DAGBLAD. N°, 10202. Zaterdajy; 27 "^1 ei. A0.1893. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. iDIt nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 26 Mei. Feuilleton, TWEE VOOR ÉÉN. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maat ienf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderljjko Nummers...0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: V»n 16 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$, Grcotere lottere naar plaateruimte Voor het incasseeron buiten de stad wordt fO.10 berekend. De Leidscho Bankvereeniging eu het Gemeentebestuur van Leiden. In de Gemeenteraadszitting van gisterna- middag werd mededeeling gedaan van de ingekomen Nota van den directeur der Haar- lomsche Bankvoreeniging op het schrijven van den lieer H. C. Juta, wethouder van financiën, welk laatste als Antwoord moest dienon op do eveneens vroeger door ons mede gedeelde Memorie van genoemde Bankver eeniging. Die Nota van den heer Gerlings laten wy oek hier in haar geheel volgen De Wethouder van Financiën, do heer H. C. Juta, heeft in eone memorie, gericht aan de leden van den gemeenteraad en tovens toegezonden aan de aandeelhouders der Leid- sche Bankvereeniging, zijn standpunt toege licht ten aanzien van het geschil van het College van Burgemeester en Wethouders met do Directie der Leidscho Bankvoreeniging, dat dezerzijds was. behandeld in bijgaande Memorie, dd. December 1892, bij het verslag over dat boekjaar aan do aandeelhouders in April jl. tuegozonden. De opmerkingen niet van zakelijker], maar van persoonlijken aard, in de Memorie van den heer Juta voorkomende, zal ondergo- teekende buiten bespreking laten. Wat het zakelijk deel der Memorie betreft, zij hot volgende aangevoerd Do Wethouder gaat inderdaad bij zjjn be toog uit van de meening, dat er eene over eenkomst tusschen de Gemeente en de Leidsche Bankvereeniging bestond, regelende de voor waarden, waarop promessen der Gemeente zouden gedisconteerd worden. Daarover was nooit gecontracteerd en de Wethouder verzuimt dan ook de voorwaarden dier veronderstelde overeenkomst te noemen indien dergelijke overeenkomst bestaan had, zouden Burgemeester en Wethouders onbe voegd zijn geweest daarvan af te wijken. Dergelyke overeenkomst niet bestaande, was elke disconteering eene op zichzelf staande, transactie. lo. De eerste grief van den Wethouder bestaat hierin, dat de Leidsche Bankvoreeni ging zou hebben geweigerd, aan hot Gemeente bestuur toe te staan, eene promesse vóór don vervaldag in te lossen onder aftrek van een zeker bedrag voor betaalde rente. Eone eenvoudige vermelding van deze grief is voor een deskundige voldoende om hare ongegrondheid aan het licht te stellen. Hjj, die eene promesse in disconto geeft, ontvangt eene zekere geldsom togen belofte om eone andere' geldsom (de in de promesse uitgedrukte) op den vervaldag aan den houder der promesse (niet aan den geldgever als zoodanig) te restitueeren. Het verschil tusschen beide sommen is het disconto. Eene stilzwijgende of uitdrukkelijke over eenkomst om den geldopneraer tot vroegere terugbetaling van een bodrag, minder dan het in de promesse uitgedrukte, het recht te geven, is alleen denkbaar en mogelijk, wanneer de geldgever tovens de verplichting op zich neemt, om de promesse onder zich te houden en niet weder te disconteeren. Dat dergelijke afspraak bestond, wordt nu door den Wethouder niet beweerd, integendeel, uit zijne uiteenzetting dor feiten blijkt, dat de Leidsche Bankvoreeniging de bevoegdheid had de promesse van het gemeentebestuur te herdisconteeren. Waar de Leidsche Bankver eeniging herdisconteerde, ontstond de ver plichting van de gemeente tot terugbetaling aan den houder en kon nooit het onder werp zjjn eener overeenkomst tusschen de Leidsche Bankvereeniging en de Gemeente. Wanneer de Leidsche Bankvereeniging enkele malen inlossing van promessen vóór den vervaldag toestond, waar de promesse bü haar in portefeuille was gebleven, was dit geone verplichting, maar welwillendheid, die ophield, toen de Raad bleek zich strikt aan beursusances te willen houden. Vervroegde inlossing eener promesse kan nooit stilzwijgend of ueanticel een recht van don geldnemer tegenover den geldgever zjjn, omdat de verplichting tot terugbetaling van het bedrag der promdsse is eone verplichting tegonover den houder. Afgescheiden nog daarvan laat zich eene dergelijke overeenkomst niet denken zonder dat tegenover het recht van inlossing vóór den vervaldag ook staat hot recht van den houder om vóór den vervaldag betaling te vorderen (ook met renteverrekening). Staan die twee rechten niet tegenover elkander, dan zou de geldnemer eenvoudig het recht hebben om b(j renteverlaging van die verlaging te profiteeren zonder aequivalent voor den geld gever b(j renteverhooging. Hot sustenu dus van den Wethouder, dat oen recht tot vervroegde inlossing (mot rente verrekening) bestond, zonder uitdrukkelijke overeenkomst, getuigt enkel en alleen van algeheelo onbekendheid mot het bankiers- bedrijf on met den aard der transactie, waar over de Wethouder schrijft. 