N°. 10245. Maandag 17 «Juli. A". 1893. <§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. TOEZICHT. Leiden, 15 Juli. F euiileton. De wraak eener vrouw. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PBJJ8 DEZER COURANT: Voor Loidon p« 8 paandoa...7.f 1.11. Praooo por post1.4#. AfeODdorlgko Kommen,.....,#.#IL PRIJS DER ADVEETJBNTrÊN: Van 16 regels ƒ1.05. Ie-lcre regel meer 0.17}» Grooters lettere naar plaifbroimts. Toor hst incassoeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekent. Plichtsbetrachting ia het cement, dat het Baat6cbappelök gebouw bijeenhoudt; verliest iet zfooe bindende kracht, dan i6 eene instorting .nrermödelhk. Niet genoeg kan het jongen enschen worden aanbevolen, steeds met de netote nauwgezetheid datgene te doen, wat ïun ia opgedragen, zonder te veel te redenee- -en, of het misschien niet anders zou kunnen, ?rat bjj eene thans in zwang zynde eenzijdige opvatting van het vrijheidsbegrip niet altijd vordt vermeden. Die trouwe vasthoudendheid aan de voor- icbrifton van den plicht, hotzjj die hun oor- ;prorig vinden in den drang v?.n het eigen geweten, hetzij we ze ontvangen van hooger geplaatsten, is niet onder alle omstandigheden gemakkelijk, vooral, wanneer zjj eene eentonige opvolging van weinig afwisselende werkzaam heden opleggen, waarin zoo licht zekere sleur tot nalatigheid leidt. Er is dan eene hooge mate vah toewijding en van zelfverloochening noo- dig. Gelukkig vinden w{j die eigenechappen op de verschillende trappen dor samenleving, en ieder kan dadelijk voorbeelden noemen van personen, in de nederigste conditie geplaatst, die in dit opzicht eene eereplaats verdienen in do achting hunner medeburgers. Maar niemand is volmaakt en de besten on zer doorleven wel een6 zwakke oogenblikkon. Daarom is het bestaan van opwekkingsmid delen noodig, die tot ijver aansporen, tot werk. zaaraheid prikkelen. Een der krachtigste is .:eker wol het uitzicht op vermeerdering van stofleljjk welzijn; zoet smaken de vruchten, door eigen arbeid verkregen, en waar de mo gelijkheid bestaat, evenredigheid te brengen tusschen loon en bewezen diensten, is hot wenscheljjk dit niet na te laten. Voldeden allo monschen aan het hoogste ideaal, wat na tuurlijk nooit het geval zal zyn, dan zou deze drang wellicht gemist kunnen wordenvoors hands blijft de aanwending noodzakelijk. Velen echter, die met eene belangrijke taak zijn belast, hebben vaste inkomsten, onafhan kelijk van do wijze, waarop zij haar verrichten, tenzy die beneden alle critiek mocht zijn en het derhalve noodig is hen door hetero werkkrachten to vervangen. Doch tusschen dit uiterste en het voldoen aan do hoogste eischon liggen tal van nuanceeringen en graden. Zwak ken hebben behoefte aan eenigen steun, weife lenden aan terechtwijzing, tragen aan opwek king, zorgeloozen aan waarschuwing. Op die wijze zijn zij niet slechts te behouden, maar gewoonlijk #ok te verbeteren, vooral wanneer de pogingen daartoe geschieden in een geest van welwillendheid, die de onmisbare gestreng heid volstrekt niet uitsluit. In alle gevallen bestaat er bohoefte aan toozicht. De arbeid, zoowel van den hoogste als van den laagste, moet worden gecontroleerd. Daardoor zijn de maatsohappelyke schakels tot een keten vereenigd en wordt er van de verspreide krachten een geheel gevormd. In het politiek leven is het niet andere: zelfs de Souverein heeft rekening te houden met de controle dergenen, die belast zijn met de hand having van de bepalingen der Grondwet, de Ministers zyn