N®. 10215
Maandag 12 Juni.
A°. 1893.
fezs Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
Hlikexiki.
Hoe moet ik mijn biljet voor de Vermogens
belasting invullen?
Leiden, 10 Juni.
Feuilleton.
Een paar uur Notaris.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per S maasien1.10.
Franco per port1.40.
Afxonderlrjlio Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171»
Grootore lottere naar plaatsruimte. Toor het
incasseeren buiton de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 38 van Kikeriki.
i.
De biljetten van aangifte voor de Vermogens
belasting zyn aan de meesten reeds uitgereikt.
Vele biljetten zullen misschien reeds ingevuld
en ingeleverd zyn, maar toch zullen er zeker
ook nog velen wezen, die by de invulling dier
biljetten op bezwaren stuiten. Eenige wenken
en opmorkiogen omtrent dio invulling zullen
daarom zeker niet onwelkom z\jn.
In de eerste plaats zij opgemerkt dat een
ieder belastingplichtig is, die binnen het
koninkrijk woont of motterwoon zich daar
vestigt, wanneer zijn vermogen ƒ13,000 of
meer bedraagt. Allen, wier vermogen geen
13,000 gedraagt, vallen buiten deze belasting.
Maar hebben ook die personen een aangifte
biljet ontvangen, dan moeten zy het volstrekt
niot wegleggen, en denken de zaak gaat mij
niet aanmaar dan moeten zeenvoudig op
het biljet invullen, dat hun vermogen geen
ƒ13,000 bedraagt. Doen zy dat niet, dan
loopen zij kans dat z\j ambtshalve worden
aangeslagendan moet de inspecteur der
registratie wel op den uitorlyken schijn af
gaan; bekend is bet, dat schijn wel eens
bodriegt en is men eenmaal aangeslagoD, dan
is het eene heele moeite om dien aanslag
er of te krijgen.
Ieder wordt derhalve in zijn belang aan
geraden zijn aangiftebiljet" in te vullen en
dat te doen ter goeder trouw en naar zijn
beste wetenwelke woorden onder aan het
aangiftebiljet dan ook geschreven staan.
Er zullen personen zijn, wier vermogen
meer dan 13,000 bedraagt en die door de
eene of andere vergissing geen aangiftebiljet
ontvangen hebben; maar die personen zijn
dan toch vorplicht zulk een biljet aan te
vragen op eon der kantoren der registratie-
of successierechten of op de secretarie der
gemeente. Die biljetten zijn kosteloos ver
krijgbaar. Verzuimen zij dit, dan stoken zij
zich weer in een nest van moeilijkheden.
Lang kan het niet geheim blijven, dat zij,
hoewel belastingschuldigzich niet voor de
belasting hebben opgegeven. Het publiek, zal
in deze de beste controle zijn. Als A. hoort
dat B. niets betaalt, en weet, dat B. er beter
inzit dan A., die betalen moot, dan lekt dit
al heel gauw uit en dan is het gevolg, dat
B. ambtshalve wordt aangeslagen en zijn aan
slag zelfs met 25 ten honderd verhoogd wordt.
Nog zij vermeld dat de biljetten moeten
ingeleverd zijn binnen twintig dagen, nadat
het biljet is uitgereikt, hetzij door het kos
teloos aangeteekend per post toe te zenden aan
den ontvanger der successierechten of den
inspecteur der registratie, hetzij door het te
bezorgen in een der gesloten bussen, die
daarvoor zijn geplaatst in de kantoren der
registratie en successie en ook op de secre
tarieën in alle gemeenten. De biljetten worden
niet meer afgehaaldzooals het tot dusverre
gebruikelijk was. Men denke daar vooral om,
want wordt het biljet niet tijdig ingeleverd,
dan wordt men geacht geerie aangifte gedaan
te hebben en zal men door eigen schuld de
nadoelen ondervinden, welke hier boven zyn
geschetst.
