N°. 10188. Dinsdas; MTei. A0.1893. feze ^Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Feuilleton. TWEE VOOR ÉÉN. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1C rcgols ƒ1.05. Iedere rogel meer ƒ0.171. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. Gemengd Nienws. Do brand te Nijmegen, die het aanzienlijke horlogemagazijn van den heer M. Bresson aan de Broerstraat verwoestte, had zijn ontstaan weer te danken aan eene om gevallen petroleumlamp. Daar alle gouden en zilveren horloges, pendules en wat verder tot een uitgebreiden horlogewinkel behoort, door het vuur verloren gingen, is de schade zeer belangrijk. Alles was geassureerd, doch laag. Men meldt uit Maastricht: Onze stad begint langzamerhand weder met twee centime-stukken overstroomd te worden. Deze Belgische munt, waarvan wij eenige jaren verschoond zijn gebleven, neemt zoodanig de overhand, dat hot te vreezen is, dat zij spoedig onze centen zal verdrongen hebben. Een verscherpt toezicht op de uitgave zou daarom zeer gewenscht en in het belang der neringdoenden z\jn. Men schrijft uit Leeuwarden: Gelijk men weet, laat de wet het zoeken of rapen van kievitseieren slechts gedurende de maanden Febr., Maart en April, het verkoo- pen of vervoeren daarvan nog tot en met 5 Mei toe. Vrijdag, den laatsten dag, waren hier dan ook nog meer dan 4000 stuks aan gebracht, waarvan een groot gedeelte naar Londen werd verzonden. Volgens matige be rekening leverde de campagne van dit jaar meer dan 100,000 stuks op, grootendeels al hier, de hoofdmarkt, voor een ander deel te Sneek aangevoerd. In den beginne werden aanzienlijke partijen, behalve naar het binnen land, naar België en Frankrijk, later ook naar Duitschland, Italië, zelfs- naar Konstan- tinopel verzonden, vooral echter naar Enge land. De gemiddelde prijs kan op 15 a 16 cents per stuk worden gesteld. Tal van arbei ders, velen van jongs af afgeleerd op het vinden dor eieren door den vogel in zijne vlucht te volgen, hadden er aardige daghuren aan, vooral ook in den eersten tyd, toen de eieren duur werden betaald, en voor de handelaren in het artikel was het alweder ook geene onbelangrijke zaak. Het volgende curieuze verhaal wordt uit Helmond aan de „Limb. Koerier" geschreven. Het zou, naar aan het blad wordt verzekerd, dezer dagen op een der naburige dorpen zijn voorgekomen. Boer Dries v. d. M. was voor een paar jaren sedert goruimen tyd lid van den Gemeen teraad en zelfs wethouder. Door ziekte, sterf gevallen en tegenspoed van allerlei aard raakt hij deerlijk op 't achterschip, ja, wordt een man, die erg sukkelen en tobben moet om den ouden knecht te blijven. Zijne collega's in den Raad zien ook dat hy 't hard te ver antwoorden heeft en dat zijn jasje erg kaal is als hy met hen aan de groene tafel zit. Zijne sjofele kleeding doet hen den neus op trekken en men laat hem vaak een eind ver alleen zitten. Dit verdriet den tobber niet, die met hart en ziel voor zijn gezin uit is, maar de belangen der gemeente evenmin uit het oog verliest. Dit bewijzen zijne bondige redevoeringen, welke ter snede zijn en zijne collega's vaak met bewondering vervullen. Toch moet hij vallen, want hy is arm geworden. De zes jaar zyn om en v. d. M. kry'gt door de kuiperyen zijner ambtgenooten de nederlaag; hy komt niet eens in herstem ming. 't Valt den man hard, dat hy uitge worpen wordt, maar zyne boerdery, welke erg belast is den laatsten tyd, neemt zyn geheel ik in beslag Daar sterft plotseling een ongehuwde broer en laat den armen tobber zyn geheel vermogen na. Dries lost de hypotheek af en wordt weer een gezeten man. Een afgeleefd Raadslid bedankt on door de edele! bemoeiingen der Raadsleden komt Dries weer op 't kussen. Op den bepaalden dag is hy ter zitting, maar vraagt na do installatie het woord. „Hier is Dries, juist geiyk hy vroeger was, hy is niet wyzer gewordentoen moest hy er uit, nu er weer in. Zit het hem hier en meteen neemt hy iets uit den zak, dat hy op tafel plaatst, opent en dat blykt een geldbuil te zyn „spreek!" zegt hy tot den buidel, want het schynt by de heeren, dat het verstand in 't geld zit. „Zyt gy stom, geldbuil, spreekt gy dan, Raadsleden; waarom zit ik nu weer hier en moest ik voor een paar jaar schuivenik ben niets wyzer, enkel wat ouder en zwakker geworden. Maar dit zeg ik u, ik ben weer door uw toedoen gekozen, maar ik bedank met zulke lieden om te gaan en te werken; schryf maar