- - -
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
OOM BORNS.
N°. 10221. TYIaancltig; 19 .Juni. A0.1893.
LEIDSCÏÏ ggi DAGBLAD.
en 't- werd een mflner beste moedervarkens."
Nathusius zegt: „Ik fokte meteenefamilie
groote Engelsche varkens, waarvan ik de
moeder drachtig uit Yorkshire ontvangen had,
drie geslachten lang uitsluitend in de familie.
De resultaten van deze teelt werden echter
hoe langer hoe slechter, daar het gestel der
dieren zwakkor werd en onvruchtbaarheid
hoe langer zoo meer voorkwam.
„Een zeug uit deze familie, die ik met haar
rechtstreekschen neef liet paren, bracht by
den eersten worp zes, by den tweeden slechts
vyf, telkens zeer zwakke biggen. Daarop werd
diezelfde zeug gedekt door een uit Engeland
gekomen kleinen, zwarten beer. Nu bracht zy
eerst een en twintig en later achttien goed ge
schapen en sterke biggen ter wereld. Opmer
kelijk is het, dat deze beer, met zeugen van zyn
eigen ras gepaard, slechts zeven of negen big
gen teelde."
Deze gevallen zyn te vermeerderen mot tal
van andere en zy alle leeren, dat oen voort
durende teelt in de familie zeer af te keuren
is. Vader en moeder beiden moeten behooren
tot een ras met constante eigenschappen, d. i.
met eigenschappen, die niet toevallig in den
beer en in de zeug aanwezig zijn, maar die een
kenmerk van het ras zijn en zonder welke
ook dat ras ophoudt te bestaan. De oordeel
kundige fokker weet zeer goed dat alle hout
ook hier geen timmerhout is, maar dat alleen
het beste hem kan dienen. Hoe gaat het
echter nog vaak? De zeug is klein, groeit
niet naar zin, eet te weinig, enz.kom, weet
je wat, ze moet maar naar den beer, dan
halen we er allicht nog iets van. 't Ligt voor
de hand dat dat geen redeneeren is en dat
men zóó niet moet praten en handelen om
een goed slag van varkens en.winst te
bekomen. Een slechte boom kan geen goede
vruchten voortbrengen. Niet alle biggen van
een worp zijn even goed om ze voor de teelt
aan te houden en daarom lette men er al
spoedig op, welke daarvoor het meest ge
schikt zijn. Als men zuigende biggen ziet,
zal men bespeuren dat de een heolwat be-
geeriger is dan de ander. Sommige zuigen
zóó krachtig, dat het den schijn heeft alsof
de speen er af moet, terwijl andere schijn
baar onverschillig zijn voor de moedermelk.
Houd de eerste aan, zij zullen niet teleur
stellen, want ze toonen een krachtige spijs
vertering te bezitten en dat is een voor
waarde voor goed groeien. Wat traag eet, als
het ware met tegenzin, bewijst daarmee oen
loomen aard en een zwak lichaam. Kies
voorts die biggen uit, welke het best groeien.
Dat beste groeien staat trouwens in het
nauwste verband met gretig zuigen en later
begeerig slobberen. Als ge kunt opmerken
dat er by een toom biggen schrikachtige zyn,
verkoop die dan, want als fokvarkens zullen
ze teleurstellen. Houd echter die aan, welke
voor geen kleintje vervaard zyn en niet de
minste notitie nemen van eenig onverwacht
gestommel of geruisch. Verkoop ook hen, die
van een weinig regen of koude staan te rillen
als oen schoothondje of anders, koester ze in
een warm hokje en voed ze met zuivere zoete
melk, want de beestjes zyn niet sterk.
Een varken moet vroolyk en vlug zyn. Dat
zyn vooral een paar eigenschappen van het
Poland-China-varken, gelyk ons een boer in
Overysel van 't winter nog opmerkte. „Ik
heb altyd schik in myn varkens", zei de man,
„ze springen letterlyk over mekaar heen!"
Voorts kieze men voor de teelt geen varkens
van den eersten worp, omdat hun moeder
doorgaans niet volgroeid is en te weinig melk
voor haar kleinen had. De moeder moet vol
wassen zyn, anders houdt ze te veel uit het
voeder voor haar lichaamsgroei.
Kudelstaart. G-. Dros.
Leiden, 17 Juni.
