N°. 10204.
Dinsdag SO ivMei.
A«. 1893.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <gon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 29 Mei.
Feuilleton.
TWEE VOOR ÉÉN.
LEIDSCÏÏ
DAE BE A D.
PRIJS DEZER COURANT:
foor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommorem 0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Ik* 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17%.
Grooicre lettere nsar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de etad wordt ƒ0.10 berekend.
De gewone algemeene vergadering van
aandeelhouders der Leidscho Duinwater-Maat
schappij werd Zaterdag-namiddag gehouden.
Nadat do president-commissaris de verga
dering had geopend en uit de presentielijst
was gebleken dat 11 aandeelen waren ver
tegenwoordigd, 35 stemmen uitbrengende,
werd het technisch en finantióel verslag door
den directeur mr. "W. v. d. Vliet uitgebracht.
Er blijkt uit dat de waterverkoop in 1892
113.607.57V2 heoi't opgeleverd, terwijl de
exploitatiekosten bedroegen 35,lS0.S17i> dus
f 4518.58 minder dan in 1891.
Het voordeelig saldo over 1892 is 7S,4^6.76,
vermeerderd met opbrengst van recognitie en
saldowinst 1891 ƒ86,662.24, zoodat voorge
steld werd na afschrijving van 2203.74 op
uitbreiding van bassin en kanalen, en op uit-
breiding-reken;ng, ƒ63000 aan aandeelhouders
en de gemeente Leiden, in tantièmes volgens
de statuten, te verdeelen. Ieder aandeel zal
dus een dividend van 7'/4 pet. ontvangen,
terwijl de uitkeering aan de gemeente Leiden
20,250 zal bedragen en ƒ1629.84 op nieuwe
rekening zal worden gebracht.
Do vergadering, na inzage van balans en
winst- en verlies rekening, keurde deze goed,
en besloot tot do voorgestelde winst verdeeling.
De directeur gaf verslag over den toestand
der Maatschappij. Hij zeido o a.„Uit de ver
slagen over het jaar 1892, u door mij mede
gedeeld, blijkt dat zoowel uwe eigendommen
in goeden toestand verkeeren als de finantiêeJe
uitkomsten zeer bevredigend zijn. Ongelukkig
is de verstandhouding tusschen de gemeente
Leiden en de Maatschappij, die gedurende al
de jaren van hot bestaan uwer Maatschappij
zoo uitmuntend was, in den laatsten tijd
helaas verstoord. Welke de redenen, die
daartoe aanleiding hebben gegeven, zijn, is
ons niet bekend. "Wy weten alleen dat omstan
digheden geheel buiten de waterleiding hier
van de oorzaak moeten zijn, want nooit is
aan uw bestuur eeno aanmerking gemaakt of
eene klacht ingeleverd wegens do quantittio
of de qualiteit van het duinwater. Met enkele
woorden zij het mij vergund u mede te
deelen, wat sedert 11 November 1892 is
voorgevallen.
Vooraf moet ik echter aanstippen, dat bij
brief van den lsten September 1892 B. en
Ws. verzochten met hot oog op do ridderende
cholera de huizen, in poorten gelegen, die nog
niet aan de waterleiding waren aangesloten,
van water te voorzien; de kosten van uit.
breidmg van het buizennet zouden door do
gemeente betaald worden, terwijl de eigenaars
der huizen zouden genoodzaakt worden te
contracteeren. Aan dit verzoek werd door ons
voldaan; de uitbreiding geschiedde door ons,
doch de betaling dezer is nog niet gevolgd;
43 poorten werden aangesloten, terwijl wij
ons bereid verklaarden om gedurende de
onderhandelingen over het sluiten der contrac
ten het water voor niots te leveren, opdat
de inwoners niet van zuiver wator verstoken
zouden zyn op het oogenblik, dat de gevreesde
ziekte zoude uitbreken. Weinige contracten
werden gesloten en de gratis waterlevcring
duurt nog voort.
