N°. 101B5 l>oii<levclag; IS Z41ei. A0.1883. <§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en (geestdegen, uitgegeven. 'Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Dlatl. Leiden, 17 Mei. Feuilleton. TWEE VOOR ÉÉN. PRIJS DEZER COURANT: Voor Laid on per 8 maaa Ion.ƒ1.10. Franco per post........ 1.40. Afzonderlijke Notnmers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171» Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineaaseeren buiten do stad wordt ƒ0.10 berekend. Heden is aan de universiteit alhier de heer N. J. Cuperus, geboren te Borne, bevorderd tot doctor in de geneeskunde, na verdediging v&n een academisch proefschrift, getiteld: „De gehoorgrens voor lage en hooge tonen in verband met den leeft yd". - Wy ontvingen het. jaarlyksch verslag aangaande den toestand der Vereeniging: „Uit Liefde",, over 1S92. Veel belangrijks onderging de Vereeniging dat jaar niet. Er vielen enkele leden -af ten gevolge van overlijden, het verlaten der stad, enz., doch ook nieuwe traden toe en dit was oorzaak, dat het ledental 6lechts met een klein verlies het jaar eindigde. Het bedroég toen 295. Het bestuur onderging geene verandering. Daar volgers art. 13 van het reglement vier der commissarissen moesten aftreden en wel: de heeren Vi/iJbrief, Vogelezang, Witmans on Van Venetie, had hierover éene stemming plaats, waarvan do uitslag was dat allen met meerderheid van stemmen werden herkozen en onder luid applaus der aanwezigen hunne taak weder aanvaardden. De heeren A. Kolling en A. J. Corts, in deze vergadering benoemd tot het nazien der rekening en verantwoording over 1891, gaven in de najaarsvergadering daarvan verslag en spraken hunne groote tevredenheid uit over hot gehouden beheer door commissarissen. De deeling der bons kon onder de leden ruirer dan het voorgaande jaar plaats vinden, daar ditmaal de prezen by de gehouden aan besteding aanmerkelijk lager waren. De leden kwamen evenals het voorgaande jaar wederom vroegtijdig in het bezit der bons, daar door bestuurderen tyd noch moeite was gespaard daarvoor do noodige zorg te dragen Het getal, daarvan aan de gezamenlijke leden uitgereikt, bedroeg en met inbegrip der buitengewone inschrijving, benevens die bij den penningmeester aan huis verkochtbrood 8770 bons tegen 7622 in 1891, rijst 9300 bons tegen 8412 in 1891, gort 5564 bons tegen 4669 in 1891, totaal 23634 bons tegen 20703 in 1891; makende een gezamenlijk gelaelyk bedrag uit van ƒ1461.65, waarvan aan buitengewone inschrijving voor 367 en b\j den penningmeester verkocht voor 121.51. De ontvangsten over 1892 bedroegen ƒ1869.30 inclusief spaarbank-renten ad 29.75; de uitgaven bedroegen 1625.50, makende aldus eon voordeelig saldo van 243.80. De loden kunnen blijmoedig terugzien op eon jaar, dat voor hen allen wederom het kenmerk droeg van liefde. Moge de Vereeniging steeds in bloei toenemen, haar werken zich daardoor meer en meer uitbreiden en zij den naam: Vereeniging „Uit Liefde" ten volle waardig blijven! Door do Holi. IJzeren Spoorweg Maat schappij is aanbesteed: het maken van den onderbouw eener draaischijf van 14.50 M. middellijn cp het stationsemplacement te Lei den. Minste inschrijver was de heer A. Korte- weg, te 's-Gravenhage, voor 4280. De „Standaard" wijdt heden nader de volgende woorden aan do nagedachtenis van wyien prof. Buys: „Al heeft wyion prof Buys steeds tot onze verklaarde tegenstanders behoord, en door zijne eminente gaven do liborale party, die