1 >^tfWBMf^^MJnigK-aaeca^»^camJ
^CAilcinsc'li r xa »it*ns.
De Staatscourant bevat de volgende wijzi
gingen in hot koninklijk besluit van 27 April
1877 (Stsbl. no. 87), houdende vaststelling van
de in de artt. 84,88 en 92 der wet op het hooger
onderwjjs bedoelde examens en promotion.
Volgens de tegenwoordig bestaande bepa
lingen worden allo doctorale examens in twee
gedeelten gesplitst, die met tusschenruimtevan
minstens 24 uren on hoogstens 14 dagen, tol
kens door de faculteit te bepalen, worden afge
legd. Voortaan zal de faculteit bevoegd zijn, in
bijzondere omstandigheden de tusschenruirate
te verlengen. Terwijl tot nog toe door alle
faculteiten bepaald werd waarover elk ge
deelte van het doctocaal-examen moet loopen
is thans voor het doctoraal examen in de
staatswetenschap vastgesteld, dat het staats
recht en de staatsinstellingen van Nederland
en zijne koloniën en overzeesche bezittingen
het eerste, en het volkenrecht, de hoofdbegin
selen van het Nederlandsch burgerlijk han
dels- en strafrecht, de staathuishoudkunde
en de theorie der statistiek, het tweede
gedeelte zullen vormen.
Verder is voor de doctorale examens in alle
faculteiten de nieuwe bepaling vastgesteld, dat
ingeval niet beide gedeelten binnen den voor
geschreven termijn met goed gevolg worden
afgelegd, aan hem, die by het eerste gedeelte
voldaan heeft, hiervan bij het einde van het
tweede gedeelte een bewijs wordt uitgereikt,
tegen overlegging waarvan hy, tot het tweede
gedeelte afzonderiyk, mits aan dezelfde uni
versiteit, weder wordt toegelaten.
Eene nieuwe bepaling is ook, dat in de
faculteit der wis- en natuurkunde de acade
mische examens ter beoordeeling van de
faculteit ook practisch kunnen geschieden.
Ook in de tydstippen, waarop de examens
kunnen worden afgelegd, is wyziging gebracht.
Tot nog toe konden alleen in de faculteit der
godgeleerdheid alle examens ten allen tyde wor
den afgelegd. Voor de andere faculteiten was dit
wel met de doctorale examens het geval, maar
de candidaats examens konden slechts worden
afgelegd zes weken vóór en vier weken na
de zomervacantie, behoudens de bevoegdheid
der faculteiten, om, in byzondere omstandig
heden, ook op andere tyden te examineeren.
In het vervolg zullen ook in de faculteiten
der rechtsgeleerdheid en der letteron en wys-
begeorte alle examens ten allen tyde kunnen
worden afgelegd.
Persovenicht.
De Provinciale Groninger Courant oordeelt
het goed gezien van de Regeering, dat zy
door het onlangs ingediende wetsontwerp tot
wyziging der drankwet de ongeiykmatige
werking wil trachten op te heffen van do
thans bestaande regeling met betrekking tot
het verleenen, in byzondere gevallen, van ver
gunningen boven het vastgesteld maximum.
Op dit oogenblik staat het aan B. en Ws.
vry dergeiyko vergunningen te verleenen, maar
hebben zy daarvoor de machtiging noodig van
Ged. Staten. Voorgesteld wordt nu de macht
tot het verleenen van byzondere vergunningen
boven het maximum in de toekomst recht
streeks by Gedeputeerde Staten te loggen en
van hunne beslissingen beroep op de Koningin
toe te laten. Vooral door deze beroepsinstantie
hoopt de Regoering op den duur een leiddraad
te verkrygen tot juiste omschryving der ge
vallen, waarin eene buitengewone vergunning
mag worden verleend. Maar zou deze hoop
niet eerder en zekerder in vervulling komen
als de bevoegdheid, die het hier geldt, be
rustte by het ryksgezag en byvoorbeeld de
minister van binnenlandsche zakon werd aan
gewezen tot het verleenen van de byzondere
vergunning? Het is lang niet zeker, dat hot
beroep geregeld zal worden ingesteld, en er
zyn altyd nog elf colleges van Gedeputeerdo
Staten en dus alf verschillende opvattingen
van het begrip „byzonder geval" mogelyk.
