N*. 10245. Maandag «Juli. k>, 1893. @eze (jouraat wordt dagelijks, met aitzondering van fon- en feestdagen, aitgegeven. Tweede Blad. Leidens 15 Juli. F'euilleton. i)e wraak eener vrouw. LEIDSC -J FRIJ8 DEZER COURANT: ▼<wt L-sidoi per 8 mwmden.71.1 A VriDM per post»'.Tl-4t. 4£sonderiyke Nommers0.05. PRIJS DEB ADVjEIITENTIÊN Yaa 1I regeU ƒ1.05. Icdorc rogel meer ƒ0.171. Srootere letter* neer plmtamimte. Yoor hel tatoaseeeren bui tea de eUd wordt ƒ0.05 berekend. De Ii.-K. kiesvereeniging te Oegstgeost beeft tot candidaten voor het lidmaatsohap van den gemeenteraad gesteld de heeren A. D< D. Schrotlen, E. Groen, A. Den Haan en J. Van den Berg. De jaariyksche examens (14de) der „Ned. Toonkunstenaars-Vereeniging" zijn gisteren te 's-Gravenhage in „Diligentia" voortgezet. Van de 4 cand. z\jn geslaagd voor piano (lager onderwys): de heer G. J. G. Van Lammeren, van 's Gravenhagemej. M. C. Hinse, van Amsterdam, en mej. B. M. Krüger, van Leiden. De koning en de koningin van Saksen worden Maandag te Scheveningen verwacht. De aartshertogin Josepha van Oostenrijk zal hen niet vergezellenz(j wordt eerst een paar dagen later in de badplaats verwacht. Gel\jk men weet en ook weder uit het begin van ons Persoverzicht van boden blijkt kan de „Midd. Ct." hel niet ver kroppen dat dezo week by de verkiezingen door de Prov. Staten van Zeeland van loden der Eerste Kamer het aftredende liberale lid jhr. Six het heeft moeten afleggen tegen jhr. Godin de Beaufort, anti revolutionnair. In verband met deze gedane keuze en de wyze, waarop deze als 't ware by overrom peling geschiedde, merkt de „Midd. Ct." nog nader op, dat het uitstellen van een bepaald punt der agenda met het oog op eventueels latere komst van leden in die vergadering volstrekt niet tot do zeldzaamheden behoort. Nu echter Dinsdag de Commissaris der Koningin, in overleg met Ged. Staten, op verzoek van enkele leden eene bolangryke verkiezing onder aan de agenda plaatste, verzotte men zich daartegen. Van een regel of eene gewoonte om de verkiezing van leden der Eerste Kamer vóór alles te doen gaan, waarop de voorsteller, do heer Huvers, zinspeelde, kan in deze geene quaestie zyn. Vroeger haddon de verkiezingen voor Eerste Kamerleden in buitengewone zittingen plaats; zoo werden de heeren jhr. Róell in 1887, jhr. Six en mr. Moolen- burgh in 1883, en mr. Fokker in 1892 gekozen. In 1887 is mr. Moolenburgh op don tweeden Dinsdag in Juli herkozen, nadat de eerste week alle zaken waren afgedaan. Na de ont binding in 1884 zyn de heeren Pické en Moolen burgh gekozen op Woonsdag 5 Nov. na afloop der afdeelingszittingen. Slechts in 1871 en 1868, by periodieke verkiezingen, werden de leden dor Eerste Kamer gekozen vóór de andere werkzaamheden. „Men ziet dus, sckryft de Midd. Crt. dat van eene gewoonte geen sprake kan z\jn£ trouwens, de heer Huvers heeft dit slecht6 als motief aangegrepen om toch iets te zeggen. Klaarblykeiyk is hy eerst plotseling, zeker omdat hy en do zy'nen zagen, hoe goed de kansen stonden, op het idee van zyn voorstel gekomen om tot de benoeming over te gaan, en de voorzitter heeft dat voorstel in stem ming gebracht. Met dezen loop der zaak voor oogen heeft, men zal het ons, zegt het Midd. blad moeten toestemmen het optreden der anti-liberale party in deze nog meer het karakter van eene sluwe taktiek, maar het verkrygt een nog onaangenamer vorm door de, in stryd met de latere feiten, geuite