onderworpen aan het toezicht der volksvertegenwoordigers, dezen aan dat der kiezers. De ambtelijke wereld is zóó inge richt, dat in eiken tak van dienst de hooger ge plaatste niet alleen de verantwoordelijkheid draagt voor eigen handelingen, maar gedeelte lijk ook voor de daden der ondergeschikten, een hiërarchisch beginsel, welks loslating ernstig nadeel zou doen ontstaan. De bewering wordt soms uitgesproken dat toezicht, en vooral nauwlettend toezicht, een biyk is van wantrouwen, reden, waarom velen het minder aangenaam vinden scherp op do vingers gekeken te worden," zooals men dat noemt. Die opvatting achten we zeer onjuist. Reeds Benjamin Franklin schreef: 0In de dingen dezer wereld is het niet hot geloof, dat behoudt, maar het ongeloof," en niemand mag eigen verantwoordelijkheid gedekt achten met een beroep op zijne verwachtingen van de trouw en de stijfheid dergenen, over wier arbeid zijn oog gaan moet. De man van karakter, die zijne taak naar behooren vervult, is vari toezicht niet slechts niet afkeerig, maar voelt zelfs iets van minachting en verwaarloozing, als van zyn arbeid geene notitie wordt genomenalleen is het een redelijk verlangen, dat met de con trole deskundige personen worden belast, opdat hy geen gevaar loope beziggehouden te worden met opmerkingen, die kant noch wal raken. Er is nog eene andere reden, die er ons op doet aandriDgen, toezicht als eene gewetens zaak te behandelen, namelijk wanneer er sprake is van geldelijk beheer. Af en toe worden ervaringen opgedaan, die aanleiding geven deze quaestie ernstig te behartigen. In Zwitserland deed zich onlangs het feit I voor, dat de chef van eene finantiëele onder neming een aanzienlijk bedrag aan zijne admi- I nistratie had onttrokken en ten eigen bate aangewend. De man stond voor deze misdaad terecht en werd natuurlijk tot gevangenisstraf veroordeeld. Zyn advocaat pleitte verzachtende omstandigheden, onder andere ook deze, dat er in de laatste jaren volstrekt geen toezicht was gehouden op zijn beheer; de commissa rissen, en speciaal hun president, wien6 eigen lijke taak dat was, had zelfs do moeite niet genomen jaarlijks de boeken na te zion. Ware dat geschied, de tekortkomingen zouden reeds bij den aanvang ontdekt zyn en «r ware middel geweest om alles weer in orde te brengen, zoodat niet een overigens verdienstelijk be ambte, onder den druk van huiselijke omstan digheden, in het verderf ware geraakt. Bedoelde president erkende met schaamte, dat het zoo was; in vol vertrouwen op de nauwgezetheid van don ongelukkige, bad hy do décharge onderteekend zonder vergelyking der cyfers. En ofschoon hy zichzelven daardoor byna ruïneerde, keerde hy uit eigen middelen de gelden uit, die zyne nalatigheid den crediteuren zou hebben doen verliezen. Dat was nu wel erg mooi en braaf, en het is niet aan to nemen dat een zoo edel voor beeld algemeen navolging zal vinden, maar daarmee was de ontrouwe beambte niet gered. Men had verzuimd hem krachtig aan te grypen toen hy den eersten stap.in benedenwaartsche richting had gedaan: het gevolg was, dathy ln den afgrond weggleed. Hoe dikwyis gebeurt het niet, dat betrek kingen van rekenplichtigen aard worden toe vertrouwd aan jonge menschen, nog aan het begin van hunne loopbaan staande. Wy willen niet beweren, dat het zedelijkheidsbegrip af- hankeiyk is van den loeftyd; ook mannen met gryzo haren maken zich somtijds, helaas schuldig aan daien van ontrouw. Maar in de jeugd werken de hartstochten krachtigeroefent de zucht naar