2o. Om te refuteeren de opmerking, voor komende in de Memorie van het Bestuur der Leidsche Bankvereeniging „dat van 1890-1893 éénmaal oen disconto van 3'/, pCt. is berekend, terwijl hot Bank-disconto was 3 pCt.", voert de Wethouder aan, dat nog eenmaal disconto boven Bank-disconto is berekend en wel in 1888. Het ware voldoende hiertegen aan te voeren dat het particulier disconto niet gelijk behoeft te zjjn en ook lang niet altjjd goljjk is aan het Bank disconto. Maar ondergeteekende wenscht deze quaestie ook uit een ander oogpunt te beschouwen. Hij heeft erkend dat die berekening van 3'/s pCt., terwjjl het Bank-disconto noteerde 3 pCtwas eene vergissing, eene oprechte en loyale verklaring van ondergeteekende, die sedert 1890 de welwillendheid heeft ge had den koers der Nederlandsche Bank als maatstaf by de berekoning voor de gemeente Leiden aan te nemen; die verklaring wordt door den Wethouder in bodokte termen als „onwaar" gequalificeerden op welken grond? Omdat de vorgissing bij hot herdisconteeren bij de Nederlandsche Bank had moeten uit komen. Dezo aantijging van don Wethouder steunt dus op deze tweo veronderstellingen a. dat alle promessen weder bij de Neder landsche Bank worden gedisconteerdhetgeen niet het geval is. De Leidsche Bankvereeni ging toch houdt in den regel haar discont- papier in portefeuille on brengt dit slechts bij uitzondering bjj do Nederlandsche Bank onder. Daardoor was het ook alleen mogelijk dat do faciliteit verleend werd tot vervroegde aflossing met teruggave van rente, wanneer de Gomeente dit verlangde; b. dat het ondenkbaar is dat men zich vergist, juist hierin, dat men by het discon- tooron 3,/I pCt. in rekening brengt en by het herdisconteeren 3 pCt. Waar dus de Wethouder wil aantoonen, dat de vergissing slechts voorgewend is, zegt hjj eenvoudig dat die vergissing zoude zjjn.eene ver gissing? Maar de Wethouder, hier stellende dat eene vergissing bjj de Leidsche Bankvereeniging ondenkbaar is, vergeet geheel en al dat datzelfde erreur heeft plaats gehad bjj de Gemeen te-administratie. Het Bankdisconto toch is geen geheim, in tegendeel wordt allerwegen gepubliceerd, en de fout van de Leidsche Bankvereeniging werd niet ontdekt bjj de controle door de Gemeente. Opzet onderstellende bjj de Leidsche Bank vereeniging, moet de Wethouder ook opzet aannemen bjj de Gemeente administratie. 3o. De renteberekening over respijtdagen. Daarover behoeft al zeer weinig gezegd te worden. Deze is usantiéel, natuurljjk tenzjj hot tegendeel uitdrukkelijk bedongen zjj. Die usantie heeft hare goede gronden in de omstandigheid, dat protest niet behoeft en practisch niet kan gedaan worden op den vervaldag, terwjjl rente eerst gevorderd kan worden van hot protest af. De dagen zjjn door de Leidsche Bankver eeniging berekend zooals elk bankier die gewoon is te berekenen en de Gemeente heeft dat sedert jaren facto goedgekeurd. De Beliecrend Vennoot der Leidsche Leidkk, Bankvereeniging, 24 Mei 1893. H. F. C. Geblings. Gedurende de 1ste helft der maand Mei zjjn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden Wed. E. Spruit, J. Sampion, Noltin, K. Kool. Oordhuis, Mevr. VisschorCox, Amsterdam E. Krap, 's-GravenhageL. Kruiswjjk, Half weg P. Van Lith, HeldenMevr. L. Katjes, Leiden D. Van Angeren, RotterdamH. v. d. Wilk, Warmond; M. Mulder, Wierhuizen. Brieven, verzonden geweest naar Amerika: O. Hoving, Holland; naar Duitschland: C. Volcker, BarmenDr. R. Von Thesing, Göttin- gen; naar Frankryk: H. Veder, Nice. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Nieuw-York door middel van het stoomschip „Rotterdam", van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore alhier moet9n de brieven enz. uiterlyk Vrydag- avond om 10.10 (10.30 stadstjjd) bezorgd zyn. De wyze van verzending behoort duidolyk op het adres vermeld te worden. De bisschop van Haarlem hoeft benoemd tot pastoor: te Kastrikum den heer J. t an 't Westeinde; te Haarlemmermeer den hoer A. R. Trautwein; tot kapelaan: te West- wonde den heer J. P. J. Kemper; te Velzen den lieer C. J. P. Pokkes; te Kastrikum den heer J. C. F. Jansen; te 't Veld den heer P. Driessen, te Aalanderveren. 81.) „Hoor eens, mijn waarde 1" begint de graaf, zoodra by zich met den bankier in de droske heeft geworpen. „Onder het geleuter van dien vent is myn besluit gerypt, om niet langer op twee gedachten te hinken, maar u do oogen te openen, voordat wy in 't hotel terug zjjn. Indien go dien zoogenaamdon secretaris niet nog heden zyn afscheid geeft, neem ik het mjjne." „Hoe, wat?... Wat bedoelt ge?" En de bankier ontstelt zóó, dat hij uit zyne liggende houding rjjst. „Ge moet wel blind zjjn als ge nog niet hebt bespeurd, hoe bjj 't waagt zich tusschen onze plannen te dringen." „Ge donkt, ge vermoedt dat hjj 't oog op Nanda heeft durven vestigen?" „Zeer stellig." „Hal... Dan geef ik hemonmiddellykzyn afscheid. Hy, een knecht, want meer is hjj niet, zou dat wagen 1 „Indien ge de daad bjj 't woord voegt, ben ik voldaan. Hy heeft ontegenzegiyk een goed uiterljjk en een gladde tong, twee eigen schappen, die allicht een jeugdig hart op hol brengen. Nanda is nog in de jaren, dat een leven van rozengeur en maneschyn wordt gesteld boven een gevestigde positie, 't Is haar dus niet te wyten dat zjj niet onge voelig is voor den man, die alle verschil van stand over 't hoofd ziet en zoowel op uw liefde voor ten uenig kind vertrouwt, als op uw geld, om zich een goede, eervolle positie te veroveren. Tot mjjn leedwezen moet ik u meedeelen, dat Nanda steeds onverschil liger omtrent my ie geworden en ondanks den aanmerkeljjken afstand, die hare beide aanbidders scheidt, den laagste boven den hoogste staat te kiezen. Noen", zoo vervolgt hy met eene beweging van de hand om den bankier het zwygen op te loggen, „laat me eerst uitspreken, nu ik mjj vernederen moet om te spreken. Ik voorzie dat hij, die niets heeft te verliezen, maar alles staat te win nen, het eerlang zoo ver zal hebben ge bracht, om temogen verwachten, dat de vader van Nanda hem smeeken zal zjjn kind toch te huwen." De gloeiende blos, die 's bankiers gelaat eensklaps bruin maakt, bewjjst hoezeer de pyi doel trof. „Ha.ik liet haar liever opsluiten in een gekkenhuis", stiet hij uit. „Dank..." Hy herademt: „Dank voor uw waarschuwing. Nog heden, vóór het diner, krygt hy zyn afscheid. Wa3rom niet vroeger gesproken „Alsof 't niet zwaar valt te moeten be kennen, dat iemand van mijn positie de vlag strykt voor een bediende, waar't een meisjes- hart geldt. Ik ben hooghartig, te hoog hartig misschien, meneer Haverkamp. Doch nu de wolf van 't hart is, spreken wij er niet verder over. Geef my slechts vryheid als uw vertegenwoordiger in deze te handelen." „Volgaarne!" „Als bediende ontvangt hy zeker maand- of weekgeld?" „Natuurlykl Ik betaalde hem echter nog niet, maar meen dat wy f 50 per maand ge durende de reis zyn overeengekomen." „En hy is in uw dienst?" „Ongeveer een maand." „Welnu, geef hem een biljet van honderd. Dan bejegent ge hem koninklyk." „Goed." De bankier knoopt zyne jas los om zyne portefeuille te krygen. „Spaar u de moeite voor 't oogenblik. Ik heb genoeg in kas van onze jongste afre kening, of liever van onze wisseling te Wiesbaden." „Handel naar goeddunken, maar zorg dat hy vertrekt. Ik kan hem niet meer zien. Ha Die eervergeten schelm. Hy zou 't wagen tot Nanda op te zien?!" „Wy willen hopen dat het nog niet te laat is en Nanda's ziekte niet verergert door zyn vertrek. Laat alles aan my over en beloon myn angst en onrust, door my een paar weken vroeger dan wy overeenkwamen tot uw compagnon-schoonzoon te verheffen, want nooit heb ik iemand zoo lief gehad als Nanda." De droske hield voor het Eisenacher-hotel stil en de heeren werden verkwikt door de blyde tyding, dat de zieke zich aanmerko- lyk beter gevoelde. De spraakzame directrice was nog niet „au bout de son latin", of Herder treedt den heeren te gemoet. Doodsbleek, doch met vaste stem ver klaart hy „Tydens uw afWezighoid ontving ik een telegram, dat my tot myn leedwezen nood zaakt u te verzoeken my van alle verdere verbintenis te ontslaan. Binnen twee dagen moet ik om een zaak van 't hoogste aanbe lang voor myn familie thuis zyn." Wordt vervotyi.»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1