bewering van den heer Huvers, dat „hy en meer anderen mis schien straks de vergadering zullon moeten verlaten." Allen toch hebben de zitting tot het einde toe bygewoond. Dat men politieke handigheden begaat ons wel. Maar men kan dit toch ook langs loyaler weg doen dan Dinsdag door de anti liberalen in de Staten van Zeeland geschiedde. Men behoeft geene onwaarheden te zeggen en slinksche wegen te bewandelen." De heer Huvers geeft op het verwyt, door de „M. Ct." tegen hem gericht, eene repliek, waarin hy op zyn beurt de „M. Ct." verwyt hem te bestryden met verdachtmaking van goede trouw en waarheidsliefde. „Gy belieft te zeg gen: „Allen hebbon de zitting tot het einde toe bygewoond." Dat is eenvoudig eene leu gen. Van 12—1 uur moest ik afwezig zyn. En vóór het einde hebben o. a. mr. Pompe en ik de vergadering verlaten. Wy konden niet meer blijven. Ook anderen moesten om halfvyf weg. Ik zal toch niet behoeven te zeggen, waarom wy de vergadering moesten verlaten, of waar wy naar toe gingen? „Zooveel is zeker, dat, indien mon de stem ming had uitgesteld tot het einde, noch mr. Pompe, noch ik er by had kunnen zyn. „En als ge nu weet dat wy trouw op onzen post waren, 's morgens 11 uren, gaat het dan aan om de stemming uit te stellen tot een oogenblik, dat wy er niet by konden zyn, tor wille van hen, die niet getrouw waren? Dat zou toch al te dwaas zyn geweest en wat zoudt ge ons hebben uitgelachen 1 Keer uw toorn veel liever tegen uwe afwezige geest verwanten, maar oordeel niet over dingen, waarvan ge niets weet. „Myne verklaring, „dat ik, en meer anderen j misschien, straks do vergadering zouden moe- j ten verlaten," is volstrekt niet in stryd met j de latere feiten, maar wordt integendeel er i door bevestigd. Doch al waren we allen tot het einde gebleven, ook dan zoudt ge die be wering niet grondig kunnen en ook niet mogen tegenspreken." De „Midd. Ct" antwoordt hierop, dat zy van begin af aan het grootste verwyt gericht heeft tot hare partygenooten, die afwezig warenmaar zy heeft en houdt vol met recht de tactiek der heeren Huvers c. s. aangevallen, omdat daarby achter schyngron- den de duideiyko bedoeling werd verborgen. „Dit zyn o. i. „slechte manieren." „Dat de schryver en de heer Pompe zich een oogenblik hebben verwyderd, kan waar zyn, maar een feit is het, dat zy by alle be- langryke besprekingen en stemmingen wel degeiyk tegenwoordig waren; en dat zy dit eveneens zouden geweest zyn, al had men, overeenkomstig de agenda, de verkiezing voor een lid der Eerste Kamer ongeveer in het midden der zitting gedaan. Van het houden der stemming op het einde der zitting, waarop de heer Huvers zinspeelt, is Dinsdag geen sprake geweest. „De heer Huvers schynt dan ook niet goed te willen lezenwant als men schryft, dat iemand do vergadering tot hot einde by woont, ligt daarin niet opgesloten dat men tusschenin zich niet heeft verwijderd, wat by zulke vergaderingen nogal eens gebeurt, al zorgt men dan wel by gewichtige zaken weer op zyn post te zyn." Als protest tegen de valsche takiiek, door de anti-revolutionnaire leden der Staten in Zeeland gebezigd, waardoor jhr. mr. Six niet als lid der Eerste Kamer is herkozen, heeft de liberale kiesvereeniging „Gemeente belang", te Middelburg, het aftredend lid van den gemeenteraad, mr. P. J. F. Van Voorst Vader, die daaraau heeft medegewerkt, niet weder candidaat gesteld. Hy bekwam in de vergadering van