N°. 10277, Woensdag 23 Augustus. A0.1893-
<Qeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
De geleerde aap.
LEIDSCH |fig DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 7.77.77.777 f 1.10.
Franco per post77.7.777.77.7 1.40.
Afzonderlijke Nommers.7.7.77777.77.77 0.05.
Tweede Blad.
INGEZONDEN.
Een waarschuwend woord.
Hot treurig uiteinde van don Leidsclien 22-
jarigen jongeling, in de golven te Katwijk,
geeft stof tot nadenken.
Telkens dringt zich de vraag by mil °P:
Kunnen or geen maatregelen genomen worden,
waardoor dergelijke ongelukken niet of althans
zoo min mogelijk plaats hebben?
Laat ik echter eerst eens iets vertellen;
eene ware gebeurtenis.
Vele jaren geleden begaven zich eenige
jongelui naar Katwijk om er te zwemmen.
Het weder was overheerlijk, de zee kalm.
Zooals voorzichtige zwemmers steeds zullen
doen, verwijderden z(j zich niet te ver van
de kust.
Daar liooren zij opeens in noordelijke rich
ting om hulp roepen. Z(j onderscheiden do
stem van een hunner (een uitstekend zwem
mer), doch zien niets. Eindelijk ja, zeer in
de verte, meenen ze hem te zien, worstelende
met de baren.
Zij wisten niet wat te doen. Zoo ver durfde
geen hunner zich te begeven, 't Ware zelf
opoffering geweest zonder eenig nut. Radeloos
riepen ook zjj om hulp.
De toegesnelde badknechts verklaarden er
niets aan te kunnen doen, want dat de onge
lukkige in eene mui was geraakt en dat de
beate zwemmer dan meestal verloren was.
Eene boot lag niet voor de hand.
In angstige spanning zagen de jongelui nu
en dan nog iets, als eene stip, totdat ook dit
geheel verdween en zjj niots meer konden
ontdekken. Z(j waanden hun vriend veronge
lukt. Doch zie, wat gebeurt? Ongeveer een
half uur later komt de doodgewaande, op een
geheel ander, en meer zuidelijk punt dan
waarop h(j verdwenen was, flink en ongestoord
aanzwommen. Hjj was gered. Verslagen van
vermoeidheid deelde hjj mee: dat het. zyn
voornomen niet geweest was zich ver van de
kust te verwijderen, dat hjj zelfs dacht zeer
nabij hot strand te zijn, toen hg tot zjjn ont-
zettenden schrik ontwaarde, dat de toren van
de dorpskerk meer en meer uit zjjn gezicht
raakte. Een vreeselyke angst overviel hem
en daar z(jno krachten hem begaven en het
zwommen hem niets baatte, ging hjj op den
rug liggen met het stellige denkbeeld dat z(jn
leven ten einde liep. Eene vurige bede, opge
weld uit hot diepst zjjner ziel, scheen echter
vervuld te worden. Zich aan der baren spel
overlatende, bemerkte hij, tot zjjne onuit
sprekelijke blijdschap, dat hjj in eene andere
richting werd gevoerd en dat de golven hem
thans zweepten naar de kust. H(j begon toen
weder te zwemmen en sneller dan h(j had
durven verwachten was h(j aangeland opliet
strand.
Uit dat alles bleek, dat het den zwemmer
geheel onbekend was, dat zich in zee soms
stroomingen vormen (door het volk „muien"
genoemd), pijlsnel voerende naar volle zee,
stroomingen van slechts eenige meters breedte,
door zuiging teweeggebracht, die het zwem
men naar het strand totaal verhinderen en
waarvan de zwemmer niets anders merkt dan
dat h(j in korten tijd ver van de kust ver
wijderd raakt. Geen der jongelieden wist dat.
Niemand hunner wist, dat men, in eene mui
geraakt, niet beter doen kan dan zich geheel
aan de golven over te geven, omdat er dan
eene geringe kans is er weder te worden
uitgeworpen en alzoo weder naar den oever
te worden gevoerd. Het badvolk deelde hun
deze bijzonderheden eerst mede toen het te
laat en hun wakkero vriend b(jna verloren was.
