N°. 10250. Zaterdag 23 Juli. A0.1893. gleze (Jourant wordt dagelijks, met uitzondering van (gpn- en feestdagen, uitgegeven. [Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. j Eerste Blad. Leiden, 21 Jnli. feuilleton. Oin eene boterham. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. FRIJ8 DEZER COURANT: Yw L«Mm p*r 8 Btt&nd**.f Lit. »r»oo« pw pottV.i.W. Aig£ad«-l$k« Hommer*.,0.06. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: ?m 1ragela ƒ1.06. Iedere regel meer f0.1T|. flrootere lettere aeer pUeUruimte. Yoor hel kioeoeeereA buiten de eUd wordt ƒ0.06 berekeDd. HUISWERK. De Kaesoliche rector A. Giid, die in het „Paedagogium" zich nu en dan doet kennen ais een zeer verstandig paedagoog, beeft weer op zyne oorspronkelijke, eigenaardige manier een woordje gezegd over het huiswerk. „Als mijn oudste jongen uit school komt, legt hj) zpno schooltasch af en gaat aan zfln huiswerk; hy gunt zich nauwelijks den tyd, om rustig koffie te drinken of te eten en hjj zou niet willen uitgaan vóór hy zyn werk af heeft. De brave jengen doet zjjn plicht, al is die voor zyn lichamelyken toestand volstrekt niet gewenscht; zyne wangen zjjn bleek, hy is niet flink gespierd en aan zyne bewegingen is te bespeuren, dat hy al candi- daat is voor een zenuwlyden, maar hy wekt de hoop, dat hy het eens zal brengen tot professor. „Myn tweede jongen is heel anders. Zyne schoolrapporten zyn redolyk goed, tnaar ik kan hem byna niet aan zyn huiswerk krugen; nauwelijks heeft hy zgn ransel los gegespt, of by vraagt om zyne boterham en na een oogenblikje beoft hy die en daarna zichzelven onzichtbaar gemaakt en hy laat zich niet weer zien vóór het avond ls en hy opnieuw honger heeft. De knaap zorgt zeker goed voor zyn lichaam, want zyne wangen zyn rood, 't is of ze wel zouden kunnen barsten, maar ik vrees dat hy het niet ver zal brengen." Zoo oordeelt papa over zyne jongens, maar of de toekomst hem geene andere dingen zal leeren? Men kan het byna met zekerheid zeggen. De eene zoon is lichameiyk en geestelyk vermoeid, als hij eonmaal zyn doel heeft bereikt. Wat kan hy dan nog voor groots uitrichten? De andere zal, hoewel dan langzamer, toch by zyn doel aankomen en heeft dan de kracht behouden, om aan de eischen, die het beroep hem stelt, to voldoen. Hot voorbeeld van Linnaeus, van Alexander Von Humboldt e. a., die in hunne jeugd volstrekt niet door hunne leermeesters werden geprezen, leert ons dat men zyne kindoren niet van uitspanning en genot behoeft te berooven en hen met wetenschap behoeft te overladen, om er flinke monschen van te maken. Een kind moet veel leeren, om in den tegenwo rdigen tyd vooruit te komen. dat is waar; maar daarom gaat het dan ook vele uren per dag naar school. Als echter de scholen maar een gedeelte van sommige nuttelooze zaken, die ze den kinderen meenen te moeten leeren, wildeu laten vervallen, dan zouden zo in minder tyd veel meer kunnen tot stand brengen en tevens den leerling tyd laten, lichaam en geest te ontspannen en plezier te hebben in de vrye natuur. Waartoe valt er dan sneeuw? Toch niet enkel, opdat de plantenkiemen worden toegedekt, maar toch ook, opdat de jeugd kunne sleetje varenWaartoe vriezen de vy vers dicht? Toch niet alleen, opdat de bierbrouwers en pasteibakkers ys zullen hebben, maar toch ook mot de bedoeling, dat de kinderen schaat sen kunnen ryden. Ze moeten eiken dag ge noeg uren iu de minder zuivere schoollucht