zingenot sterker invloed uit; ook worden dan de gevolgen eener verkeerde handeling niet zoo ernstig overwogen. Wy kennen menig voorbeeld van jongelui, die op een oogenblik, dat zy gaarne over wat meer geld zouden beschikken dan in hun bezit was, eenvoudig by de hun toevertrouwde kas eene kleine leening aangingen, met het stellige voornemen het bedrag op den eerstkomenden traktementsdag aan te zuiveren. Dat was het kritieke moment in hun levenzy stonden daar als Hercules op den kruisweg. Ongelukkig als de patroon of de chef dan zyne oogen niet ge bruikte en een vbrgryp onopgemerkt liet, voor welks herhaling eene ernstige waarschuwing genoegzame waarborg zou zyn: dan was de démon der verleiding naby en ongezind om zyn uitverkoren prooi los te laten. Wanneer we op de bank der beschuldigden iemand zien verschijnen, op soortgelijke wijze in het ongeluk geraakt, en daarnevens, als getuige, den man, die duor zyn gebrekkig toezicht den val mogol'yk maakte, dan ryst by ons altyd de vraag: Wie van deze twee is nu de meest schuldige? En het moet, dunkt ons, eene oorzaak zyn var. voortdurende wroe ging, als men tot zichzolcen het verwijt kan richten dat door nauwgezetter vervulling"yan den plicht der controle een menschenleven voor ondergang behoed zou zyn geworden. Wie deze helsche kwelling wil ontgaan, wete wat hy doen moet De Staatscourant bevat de volgende ver beterde opgave van het bevolkingscijfer der provincie Zuid-Holland op 1 Januari 1893 mannen, vrouwen. totaal, gem. Leiden 20,889 23,310 44,199 prov. Z.-H. 482,540 519,605 1,002,145 het Ryk 2,309,548 2,360,029 4,669,577 De benoeming van eene leerares in de Engelsche taal en de geschiedenis aan de hoo- gere burgerschool voor meisjes, in do vorige gemeonteraads-vergadering te 's-Gravenhage uitgesteld op gezag van den heer Snoeck Hurgronje, die haar niet met de wet kon overeenbrengen, wat later door den inspecteur van het M. O. en Burg. en Weths. werd tegengesproken, ging ook 11. Donderdag nog niet dadelijk van stapel. Immers de heer Pape vestigde de aandacht op de bewering in ©en ingezonden stuk in een der bladen, dat de voorgedragen juffrouw wel geschiedenis, maar geen En^elsch mocht onderwyzen. De wethouder van onderwijs leverde nu een uitvoerig betoog om de heeren gerust te stellen dat de aanbevolen© volkomen bevoegd was Engelsch te leeren, behalve aan hoogere burgerscholen met 5 jarigen cursus, wat de middelbare meisjesschool in den zin der wet niet was. Bovendien zou zy alleen in En gelsch aan een der 2 voorbereidende klassen les geven. Hierop ging de Raad over tot benoeming en werd gekozen mej. A. S. C. H. Jungius, onderwijzeres 2de kl. aan de openbare burger school voor meisjes aan de Atjehstraat. By deze en daarop volgende onderwys- debatten meende de wethouder van onderwys te weten dat eene herziening der wet opliet middelbaar onderwys onderhanden is. 20.) VII. Zoo verliepen ongeveer zes weken en het was tegen het einde van Januari, toen op een Zondag-namiddag de geestelijke onver wachts Panna's woning binnentrad. Zonder de vrouw van hare verbazing te laten beko men, zette hy zich naast haar neder en zeide -Wees niet verwonderd, mijn kind, dat ik tot u terugkom, nadat gij my zwaar belee- digd hebt. Ik kan niet haatdragend zyn. Het is mijne roeping, onrecht te vergeven, en ik wenschte, dat gy een voorbeeld aan my naarnt." Panna keek vóór zich en antwoordde niet, waarop de geestelijke op een steeds zalven- den toon voortging: ,Zie, daar roept gij nu om wraak en be gaat