In de vergadering der „Rotterdamsche
Gymnastiek-Onderwyzers-vereeniging" op Za
terdag 24 dezer (gymnastieklokaal aan de Een-
drachtsstraat 57 te Rotterdam), zal door dr.
G. H. Van Dissel, te Leiden, eene lezing worden
gehouden over „long- en huidademing," toe
gelicht door eenige demonstratie-proeven. Tot
bywoning dezer vergadering zyn eenige uit-
noodigingen gedaan.
Als leden van den Raad der gemeente
Woubrugge moeten dit jaar periodiek aftreden
de heeren A. L. Wichers en L J. Zwetsloot.
De bevolking der gemeente Woubrugge
bedroeg op 31 December 1892: 1988 zielen,
nl. 988 m. en 1000 v., tegen: 2026, nl.
1017 m. en 1009 v., op 31 December 1891.
In den loop van 1892 onderging het bevol-
kingscyfer dus eene vermindering met 38
zielen, nl. 29 m. en 9 v.
Voor de examens B eerste gedeelte en
het geheele examen (overgangsexamen der
Rijks Polytechnische School) hadden zich aan
gemeld 100 candidaten. Vóór of gedurende de
examens trokken zich 12 candidaten terug.
De uitslag is als volgt:
Examen B 1893: Toegelaten voor B 1 art.
61, 62, 64: C. L. Van der Bilt, M. B. N.
Bolderman, M. C. G. Bongaerts, W. J. Bur-
gersdyk, A. J. Dykstra, A. W. C. Dwars,
PRIJB DEZER COURANT:
▼©•r Latdun por S maanden1.10.
franco por post1.40.
Afeondorlnko NommersO.Oi.
Eei'sle Blad.
Vnrkensfokkery.
De biggen zyn duur, eene zeer gunstige
omstandigheid voor den boor. 't Zag er ver
leden jaar allertreurigst uit met den varkens
handel en als daarin niet spoedig eene gunstige
verandering was gekomen, was er alweer een
factor aanwezig, die den boer wee en ach
deed roepen. Maar, gelukkig, er heeft een
ommekeer in dezen plaats gehad en met ge
noegen zal zeker elke boer gelezen hebben
het bericht, betreffende een varken dat kort
geleden meer dan 200 Gld. opbracht aan
biggen. Nu komt de varkensfokkery weer tot
haar recht en is het misschien gepast een
en ander van dien tak van het boerenbedryf
te zeggen. Er wordt by de teelt van varkens
nog te weinig gelet op de afstamming der
dieren en men meent nog te veel klaar te
zyn als men een alleszins goede zeug heeft.
Men fokt met die zeug en met haar jongen
dan maar door alsof men het volmaakste
materiaal had, maar spoedig toch biykt het
dat de fokkery niet meer loonend, ja zelfs
nadeelig is. Hen zoekt en gist naar do oorzaak
daarvan, zonder haar echter te vinden. Had
men echter geweten dat een voortteling in
de familie altyd eene gevaarlyke operatie is,
dan, nietwaar, had men de fokkery weleens
over een anderen boeg gewend en eens een
greep buiten de familie gedaan. De uitkomst
zou bewyzen, dat men verstandig had ge
handeld.
Met verschillende voorbeelden kunnen we
bedoelde fout aantoonen; we laten dit echter
nu maar eens over aan den Engelschen
fokker van rasvarkens Wright en aan den
beroemden Duitschen varkensfokker Herman
Van Nathusius. De eerste zegt: „ik liet de
nakomelingen van drie zeugen, zeven go-
slachten na elkander, door beeren uit de
familie dekken. By de laatste paringen echter
werden myn varkens niet meer bevrucht, of
zy brachten slechts zeer weinig biggen voort,
die zwak waren, byna niet konden zuigen
en waarvan ik de meeste niet groot kreeg.
Nu begon ik met boeren van vreemd bloed
te telen en dezelfde zeugen gaven toen gezonde
en sterke biggen in genoegzaam aantal. By
de familietoelt had één myner zeugen slechts
één big gekregen. Toen ik dat dier later
door den vader liet dekken, bleef het onbe
vrucht. Ik liet het toen door een andoren
beer dekkendadeiyk volgde de bevruchting
II.)
Voor één kanarie, zooals gy verloren hebt,
zyn er honderd anderen terug te krygen. Op
deze wereld kan, zooals ik daareven reeds
zeide, haar verlies zeer gemakkelyk vergoed
worden; en, wilt ge het, dan behoeft reeds
heden de ledige kooi u het bittere scheiden
niet meer voor den geest te roepen."