ademen, geef bun dus ook de gelegenheid, om hunne longen weer met ftissche lucht te vullen. In de school ztjn ze dan des te ep- gewekter en 't onderwys gaat er des te beter om. „De kinderen hebben immers den Woensdag- on den Zaterdag-namiddag vry en den geheelen Zondag, dus ze kunnen zich genoeg ontspan nen," beweert men. Maar hebben ze dan wel vry, worden niet allerlei lessen, muziek- en ander privaat-onderwys op die tyden gesteld en krygen ze juist voor die vacantiedagen niet meer huiswerk op en is het niet dikwyls slecht weer, dat ze juist die middagen niet buiten kunnen zyn? Niet alleen de jeugd, neen, het gebeelo gezin heeft te lydon onder het huiswerk. Den geheelen dag zyn de leden van het gezin gescheiden geweest, de avond brengt ze om éóne tafel byeenmen wil te zamen een aardig boek lezen of eens praten over de gebeurtenissen van den dag, maar de kleinen zyn in de kamer en moeten hun huiswerk maken. Gelezen of gebabbeld kan er dus niet wordende kinderen mogen niet worden gestoord, want dan verschryven of verrekenen ze zich en dan is er wat gaande I Hun een afzonderlyk vertrek aan te wyzen, waai' ze ongehinderd kunnen werken, is niet mogelyk voor iedereen; vuur en licht beste den, opdat zoo'n kleine dreumes eone bladzyde afschryft, of eenige zinnen bij elkaar scharrelt of een rekenvoorbeeld uitwerkt van eene soort, die by al heel goed kent, dat kan er niet door. Ook nog andere bezwaren brengt het huis werk mee. De kinderen hebben in de school niet goed opgelet of de opgave is hun wat te moeilyk en nu moeten de ouders of zusters of broers helpen; maar dezen behandelen de zaak, zooals zy in hun tyd hebben geleerd en blameeren zich hopeloos. Ja, het is na- tuuriyk genoeg, dat de familio omtrent het huiswerk niet al te best te spreken is. En welk nut trekt nu de school zelve van dat werk? Niet byzonder voel, want behalve dat het corrigeeren maar al te dikwyls vluchtig geschiedt en als het goed gebeurde, ook in derdaad te veel tyd van de onderwyzers zou vergen, wordt er zeer dikwyls werx van an deren dan het schoolkind zelf nagezien. Het is duldelyk, dat de tyd buiten de schooluren voor het kind niet door huiswerk mag worden bedorven, dat het familieleven er door wordt gehinderd en minder innig wordt gemaakt en dat het voor de school geene noe menswaardige winst oplevert. Daarom beschikke de school enkel over het kind in de school het huis over het kind bulten de school en het kind zelf over wat het naar recht en blllykheid toekomt, eene onbezorgde, vroolyke jeugd. Tot zoover de genoemde Duitscbe paedagoog. Hy 6preekt voor zyne landgenooten, doch ern etige overweging van zyne woorden blyft ook voor onze inrichtingen van onderwys, voor de hoogste klassen der lagere scholen en de laagste der h. b. scholen en gymnasia, nog steeds zeer gewenscht. Schoolblad In „Zomerzorg" alhier word gisteren de vierde jaarljjksche algemeene vergadering der Nederlandsche Organisten-Vereeniging gehou den. Uit het verslag van den secretaris bleek dat de Yereeniging thans telt 115 leden en 78 donateurs. De finantiëele toestand is zeer gunstig. Het concept-reglement voor het ondersteuningsfonds werd behandeld en het reglement gearresteerd. Do aftredende bestuursleden, penningmees ter en 2de secretaris werden herkezen. Als plaats voor de vijfde jaarUjksche alge meene vergadering werd Arnhem gekozen. Na een bezoek gebracht te hebben aan de Pieterskerk, waar