De eerste acht vragen van het aangiftebiljet
zijn niet moeieiyk te beantwoorden. Men
moet opgeven zijn naam, voornaam, beroep
en woonplaats (wijk of straat en nummer.)
Vraag I. Verder of de belastingschuldige
gehuwd of ongehuwd is. Indien hy gehuwd
is, moeten do naam en de voornatfien van
zyne echtgenoote ook vermeld worden. (Vraag
II). In do derde plaats moot worden opge
geven of er tusschen den belastingplichtige
scheiding van tafel en bed bestaat, of er
scheiding van goederen tusschen hen is uit
gesproken, of dat de vrouw krachtens artikel
195 van het Burgerlyk Wetboek zich het
beheer van hare roerende en onroerende goe
deren en het vrije genot van hare inkomsten
bedongen heeft.. Velen zullen zeggenWat
is die administratie nieuwsgierigmaar zy
moet die vragen wel doen om te weten of
onder het vermogen, dat de man aangeeft,
ook dat der vrouw begrepen is. Bestaan die
gevallen niet, dan wordt het aangegeven ver
mogen geacht één geheel uit te maken met
dat van den man.
De vierde vraag geldt het wetteiyk vrucht
genot, dat de belastingplichtige van het ver
mogen zyner minderjarige kinderen heeft.
Volgens artikel 366 B. W. toch heeft gedurende
het huweiyk de vader en na deszelfs (een lee)yk
woord) ontbinding de langstlevende vader of
moeder het vruchtgenot van de goederen,
welke aan hunne kinderen toebehooreD, tot-
dat dezen den vollen ouderdom van twiytig
jaren hebben bereikt. Stel nu het geval, dat
iemand
10,000 van zichzelven bezit,
4,000 het eigendom is van zyne vrouw,
2,500 hot eigendom van zyne kinderen
beneden de twintig jaren, waarvan
slechts dus 2000 gulden, in
aanmerking komt, dan zal hy
moeten aangeven.
16,000 en daarvan aan belasting betalen
een bedrag van 7.50.
Maar men kan ook vijfde vraag) vrucht
genot hebben van het vermogen van anderen.
By voorbeeld, men kan by erfenis het vrucht
genot hebben gekregen van een stuk land tor
waarde van ƒ1400, of van eene inschryving
op het Grootboek tot dat bedrag. Daarvan
moet men weder k/5 van do waarde opgeven,
£Özoo 1120.
Wu geven derhalve in het bovengenoemde
geval ƒ17,120 op, maar betalen alsof wy
ƒ17,000 opgegeven hadden, want er wordt
alleen met ronde cyfers van duizend ge
rekend. In dat geval wordt alzoo 8.75 aan
de schatkist betaald.
De zesde vraag betreft de gebouwde of
ongebouwde eigendommen. De waarde dier
eigendommen wordt geschat voor de gebouwde
eigendommen op het vyftienvoud hunner be
lastbare opbrengst en voor de ongebouwde
eigendommen op het twintigvoud.
Het kan echter ook zyn, dat zy naar het
oordeel van den aangever eene lagere ver
koopwaarde hebben. Nu mag men eene keuze
doen. Men mag zijne onroerende goederen
opgeven naar de berekening van 15- of
20-voud of naar hunne verkoopwaarde. Stel:
men beeft een huis met tuin en dat de be
lastbare opbrengst van het huis is ƒ400 (ge
bouwd) en van den tuin 10 ongebouwd. Dan
geeft men aldus op:
Belastbare opbrengst gebouwd
eigendom. 400.
hiervan mogen worden afgetrokken
grondbelasting en opcenten 28.
biyft ƒ377,
Wolk bedrag vermenigvuldigd met 15 als
waarde van het gebouwd eigendom aangeoft
5655en voor den tuin
Belastbare opbrengst ongebouwd
eigendom10.
af grondbelasting en opcenten 2.
blyft .ƒ8.
Vermenigvuldigd, met 20 geeft ƒ160, dus
ƒ5815 als waarde van huis en tuin te zamon.