genoemde kiesvereeniging 4 van de 53 uitgebrachte stemmen. N.R.Ct Uit de verslagen van de commissión van toezicht betreffende den doortocht en het ver voer van landverhuizers, over 1892 (opgeno men in do Staatscourant van 15 dezer) blykt dat van Amsterdam zyn vertrokken 7036 landverhuizers, tegen 7046 in 1891, onder wie 1019 Nederlanders. Hot eerste halfjaar van 1892 liet eene belangrijke toeneming ver wachten, doch wegens do cholera bleef die achterwege. Uit Rotterdam vertrokken er 20,991, of 3500 minder dan in 1891. Klachten omtrent behandeling en voeding aan boord en in de logementen kwamen niet voor. Uit Harlingen vertrokken er slechts 10, uit Vlissingen 290. Aan het verslag over het jaar 1892 van don toestand dor provincie Zuid-Holland, uit gebracht door Gedeputeerden aan de Provin ciale Staten, is het volgende ontleend In de verschillende gemeenten waren in 1891 ingeschreven 5510 houders van honden karren met 5621 k ren. In 1892 waa dit getal geklommen tot '793 houders met 6910 karren, terwyi 211 houders van hondenkarren, buiten de provincie woonachtig, met hunne karren gemeenten in do provincie bezochten en als zoodanig in het provinciaal register waren ingeschreven. De toepassing der drankwet geeft Ged. Staten aanleiding tot de volgende mededeeling Hoewel in de laatste jaren meermalen ver gunningen boven het maximum met machti ging van Ged. Staten waren uitgereikt, op grond dat twee bestaande vergunningen kwa men te vervallen, meenden zy op dit stelsel te moeten terugkomen. In de meeste gevallen zal de berekening van hem, die twee vergun ningen doet vervallen om eene nieuwe te verkregen, geene andere zyn dan deze, dat hy meer sterken drank in het klein zal ver- koopen in zyne nieuwe inrichting, dan in de beide oude geschiedde. By toepassing van zoodanig stelsel kunnen voorts in de nieuwe stadswyken meer inrichtingen tot drankver koop in het klein worden gevestigd dan wen- scheiyk is. Ged. Staten gaven daarom aan de gemeentebesturen van 's-Gravenhage, Leiden en Rotterdam, waar op dozen grond vergun ningen boven het maximum waren uitgereikt, te kennen, dat zy voortaan in het feit, dat twee vergunningen vervallen, op zichzelf geen by zonder geval, bedoeld bij art. 2, al. 3, der drankwet, zouden zien. Het getal der inrichtingen, waar krachtens vergunning sterke drank in het klein werd verkocht, bedroeg op het einde van 1892 4241, tegen 5223 op het einde van 1882. Het bedrag van hot vergunningsrecht was in 1892 f 212,385.31'/,, tegen ƒ217,978.41 in 1882. Het stoomschip „Didam", van Rotter dam naar Nieuw York, passeerde 14 Juli Lizard. 21.) „Daarvan is nu geen sprake. Gy moet be denken, dat de graaf uw man toch niet mot voorbedachten rade gedood heeft." „Zeg dat niet, vader! Hy heeft hem wel met voorbedachten rade gedood, anders had hu niet de geladen revolver laten halen en op hem losgevuurd." „Maar gesteld dat gu gelijk hebt, zoo wordt de graaf er nu toch ook voor gestraft." Panna lachte schamper. „Zes maanden 1 Is me dat eene straf?" „Voor zulk een grooten heer is het eene zware straf. En by wil immers voor u zorgen?" „Spreekt gy ook al zooals die geestelyke, vader? Gy moest my toch beter kennen. Gelooft gy werkelyk, dat ik my het leven van myn man voor een handvol ellendige guldens laat afscbacheren Dan zou ik my immers moeten schamen om (jet kerkhof voorbu to gaan, waar de ongelukkige rust?" „Gy zyt verstokt, Panna! Ik zie