het orgel werd bespeeld door den organist van genoemde kerk, den heer C. B. Duyster Jr., gingen vele leden der Vereeniging een oogonblik zich verpoozen aan KatwQks strand, waarna men weder j naar Leiden terugkeerde en zich vereenigde aan een gomeenschappelyken maaltyd in de Stadszaal. Door de welwillendheid van het bestuur van „Musis Sacrum" daartoe in staat gesteld, kon men nog eenige oogenblikken genieten van de tonen van het Stafinuziekcorps onder leiding van den heer Gottfried Mann, die den leden der Yereeniging veel genot verschafte, door, behalve vele schoone compositiën van hemzelven, er ook twee ten beste te geven van de heeren M. H. Van 't Kruys en C. B. Duyster Jr. Men schrift ons Hit Roelof Arendsveen, d. d. 20 JuliHedenmorgen reeds vroeg wapperde van de kerk en van nagenoeg elke woning de Nederlandsche vlag en op vele plaatsen tevens de pauselijke en bisschoppe lijke wimpel. Z. D. H. de bisschop van Haarlem kwam aan een 250-tal kinderen het H. Vormsel toedienen. By zijn vertrek, omstreeks halfzee, was er eene ontzaglijke menigte volks op de been, deels wel uit nieuwsgierighei.!, maar voornamelijk toch uit belangstelling en om den doorluchtigen kerkvoogd bewijzen van hulde en eerbied te brengen. Het fanfare-cbrps „Liefde voor Harmonie" hoeft zich by fleze gelegenheid allerminst onbetuigd gelaten. Na dat het in den tuin der pastorie eenige fraaie nummers had ten beste gegeven, vergezelde het in een met groen, bloemen en vlaggen rijk opgesmukt vaartuig onder opwekkende tonen den beminden prelaat, die in een tent- vaartuig volgde, naar het Noordeinde van de Veen, waar Monsr., de groote geknielde schare zegenende, naar zijn gereedstaand rytuig wandelde en onder het spelen van het „Wien Neerlandsch bloed" en „Lang zal hij leven" de gemeente verliet. Het glimlachende gelaat van den geachten Prins der Kerk werd wel als een bewijs aangezien, dat hy uit de Veen aangename herinneringen naar zyne residentie zal hebben medegenomen. - By de overweging der Indische reke ningen in de afdeelingen der Eerste Kamer werd opgemerkt dat de wijze, waarop de Ver tegenwoordiging de controle uitoefent op de geldmiddelen van Nederlandsch-Indië, tewen- schen overlaat. Het denkbeeld werd aangeprezen om de Vertegenwoordiging te ontheffen van die taak en het toezicht op de Indische financiën op te dragen aan een permanent college. Tegen dit denkbeeld werd in het midden gebracht, dat zoolang de Indische begrooting wordt vastgesteld by do wet, uit den aard der zaak dezelfde macht, die de begrooting vaststelt, tevens het toezicht op de geldmid- i delen moet oefenen. - Do keizer van Duitschland, koning van Pruisen, heeft aan den heer G. Lavino, Ne- derlandsch consul-generaal te Singapore, de Kroonorde 2de kl. geschonken. Slot.) Streng en meedoogenloos, geheel en al soldaat, riep hy zichzelven ter verantwoor ding. Hy verhoorde zich, klaagde zich aan, veroordeelde zich. „Je bent een ellendeling", zeide hy tot zichzelven, „een hardvochtige, egoïstische kerel! Niet zy verdient de straf, jy bent het, die haar op dit pad gedreven hebt, jy alléén!" Duidelyk en scherp, als met metalen stem, klonk hem de geschiedenis van dezen diefstal in het oor. Zoo moet het zyn: zy had ge stolen, omdat het kind zyn kind honger leed! Hy behoefde niet eerst de stukken te zien, behoefde memand te vragen. De nood had hare bevende hand verleid, de nood, waaraan hy haar prysgegeven