Naar aanleiding nu van het een en ander
stel ik de volgende vragen:
lo. Is het niet hoogst noodig, dat overal
aan de zeebadplaatsen, vanwege het municipaal
gezag, eene waarschuwing in velerlei talen
worde opgehangen, (bijvoorbeeld in de bad
koetsjes), die den zwemmers de gevaren leert
kennen, aan dergelijke stroomingen verbonden?
Menigeen toch, die nooit van stroomingen
of zuigingen zoo dicht nabjj do kust, voerende
naar volle zee, heeft gehoord.
2o. Ware het niet zeer doelmatig, indien
op iedere zeebadplaats, althans in het drukke
badseizoen, oen licht bootje gereed lag, toe
vertrouwd aan één of meer steods aanwezige
knechts en uitsluitend bestomd om de in
nood verkeerenden zoo spoedig mogelijk te
kunnen bereikeneen bootje, dat niet mag
worden verhuurd, waarin steeds de riemen
aanwezig zyn en dat uiterst gemakkelijk is
los te maken Mjj dunkt, ook oene dergelijke
voorzorg mag niet worden verzuimd, daar er
steeds geoefende zwemmers zullen zjjn, die
zich, verder dan het badpersoneel komen
kan, in zee begeven willen. Wat helpt het
of een badknecht al tot halven ljjve in het
water loopt, doch overigens evenals ieder
ander het ongeval moot aanzien, zonder
eenige de minste hulp te kunnen aanbrengen?
In waarljjk ernstige gevallen hoeft thans de
hulp der badknechts en der badvrouwen, zelfs
al zouden zij het zwemmen verstaan, weinig
of niets te beduiden.
Dat ik Willem Draijer, te Zandvoort, den
held van den dag, hiervan uitzonder, spreekt
vanzelf. Hy toch heeft meer gedaan dan men
billijkerwijs van hem mocht verwachten. H(j
heeft menschenlevens gered, met gevaar
van eigen leven.
Haarlem, Aug. '93. W. Hoogvliet.
Aan de Redactie van het Leldseli
Dagblad.
Geachte Redactie t
In het Dagblad van Gouda is een bericht
uit Uw blad overgenomen over enkele moeilyk-
hedenj die b(j den bouw eener Chr. Geref.
kerk te Waddingsveen zyn verrezen. De
Redactie van het D. v. G. teekent daarby
aan, dat het bericht geheel uit de lucht is
gegrepen, dat van die moeilykheden hoege
naamd niets bekend is.
Ik ben gelukkig vredelievend van aard en
zal de Redactie D. v. G. dus niet op een
duel uitdagen. Maar laat haar eens infor-
meeren, of niet eon request by den Gemeente
raad van Waddingsveen is ingediend, waarin
verlof tot den bouw werd aangevraagd, daar
de afstand van de te bouwen kerk tot do
naastbyzynde 170 M. bedroeg. In al myn
eenvoud dacht ik, dat requestreeren waarlyk
niet voor pleizier werd gedaan, maar wel
degelyk om bestaande moeilykheden uit den
weg te ruimen. Enfin, elk nieuwsblad loopt
er wel eens in en het merkwaardige Dagblad
van Gouda verkeert thans in zulk een snood
geval. Betere voorlichting is dus sterk aan
te raden.
Uw Correspondent van Waddingsveen.
KOLONIËN.
BATAVIA, 1521 Juli. (Vervolg.)
Omtrent don nieuwen Gouverneur-Generaal
schryft, onder den eersten indruk der benoe
ming, het „Bat. Hbld." het volgende:
Weinigen zullen gedacht hebben, dat het
imbroglio, ditmaal ontstaan door de benoeming
van een nieuwen landvoogd, zou zyn opgelost
door die van jhr. C. H. A. Van der Wyck.
Het geluk heeft hem gediend, geiyk reeds
zoo dikwerf, maar of de koloniën er mee
gebaat zullen zyn, zal de tyd moeten leeren.
Het tegendeel te verzekeren ware voorbarig,
want het ontbreekt den nieuwbenoemdo zeker
niet aan kennis van zaken en personen, en
soms is gebleken, dat achter zyne bonhomie
en camaraderie zelfstandigheid schuilde.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
V.n 1—G regel. f 1.05. Iedere regel meer /0.1?|.
Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het
incas9eereu buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend.