Eene gelukkige uitbreiding rekent de Pr.
G-ron. Crt. hot voorstel om den drank verkoop
te verbieden in lokaliteiten, waarin uitbeta
ling van loon aan werklieden pleegt te ge
schieden. Zy begroet in dit verbod, waarop
reeds herhaaldelyk is aangedrongen, het
eerste begin van eene, hier te lande nog
altyd ontbrekende, truck-wet. De hier or daar
voorkomeude gewoonte het loon in kroegen
uit te betalen, dwingt de werklieden feitelyk
die plaatsen te bezoeken on zydelings ver
teringen te maken; misbruiken, waaraan, in
afwachting der totstandkoming van afdoende
raaatrogelen tot waarborging aan den werkman
\an hei door hem verd:er,ce loon, thans een
einde belooft te uom-:
Noode echter ipits de Pr. Gron. Crt. in het
wetsontwerp eene verandering, die zy gehoopt
had er in aan te treffen. Zy had nl. gewenscht
dat op de lokaliteiten, waarin op 1 Mei 1881
zonder stryd met wet of verordening sterke
drank in het klein werd verkocht, dat recht
bleef gevestigd eens voor altyd. .Maar de
Regeering wil daarvan zoo weinig weten, dat
zy by deze gelegenheid, door eene opzetteiyke
wetsduiding, het den belanghebbenden nog
eens ter dege voor oogen houdt, dat in 1901
de groote klopjacht op de tappers doorgaat.
Men moet geene angsten hebbon voor den tyd
en wie in 1901 leeft, wie dan zorgt. Maar
ook de twintigste eeuw is niet ver meer af.
Nu de Regeering den wetgever nog eens
opzettelyk wil laten besluiten dat in 1901 de
vergunning voor de lokaliteiten, in welke op 1
Mei 1881 werd verkocht, onherroepelijk vervalt
voor zoover daarin niet meer dezelfde persoon
huist, die het bedryf uitoefende op dat tijdstip,
nu zal de wetgever goed doen, zich nog eens
ernstig af te vragen of deze gestrenge maat-
iegel houdbaar is; houdbaar tegenover
zoovele oerlybe, maar arme m.deburgers,
die men gedwoDgen wordt een schamel stuk
brood uit den mond te stootenhoudbaar
vooral na hetgeen in 1885 ten opzichte van
de gecombineerde neringen is geschied. Wy
hebben ons nooit een klaar denkbeeld kunnen
vormen van de wyze, waarop de razzia in haar
werk zal moeten gaan. Zal men door loting,
door het wit en zwart spel uitmaken wie te
zyner tyd de gelukkige monopolisten, wie de
beklagenswaardige slachtoffers zullen zyn?
Wy weten het niet. Maar het komt ons voor,
dat de harde maatregel niet streng geboden
is, en althans dat er alle roden is voor den
wetgevor, zich niet nu reeds de mogeiykheid
af te snyden, te zyner tyd aan z\1n modelyden
toe te geven door by deze gelegenheid nog
eens hot zegel te drukken op de gestrenge
uitspraak, in 1881 geveld met het oog op eene
toekomst, die toen ver af was, maar thans
langzamerhand in bet gezicht Komt."
Naar we reeds iu een vorig overzicht
medegedeeld hebben, heeft in een der laatste
nummers van het Sociaal Weekblad mej.
Comélie Huygens een goed woord gedaan
voor de winkeljuffrouwen, die in de
groote magazynen verplicht zyn dikwyis ge-
heele dagen te staan. Zy noemde vorschillende
groote inrichtingen te Amsterdam en drong
op verbetering aan.