allerlei dwaasheden, die u nog in het verderf zullen storten. Waartoe dat? Laat toch de dooden rusten en denk aan de leven den, aan uzelve, aan uwe loekomst. Watbe- teekende dat nu, dat gjj tot den koning gingt en hem een dolzinnig verzoekschrift over- handigdet. „Wat, weet gij daarvan?" riep Panna ver- bleekend uit; de tuinman heeft hot dus ver klapt? Wel foei, wel foei 1" „Och wat, de tuinman I Uw verzoekschrift werd opgezonden naar het ministerie van binnenlandsche zaken en van daar naar onze gemeente, opdat wy eene verklaring zouden afleggen omtrent uw geestestoestand. Na uw verzoekschrift houdt men u voor krankzinnig en dat is uw geluk, anders zoudt gij zeker vervolgd worden wegens boleediging van het gerecht." Panna knarste met de tanden, doch bleef hardnekkig zwygen. „Ik weet best, dat uw hoofd goed is, alleen uw hart is versteend, en ik bid God, dat h(j het moge verteederen. Dan is de graaf een heel ander christen. Gjj moot my niet zoo boos aanzien; wat ik zeg, is waar. Gjj weet dat hij vele en machtige vrienden heeft, wien het slechts een enkel woord behoeft te kosten om hem vrij te krjjgen, doch hy wil niet dat zy oenige moeite voor hem doen. Zyne daad berouwt hem; hem is eene rechtvaardige straf opgelegd en hy wil haar tot de laatste minuut ondergaan. Hy bidt u door my om vergeving; h(j wil niet, dat gy en uw vader j hem vyandig gezind biy ven, als hy zyne straf boetvaardig ondergaan heeft. Aan hem zult gy het te danken hebben, als gy wegens uw verzoekschrift verder geene onaangenaamheden ondervindt. Zie, zoo handelt een man van geweten en van adel 1 En dan, vergeet niet wat ik u vroeger reeds gezegd hebmeneer de graaf is bereid u levenslang te verzorgen, zoodat gy het beter kunt hebben dan één van uwe familie. Wel, zegt gy daar nu niets op? Heb ik don graaf niets van u te melden?" De goestelyke stond op, logde haar de hand op den schouder en keek haar in het gelaal. Panna rilde by deze aanraking, schudde do hand van zich en antwoordde: „Zeg hem, dat wy wel nader zullen zien." „Anders niets?" „Neen, niets." De geestelyke vertrok met een zalvenden afscheidsgroet en liet Panna alleen. Zy bleef onbeweeglyk in dezelfde houding zitten, het hoofd gebogen, de handen machteloos in den schoot en de oogen wezenloos starend. Zoo vond haar de oude, toen hy een halfuur later thuiskwam. Toen zy hem in het oog kreeg, rees zy op, ylde op hem toe en riep onder kramp achtig geween „Vader, het was alles tevergeefs, er is geene gerechtigheid op aarde." Op de angstige vragen van den ontstelden ouden man deelde zy hem de tot dusverre geheim gehouden geschiedenis van het verzoek schrift mede. Haar vader hoorde haar hoofdschuddend aan en zeide „Zie, als gy nu, in plaats van zoo eigen machtig te handelen, my te voren raad hadt gevraagd, zou ik u deze nieuwe teleurstelling bespaard hebben. Ik had u dan gezegd dat gy by den koning niets zoudt kunnen uit richten." En nu begon de oude voor de eerste maal sedert vele weken weder over de zaak te spreken. Hy was opvliegend van aard, doch niet haatdragendhy was niet de man om lang wrok le koesteren en zoo dacht hy thans ook al kalmer over de schuld van den graaf dan vroeger. Hy hield zyne dochter voor dat het onzinnig was, van den koning het leven van den graaf te eischen voor dat van Pista. Zy was van een ander gevoelen, ant woordde Panna somber; of haar vader dan ook geloofde, dat het leven van een boer minder waard was dan dat van een heer?. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1