Daarentegen had hy zyne protégés d tort
et d travers.
De treurige toestand in de residentie Besoeki
is hieraan te wyten, en het zal te bezien staan,
wanneer de tegenwoordige landvoogd daaraan
niet flinkweg een eind maakt, of het in dat
gewest niet van kwaad tot erger zal komen,
en er eene uitbarsting geprovoceerd zal blyken,
waarvan men in Nederland vreemd zal opzien.
Om die reden zouden wy, geiyk zeer velen,
minder verwonderd zyn geweest, indien niet
de oud-vice-president van den Raad van Indié,
maar zyn broeder tot landvoogd ware benoemd.
Ook door andere Indische bladen wordt
de benoeming van den nieuwen Gouverneur-
Generaal zonder buitengewone opgewonden
heid begroet. Zy brengen allen hulde aan zyn
talent, maar schynen zich eenigszins bevreesd
te maken over den invloed, welke zyne vele
oude vrienden in de kolonie op hem zullen
uitoefenen.
Aan den aftredenden Gouverneur-Generaal,
mr. C. Pynacker Hordyk, wordt hulde ge
bracht wegens zyne nauwgezetheid en recht
vaardigheid.
De landraad te Batavia heeft den Chir.ee-
schen kassier van de Factory der Neder-
landsche Handel-maatschappy, die f58,000
verduisterde, wegens misbruik van vertrou
wen tot 6 jaren dwangarbeid buiten den ket
ting veroordeeld, en zyne echtgenoote en een
andoren Chinees, die een deel van het geld
hebben bewaard, wegens medeplichtigheid tot
drie jaren dwangarbeid buiten den ketting.
Familie-Berichten uit de Indische Bladen.
Verloofd: G. In der Maur en A. De Jonge,
Batavia. L. O. v. Borgen en Ch. F. Schilfer, Poor-
woredjo. H. A. Stutterhoim, Batavia, en H. Hee-
ring, Kotta-Radja.
Ondertrouwd: H. J. L. A. F. Steup en G. 8.
A. Clignett, Batavia.
Getrouwd: J. Schreutelkamp en H. Cramer,
Buitenzorg. P. Borgdrager en G. M. Debus, Bata
via. H. Th. M. Pino Poet en W. F. Do Schrijver,
Padang Bidempoean.
Bovallen M. MargadantOgilvie D., Batavia.
J. G. GrijnsDo Wilde Z., Weltevreden.
Overlodon: W. A. Tromp 29 j., Goenoeng
Sitoli. W. J. S. PaulusTomae, Palembang.
Rotterdam, 21 Aug. Op de veemarkt wareu
heden aangevoerd: paardeD, veulen, 207
runderen, 150 vette kalveren, nuchter kalf, 1160
schapen, 413 varkens, biggen, bokken, ezel.
De prijzen van het vee waren als volgt: runderen
late qual. 35 a 30 o., 2do qual. 31 a 32 c., 3de qual,
29 a 30 c.vette kalveren 1ste qual. 37>/9 a 40 o.,
2de qual. 321/: a 35 c.sohapen 1ste qual. 24 a 25
o., 2de qual. a2l/2 a 23Va c., varkens 1ste qual, 24 a
241/" o., 2de qual. 23 a 23'/2 o., 3de qual. 22 a 22l/<
c., l'chte soort a c., alles per '/j KG. Handel
tamelijk willig.
Londen, 21 Aug. Friesche Boter 104 a 108 ah.
2.)
Zooals ik reeds zeide, trok de troep van
stad tot stad. Daar hy echter eene kar bezat
en de tolbeambten niet veel gevoel voor de
lioogere kunstbelangen bezaten, lieten zy ons
gezelschap niet ongehinderd in en uit, maar
vorderden regelmatig eerst het verschuldigde
bedrag voor het gebruik van den weg. Groot
was dit bedrag wel is waar niet, maar het
werd toch zeer ongaarne betaald en daarom
had de directeur, in overleg met zyn trouwen
Hector, een sluw plan verzonnen, om de
straatbelasting te ontduiken.
Zoodra er een tolboom in het zicht kwam,
spitste Hector de ooren, in matigen draf liep
Hector er heen, maar eenige passen voor het
tolhuis knipto de directeur met de vingers en
onder een hui I ging het in vliegenden galop
over de noodlottige plaats.