Het damespersoneel van de firma Schade
Oldenkott, te Amsterdam, was over de inmen
ging van juffrouw Huygens gebelgd en schreef
er in 't Nieuws van den Dag een erg boos
stukje tegen en beschuldigde haar dat zy
ontevredenheid zaaide. Gelukkig was de klasse
van vrouwen, die het hier gold, tegen deze
poging bestand, enz.
In 't Soc. Weekblad komt mej. Huygens
op dit schryven terug. Zy zegt het volgende:
Hebben de staats enquêtes en vooral do vele
vruchtelooze bemoeiingen van particulieren in
zake het zitten der winkeljuffrouwen velen
in den lande reeds sedert jaren bedroefd en
teleurgesteld, diep weemoedig zullen allen,
die lezen kunnen, zich thans gestemd hebben
gevoeld by het kennisnemen van bovenstaande.
Toen de gedelegeerde commissie van
„Vooruit" in den zomer van het vorige jaar
zich tot my wendde met het verzoek voortaan
met haar in het belang der Amsterdamsche
winkelbedienden werkzaam te willen zyn,
ontveinsde ik my geenszins de moeiiykheden,
aan het denkbeeld van vervroegde winkel
sluiting verbonden, doch de in mijne oogen
zoo eenvoudige zaak van het zitten veront
rustte my niet.
Weinig vermoedde ik hoeveel onwil, inge
wortelde tradities en kracht van gewoonte
nog te overwinnen waren. Mede was het my
onbekend, hoe yverig reeds jaren te voren
het particulier initiatief in deze tevergeefs
aan het werk was geweest. Tal van bolang-
ryke mededeelingen dienaangaande en betui
gingen van adhaesie, dezer dagen ontvangen,
brachten my van oen en ander op de hoogte.
In verband met dit alles, in verband ook
met bovenstaand protest, hoop ik dan ook
meer dan ooit, dat weldra de wetgever de
winkeljuffrouwen op dezelfde wyze als de
onderwyzeressen zal beschermen, dat de ge
zondheid ook van deze categorie van werkende
vrouwen niet langer gevaar zal loopen door
de bestaande toestanden, door geneeskundigen
scherp afgekeurd, blyvend te worden benadeeld.
Vooral met het oog op de firma Schade
Oldenkott achten volen met my doze bescher
ming drmgend noodzakelyk. Om die firma
in de oogen van weidenkenden in den
lande te sparen, liet ik o. a. tot dusverre
achterwege de byna ongelooflyke mededeeling,
my door de chefs zei ven verstrekt: dat hunne
magazy'Den des winters zelfs bij de strengste
koude onverwarmd blijven.
Alle verdere commentaar is hier, dunkt
my, overbodig.
Jhr. E, Van Heemskerck van Beest, oud
marine-officier, schryft in het Vaderlandnaar
aanleiding van het afkeurend vonnis, dat er
over Hr. Ms. stoomer de „Van Speyk" geveld
werd door de Amerikaapsche en andere cou
ranten, toen genoemd stoomschip in Nieuw-
York was gekomen om deel te nemen aan
de groote revue:
„Overal, waar onze oorlogsschepen kwamen
ci andere naties vertegenwoordigd waren,
hebben wy nimmer met manoeuvreeren, tegen
wien ook, de vlag behoeven te stryken, en
Janmaat werkte steeds met eene ambitie, dat
het een lust was om te zien. In de Middel-
landsche Zee is het meermalen gebeurd, als
een Hollandsch eskader met invallende buien
brutaal langs gevaarlyke klippen eene vreemde
reede kwam opzeilen, dat de commandoerende
Engelsche admiraal, die daar met zyn smal
deel lag, dadelyk by het ten anker komen in
persoon zich aan boord van het Holl. vlagge-
schip liet brengen, om den commandant te
complimenteeren voorzyne kranige manoeuvre.
Trouwens, de New York Herald is alras van
taal veranderd en schreef na de revue:
„Hoe verschillend vertoonen zich deze sche
pen, wanneer zy zich onder stoom bevinden,
en wanneer zy rustig voor anker liggen. Mis
schien komt dit het meest uit in het Nedor-
landscho vaartuig. De „Van Speyk" vertoont
zich geheel anders, als zy statig voortstoomt.