nu dui- deiyk, waar gy heen wilt. Gy zegt altyd, dat gy gerechtigheid eischt; het komt my echter voor, dat gy wraak verlangt." Panna had zich nooit rekenschap van hare gevoelens gegeven, doch na een oogenblik nadenkons zeide ze nu: „Dat is wol mogolyk." En toch gevoelde zij, dat het eigenlyk geene wraak was, wat zy verlangde, en zoo liet zy er aldra op volgen „Neen, vader, het is toch geene wraak! Ik zou niet meer boos op den graaf zyn, als ik kon gelooven, dat de wet, die den graaf met zes maanden straft, ook u deze straf zou hebben opgelegd, zoo gy hetzelfde misdryf hadt begaan. Maar dat kan geene wet zyn, anders hadden zy onzen Max voor zyn licht vergryp niet den kogel gegeven en u nog onlangs wegens eene kleinigheid tot drie maanden veroordeeldZy kunnen wel wat zeggen, maar dat is geene verhouding. Of is er voor boeren misschien eene andere wet dan voor heeren? Als dat zoo is, dan is de wet slechts onrechtvaardig en moeten de boeren zeiven zich eene wet maken. De oude man ontstelde van deze heftige woorden. „Kind, kind", zeide hy, „zet u deze ge dachten uit het hoofdIk heb het ook ge daan. Had ik in het eerste oogenblik den graaf onder de hand gehad, dan, God ver geve het my, dan geloof ik dat Pista niet alleen was begraven. Maar thans is dat voorby en moeten wy in de zaak berusten. En eigen lyk zyn zes maanden nog niet zoo weinig als gy wel denkt- Dat moet gy my maar vragen, daar kan ik van meepratenHet is geene kleinigheid, des winters in eene koude cel te moeten doorbrengen met vuil, eentonig werk, en des nachts op een dunnen stroozak te liggen bibberen van do kou, daarby allerlei walgiyk ongedierte, ongenietbare kost en strenge, wreede oppassers. Ja, ik zeg u, een graf in den zomer is nog te verkiezen boven de gevangenis in den winter." Panna antwoordde niet, maar toch hadden de woorden van haren vader een diepen in druk op haar gemaakt. Zy begon met een gevoel van zelfvoldoening zich in te den ken in den toestand, waarin de graaf zich thans moest bevinden, en niet lang duurde hot of zy sprak er ook openiyk met andere vrouwen over. En toen kort daarop een boer, die wegens paardendiefstal een jaar gevan genisstraf had ondergaan, naar Kiefalu terug keerde, was Panna een der eersten, die hem bezocht en hem vroeg, of hy in de comitaats- govangenis den graaf ook bad gezien. „Zeker heb ik dat", antwoordde de boer en glimlachte. Panna's oogen glinsterden. „Gy hebt zeker wel met bom op de bin nenplaats geloopen? Heeft men hem ook ketens aangedaan?" „Zeg, vrouw", antwoordde de boer, „wat praat gy toch voor onzin ?Hy heeft geene ketens gedragen en is ook niet by ons op de bin nenplaats geweest. Dat ik hem gezien heb, kwam, wyi ik hem bediende." „Bediende? Hebt gy hem bediend?" „NatuurlykDenkt gy dat men den graaf eveneens behandelt als ons? Hy woont in eene keurige kamer, krygt het eten van den kok, loopt des daags vry uit en in en wordt alleen des nachts voor den vorm opgesloten. Hy draagt zyne eigen kleeren en wordt door de andere gevangenen bediendwy hebben onszelven daartoe aangoboden, want hy be taalt ruim. En hy zal zich ook nog wel niet verveeld hebbon, want hy kreeg dagelijks bezoek en als er eons niemand by hen» kwam, speolde hy met den bewaarder kaart. Op oudejaarsavond moet de graaf aan dezen 140 florynen verloren hebben; dat gaf voor ons eene week lang stof lot praten." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5