Op 11 en 15 November kwamen deadver-
tentièn van B. en Ws. en van de Vereeniging
tot Volksgezondheid in de dagbladen, welke
adveitentién u in het technisch verslag zijn
medegedeeld. Noch van B. en Ws noch van
genoemde Vereeniging werd door ons iels
vernomen, ja zelfs na 11 November tot heden
ontvingen wij geen enkel schrijven van
Burg. en Wefchs., als alleen twee mede
deelingen van besluiten van den Gemeente
raad (waarover later) en twee brieven, van
17 November en 8 December, waarbij °ns
verzocht word nog twee poorten van water
te voorzien, welk water den llden Nov. als
niet deugdzaam werd geproclameerd.
Op 4 Maart 1893 werd ons medegedeeld
dat de Gemeenteraad besloten had den heer
De Laat De Kanter op zijn verzoek als presi
dent-commissaris zijn eervol ontslag te ver-
leenen, op 27 Jan. dat deze een proces tegen
ons zal voeren.
Dit besluit van don Gemeentoraad trof ons
zeer; alleen echter omdat wij onzen presidont-
commissaris verloren, die, van den beginne
af strijdende voor de belangen der gemeente,
toch al ijd ook hot oog op do belangen der
Vennootschap had gehouden, dio steeds op
alleraangenaamste wijze met ons had mede
gewerkt ten voordeele der gemeente en dor
Maatschappij, wier belangen zoo nauw aan
elkander verbonden zijn. Wij mogen de rede
nen, die den heer De Kanter gonoopt hebben
zijn ontslag te nemen, niet onderzoeken, maar
moeten die eerbiedigen. Zijn heengaan is oen
verlies, en wy zullen hem altijd dankbaar
blijven voor de aangename wijze, waarop hy
onze dikwyis mooilyke taak vergemakkelijkt
beeft.
Kort daarna werd uw directeur voor de
corr. rechtbank te 's-Gravenhago gedagvaard.
Deze zaak is u bekend: hoe een deel van het
Gemeentebestuur deze vervolging uitlokte, hoe
deze gegrond was op verklaringen van des
kundigen, die moesten verklaren Of niets onder
zocht te hebben Of het zoo oppervlakkig ge
daan te hebben, dat zy die verklaringen niet
konden volhouden. Eveneens is u bekend dat
hierop vryspraak volgde en het O. M. niet
in hoöger beroep komt. Deze onaangename
zaak heeft my nooit bean st; ik was over
tuigd van mijn goed recht, van de dwaasheid
der vervolging en was zeker van de kennis
en onafhankeiykheid van onze rechtc-rs en
van het Openbaar Min. by den Hove te's Gra-
vonhage.
Waarschijniyk zal het proces ten civiele nog
worden doorgezet, maar daarvoor hebben wy
ook geene vrees. Ik ben verplicht alles in
het werk te stellen om dit proces te winnen
maar zelfs in het tegenovergestelde goval zoude
dit onzen toestand niet slechter maken. Mocht
dit gebeuren, dan hoop ik u een voorstel te
doen, waardoor onze Maatschappy krachtiger
zal te voorschyn komen en wij dusdanige
betere conditiën zuiK-n kunnen stellen, waar
door do uitkoeringen aan de gemeente ver
minderen, uwe dividenden vergroot zullen
worden.
De toestand is niet gevaarlek, maar onaan
genaam, voornameiyk voor uw bestuur; ik
hoop echter dat het uwe goedkeuring zal
wegdragen, dat in de gespannen vei houding
met de gemeente ik my stipt aan de bepa
lingen der concessie zal houden; dat wil zeg
gen, dat, zooals tot nu toe, altyd aan alle
verplichtingen zal worden voldaan, maar dat
wy der gemeente niet meer onverplicht dien
sten zullen bewijzen. "Wij hebben nu aan armen
en behoeftigen water om niet of voor zeer
weinig geleverd, wy hebben arbeiderswonin
gen en blekken huizen veel lager dan het
maximum tarief, by de concessie vastgesteld,
aangeslotenthans bestaan daartoe geene re
denen meer. Jk ben onder uwe goedkeuring
voornemens dadelyk het leveren van gratis
water te staken, alle contracten te herzien,
en deze op te zeggen, indien zy niet volgens
art. 11 der concessie zyn berekend.