„Daar sla je my ineens weder dood met je
gewone philosophic", merkt Boms aan. „Wat
zal ik er tegen inbrengen „Aü fond" heb je
gelyk, zooals je in den regel altyd gelyk hebt,
wanneer het tusschen ons op de verdediging
van stellingen aankomt. Daarvoor zyt gy een
geleerde en ik tegenover dezen slechts een
gepensionneerde weetniet, die zyne minder
heid in dat opzicht gaarne wil erkennen en
die gedurende onzen jarenlangen omgang
reeds zoo monigen nuttigen wenk van u heeft
getracht in practyk te brengen. Maar ik be
zit nu eenmaal een weekhartige, licht beweeg
bare natuur, en op onzen leeftyd, vriend,
gaat het niet meer, daarin verandering aan
te brengen."
„Dit is ook volstrekt myn bedoeling niet!
Begryp me wel, myn waarde Borns! Ik wilde
u slechts met myn opvatting troost inboe
zemen over het plotseling verscheiden van uw
gevederde lieveling en zou allerminst u tot
een proseliet willen maken, daar ik nog niet
genoegzaam overtuigd ben, of ik met myn
stoïcynsche natuur wel op geschikter punt
sta tot juiste bevrodiging der ziel dan gy met
uw lichtgevoelig hart. Maar waarin ik u geen
gelyk kan geven en u bepaald moet tegen
spreken, dat is ten aanzien van uw laatste
woorden. Integendeelik voor my geloof, hoe
ouder wy worden, hoe meer ondervinding
wy van het leven opdoen en hoe dieper wy
dientengevolge er in blikken, des te lichter
moet het ons vallen, onze natuur te veran
deren; want met de verkregen ondervinding
hebben wy vanzelf ook spoediger vrede met
alles om ons heen, zoowel met de schaduw-
als met de lichtzyde, zonder ons to voel om
de kleine onhebbeiyk- en oneffenheden, die
we ontmoeten, te bekommeren. Dit heeft dan
ook vanzelf ten gevolge, dat wy veel lichter
over te halen moeten zyn omtrent zaken, waar
aan wy vroeger styf vasthielden, enkel en
alleen omdat wy nog te eenzydig er over
dachten. Neen, ik ben geheel van het prin
cipe: hoe ouder, hoe wyzer, en hieruit spruit
vanzelf voort, dat er iederen dag des levens
nog voor ons te leeren valt, zoowel in de
wereld om ons heen als omtrent de kennis
van onszelven."
„Een schoone theorie, amice!" zegt Borns,
„maar ik zou ze wel eenB in practyk willen
zien. Het gaat on6 menschen als de vossen:
ze veranderen wel van haren, maar niet van
streken."
„Zeg dat niet zoo bepaald, Borns! Want
by den denkenden mensch ligt de practyk
voor de hand. Wy merken het echter zeiven
niet dat wy veranderen, omdat het zoo onge
voelig gaat, naar gelang van de indrukken, die
wy ontvangen, evenals dit het geval is met
onzen stoffeiyken mensch, die ook aan go-. -
durige verandering onderworpen is, zonder.,
dat we dit in 't minst gevoelen. Of zoudtge
denken, dat wy, zooals we hier zitten^wak,
onze overtuiging en onze gevoelens betreft^,
nog dezelfden zyn van twintig jaren geleden
en dat wy op achttieojarigen leeftyd weder
dachten en oordeelden als toen? Zeiier niet,
vriend!"
„Ik wil je gaarne gelooven, dokter! Maar
welk onmiddeliyk bewys zou jo- my daarvan
kunnen geven?"
„Welk bewys?" I
En hier kwam er een zekere ernst in de
stem van den geneesheer:
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Vaa 16 regel» ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het
inoasneeren buiten de etad wordt ƒ0.10 berekend.
A. J. Hirschig, C. O. J. W. Koopman, J. W.
De Bruin Kops, P. H. G. Moutenberg, II. L.
R. De Huralt, F. Graaf Van Randwgck, A. G.
Sancties, F. C. Van Sillevoldt, T. Denninghof
Stelling, B. J. W. Swaters, H. G. Verschoor,
F. Vos, L. C. Westhoff, J. Wouters, E. J. C.
Van Zujjlen en K. Zweede.