eene nieuwe verkiezing uitik groet u!" Dries nam stok en buidel, verwijderde zich en liet de Raadsheeren verbluft zitten. Op 12 Mei a. s. wordt de afbraak van den toren te Purmerland openbaar ver kocht. Als men nu in het landelyke dorpje komt, ziet men massa's puin. Hot kerkje is deerlyk gehavend. In het begin van April werden te Beriyn twee 16 jarige jongens vermist, die, zooals uit een brief aan de ouders van één hunner bleek, samen do reis naar de nieuwe wereld ondernomen hadden om de wereld tentoonstelling te Chicago te bezoeken. De ouders verwittigden de politie te Nieuw-York van het plan der knapen en toen do stoom boot „Havel'uit Hamburg aldaar aankwam, bemerkte de politie al spoedig het reislustige tweetal. Onnoodig te zeggen, dat de jongens Chicago niet te zien kregen, maar onmiddel- lyk naar hunne ouders teruggezonden werden. Een Stradivarius-viool is dezer dagen op eene veiling te Londen verkocht voor 860 pd. st. (ƒ10,320). De waarde der instrumenten van don beroemden vioolmaker van Cremona is in den laatsten tyd verwon- derlyk toegenomen. In 1805 werd een Stra divarius verkocht voor 1200; in 1857 voor 2400; in 1872 voor ƒ3480, en sinds dien tyd is de prys hooger en hooger gestegen. De reden dier prysvermeerdering is te zoeken in de toenemende vraag uit Amerika en ook in het verlangen van de meeste violisten van naam om minstens één viool van Stradivarius te bezitten. Onlangs werd het gymnasium te Lamia, de hoofdstad van de Griekscho provincie Phthiothis, door een brand, welke aan kwaadwilligheid was te wyton, geheel verwoest. De verdenking viel onmiddellyk op eenige leerlingen der hoogste klasse, en vyf van hen werden in hechtenis genomen. Zy hadden met de brandstichting een dubbel doel in de eerste plaats hadden zy het mensch- lievende voornemen, den gehaten rector, die in het gymnasium woonde, levend te ver branden de brand brak in den nacht uit, en in de tweede plaats wilden zij de ryke bibliotheek der school vernietigen. De biblio theek bevatte naar den zin der leerlingen wat al te veel uitgaven van Grieksche klas sieken. De jeugdige brandstichters bereikten echter hun doel niet; zoowel do rector als de bibliotheek werden nog tydig in veiligheid gebracht. De „Temps" zegt dat do cholera van Lorient naar Quimper (zie ons vorig nommer) is overgegaan. Hier kwam hot eerste geval in het hospitaal Saint-Athanase voor en verspreidde zich van daar uit in do stad. Misschien hebben de pogingen om dit te ver hoeden gefaald, wyl het hospitaal op een heuvel siaat, en van dozen heuvel water naar de vlakte, waar Quimper ligt, stroomt. De toestand is ernstig. Zondag, Maandag en Dinsdag telde men van 8 tot 10 sterfgevallen, en vele daarvan met een zeer snel verloop. Uitgebreide voorzorgsmaatregelen worden tegen do verspreiding genomen en zelfs de spoorwegwaggons met sublimaat-oplossingon gewasschen en ontsmet. Op klacht van hunne ouders heeft de Parysche politie drie jongens van 9 tot 12 jaar gevat, die sedert geruimen tyd van de winkeluitstallingen roofden wat zy konden en het gestolene aan helers verkochten, om 's avonds met meisjes van hunne jaren zich te vermaken. Zy zyn in een danshuis opgespoord. Te La Rache, by Montbrison (Frankryk), heeft het gerecht bj zekeren Claude Nóel, grondeigenaar en landbouwer, zyne dochter gevonden in een donker, onrein krot, waarin Néel haar sedert 25 jaar, nadat het arme meisje op haar achttiende jaar ton gevolge van eene ziekte in hare geestver mogens gekrenkt was, opgesloten hield. Zy verkeert nu in een toestand van erbarmelyke zwakheid, is geheel wezenloos en antwoordt op vragen slechts met onverstaanbare klanken. INGEZONDEN, Egyptische Duisicrats. Ofschoon er door ons Gemeentebestuur in den regel behoorlyk gezorgd wordt voor eene voldoende straatverlichting, zoo komt het my toch voor dat de verlichting in het Plantsoen daarby erg ongunstig afsteekt. Behalve langs den huizenkant vinden wy daar byna geen lantaarns. Inzonderheid bij de rustieke brug heerscht eene Egyptische duisternis, een feit, dat nog van te meer beteekenis is, sedert de brug by het Lovendaal, die do verbinding tusschen Plantage en Plantsoen daarstelt, in reparatie en dus afgesloten is. Volgens myno bescheiden meening zou by eerstgenoemde brug eene lichtgevende lantaarn niet overbodig zyn. Ik zeg eene lichtgevende lantaarn, ter onderscheiding van lantaarns, die slechts als figuranten pareeren, zooals er