Tot myn leedwezen zullen wy voornameiyk
do kleine burgery en werklieden daardoor
treffen, maar hot ligt thans niet op onzen
wog geschenken to doen. Indien geholpen
moet worden, is dit eeno zaak der gemeente,
niet die der Maatschappy.
By missive van 24 Maart 1893 werd de
heer Verhey V-an Wijk tot onzen president-
commissaris en tot commissaris der gemeente
benoemd. Ik twyfel er niet aan of hy zal op
aangename wijze deze dubbele, moeilyke be
trekking waarnomen en ik heet hem van harte
welkom in onze eerste Algemeene Vergadering,
door hem gepresideerd."
Tot commissaris der Maatschappij werd be
noemd de heer U. H. Wilkens.
Nadat do commissaris do heer P. L. C.
Driessen den afgetreden president commissaris
den heer L. M. De Laat Do Kanter in harto-
lyke bewoordingen zyn dank had betuigd voor
al hetgeen hy gedaan had in het belang der
gemeente by do Maatschappy, werd, na dank
betuiging van den heer Ee Laat De Kanter,
de vergadering gesloten.
De jaarlyksche vergadering van de
Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde
te Leiden zal gehouden worden op Donder
dag den 15den Juni, des voormiddags te 11
uren, in het gebouw der Maatschappy tot
Nut van 't Algemeen, op de Steenschuur alhier.
Na de opening der vergadering door den
voorzitter, prof. J. Verdam, zullen o. a. de
volgende punten behandeld worden:
Mededeeling van het verslag der Commissie
voor Geschied- en Oudheidkunde.
Mededeeling van liet verslag der Commissie
voor Taal- en Letterkunde.
Bekendmaking van den uitslag der stem
ming over de te benoemen gewone en buiten-
landscho loden.
Voorstel der Maandelijksche Vergadering,
om uit de beschikbare renten van hot Fonds
te bestemmen lo. eeno som van ƒ250 voor
de voorbereiding eener nieuwe uitgave van
den „Teuthonista" van Van der Schueren,
en 2o. eene som van 150 voor het nemen
van oen afschrift van do volledige werken
van Cornolis Everaert, Vlaamsch biyspeldich-
ter uit do 16de eeuw, waarvan het eenig be
kende handschrift berust in de Koninklijke
Bibliotheek te Brussel.
Vaststelling der Jaarwedde van den Secre
taris en van den Bibliothecaris.
Verkiezing van een lid des Bestuuis, in
de plaats van den in October a. s. aftredendei?
bestuurder mr. S. J. Fockema Andrem. Het
door de Maandelykscbe Vergadering voorge
dragen dubbeltal bestaat uit de heeren dr.
J. W. Muller en mr. W. Van der Vlugt.
Verkiezing van een secretaris, in de plaats
van den tydelyken titularis E. A. H. Seipgens.
Het door de Maandelyksche Vergadering voor
gedragen dubbeltal bestaat uit de heeren
E. A. H. Seipgens en C. J. Leendertz.
86)
„Nu, herinner er my maar aan, Nan! Ik
heet geen Haverkamp, als ik er het „Nieuws
van den Dag" niet toe in den arm neem en
dan meteen eens in Holland vertel dat ik
geen onkelen dronkonman heb gezien. Dat's
ook een Saksische bijzonderheid op zoo'n
echten Prinsjesdag. Maar, Nan, je maakt me
niet wys dat je weer de oude bent. Je hebt
me op 't oogenblik te veel kleur. We moosten
wat eten en dan gaan slapen. En wil Wie-
nerstein de straat nog eens op, dan.Maar,
ik zou je zoowaar vergeten, Maiianneije,
neem mo niet kwalijk. Maar als je lust
hebt..je onderdanige dienaar, dat weetje wel."
„Ja, dat weet ik wel", lacht Marianne,
.maar ik ben te vermoeid En voorNandais
t hoog tjjd om te gaan rusten."
„Laten we dan beginnen met soupeeren!