„Haar lange, scherpe, snydende boeg is
uitmuntend schoon. Zy ziet er uit, alsof de zee
geen geheimen bevatte, die het haar onmogeiyk
zou zyn to doorgronden. Haro hoog uitstekende
raasten en ontzagwekkende raas doen zich nu
niet langer voor als de verpersoonlyking van
een lang vervlogen tydperk in de scheeps
bouwkunst. Zy zien er thans uit als met leven
bezield, evenals elk ander deel harer uitrusting.
„De „Van Speyk", ofschoon zy op het eerste
gezicht schynt als een schip uit lang ver
vlogen tyden, doet zich werkelyk vol majesteit
voor. De ontzaglyke hoogte harer masten en
de wijdte harer raas, hare solide tuigage,
hare lage, dreigende hulk, haar lange boeg
spriet on de enkele zwarte schoorsteen vonden
ean tegenhanger in de sierlykheid harer take-
lage, en zy bood een schouwspel aan, zoo
aantrekkelijk, dat de bevolking van Nieuw-
York noode de oogen van haar afwendde."
Een ander Amerikaansch blad meldt nog
hot volgende
„Niet alle vaartuigen konden in de voorge
schreven ry hunne plaats behouden. De Brazi
lianen zakten af. En de admiraal Gheradi,
die aan boord van het vlaggeschip de „Phila
delphia" de revue commandeerde, zond bericht
aan den commandant van de Duitsche
„Kaiserin Augusta", die op den Hollander
volgde, dat hy met zyne drie schepen de „Van
Speyk" mocht passeeren, als deze niet in
staat was in de ry te biy'ven.
..Maar hetgeon volgde bewees, dat de Hol
lander best in staat was Yoor zichzelf te zorgen.
Commandant Arriëns wist steeds op de lyn te
blyven. Geene enkele maal behoefden de Duit-
schers, die zich achter hem bevonden, hun
tocht te vertragen.
„Toen de dag ten einde spoedde en de wind
naar het Zuiden omsloeg, heesch de comman
dant het zeil, en met behulp van stoom en
zeil gelukte het hem, toen by het invallen
van de duisternis de volgorde niet langer be
hoefde gehandhaafd te worden, om naast de
schepen, die de leiding hadden, te komen. En
zoodra het begon te schemeren, bleek het,
dat de Hollander al de anderen had achter
gelaten. Vdn de brug der „Philadelphia" kon
hy worden waargenomen met zyne rood wit
blauwe Nederlandscho kleuren, de schepen in
de achterhoede zyn groet toewapperende.
't Was kranig van den Hollander, die allen
de loef afstak, en te wiens eere het eerste
schot van Fort Monroe, het punt van aan
komst, werd gelost."
i het groot-ambtenaarsexamen gesplitst in twel
gedoelten, waarvan alleen het tweede vorl
gelykend is.
Het eerste gedeelte van het groot-ambte
naarsexamen omvat de volgende vakkenlo
de aardrykskunde van Nederlandsch-Indiê; 2o
de Nederlandsch-Indische wetboeken; 3o. d?
inleiding tot de godsdienstige wetten, volks
instellingen en gebruiken van Nederlandsch-
Indiö; 4o. ue beginselen van de Maleisch:
taal; 5o. de beginselen van de Javaansche taal
Het tweede gedeelte van het groot-ambte
naarsexamen, tot het afleggen waarvan allee:
worden toegelaten zy, die aan het eerste ge
d-elte hebben voldaan, strekt zich in elk
£»»val uit over de volgende zes verplichte
v.ikken: lo. de geschiedenis van Neder
landsch Indië; 2o. de land- en volkenkunde
van Nederlandsch-Indië; 3o. de godsdien
stige wetten, volksinstellingen en gebrui
ken van Nederlandsch-Indië; 4o. de staats
instellingen van Nederlandsch-Indië;
de Maleische taal; 6o. de Javaansche taal.