eene op de Plantage voor komt, tegenover het woonhuis van den heer Bong er. Men heeft het reeds lang geleden nuttig geoordeeld die lantaarn van haar lichtgevend vermogen te berooven, hoewel zy er goede diensten deod en nog zou kunnen dienen, al ware het slechts om te voorkomen dat men in aanraking komt met de daar staande afsluitings-palen. Voor de opname dezer wonken myn dank aan de Redactie! Leiden, 6 Mei 1893. X. 48.) Rechtstreeks aanspreken op diens kamer durft hy hem niet. Als toevalligerwijs wil hy het gesprek op Nanda, of liever't reserve fonds brengen en hem een huwelyksvoorstel uitlokken. Slot niet geringe vreugde merkt hy op hoe hy slechts oogen h6eft voor Nanda. Alzoo geeft hy zich aan de zoetste denk beelden over. Dank zyne oigen opgewekte stemming, vindt hy Yilain toch zoo leeiyk niet als vroe ger; integendeel, hy vindt haar zelfs aardig en gedienstig. Inmiddels is Herder zelfzuchtig genoeg om den „Kutscher" een kwartier later te bestellen. De ontmoeting der beide gezelschappen in de Grieksche kapel of daaromtrent is er te zekerder door. XVIII. Wederzydsche overleggingen zien zich met gewenscht gevolg bekroond. Beide gezelschappen treffen elkaar by de Grieksche kapel, welks gouden kruis en ballen reeds van verre in het zonnetje flikkeren. Het doel zelf van dit gedeelte van den tocht werd minder bereikt, want er werd juist oen lykdienst gehouden, 't Is de sterfdag van oen jongen Rus. In zwaren rouw ligt eene jeugdige vrouw, zyne weduwe, met eenige veiwanten geknield voor het altaar, zoodat dit, jammer genoeg, niet van naby kan worden bezichtigd. De dienst is juist aangevangen. Er valt dus niet te denken aan wachten tot hy is afge- loopen, om het verdere inwendige der keurige kapel te bewonderen. Toch valt er nog veel te zien aan bot schilderwerk op de wanden en de vensters. Het laatste is bovendien gevat in blauw- of rood-glazen rand, welke kleuren een zonder lingen gloed werpen op het landschap, wan neer men er doorheen, naar buiten ziet. Haar méér nog treft den bezoekers het kunstwerk van den beeldhouwer Hopfgarten; een marmeren beeld, ten voeten uit boven het graf gelogen van de jonge Russische Grootvorstin Elisabeta Micbaélowna, die, nauwelyks negentien jaar oud, in 1845 te Wiesbaden overleed en ter wier nagedach tenis de kapel werd gesticht (zooals mamsel Vilain uit Baedeker te weten komt.) „'t Is of zy slaapt en een gelukkigen droom heeft, zoo kalm ligt zy er, zoo beeldschoon", fluisiert Nanda. „Zou zu ook zéé zyn inge slapen? Geen spoor van ziekte of dood! 't Marmer leeft letterlyk." „Zy was heel kort ziek en dan nog zoo jong", fluistert de gids, want het „do Pro- fundis" van dc-n geestolyke dwingt tot flu steren. „Yrecselyk en dan te midden van zoo'n leven I" Nanda huivert onwillekeurig. „'t Hielp niet veel of ze Grootvorstin van Rusland was", spot er een achter haar. „Toch moest ze er aan geloovon. 't Is alevel aardig, als je zoo je eigen beeld boven je kist draagt." „Ik vind 't hier akelig", zegt een ander. „Spokerig, hé? Straks gaat zoo'n levend bee'd nog overeind zitten en wenkt het ons toe. Hu! En nu nog al een." „Laten we maar gaan", fluistert Nanda, ontsticht door dergelyke taal achter haar van aan haar volstrekt onbekende mede bezoekers. Haar wensch is den graaf, dus ook haren vader, tot wet. De studenten volgen ook. „Wat dunkt u, 't is mooi weer! Als we ook eens een eind wandelden? 't Rytuig kan volgen, om ons weer op te nemen?" stelt meneer Haverkamp voor. „De heeren zullen den weg wel kennen. Als zy zich ten minste by ons willen aansluiten." Herder baast zich, zyno vrienden voor te stellen, die uit één mond verzekeren, dat niets hun aangenamer zou zyn dan do gezamen- lyke wandeling. Terwyl Nanda kleurt van verrassing, verbyt zich de graaf. Horder, die by de voorstelling van meneer den baronnentitel wysolyk achterwege liet, vliegt naar den Kutscher, om hem te zeggen, zoetjesaan op te ryden. En dra wandelt men nu, doorallerlei kron kelpaden, het bosch eindeyr in. De jongelui nemen beide dames geheel in beslag; maar dit is Herder wel zoo aange naam, dan dat hy Nanda aan 's graven zydo ziet. Naarmate zyne opgewekthoid toeneemt, vermindert ochter die van den hooggeboren heer, die eindelyk zyn troost zoekt by den bankier. „Hoe is 't, zyn de jongelui utevrooiyk?" schertst deze, nu hy zyn doel heeft bereikt. (Vervolg ommezijde).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5