Wanneer ik nu evenwel te weten bon ge
komen dat het huis van myn buurman, dat
precies zoo gebouwd is als het myne, even
groot is, evenals het myne goed onderhouden
is en geen gebreken heeft, in do laatste open
bare veiling slechts ƒ4600 heeft kunnen
opbrengen, dan behoef ik my aan die officivele
waardetaxeering niot te houden, maar geef
ik 4600 op.
De zevende vraag is reeds in den aanvang
van dit artikel behandeld. Zy luidt: Rekent
go u niet belastingplichtig? Wie geen 13,000
vermogen bezit en dit ter goeder trouxo en
naar beste weten kan verklaren, beantwoorde
deze vraag metJa, want ik bezit geen
f 13,000 vermogen.
Ten achtste wordt gevraagd, waar men
gewoond heeft, indien men eerst na 1, Mei
1893 zich metterwoon binnen hot Ryk ge
vestigd heeft. Die vraag belooft geeno toe
lichting.
In een volgend nommer hopen wy te ver
volgen met de tweede rubriek van het biljet,
nameiyk de aanwijzing van het vermogen.
Het XIXde Ned. Nat. Zangersfeest, op
7, 8, 9 en 10 Juli a. s. te Arnhem te houden,
belooft zeer veel aantrekkelijkheid Voor de
twee groote toonwerken„Columbus" van H.
Söllner en „Leiden's ontzet" van Richard
Hol, zijn reeds geengagoerd als solisten de
heoren J. J. Hogmans en J. M. Orelio. Boven
dien zal mevrouw Maria Wilhelmj, uit Wies-
baden, do „Felipa" in do „Columbus" zingen.
Beroepen is te Leimuiden ds. S. an
Daalen, te Sluipwijk.
Door oen groot aantal inwoners van
Curasao is aan de Tweede Kamer een adres
gericht, waarin zij vragen dat aan de bevol
king aldaar, evenals aan die van Suriname,
het recht geschonken worde zelve, volgens
zekeren consus en rekening met do capaciteiten
houdende, de leden van den Kolonialen Raad
te kiezon.
Het stoomschip „Didam", van Rotter
dam naar Nieuw-York, passeerde 8 Juni Lizard
de „Admiral" vertrok 8 Juni van Zanzibar
naar Rotterdam en Hamburgde „Bundesrath",
van Hamburg en Amsterdam naar de Oostkust
van Afrika, vertrok 7 Juni van Napels; da
Jupiter" arriveerde 8 Juni van Barcelona te
Genua; de „Kai6er," van Hamburg en Amster
dam naar de Oostkust van Afrika, hoeft 6
Jüni de reis van Zanzibar voortgezet; de
„Mashona" arriveerde 6 Juni van Amsterdam
via Londen te Delagoabaai.
3)
„Kom toch vort, Janus 1" had ze al her
haalde malen gezegd, en dan weer, om
variatie in het thema te brengen: „Janus,
kom toch vort!" tot ze eindeiyk in de gaten
kreeg, dat haar Cicisbee nu eens de laken
jas wat hooger aan zyn nok moest optrekken
dan weer een knoopje, dat er dreigde af te
springen natuuriyk van de jas en niet
van 's mans nek in bedwang te houden.
„Zouen we nou maar niet eerst een happie
nemen?" begon Janus, nadat by misschien
voor de twintigste maal zyne jas op- en zyne
das had neergetrokken.
„Hierzoo! Pak maar an!" En de goedge
vulde porlemonnaie van Jans veranderde van
eigenaar.
„Eet eerste zaakie het beste leggen we
ons anker neer, hoor!" zei Janus, wiens moed
en spraakzaamheid schrikbarend waren toe
genomen, sinds een zeker iets het zyne
was geworden. Natuuriyk moest hij daar
wezen, waar by een bel kon krygen voor zyn
geld. „Ha, da's pas do ware Jacob, zeg", zei
Janus, toen ze gezeten waren.