had. „jy hebt haar in de gevangenis gebracht, jy zult haar daatuit bevryden", zeide hy tot zichzelven. „En wat dan volgt, zal je ge willig dragen 1" Hy begon een plan te ontwerpen, hoe hy haar zou kunnen doen ontvluchten. Maar toen bedacht hy eensklaps: zou zy wel willen vluchten? Zou zy hem aanhooren? En eene tweede bedenkinggesteld dat zy zich liet vinden om te vluchten, wat dan? Zou men haar niet weer oppakken en ook hem als medeplichtige straffen?En dan? Dan zonk zy nog dieper in de ellende 1 En by was er de oorzaak van 1 Eensklaps kreeg hy eene troostende, opbeu rende gedachte. „Dwaas, die je bent! Beeft dan niet ook zy gezondigd, toen zy ging, toen zy zeide, dat wy niets gemeen met elkander hadden? Wat kunnen menschen meer met elkander gemeen hebben dan een kind, dan een derde, waarop hunne fouten kunnen afstuiten?" En het werd rustig in zyne ziel. Zeven dagen lang ging hy langs de deur heen en weer, waarachter nu voor hem een heiligdom bewaard werd. Hy wist er wat op te vind.n, dat Anna hem niet te zien kreeg. Daarentegen zag hy haar door het kykven- stertje, waardoor hy het gebeele vertrek over zien kon. En telkens, wanneer zyn oog op do gebroken gestalte rustte, was het hem, als kreeg hy een stokslag, een welverdienden. Hoe bereidwillig hy intusschen ook zyn breedon rug bood om deze slagen te ontvan gen, van den anderen kant zat hy niet stil. Het viel hem gemakkelyk inlichtingen in te winnen omtrent het verblyf van het kind. In verband daarmede vernam hy ook, wat Anna misdreven had. Van alle middelen ontbloot, was zy ten slotte met het hongerige, verkleumde kind in de warme wachtkamer van hot station go- gaan. En daar had zy een der op de tafel staande broodjes ontvreemd. De onbarmhar tige restaurateur liet haar arresteeren. Koenraad stond het was de zevende dag na Anna's inlevering voor den directeur der gevangenis en vroeg zyn onmiddellyk ontslag. Hy was ziek, hy moest direct uit het huis. Tevergeefs wees de humane directeur er hem op, dat hy alle recht op pensioen zou verliezen, dat hy, ondanks de straf van laatst, kans had, promotie te maken. „Ik moet weg", hield Koenraad vol; „het is hoog tyd voor myik moet weg 1" „Zeg my dan ten minste de waarheid waarom „Omdat ik mynheer een slechte kerel ben een ellendige kerell" De directeur dacht niet anders dan dat Koenraad zich in den dienst aan het een of ander schuldig had gemaakt. Maar er was niets van dien aard bekend; hy moest den man laten gaan. Hy deed het niet zonder leedwezen. „Als gy eene burgerlyke betrekking zoekt, Helm, kom dan by my; ik zal u gaarne be hulpzaam zynl" Met tranen in de oogen strompelde Helm uit de kamer van den directeur. Op de gang gekomen, scheurde hy de uniform van het lyf, trok eene oude jas aan, die hy meegebracht had, en nu, nu snelde hy voort. In Koenraads afdeeling nam vandaag een collega den dienst waar. Toen Anna's naam voor ontslag afgelezen werd en zy den ambtenaar voorbyging, zag zy hem heimeiyk aan en zy knikte zacht. Natuuriyk, zy had zich dien morgen vergist, toen men haar hier gebracht had. Nu ging zy naar buiten, in de vryheid! In de ellende! Doch nu kwam Koenraad, zijn dochtertje op den arm, haar te gemoet. „Kom, Anna", zeide hy eenvoudig, „kom, wy beiden hebben onze straf geboet!" En hy bracht de snikkende vrouw en het lachende kind naar huis, om oen nieuw, beter leven te beginnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1