de meeste Hooge- scholen gehandhaafd. Alleen in Amsterdam mag als een gelukkL- vorschynsel worden geconstateerd, dat een deel der studenten, dat zich als eene afzonder' lyke corporatie groepeerde onder den naam van „Amsterdamsc.he Studenten Bond", zich tegen het groenloopen schrap zette en rond weg het afkeurde in naam der beschaving en der moraliteit. Door dit optreden danken wy wellicht voor een deel, zy het dan ook een gering deel, den greoten toeloop van Nederlandsche studenten naar de Amsterdamsche Universiteit. In Alma Materhet orgaan van den Stu denten-Bond, werd ook wedor met klem tegen het ontgroenen te velde getrokken. Het groenloopen, zoo werd daarin beweerd, is noodig om ingewyd te worden in het studentenleven en de studenten manieren alsof dat iets anders was of behoorde te zyn, dan van andere beschaafde, ontwikkelde jongelieden? en ter kennismaking met de oudere studenten. Alma Mater zei omtrent deze beweringen: „Wat het kennismaken betreft, het afleggen van een kort bezoek by zoo velen achter elkaar, al geschiedt alles op do netste wijze on loopt alles in de beste orde af, ia toch uiterst ver moeiend en vervelend, zoodat de groenen al spoedig or naar haken, dat de groentyd om is, en in de tweede plaats is die kennismaking toch altyd oppervlakkig en zonder verder nut. Wie toch zal beweren, dat hy op die wijze den ander leert kennen, te meer, daar het gesprek over onverschillige onderworpen loopt en veelal hetzelfde herhaald wordt, zoodat men van iemands aard of overtuiging toch weinig te zien krygt. En komt men by den één vandaan, dan maar weer, yvorig het groenenboekje raadplogend, naar een ander! Werkelyk, wie zoo de lui wel leert ken nen, is een groot menschenkenner! Doch dat zullen ook onder de novitii wel witte raven zijn. Wy willen nu niet eens spieken van de kennismakingen, die minder aangenaam zyn, maar meenen toch, dat een onbevooroordeelde lezer zal moeton toegeven, dat het nut van het groenen ten opzichte van 't kennismaken niets beteekent. Ook het inwyden in het studentenleven is van geene beteekenis. Wol is het dikwyls waar, dat men vele studenden niot van den mooisten kant ziet, als men getuige is van zuipen, vloeken, schelden en andere walgelykheden." „Het groenen en dit is wel het grootste bezwaar er tegen is onzodelyk in zyne werking (we bedoelen hier onzedelyk in den ruimeren zin natuurlyk), daar de oudere studenten misbruik maken van hunne over macht en zy heel goed woton, dat do groenen toch niets er tegen durven doen of zeggen, want „groen" zyn is 'n heel onderdanigo positie!" Dat is juist het vernederende wat ieder jongmensch in het ontgroenen moet zien. Daarom zeide Alma Mater woder: Men heeft vaak den mond vol van fiere, jongens, doch welk fier Nederlandsch jongeling gaat zich vrywillig onderworpen aan vernederende vormelykheden en ondergaat gelaten allerlei handelingen, die het bloed van ergernis en verontwaardiging naar het voorhoofd doen stijgen? Wie, zeg ik, die nog een goed begrepen gevoel van eigen waarde heeft, wil nog, met een glimlach op het gelaat zich groot houdend, datgene verdragen, wat hem met afkeer vervult en inwendig doet blozen? Er wordt tegenwoordig eiken dag gesproken over het lot van den werkman, van hem, die met handenarbeid z'n dagelyksch brood verdienen moet, en men wil en zal hem ontheffen van onwaardige kluisters, want alleen de vryheid voert hooger op; maar, vraag ik u, heeft dan de student, hy, die nu en later met het hoofd werkt, wiens werk toch van meer gewicht is dan dat van hem, die met de handen arbeidt, heeft dan de student minder recht en minder eergevoel? Geen uwer zal dat beweren, veel eerder het tegendeel. Er is een oud eerwaardig gezegde„Het geloof zonder werken is dood." Aan de Militaire Academie heeft eone ge woonte bestaan met dezelfde idéé als in het groenen zit, voor zoover natuurlyk eene der- geiyke gewoonte plaats kan hebben aan zoo'n inrichting; verleden jaar echter hebben de cadetten uit eigen beweging deze gewoonte afgeschaft. Doch is soms militair eergevoel iets anders dan gevoel van eer en eigen.