ons verdrukte, niet weinig gesterkt, toch is hy onzerzyds als man van dege wetenschap on ernstige bedoeling steeds hoog gewaardeord. „Hy miste het geniale van een Thorbecke, maar bleef ons toch wennen aan eene ernstige opvatting van het rechts- en staatsleven; en de school van jonge mannen, die door hem geïnspireerd werd, maakte naam in het land. „Te betreuren was daarby zyne te hooge ver eering voor wat Kant de virtuozen van het intelloct noemde, en ongetwyfeld heeft hy dezen hoog-ingebeelden waan van de intellec tueels aristocratie gevoed, die nogmaals in gang schonk aan het denkbeeld, alsof er eene massa was, die slechts geregeerd kon worden, en eene kleine klasse, die alleen totregeeren geroepen was. „Maar ook al sluiten we hiervoor het oog niet, toch was hy het, die het liberalisme vaak van uitspattingen terughielddie in zyno bekende „Gids"-artikelon zyne geestverwanten aan die breede opvatting wende, waarby men ook aan anderen recht laat wedervaren; en die, ook by zyne conservatieve neiging, een niet gansch ongeopend oor had voor de klacht, die uit onze volksellende tegen onzen rechts toestand opging; ja, soms eigener beweging tot het doen van recht ook aan anderen voor slagen deed. „Geiyk we gisteren reeds opmerkten, was de verhouding tusschen Groen van Prinstorer en hom steeds hoffelyk en welwillend, en was hy het, die aan het Kabinet-Mackay een goed getuigenis van politieke energie dorst geven, toen schier heel zyne party stelselma tig het goed gerucht, byzonderlyk van de anti revoluïionnaire ministers, bedierf. „Dat zyne veerkrachfniet meer de oude was, noch zyn invloed meer even ver van straal, bleek reeds by' de verkiezingen van '91; en dat zelfs zyne inspiratie allen/s uitgeput raakte, toonden zy'ne jongste „Gids" artikelen, die, hoe uitnemend ook voor een schryver van lageren rang, niet meer op de hoogte van zyn talent stonden. „Maar overziet men zyne gansche loopbaan, dan ontvangt toch zelfs de tegenstander een schoonen indruk, en mag het hen emeritus de patrio, hem ook door ons niet Onthouden." Een der leden van* het College voor de Zee- visscheryen schryft aan de „N. R. Ct.": „In een artikel over wyien den hoogleoraar Buys werd er reeds op gewezen, hoe (in ruimen kring) het overlyden van dezen op rechten en grooten vaderlander diep zal ge voeld worden. „Zyn heengaan zal óók ten zeerste betreurd worden door zyne medeleden van het College voor de Zoevisscherijon. Jarenlang was pro fessor Buys van dit College de hooggewaar deerde secretaris. En toen (vóór oen paar jaar ruim) de hoer Buys meende het veel omvattende secretariaat wegens gevorderden loeftyd te moeten nederleggen, benoemde de regeering hem, bij de eerste vacature de beste, tot lid van hetzelfde College, welks bekwame en yverigo penvoerder hy zoo lang wis ge weest. De heer mr. H. Van der Hoeven, hoogleeraar te Leiden, volgde toen den heer Buys op, en ook deze bekwame goleerde zal de eerste zyn om te orkennon, dat professor Buys voor onze Nederlandscbe visscheryon een machtigen invloed ton goede heeft uitgeoefend. „De verslagen van hot Collego voor do Zee- visscheryon, over tal van jaren, blyvon als zóóvele monumenten en als bewyzen van den ijver, de werkkracht en het ongeëvenaard talent van den hoogleeraar Buys. „Zoo ooit, dan kan getuigd worden: dat de Nederlandscbe visschery een groot verlies geleden heeft; maar er is óók wat troost: „Men klaagt wanneer de kiele strandt, „Maar niet wanneer zy ryk belaan, „Uit