Als mevrouw Haverkamp in spc m ij de eer
mocht willen gunnen, haar nog eens iets van
Woimars avondvreugde te doen zien..." En
de graaf buigt voor Marianne.
„Dank u, dank u! 't Is waarlyk ernst!"
Nanda verklaart geen eetlust te hebben.
Alzoo begeeft bet drietal zich naar do eet
zaal en Nanda zich ter rust.
De slaap ontvlucht haar echter.Zy tobt
weer over Herder, wion zy alweer in den
droom aan allerlei gevaren zag blootgesteld.
IV.
Inmiddels heeft Herder oogenblikken door
leefd, zoo moeitevol als iemand die slechts
doorleven kan.
Wellicht had Nanda ze uit innige sym
pathie onbewust mee doorwandeld en van
daar vruchteloos naar rust ten zjjnen aan
zien gezocht.
In trourigo stemming te Wiesbaden terug
gekeerd, waar elke straat, iedere steen bem
van genoten en voor immer verdwenen ge
luk kon vertellen, herinnert hy zich geen
Duitsch geld meer te hebben.
Alzoo spoedt hy zich naar een wisselaar
en biedt dezen eene banknoot van vyf en
twintig gulden aan.
Do wisselaar, een bejaard, ernstig man,
niet van de vlugsten, zooals hy in zyn
ongeduld opmerkt, bezichtigt het biljet, als
vreest by dat hem een valsch in handen
wordt gespeeld door een man, die er gejaagd
uitziet en ten overvloede nog verzekert veel
haast te hebben.
lil plaats van hem het geld onmiddellijk
toe te tellen, zegt hij:
„Een oogenblikje, meneei 1"
Meteen treedt hy van achter zijne toon
bank naar de voordeur, draait deze op slot
en vervolgt:
„Tot myn spijt moet ik u verzoeken mij
to zeggen van waar of van wien u die bank
noot hebt."
„Van waar ol van wien? Dat raakt u aller
minst", antwoordt hü niet weinig veront
waardigd over zulk eeno krenkende bejege
ning. „Do vraag is: wilt u wisselen, ja of
neen? Zoo ja, dan terstond, zoo noen, dan
me haar dadelijk teruggegeven."
„Willen, gaarne, meneer! Daarvoor ben ik
wisselaar, maar houd my ten goede dat ik de
vraag herhaal, om de eenvoudige reden, dat
dit biljet niet mag worden ingewisseld."
„Hoe dat?"
„Hot draagt een nummer, met welks aan
houding ik min of meer ben belast, meneer 1
Er is in een hotel hier ter stede onlangs
een diefstal gepleegd van Hollandsclio gelds
waarde."
Herder gaat een licht op. Roden genoeg
om terstond van loon te veranderen en lieel-
wat bedaarder, docb ook heelwat mindor ge
rust te zeggen
„Dat is zool Ik herinner 't me daarom
zeer goed, omdat ik destijds behoorde tot het
gezelschap, waarbij de bestolene troost zocht.
Maar hoe ter wereld, meneer, kan dit, dit
biljet, deze banknoot behooren of behoord
hebben tot het gestolen geld? U heeft u zeer
stellig in uw ijver in het nummer vergist."
„Ik mag die vraag wel tot u richten, by
de verzekering dat ik my zeer stellig niet
vergis. Wees ter uwer overtuiging slechts
zoo goed, met eigen oogen het officiééls stuk
der politie in te zien."
Nu noemt h(j het bewuste stuk, aan allo
kantoren door de politie indertijd toegezonden,
uit den lessenaar en wyst onder de opgege
ven nummers met een potlood hetzelfde aan,
dat het biljet vermeldt.
„U begrijpt dat de premie my niet onver
schillig is. Tot dusver lekte er nog niets uit,
dat de politie slechts het fijnste spoor in handen
kon spelen."
Herder hoort den wisselaar werktuiglijk
aan. Eeno vreeseljko gedachte ryst in hem
op. Kan, mag, durft hy ze uiten?
Neen, neen, neen, althans nog niet.
(Vt'orilt vervolgd.)