- waarde by burgers, by studenten?" Met opzet hebben wy hier by voorkeur een student het woord gegeven. Wy voor ons zien er geen kwaad in dat de kennismaking van de oudere studen! met de jongere kameraden in gepaste vrooi, heid en op snaaksche wyze geschiedt. Doch snaakschheid behoort korter by g* tigheid dan by platheid en ruwheid te aUi En waar men zoo spoedig gereed is oi de ruwheid en platheid van de onbeschaafd onder ons een oordeel te vellen, daar hooren do beschaafden, althans zy, dieeras spraak op meenen te mogen maken, t voorbeeld te geven en te voorkomen data zich met recht op hun gedragingen kan I roepen als een verontschuldiging over de zjji Vooral in een tyd als de onze, waarin iej het meten met twee maten moet voorkom en het betrachten der rechtvaardigheid parool behoort te zyn, behooron de a. steunpilaren der maatschappy, die later q anderen eischen zullen hebben te stellen, persoonlyke vryheid van andoren zullen heb! te verdedigen, die van hunne jeugd studiemakkers to eerbiedigen, en van conventioneel begrip van meerdere te 2 éoen misbruik te maken. Dit is hun welbegrepen eigenbelang ent algemeen belang, waarop zou lang dient 1 wezon, tot het groenloopen als een veroud! en barbaarsch gebruik voor goed tot de schiodenis behoort. ING IK 52 O 1> E ©c Prlascs-Wilhelmlna-straat en hare stinksloot. Mijnheer de Redacteur! Als bewoner van bovengenoemde straat bet. ik aan S. myn hartelyken dank voor de waarop hy dezer dagen den modderpoel bespn waardoor de bewoners dier straat dagelf moesten waden. Overtuigd zynde, dat daarin aangehaalde feiten niets dan waart; bevatten, en het meer dan tyd wordt dat in deze, onverschillig door wien, wordt vc»: zien, is er toch iets dat in genoemde strs tot grpotor ongerief is aan te voeren, n.l. stinlcslootwaarvan oen groot aantal inwon; dier straat het slachtoffer zyn. Waar de demping achter 6 of 7 perceel heeft plaats gehad, krygen zy, die verder de straat wonen, de volle laag van uitwe: solen uit het riool. Wanneer men 's morg; ontwaakt en oen ieder geneigd is om ter b ming van versche lucht zyn raam op te scb: ven, moet men dit plan laten varen doord walgelyken walm, welke ons uit genoec stinksloot tegenkomt. Ja! het gaat zoo dat men des nachts te bed kennis ra maken met dien vullen stank, en dat de posten en kozynen niet alleen er door wore aangeslagen, maar zelfs zwart zyn. Terwjjl in elke gemeente maatregelen word; genomen tor beteugeling of voorkoming zoo gevreesde ziekte, schynt het gemeoD' bestuur van Zoeterv; oude met zyne g heidscoramissie aan het hoofd, de hand; rustig in den schoot te laten liggen, t zeker den put te dempen als het kalf is vt dronken. Van onbekendheid met de zaak in College kan geene sprake zijn, omdat er rer voorleden jaar door een paar leden van bern genoemde Commissie een onderzoek is uij steld en zy toen tot het besluit kwamen, dat willo der gezondheid, die stinksloot moa godprnpt worden, laar staan by het heersc! eener epidemische ziekte. Het is echter! die vrome gedachte gebleven, en waar bevreesd is voor regenbuien, zien wy intega deel verlangend uit naar vorst. Dan ten min;' bedekt eene yslaag den stroom van ongi rechtigheden. En als nu dezo gegronde klacht van 1 dio in de lasten der gemeente deelen, gee ingang vindt in de harten van bovengenoerai Commissie, dan rest ons nog één middel. Medebewoners by de stinksloot, vouvr wij dan ootmoedig de handen te zamen,e bidden wy riO, annexeer ons, stel ons onderc hoede der vroede mannen van Leiden, 0?:; zy medelijden met hen hebben, die thai naar versche lucht zitten te snakken." Ontvang, Mynheer de Redacteur, den bail; lyken dank voor de opneming dezer regels van uwen Zoeterwoüde, Dienstw. Die^ 8 September 1893. D. DE DIRECTIE DER gevestigd te LEEUWARDEN, wenscht in de plaats van den tegenwoordige Titularis, een nieuwen Agent aan te stelle voor Liefden en Omstreken. Sollicitanten wordt verzocht hun- brieven te zenden aan de Directie voornoeffi- De Directie, W. J. OOSTERHOFF JzK- H. BEUCKER ANDREW- Leeuwarden, September 1893. 5387 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2