Deze vakken zyn dezelfde als die voor het
tegenwoordige groot-ambtenaars-examen, met
dit belangryk verschil, dat by dit laatste slechts
het examen in de Maleische of Javaansche
taal, ter keuze van do belanghebbenden, ver
plicht was, maar in het vervolg in doze beide
talen examen zal moeten worden afgelegd.
Yan de geslaagden by het tweede gedeelte
van het groot-ambtenaarsexamen wordt eene
ranglyst opgemaakt. Yoor benoemingen van
controleur, enz. op Java komen by voorkeur
diegenen in aanmerking, welke by het examen
de hoogste cyfers in het Javaansch hebben
behaald.
Het groot ambtenaarsexamen wordt vol-l
gens de tot nog toe geldende bepalingen nogl
slechts afgenomen in de jaren 1894 enl
1895 en alleen van hen, die in Nederland!
ton genoegen van den minister van koloniën,
en in Nederlandsch Indië ton genoegen van!
den gouverneur generaal bewyzon dat zy zichl
voor dat examen reeds hebben voorbereid,
voordat in 1893 de gelegenheid werd gegeven
om het af te leggen.
INGEZONDEN
Mynheer de Redacteur!
Met leedwezen nam ik kennis van het in
gezonden stuk in het „Leidsch Dagblad" van
Dinsdag 8 Aug., geteekend X.
Al erken ik datpolitie-toezichtonvoldoer.de
en annexatie hoog noodig is, toch geeft dit
X. nog geen recht om zoo'n sensatie-wek
kend bericht in een Dagblad te plaatsen, te
meer, daar het geen pas geeft voor zoo'n geval
weg te kruipen achter eene letter en my als
bewoner van een der huizen op Yreewyk
van een kippendiefstal niets bekend is,.
Wanneer X. iets wil doen in 't belang van
hemzelven en anderen, dan in de eerste plaats
den vrouwen geen schrik op't iyf gejaagd, en
in de tweede plaats zich bekend gemaakt en
met anderen eene sterke beweging op touw
gezet ten gunste van annexatie!
U, Mynheer de Redacteur, dankzeggende I
voor de verleende ruimte, heb ik de eer te zyn:
UEd. Dw. Dr.,
W. Segaar,
Bewoner van een der huizen van de
Bouwverecniging Eigen Haard."
Vreewijk, 8 Augustus 1893.
Groot-ambtenaarsexamen.
De voornaamste wijzigingen, door den algo-
meenen maatregel van bestuur van 20 Juli
1893 (Staatsblad No. 117» in de bepalingen
betreffende het groot-ambtenaarsexamen voor
den Indischen dienst gebracht, komen op liet
volgende neet:
Terwijl tot nog toe slechts én vergelijkend
examen werd afgelegd, wordt in het vor/olg
Mijnheer de Redacteur!
Naar aanleiding het schryven van X., in
het „L. Dagbl." van 7 dezer, moet ik, als in
gezetene van Zoeterwoude, myn bescheiden
deel er aan toevoegen, nl. dat het toezicht van
de politie zeer klein is, niet alleen by nacht,
maar ook by dag. Is het niet gruweiyk te
moeten zien dat in do warmste dagen ('s avonds)
eene bende fabrieksjongens langs de vaart
slentert en dan voorby de Sfcaatsspoorbrug
een bad neemt; en dat, wanneer die jongens
dan na de verfrissching zingende en schreeu
wende en ongepaste woorden gebruikende en
werpende met projectielen, die by de bewoners
door de ruiten teiechtkomen, er ook geen
politie-toezicht is? Nu kan de politie-niot overal
zyn, maar wanneer het verzocht wordt, kan
do politie er dan nog niet voor zorgen,
M d. R.
U dankzeggende voor do opneming dezer
regelen, noem ik my-. W.
Vreewijk. 8 Augustus 1893.
CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk-
1 ken of medodeel'mgen, waarvan de inzenders
hun naam niet aan do Redactie bekend maken,
I worden ongeplaatst tor zyde golegd.