den verborgen Oceaan, „In een behouden haven landt". „De plaats in het ryks-college voor de Zee- visscheryen zal straks door een ander worden bezet, maar de plaats in de harten zyner mede-leden zal de heer Buys steeds blyven vervullen". In „Gelria" lezen we heden o. a. do beide volgende 6tukjes: lo. Hollandcche kunst in het buitenland: Mosdag est toujours puissant, et cette sen- teur d'embruns qu'il apporte avec lui est salutaire a nos fronts fiévreux; en passant devant ses marines on se transporte par la pensée aux plages de Schóveningue et aux cotes de Hollande aldus Ch. Yriarte in „Figaro" over den Salon du Champ de Mars. Toorop krygt op de jaarlyksche tentoon stelling te München eene afzonderlyke zaal. waar vyftien werken, ook van zyne vroegere periode, tentoongesteld zullen wordende schilder vervaardigde zelf een beredoneerden catalogus voor het goed bogrypon zyner sym bolieke schilderyen. Nu het museum van Hamburg onlangs twee schilderyen heeft aangekocht van Floris Yorster, te Leiden, vraagt „Gelria": Hoeft Nederland er wat voor over, die waar deering van hot buitenland op zyde te streven In woorden, zeker, maar ook in daden? 2o. Vincent van Gogh, na over Delacroix en Zola, Balzac en Daumier te hebben ge schreven: Millet nog een schilder van een geheel' ras, en midden uit de menschen te midden waarvan by leefde. Het is mogeiyk, dat die groote genieën slechts krankzinnigen zyn, en dat men, om hen te kunnen bewonderen, even gek moet zyn als zyzelven. Als dat zoo is, ver kies ik myne krankzinnigheid boven de wysheid van anderen. Door do rechtbank te Amsterdam is, ter vervulling van eene vacature van rechter in dat college, opgemaakt do navolgende alphabetische lyst van aanbeveling: mr. J. Deking Dura, rechter-plaatsvervanger in ge melde rechtbank en advocaat te Amsterdam; mr. J. F. Houwing, ambtenaar van het Open baar Ministerie by do kantongerechten te Hoorn en Medemblik, en mr. H. Pouw, rechte/'- plaatsvervanger in gemelde rechtbank, advo caat en procureur te Amsterdam. Door de rechtbank te Alkmaar is, ter vervulling van de vacature van kantonrechter te Hoorn, opgemaakt de navolgende alpba- be'ische lyst van aanbevelingmr. F. J. G. Van Tricht, griffier bjj het kantongerecht te Groenloo; mr. F. Yan Bredehoff deVicqvan Oosthuizen, kantonrechter te Medemblik, cn mr. H. Wesseling, griffier der arrond.-recl.t- bank te Alkmaar. De gewone audiëntie van den minister van binnenlandscho zaken zal op Zaterdag 20 Moi niet plaats hebben. 63) Nu, beide mannen kunnen op dat oogen- blik juist samen zyn geweest. De een kan er de aandacht van den ander op hebben ge vestigd. In elk geval was Koster de meester, die terstond zyn voordeel kon doen mot de ontdekking. Als nu Gutenberg een alledaagsch werkman was geweest, zou hy zich met zyn aandeel in de ontdekking hebben vergenoegd, maar, was hy wat meer dan alledaags, dan heeft hy begrepen zyn byzonder voordeel te kunnen bevorderen door onmiddeliyk naar zyn vaderland terug te keeren. D.estyds was de afstand tusschen beide landen heelwat grooter dan sedert de spoorlynen ze aanéón- hscliten. Tydingen bleven over en weer ook langer onderweg. Niets natuuriyker dus, myns inziens altyd, dan dat Gutenberg, onmiddeliyk op reis gegaan, in DuitscMand, en Koster, in Holland, nagenoeg geiyktydig niet hunne of zyne, maar de ontdekking of uitvinding hebben openbaar gemaakt en beiden alzoo recht hebben, zich een deel van 't geluk der vinding toe te eigenen. Vinding