„Ja, meid, je mot weten, ik bob een hekel
an volle on an leoge glaaeies, maar an leege
't moeste, zie je! 't Koppie mot er maar af 1"
Een echt sjouwermanshapje en drie kwait
van 't glaasje was verborgen achter 's mans
kiezen.
Jans raakte het bier niet aan.
„Nee, hoor! Bier! Myn niet gezien!
Waarom voor myn nou niet wat anders
besteld?"
„O, da's niks, daar weet ik wel raad voor,
laat maar staan! Hè, Jan!" ging zyne stem
als eene stormklok dcor de zaal, hè! Een kop
sukkelade! Maar een beetje gauw, hoor! En
niet zoo lammenadig flauw!"
„Ja, meneer! Een oogenblikje nog't Water
is van de kook af, weet u!"
En tegelyk zocht de kellner vruchteloos
naar de innige harmonie, die er zyns inziens, en
terecht, moet bestaan tusschen een individu
en zyne kleeding, in 't onderhavige geval
tusschen do fijne j/.s en den hoogen zyden
hoed eenerzyds en de galgentronie ter anderer
zyde; ook was hom do broederlyke vereeni-
ging van laken jas en Engelsch leeren broek
ten eenenmale onverklaarbaar.
„Nochtans, dat is myn zaak niet!" prut
telde hy in zichzelven, toen hy de „sukke
lade" bracht, eene werkzaamheid nl. het
pruttelen en niet het brengen van chocolade-
die niet tot de goede hoedanigheden van een
kellner mag gerekend worden, want ze gaf
Janus gelegenheid verwonderd te vragen
„Hadtje 6oms wat op jo hart, man? Je
verdient je centen toch niet voor niks, hè?
Je mot er ook zievonplè voor spelen, hoor!
Net zoo goed as een ander! Wat zeg jy, Jans?"
En toen wat zachter, maar toch nog goed
verstaanbaar
„Een notaris, zoo as ik, da's nou nog
wat anders
Inmiddels had de kellner, die den vreem
den bezoeker verbluft stond aan te staren,
zyn geld -b anderhalven cent fooi opgestreken
en zich verwyderd.
„Een notaris, die half gaar is!" pruttelde
de man onder het heengaan.
De laatste woorden van Janus hadden even
wel ook de aandacht van de aanwezigen ge
wekt, nl. van een heer, die er zeer verhit en
opgeblazen uitzag en cognac dronk, eeno
dame, misschien zyne vrouw, die likeur, en
een grooten bulhond, die niets hoege
naamd dronk.
„Als dat maar pluis is!" dacht genoemde
bezitter van het cognacje, den hond en de
vrouw; „die man is een krankzinnige of een
bedrieger. Had ik maar een diender by de
hand, dan kon die dat .sujet inrekenen!"
Juist, dat hy zyn glaasje in- en zyne ver
tering uitrekende, gluurde het slaperige gelaat
van een dienaar dor heilige Hermandad door
het venster, echtor alleen, om op hetzelfde
oogenblik de verontwaardiging van den opge
blazen heer en Janus gaande te maken,
doordat hy hun beider gezellinnen aandachtig
fixeerde.
„'k Zou dat sujet ook wel willen inreke
nen!" dacht de heer, die zyn fort scheen te
maken van inrekenen.
„Die heb dorst! Zeg, Jans!" lachte Janus.
„As 'k op straat' "was, gooide 'k hem het
glas bier tegen zen oogenIs dat nou astrant
naar binnen gapen?"
Ondertu8schen had reeds een achttal glazen
en glaasjes zyn inhoud gestort in Janus'
inwendige en zyne spraakzaamheid nam
met ieder vol, of liever: met ieder leeg
glaasje toe.
Een oogenblikje nog en Jans had broerlief
mee de straat op getroond.
Daar liep de politie agent van daareven op
de stoep te schilderen en het ware Jans
niet to wyten, zoo Janus in ongelegenheden
was geraakt, want Janus had „een kwajen
dronk over 'm", dat wist zo.
(Stof volgt.)