De tolgaarder snelde wel is waar naar
Luiten, maar als hy dan het wanhopige ge
zicht van den directeur zag, die vertwyfeld
de handen wrong en riep: „Ach, hy is op
hol, myn wagen, myn instrumenten, alles
gaat kapot!" dan schudde hy medelydend
het hoofd en troostte: „Nu, maak maar dat
ge hem weer krygt!"
En de sluwerd lachte in zyn vuistje en
droop af.
Honderd passen verder ontving de trouwe
Hector hem kwispelstaartend. Slgnor Azzello
evenwel maakte de zonderlingste grimassen,
niet van pleizier, want hem beviel deze wilde
jacht over het hobbelige plaveisel door dik
en dun volstrekt niet.
Maar zooals het in den regel gaat het
kwaad loont zyn moester. Toen Hector den
zoo dikwyls geslaagden kunstgreep weer eens
uithaalde, kwam hy met een bierwagen in
botsing. De lichte kar sloeg om, het orgel
brak, de strik van den aap raakte los en
slgnor Azzello maakte van de gelegenheid
gebruik om zich uit de voeten te maken. Hy
liet zyn heer en gebieder, alsook den bruinen
Hector, in den steek en vluchtte naar een
beukenwoud. Alle nasporingen naar hem waren
vruchteloos.
De directeur was wanhopigdeze slag trof
hom te hard. Wat was de kwaadwillige ver
lating van de directrice met den luchtgymnast
geweest in vergelyking met dit ongeluk!
Zyne beste kracht was weg, een kunstenaar,
die werkte zooate niemand van zyns gelyken.
En hoe de wanhopige directeur ook zocht
signor Azzello was en bleef weg, en bedroefd
moest eindeiyk de directeur zyn tocht voort
zetten met zyn trouwen Hector, die hem ook
in dit ongeluk niet verliet.
Eene week later had ik gevolg gegeven
aan eene uitnoodiging van een vriend tot
deelneming aan eene jacht. Doch voordat de
jacht begon, kwam een knecht van den gast
heer ons berichten, dat op den grooten pere
boom een bruin dior zatvoor een eekhorentje
was het te groot; het moest zeker een vos
zyn. Den jongen werd gezegd, dat vossen
niet op pereboomen klauteren, maar wy gin
gen er heen, want het dier zou zeker een
edolmarter wezen, die uit het bosch hier ver
dwaald moest zyn.
Heel boven in den boom zat inderdaad een
zonderling beest; een marter was het niet,
want hy verorberde met welgevallen eene
sappige peer en begroette ons met komische
grimassen. Een rood lint, dat van zyn hals
neerhing, leerde ons, wlen wy voor ons had
den. Het was een aap, Azzello, de gedeser
teerde circuskunstenaar. Wat te doen? De
goochelaar was al lang vertrokken en nie
mand wist waarheen. Wy besloten eindelyk
den deserteur voorloopig in bewaring te nemen,
om hem by de eerste gelegenheid de beste
w«er aan zyn meester te doen toekomen.
Maar hoe hem te vangen?
„Jongen, kun je klimmen?" vroeg ik den
knecht.
„Als een katl"
„Zie dan, dat je hem pakt, maar val niet 1"
De knecht klom in den boom. Azzello zat
boven en zag met verwondering naar beneden;
spoedig echter bemerkte hy, dat do klimmer
het op hem gemunt had. Hoe nader de jongen
kwam, des te levendiger werd het gebaren
spel in zyn zwart gezicht; hy keek naar
rechts en links, of hy ook vluchten kon.
Nu was do jongen op zyn tak en hui I Met
een sprong de aap op oen anderen. De jongen
lokte, riep, vleide, Azzello maakte grimassen,
maar kwam niet, en toen de kleine jager
zich vooroverboog om het roode lint te grypen,
kreeg hy de zwarte klauwen in het gezicht,
zoodat hy proestend terugdeinsde. Het ging
niet en hy moest onverrichterzake weer
naar beneden.
Den gebeelen namiddag bleef de aap
boven, maar toen begon het te regenen en
klauterde hy naar beneden om beschutting
te zoeken.
Vervolg ommezijde.)