is wel het juiste woord niet. Zy hebben slechts hun oog gebruikt, zooals elk kind dit zou kunnen doen." De bedaarde toon, waarop Marianne dien uiileg geeft, mi6t zyne uitwerking niet op de boide heeren, en, toen zy eenvoudig besloot met de vraag: „Is de ontdekking of vinding op zichzelf wel de moeite waard om er een geschil over te hebben moest meneer Haver kamp opmerken, dat zy toch duivelsch politiek was en hy toch nog zoo'n gekken streek niet had gedaan, door in den strik te loopen, torsvyi de graaf, die inmiddels zyne zelf beheersching had herwonnen, niet in gebreke bleef, mamsel Vilain zyn compliment te maken over de wyze, waarop zy beiden de dwaasheid had doen inzien van een geschil, dat hunne zoo aangename verstandhouding allicht zou heb ben verstoord. Hy steekt den bankier do hand toe en verklaart zynerzyds bereid te zyn tot „amende honorable." „Dat's altemaal goed en wel", krygt hy ton antwoord, „maar, dan komt Haarlem, alzoo wel degeiyk Holland, toch de eer toe; want, was die Duitscher niet toevallig in Haarlem geweest, maar in zyn moffenland gebleven, dan zou hy van zyn leven niet op do gedachte zyn gekomen of eenig aandoel in de vinding hobben gehad." „De gedachte is zeker hoofdzaak", valt Mtrianno in, voordat de graaf kan antwoor den; „neen, do gedachte is alles. Maar in dit geval kan 't moeilyk worden uitgemaakt, of wel Koster de gedachte zou hebben gehad, indien Gutenberg niet by hem was geweest. Koster heeft misschien 't voorwerp laten vallon en opgeraapt ook, terwyl Gutenberg don afdruk heeft ontdekt. Die onderstelling is ook om te keeren. Ik gelcof echter dat het ver standig zou zyn ieder een gedeelte der nati onale eer af te staan en 't er voor te houden dat beide mannen, een Hollander en een Duitscher, die 't lot bad samengebracht, de eer toekomt, zich de moeite te hebben ge geven, meer niet, let wel! zich de moeite te hebben gegeven, om, wat hun oogen zagen, na te maken." „Aldus beschouwd, zouden heelwat uitvin dingen, qua vindiDg, aan waarde verliezen!" merkt de graaf nu heel bedaard op. „Volstrekt niet! Want, by de moeste uit vindingen heeft men^meer of min gestudeerd over het „hoe" of „waardoor", om tot het gewenscht resultaat te komen. By de druk kunst echter niet. Ah, daar heb je Guten- bergs beeld. Laat ons Frankfort de eer geven, die 't z;ch loeëigende in 1857." Het drietal staat stil voor het standbeeld. door Launitz vervaardigd. In een oogenbhk staan Herder en Nanda, op behooriyken af stand van elkaar, er by. Nanda heeft Herder inmiddels al hortend en stootend meegedeeld wat zy hem niet ver- zwygen kan en dat haar als een pak op het hart biyft liggon. Ze had papa wel willen ophitsen om het geschil tot een hevigen twist op te voeren, maar nu dit niet kon, zich tevreden gesteld met de vluchtige verbittering der beide man nen tegen elkander, ja, die niet weinig ge zegend, nu zy haar gelegenheid schonk, Her der te zeggen wat haar was overkomen. Zy heeft hem gesmeekt met haren vader te spreken, terwyl zy van haren kant Marianne zal bewegen, haren invloed aan te wenden om den graaf de onmogeiykheid te doen in zien van oenige verbintenis met haar. Juist heeft Herder, niet weinig kokend en on!butst, haar beloofd dien wensch te ver vullen, als do graaf, die gedurigzydelingscho blikken op beiden had geworpen, zich plot seling tot hem keert met de vraag: „En wat zegt meneer Herder van. van dit standbeeld?" {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1