Voor art. 64 B 1A. G. Allart, J. S. M.
Beukman van der Wgck, J. Van Hille, jhr. C.
Van Humalda van Egsinga, I-, Jonker, T. J.
Klegn, F. Kloos, J. Koster, C. C. Kwisthout,
II. A. T. H. De Ranitz, A. C. Van de Stad,
J. Van Tijen, E. A. Tissot van Patot, R. J.
Verwy's en J. P. De Voojjs.
Voor B 1 art. 64, 65: P. J. Jansen T.Pzn.
Voor B art. 64, B 65: A. D. R. Verbeek.
Examen B 1893: Toegelaten zjjn de candi
daten. Voor B. art. 61,62,64H. Biezeveld, W.
J. De Bordes, J. Van der Breggen, A. H. E.
Van der Does de Bye, G. De Graeff, A. Holm-
berg do Beckfelt, H. Van 't Hoogerbuys, J.
H. Hulshoff, J. W. Meuter, F. II. Van Pant-
haleon van Eek, J. G. Ravenek, P. J. Stok,
H. J. Thai Larsen, J. Van Tubergen en J. P.
Van Vlissingen.
Voor B art. 64J. J. Beijnes, A. Van Driel
van Wageningen, J. P. Hucbshorn, J. B.
Krantz, H. Lohr, A. K. M. Martis, E. A. J.
H. Modderman, J. J. Oolgaardt, F. A. Panne-
koek en H. Sugver.
Voor B art. 63, 64: J. J. W. Bjjvoet, C.
Penning en H. P. Jorritsma.
Voor B. art. 65E. Middelberg en E. A. Neeb.
Op het drietal ter voorziening in de
vacature van predikant b(j de Ned.-Herv.
gemeente te 's-Grarenhage zgn geplaatstds.
D. J. Karres, uit Genemuiden; dr. A. J. A.
Vermeer, uit Meppol, en ds. C. J. Lamme-
rink, uit Scheveningen.
De faculteiten der rechtsgeleerdheid en
der letteren en wijsbegeerte aan de rijks
universiteit te Groningen hebben met eervolle
vermeldingen bekroond de verhandelingen
over: eene uiteenzetting en beoordeeling van.
de economische en juridischo werking van het
voorrecht enz. en over „Instituatur disquisitio
do aetate qua conscripta est Hist'óHa, quae
dicitur, Augusta (Vitao diversoruni principum
et tyrannorum) non enz."
De bekroonde schrijvers badden'tót motto's
uw,i
„Viel Papier, unüconoiqijSqh,. b
War's nur in der Mitt' bqschriuben,"
en 't'. ,n,
„Es giebt wie ein Fipderglüqk,§p auch ein
Finderunglück, und mqistqns, gehen beide
zusammen." Th. Moqjjpson..,,
„Ik zou je een krachtig b^sjys uit mijn
eigen leven kunnen overleggen, door j'e een blik
te laten slaan in, hpfid^gboel;..^! ik van mjjn-
studententijdja^tqf yó^wejriig? jaren erop
na heb gehouden en tyijaringjgj zondt kunnen
zien, welke .gpeBiblUkq^.tofjpissqlijjg do ver
schillende oqjstandigtjeden de^eytins mg bg
tgd en wgl&dodeü^qpdeijjM^,''''
„Hoe,! HqJ>,J^aer qen dagbo^'.pp na ge
houden. .en je .hebt pig nog qimmer daarvan
gesproken,a );ooigi
'aSfiefi nqtguftilfc^vneRg,;;.^, q'eji dagboek
Joopt meo.ifnnar zou^jpt, t^kopp^omdat het
-de uiting orizqr:,heiligste .eq.^èflqj.ste gevoe
lens en. gewaarwpxdingon bpyat ep( de sleutel
zi8,odie .de poortwtot oogje mqest verborgen ge
dachte® .open£tJ.WenJ§éjftrgft,1tfet enkel uitbe-
••hoeRe, oot.ajjne jdeqèn oj^, Jiet,jiajpier aan de
.•vergetelheid, te ontrukken, meestal aan
ean denkboolgigen ..vrjeqd, die ops begrgpt
en. pp wien wy mqenen volkomen te kunnen
vertrouwen."
„En ge zoudt mg nu daarin willen
laten lezen?"
--Oil ai ;!_v. *i ,4V
oi (Wordt vervolgd.)